Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Teju Cole, Paul Laurence Dunbar, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, João Guimarães Rosa, Zsuzsanna Gahse

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Lorena

it lay in my palm soft and trembled
as a new bird and i thought about
authority and how it always insisted
on itself, how it was master
of the man, how it measured him, never
was ignored or denied, and how it promised
there would be sweetness if it was obeyed
just like the saints do, like the angels
and I opened the window and held out my
uncupped hand; I swear to god
I thought it could fly

 

sorrow song

for the eyes of the children,
the last to melt,
the last to vaporize,
for the lingering
eyes of the children, staring,
the eyes of the children of
buchenwald,
of viet nam and johannesburg,
for the eyes of the children
of nagasaki,
for the eyes of the children
of middle passage,
for cherokee eyes, ethiopian eyes,
russian eyes, american eyes,
for all that remains of the children,
their eyes,
staring at us, amazed to see
the extraordinary evil in
ordinary men.

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)
Cover


De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook alle tags voor Rafael Chirbes op dit blog

Uit: París-Austerlitz (Vertaald door Eugenie Schoolderman)

“Laat op de avond ging ik naar de Marokkanenbar. Ik was daar vaak samen met hem geweest. Maar nu bevond Michel zich niet meer onder de schaarse gasten die er op dat uur nog bleven drinken. Hij was verhuisd naar een parallelle stad. Vanuit de keuken van mijn woning kon ik de slecht verlichte binnenplaats zien met aan de andere kant, in duisternis gehuld, het raam van de kamer die we hadden gedeeld. Ik probeerde niet aan hem te denken, hoe hij op dat tijdstip in zijn ziekenhuiskamer lag, de naald van het infuus in zijn hand en het zuurstofmasker over zijn gezicht. Ondanks de pijnstillers die hij kreeg – of juist daardoor – had hij last van nachtmerries. Hij zei dat hij werd vastgebonden op zijn bed en werd gedwongen gruwelijke beelden te bekijken op een scherm dat ’s nachts in zijn kamer werd gezet. Hij leed aan hallucinaties. Wat konden ze hem nou laten zien, hij klaagde immers steeds dat hij amper meer iets zag, al heb ik altijd het gevoel gehad dat er wel iets van waarheid school in dat vastbinden. Ik kan me zo voorstellen dat het, zeker in het begin, niet eenvoudig zal zijn geweest om zijn woedeaanvallen in te tomen, en daar komt nog eens bij dat slachtoff ers van de plaag door artsen en verpleegkundigen vaak worden behandeld met een mengeling van afk eer, wreedheid en minachting. We raken allemaal ondersteboven van het raadselachtige verloop van de ziekte, van de heft igheid ervan. We raken allemaal van slag.
Ondanks mijn pogingen om een praatje aan te knopen zei niemand ooit een stom woord. Ze keken wantrouwig naar me, misschien omdat ik daar altijd in spijkerbroek, leren jack of donsjas kwam, terwijl ze me overdag op straat, op de terugweg van mijn werk of in de rij bij de bakker of de groenteboer, altijd in keurige blauwe jas, colbert en stropdas zagen. Zo’n kerel aan wie te horen was dat hij zijn Frans had geleerd op het Lycée français in Madrid, ondersteund door privéles van moedertaalsprekers, en het nog eens had geperfectioneerd op talenscholen in Bordeaux en Lausanne: ze konden het vast niet erg waarderen dat zo iemand in hun café kwam. Ze waren ervan overtuigd dat ik van de narcoticabrigade of van de vreemdelingenpolitie was, een bemoeial die zijn neus graag in stinkende zaakjes stak, waar ze die ook verborgen hielden, of in het gunstigste geval dachten ze dat ik een journalist was of zoiets, iemand die ver van hun wereld af stond, of – nog erger – uit een wereld die op voet van oorlog stond met de hunne.”

Rafael Chirbes (27 juni 194915 augustus 2015)
Cover Italiaanse uitgave


De Nigeriaans-Amerikaanse schrijver, fotograaf en kunsthistoricus Teju Cole werd geboren op 27 juni 1975 in Kalamazoo, Michigan. Zie ook alle tags voor Teju Cole op dit blog.

Uit: Every Day Is for the Thief

There is a wheedling tone in his voice, and the feeling of desperation one senses about him isn’t helped by his dowdy appearance, brown polyester sweater and brown trousers. A stressed-­out man in stressed-­out clothes. Abdul speaks into the microphone:
—­What can I do? The person who is supposed to sign it is not here. That’s why I said come back at three.
—­Look, look, that’s my ticket. Abdul, come on now, just look at it. It says five o’clock. I can’t miss that flight. I just can’t miss it.
The man continues to plead, thrusting a piece of paper under the glass. Abdul looks at the ticket with showy reluctance and, exasperated, speaks in low tones into the microphone.
—­What can I do? The person is not here. Okay, please go and sit down. I’ll see what can be done. But I can’t promise anything.
The man slinks away, and immediately several others rise from their seats and jostle in front of the window, forms in hand.
—­Please, I need mine quickly too. Abeg, just put it next to his.
Abdul ignores them and calls out the next number in the sequence. Some continue to pace near the window. Others retake their seats. One of them, a young man with a sky-­blue cap, rubs his eye repeatedly. An older man, seated a few rows ahead of me, puts his head into his hands and says out loud, to no one in particular:
—­This should be a time of joy. You know? Going home should be a thing of joy.
Another man, sitting to my right, fills out forms for his children. He informs me that he recently had his passport reissued. I ask him how long it took.
—­Well, normally, it’s four weeks.”

Teju Cole (Kalamazoo, 27 juni 1975)


De Amerikaanse dichter en schrijver Paul Laurence Dunbar werd geboren op 27 juni 1872 in Dayton, Ohio. Zie ook alle tags voor Paul Laurence Dunbar op dit blog.

The Masters

OH, who is the Lord of the land of life,
When hotly goes the fray?
When, fierce we smile in the midst of strife
Then whom shall we obey?
Oh, Love is the Lord of the land of life
Who holds a monarch’s sway;
He wends with wish of maid and wife,
And him you must obey.
Then who is the Lord of the land of life,
At setting of the sun?
Whose word shall sway when Peace is rife
And all the fray is done?
Then Death is the Lord of the land of life,
When your hot race is run.
Meet then his scythe and pruning-knife
When the fray is lost or won.

 

The Poet And The Baby

How’s a man to write a sonnet, can you tell,–
How’s he going to weave the dim, poetic spell,–
When a-toddling on the floor
Is the muse he must adore,
And this muse he loves, not wisely, but too well?

Now, to write a sonnet, every one allows,
One must always be as quiet as a mouse;
But to write one seems to me
Quite superfluous to be,
When you ‘ve got a little sonnet in the house.

Just a dainty little poem, true and fine,
That is full of love and life in every line,
Earnest, delicate, and sweet,
Altogether so complete
That I wonder what’s the use of writing mine.

 

The Pool

By the pool that I see in my dreams, dear love,
I have sat with you time and again;
And listened beneath the dank leaves, dear love,
To the sibilant sound of the rain.

And the pool, it is silvery bright, dear love,
And as pure as the heart of a maid,
As sparkling and dimpling, it darkles and shines
In the depths of the heart of the glade.

But, oh, I ‘ve a wish in my soul, dear love,
(The wish of a dreamer, it seems,)
That I might wash free of my sins, dear love,
In the pool that I see in my dreams.

Paul Laurence Dunbar (27 juni 1872 – 9 februari 1906)
Standbeeld in Chicago


De Nederlandse schrijver en dichter Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook alle tags voor Potgieter op dit blog.

Heugenis van Zandvoort (Fragment)

Het vurig tweespan, dat de wagen
voor ’t badhuis uit het stof deed dagen,
stond nauw onwillig stil
of hoff’lijk voerde van de trede
de jonge man zijn gade mede,
gedost naar modes laatste gril;
had zich de schone les zien geven
een trap bevallig op te zweven?
Het viel niet sierlijker te doen;
hoe jammer dat tot prettig praten
noch hem noch haar lectuur mocht baten!
Toen op het klein terras zij zaten,
van zoete kout zelfs geen vermoên.
’t Was ’t alledaagse: ‘Hebt ge ook hinder
van tocht?’ ‘Heel weinig, hier nog minder.’
En straks: ‘Hoe lastig is die zon!’
Een pauze… Jan brak ze af. ‘Niet helder,’
was ’t water, en ‘niet koel de kelder,’
‘Fi donc! coupé,’ bleek haar bouillon.

Al wand’lend aan de voet der duinen
verdroten hen de witte kruinen
dier ‘lege, lege zee!’
Noch in de scheem’ring van die kolken,
noch op de lichte zoom dier wolken
ging hun verbeelding mijm’rend mee!
In schrik bezweem ’t verveelziek staren,
daar rees een hoofd, met blonde haren,
eens jonglings borstbeeld uit de baren:
hoe fier die worst’laar overwon!
En toch door breder reeks van golven
met blinkend schuim al was bedolven,
eer kiesheid zelve blozen kon!
Nee, vraag niet of zij zich vermeiden
de tinten-grenslijn te onderscheiden
van hemel en van oceaan,
om in een stip een schip te ontdekken,
dat zoete fantasie zal wekken,
reeds zijn ze ’t huis weer doorgegaan.

Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)
Cover


De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook alle tags voor Kees Ouwens op dit blog.

De ontdekking

Op een zomeravond, dat ik onder oude eiken liep,
de handen genoeglijk in de zakken genesteld had,
wierp ik de voeten naar voren, ten teken
dat ik liep.
Ik liep onder oud gebladerte en, hoewel alleen,
ik voelde mij niet eenzaam.

Want, klein dier, gij liept immers met mij, de warmte uit
uw zachte pels steeg tot mij op, en gij waart,
ik zag het overduidelijk, tevreden met het verloop
van mijn voetenwerk over deze weerbarstige aarde.

En van vreugde dit ontdekt te hebben, kneep ik
mijn roede – want liefde is niet blind – en
toonde mij uitgelaten.

 

Het poesje

Op deze stille zomeravond, dat de zon in modieuze kleuren onderging,
dat ik naar een trage rivier verlangde
waarover zich nederig twijghout buigt,
en aan welks oever een zuiver loofwoud zich verheft,
sprong een speels en breekbaar poesje op mijn gulp
en ik dacht:
Heden kwam zij thuis in een glanzende automobiel
en haar gelaat was lijnwaad.
Toen zij lachte zag ik dat haar tanden wit waren.
Zó wit, dacht ik, zó wit zijn haar tanden.

 

Een mondvol kersen

Na het veld der zelfbevrediging verlaten te hebben, begaf ik
mij in een vervallen woning.
Hoewel het er donker was, wist ik mij omringd door voor-
werpen.
Ik noemde ze alle bij de naam en noemde dat Informatie.
Vervolgens begaf ik mij naar buiten, tot aan een oude wa-
terput,
waarboven ik, met een mondvol kersen, schreide over de
ontmoedigende waarschijnlijkheid van mijn Verhouding tot
de Dingen.

Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)


De Canadese dichter, singer-songwriter, performer en sociale activist. Dawud (David) Wharnsby Ali werd geboren op 27 juni 1972 in Kitchener, Ontario. Zie ook alle tags voor Dawud Wharnsby op dit blog.

A Whisper of Peace (Reprise)

In the name of God, the Most Gracious, the Most Merciful
By (the Token of) Time (through the ages),
Verily Mankind is in loss,
Except those who have Faith, and do righteous deeds,
And (join together) in the mutual teaching of Truth,
And of Patience and Constancy.

A whisper of peace
Moving through the land,
Allah will surely run to us
If we hold out our hand.
A word of hope,
A call to every woman and man,
A light until the end of time,
This is our Islam.

A whisper of peace
Moving through the land,
Allah will surely run to us
But do we understand?
A word of hope,
A call to every woman and man,
A light until the end of time,
Is this our Islam?

A whisper of peace
Moving through the land,
Allah will surely run to us
But do we understand?
A word of hope,
A call to every woman and man,
A light until the end of time,
Is this our Islam?

A whisper of peace
Moving through the land,
Allah will surely run to us
But do we understand?
A word of hope,
A call to every woman and man,
A light until the end of time,
Is this just a waste of rhyme?
What if we run out of time?
Is this our Islam?

Dawud Wharnsby (Kitchener, 27 juni 1972)


De Braziliaanse schrijver João Guimarães Rosa werd geboren op 27 juni 1908 in Cordisburgo, Minas Gerais. Zie ook alle tags voor João Guimarães Rosa op dit blog.

Uit: The Devil To Pay In The Backlands (Vertaald door James L. Taylor en Harriet de Onís)

“I thank you again. All right, then, there is no devil. And no spirits. I never saw any. And if anybody was to see one, it should be me, your humble servant. If I was to tell you… So, the devil rules his black kingdom, in animals, in men, in women. Even in children, I say. For isn’t there a saying: “A child – spawn of the devil?” And in things, in plants, in waters, in the earth, in the wind… “The devil in the street, in the middle of the whirlwind.”
What? Ah, yes. Just an idea of mine, memories of things worse than bad. It’s not that it hurts me to talk about them. It’s better, it relieves me. Look here: in the same ground, and with branches and leaves of the same shape, doesn’t the sweet cassava, which we eat, grow and the bitter cassava, which kills? Now the strange thing is that the sweet cassava can turn poisonous – why, I don’t know. Some say it is from being replanted over in the same soil, from cuttings – it grows more and more bitter and then poisonous. But the other, the bitter cassava, sometimes changes too, and for no reason turns sweet and edible. How do you account for that? And have you ever seen the ugliness of glaring hate in the eyes of a rattlesnake? Or a fat hog, happier every day in its brutishness, that would gladly swallow the whole world if it could, for its filthy satisfaction? And some hawks and crows – just the look of them shows their need to slash and tear with that beak honed sharp by evil desire. There are even breeds of twisted, horrible, rocks, that poison the water in a well, if they lie at the bottom of it. The devil sleeps in them. Did you know that? And the devil – which is the only way you can call a malign spirit – by whose orders and by what right does he goes around doing as he damn well pleases? Mixed up in everything, he is.
What wears him out, little by little, the devil inside folks, is suffering wisely. Also the joy of love – so say my compadre Quelemém. The family. Is that the thing? It is and it isn´t. Everything is and isn´t . The most ferocious criminal, of the worst kind, is often a good husband, a good son, a god father, a good friend of his friends. I´ve known some like that. Only, there is the hereafter – and God too. Many´s the cloud I´ve seen.”

João Guimarães Rosa (27 juni 1908 – 19 november 1967)


De Duitse dichteres, schrijfster en vertaalster Zsuzsanna Gahse werd op 27 juni 1946 in Boedapest geboren. Zie ook alle tags voor Zsuzsanna Gahse op dit blog.

Höhenmeter

Der Berghang, der jetzt auf mich zukommt, könnte meine
Stimme entweder verschlucken oder sie zurückschlagen. Wenn
er sie zurückschlägt, wird mehr aus der Stimme, doppelt oder
viermal so viel, und weil der Hang jetzt immer näher rückt,
schweige ich sicherheitshalber eine Weile.

Seit einigen Jahren möchte ich alles so sehen, wie es ist, so dass
ich nicht versuche, jedes Ding mit etwas Bekanntem zu
vergleichen.

Das Gebirge ist wirklich das Gebirge, der Berg ist der Berg, der
Hügel ein Hügel und nichts sonst, niemand braucht rot zu
werden, Hintergründiges ist nicht gemeint.

Das Tal ist in der Tat das Tal, schön hinzuschauen. Jetzt fahre
ich seit fast einer Stunde in einer Gondel von Celerina nach
Marguns hinauf, wieder zurück, schaue mich um und sehe, dass
ich fahre.

Bisher habe ich nie versucht, so zu hören, wie ich zu sehen
versuche. Sicher kam es zwischendurch vor, dass ich richtig
hingehört habe, aber versucht habe ich das nicht, manchmal

ist es mir zufällig gelungen, ohne zu merken, dass es mir
gelungen war, und jetzt, in der Gondel, hier bin ich
einigermaßen abgeschottet, höre nur die lauten Kuhglocken
unter mir

am Hang, hier frage ich mich in einer mir nach wie vor
fremden Landschaft, was mit der Stimme in den Bergen
passiert.

Der Berghang, der jetzt auf mich zukommt, könnte die Stimme
verschlucken. Falls er sie aber zurückwirft, verdoppelt sich die
Stimme vielleicht.

Zsuzsanna Gahse (Boedapest, 27 juni 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn blog van 27 juni 2016 en eveneens mijn blog van 27 juni 2015 deel 2.

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Teju Cole, Frank O’,Hara, Paul Laurence Dunbar, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, João Guimarães Rosa

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

It Was A Dream

in which my greater self
rose up before me
accusing me of my life
with her extra finger
whirling in a gyre of rage
at what my days had come to.
what,
i pleaded with her, could i do,
oh what could i have done?
and she twisted her wild hair
and sparked her wild eyes
and screamed as long as
i could hear her
This. This. This.

 

The Mississippi River Empties Into The Gulf

and the gulf enters the sea and so forth,
none of them emptying anything,
all of them carrying yesterday
forever on their white tipped backs,
all of them dragging forward tomorrow.
it is the great circulation
of the earth’s body, like the blood
of the gods, this river in which the past
is always flowing. every water
is the same water coming round.
everyday someone is standing on the edge
of this river, staring into time,
whispering mistakenly:
only here. only now.

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook alle tags voor Rafael Chirbes op dit blog

Uit: Der lange Marsch (Vertaald door Antje Kunstmann)

„Die blauen Augen waren jedoch von gleicher Lebendigkeit, obwohl die des Vaters eingesunken und, umgeben vom Saum dünner Wimpern, in die Feuchtigkeit des Tränensekrets getaucht waren, vielleicht aber gerade deshalb mit größerer Intensität zu glänzen schienen. Beide Körper strahlten eine unmäßige, fast rohe Kraft aus. Die machte sich in der Stimme des Jüngeren Luft, als in der Tür, die den Rest des Hauses mit der Küche verband, ein barfüßiges Kind in einem grün-weiß gestreiften Schlafanzug erschien. »Ich hab dir doch gesagt, daß ich dich hier nicht sehen will, Lolo. Du gehst jetzt sofort ins Bett und bleibst da, bis es Zeit ist, zur Schule zu gehen«, sagte der Mann. Der Junge kam nicht dazu, ein Wort zu sagen, obwohl er den Mund schon geöffnet hatte. Er machte kehrt und tauchte in die Dunkelheit des Ganges ein. Sein Erschei-nen hatte das Bild vom Vergehen der Zeit abgerundet. Denn das Gesicht war das der beiden Männer, vor vie-len Jahren gesehen. Die drei Lebensalter. »Und Sie soll-ten sich auch hinlegen, Vater«, fuhr der junge Mann, nun in einem anderen Ton, fort. Der Alte machte kei-nerlei Anstalten zu antworten. Er führte die Zigarette an die Lippen, nahm einen tiefen Zug, stieß eine Rauch-wolke aus und griff dann mit der rechten Hand das Kaffeeglas und trank einen Schluck Der Kaffee im Glas dampfte. Die Gegenstände erschienen verzerrt im Wechselspiel von Licht und Schatten, das vom Kamin-feuer ausging, und dann und wann, wenn die Flammen an den feuchten Scheiten leckten, war ein Pfeifen zu hören und, ebenfalls nah, das Tosen des Wildbachs. Es war noch stockfinster; Wahrscheinlich brannten in kei-nem anderen Haus in Hz die Lichter. Und vermutlich liefen in dieser Nacht nicht einmal die herrenlose Tiere über die vom winterlichen Sturm gepeitschten Straßen und das Grenzgebiet zwischen dem Wald und den ab-seits liegenden Häusern, die nichts als eine Schatten-masse unter dem mondlosen Himmel waren.“

Rafael Chirbes (27 juni 194915 augustus 2015)

 

De Nigeriaans-Amerikaanse schrijver, fotograaf en kunsthistoricus Teju Cole werd geboren op 27 juni 1975 in Kalamazoo, Michigan. Zie ook alle tags voor Teju Cole op dit blog.

Uit: Every Day Is for the Thief

“I wake up late the morning I’m meant to go to the consulate. As I gather my documents just before setting out, I call the hospital to remind them I won’t be in until the afternoon. Then I enter the subway and make my way over to Second Avenue and, without much trouble, find the consulate. It occupies several floors of a skyscraper. A windowless room on the eighth floor serves as the section for consular services. Most of the people there on the Monday morning of my visit are Nigerians, almost all of them middle-­aged. The men are bald, the women elaborately coiffed, and there are twice as many men as there are women. But there are also unexpected faces: a tall Italian-­looking man, a girl of East Asian origin, other Africans. Each person takes a number from a red machine as they enter the dingy room. The carpet is dirty, of the indeterminate color shared by all carpets in public places. A wall-­mounted television plays a news program through a haze of static. The news continues for a short while, then there is a broadcast of a football match between Enyimba and a Tunisian club. The people in the room fill out forms.
There are as many blue American passports in sight as green Nigerian ones. Most of the people can be set into one of three categories: new citizens of the United States, dual citizens of the United States and Nigeria, and citizens of Nigeria who are taking their American children home for the first time. I am one of the dual citizens, and I am there to have a new Nigerian passport issued. My number is called after twenty minutes. Approaching the window with my forms, I make the same supplicant gesture I have observed in others. The brusque young man seated behind the glass asks if I have the money order. No, I don’t, I say. I had hoped cash would be acceptable. He points to a sign pasted on the glass: “No cash please, money orders only.” He has a name tag on. The fee for a new passport is eighty-­five dollars, as indicated on the website of the consulate, but it hadn’t been clear that they don’t accept cash. I leave the building, walk to Grand Central Terminal, fifteen minutes away, stand in line, purchase a money order, and walk the fifteen minutes back. It is cold outside. On my return some forty minutes later, the waiting room is full. I take a new number, make out the money order to the consulate, and wait.
A small group has gathered around the service window. One man begs audibly when he is told to come back at three to pick up his passport:
—­ Abdul, I have a flight at five, please now. I’ve got to get back to Boston, please, can anything be done?”

Teju Cole (Kalamazoo, 27 juni 1975)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en kunstcriticus Francis Russell “Frank” O’Hara werd geboren op 27 maart 1926 in Baltimore. Zie ook alle tags voor Frank O’Hara op dit blog.

Call Me

The eager note on my door said “Call me,”
call when you get in!” so I quickly threw
a few tangerines into my overnight bag,
straightened my eyelids and shoulders, and

headed straight for the door. It was autumn
by the time I got around the corner, oh all
unwilling to be either pertinent or bemused, but
the leaves were brighter than grass on the sidewalk!

Funny, I thought, that the lights are on this late
and the hall door open; still up at this hour, a
champion jai-alai player like himself? Oh fie!
for shame! What a host, so zealous! And he was

there in the hall, flat on a sheet of blood that
ran down the stairs. I did appreciate it. There are few
hosts who so thoroughly prepare to greet a guest
only casually invited, and that several months ago
.

 

Song (Is It Dirty)

Is it dirty
does it look dirty
that’s what you think of in the city

does it just seem dirty
that’s what you think of in the city
you don’t refuse to breathe do you

someone comes along with a very bad character
he seems attractive. is he really. yes. very
he’s attractive as his character is bad. is it. yes

that’s what you think of in the city
run your finger along your no-moss mind
that’s not a thought that’s soot

and you take a lot of dirt off someone
is the character less bad. no. it improves constantly
you don’t refuse to breathe do you

Frank O’Hara (27 maart 1926 – 25 juli 1966)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Paul Laurence Dunbar werd geboren op 27 juni 1872 in Dayton, Ohio. Zie ook alle tags voor Paul Laurence Dunbar op dit blog.

De Way T’Ings Come

De way t’ings come, hit seems to me,
Is des’ one monst’ous mystery;
De way hit seem to strike a man,
Dey ain’t no sense, dey ain’t no plan;
Ef trouble sta’ts a pilin’ down,
It ain’t no use to rage er frown,
It ain’t no use to strive er pray,
Hit’s mortal boun’ to come dat way.

Now, ef you ’s hongry, an’ yo’ plate
Des’ keep on sayin’ to you, ‘Wait,’
Don’t mek no diffunce how you feel,
‘T won’t do no good to hunt a meal,
Fu’ dat ah meal des’ boun’ to hide
Ontwell de devil’s satisfied,
An’ ’twell dey’s some’p’n by to cyave
You ’s got to ease yo’se’f an’ sta’ve.

But ef dey ’s co’n meal on de she’f
You need n’t bothah ‘roun’ yo’se’f,
Somebody’s boun’ to amble in
An’ ‘vite you to dey co’n meal bin;
An’ ef you ’s stuffed up to be froat
Wid co’n er middlin’, fowl er shoat,
Des’ look out an’ you ‘ll see fu’ sho
A ‘possum faint befo’ yo’ do’.

De way t’ings happen, huhuh, chile,
Dis worl’ ’s done puzzled me one w’ile;
I ’s mighty skeered I ‘ll fall in doubt,
I des’ won’t try to reason out
De reason why folks strive an’ plan
A dinnah fu’ a full-fed man,
An’ shet de do’ an’ cross de street
F’om one dat raaly needs to eat.

Paul Laurence Dunbar (27 juni 1872 – 9 februari 1906)
Affiche voor een documentaire

 

De Nederlandse schrijver Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook alle tags voor Potgieter op dit blog.

Uit: Een dag te Kleef

“Een goedhartig maar medelijdend glimlachje, ziedaar wat u wacht, wanneer gij er voor uitkomt, dat ge de weinige zomerdagen, welke ter uwer beschikking stonden, met genoegen te Kleef hebt doorgebragt; dat gij uwen viertijd in de omstreken van het stadje waarlijk genoot. „Kleef,” klinkt het; – maar van welk tal van teekens de drukkerij voorzien moge zijn, dat ondeugend middending tusschen vraag en verbazing, ’t welk ieder uwer bekenden zich veroorlooft er achter te zetten, ontbreekt haar, – „Kleef,” en de toon, waarop het woord wordt uitgesproken, heeft beurtelings iets van een verwijt of van beklag, „Kleef.” Hagchelijk oogenblik, waarin het aan het licht komt, of en hoe ge u hebt vermaakt, – wie van beiden aanvaller of verweerder, niet den zuiversten zin voor het schoon der natuur blijkt begaafd. Het geldt hier minder den toets van hen, bij wie het met deze ook niet breed staat geschapen, zij die aan de villeggiatura maar mededoen, omdat zij tot de mode du grand monde behoort, die op den schoonsten zomeravond eene operazaal in de buurt eene alleraardigste ressource heeten, helaas! zoo zijn er, maar die gaan niet naar „Kleef.” Het geldt hier, ach! zoo zijn er ook, zijn er velen, hen, die eenige sporten lager geplaatst op den ladder der beschaving, beweert men, op dien der fortuin zouden wij er willen bijvoegen, zich verbeelden door zulk een stappen over de grenzen in Duitschland, te zijn geweest, die bij Maywald niet louter het onvergelijkelijk uitzigt van het terras, die er ook den toon, en wel niet alleen: dien der eeuwige muzijk prijzen, die dweepen met het Schützen-Bal, – hola! Wat ter wereld zou ons echter het regt verleenen om u onder die schare te schikken, welke, zegt zij, voor iederen gulden, dien zij daar uitgeeft, er voor drie pret heeft; het is er pret naar! wat zou ons de bevoegdheid geven u bij hen te tellen, die afdeinzen, die inkrimpen, die Kleef verloochenen als hun voorname vriend van zijne verre togten ophaalt, zelfs den moed missende hem te vragen, of hij zich op deze wijzer gedroeg dan zij op den hunnen. Liever stellen wij u ons voor, ondanks het verkeer in het gewoel van velerlei wereld zoo eenvoudig van harte gebleven, als vereischt wordt om in vollen zin het leven op het land te smaken, maar tevens schalk genoeg om met het geduldigste gezigt dat goedhartig glimlachje te verdragen, tot de overmoed ten val voert. „Tien dage in Kleef,” hoort gij en laat gij in éénen adem zeggen: „maar amice! in tien dagen hadt ge Belgie, hadt ge den Rhijn, hadt ge Ems, Wiesbaden, hadt gij de Saxische Schweitz kunnen zien,” en lacht op uwe beurt en herneemt: „Af-, op- en overvliegen, meent ge; minus het genot van den vogel, de vrije lucht!” inderdaad, gij hadt regt, maar naar Kleef te gaan.”

Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)
Kleef

 

De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook alle tags voor Kees Ouwens op dit blog.

Treur niet…

treur niet, late lichtval, als uw gemis
omgloeit de ranke stammen der dennen en
doet blozen hun schubben onder uw streling
uw ophef baart het oog en schokt zijn aanleunen
als een ladder aan de gevel, zoals een aanpassing het
dwalen liet tot de kunstgreep verslapt, zich afleert de
gewenning de eerste beginselen, toen het wendde zijn blik
toe naar uw keervloed maar zich bevond in uw aftocht

leger maakt het uur des inziens u dan de droogste lucht
in een beweging uw toevluchtshoek in zonder een spoor van
resten

beween niet, schuldeloos licht, uw getuige als strijkt
uit uw opzicht uw verving de vanen van heugenis uit over
het oog dat herleidt, merkend uw intocht tot de gang
terug en uw eenzaamheid reddend van
vereenzaming

 

De stervende natuur

Wanneer de bladeren vallen en, meegevoerd door de wind,
over de straten dwalen, is de winter
nabij. Het zal weldra koud zijn en niets zal
meer herinneren aan de frivole dagen van
weleer.
Wel zie ik nog, ver weg,
mijn moeder in de badkuip zitten,
het haar opgebonden in een handdoek,
en ik hoor haar ondeugende
liederen, die zich met de stoom vermengen,
maar dat is reeds lang geleden.

Zij zal nu eveneens koud zijn
en ingevroren in de huiselijke zorgen.
Want tegenwoordig, men weet het, wil geen kruidenier meer borgen
en het slachten van eigen kind doet aan het
hart zo pijn.

Als de bladeren vallen en, meegevoerd door de wind,
in een troebele vijver belanden, sta ik daar
en zie het droevig aan en denk
hoe gelukkig het is, het schreien nog
niet verleerd te zijn.

Mijn bleke, opgeheven hand troost de stervende natuur
en een tor, staalblauw, kruipt langs mijn schoen.

Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)

 

De Canadese dichter, singer-songwriter, performer en sociale activist. Dawud (David) Wharnsby Ali werd geboren op 27 juni 1972 in Kitchener, Ontario. Zie ook alle tags voor Dawud Wharnsby op dit blog.

Little Bird

Little Bird, where has your mother gone?
Why are you here all alone?
Little bird where is your nest?
Why are you so far from all the rest?
Allah knows the language you speak.
And Allah can lift you high.
Allah can bring you home again,
For Allah is stronger than I,
Allah is stronger than I.

Little Bird, I wish I could
Understand the words you speak.
I wish that you could spend the day with me,
We could sit and chat as you perch upon my knee.
Allah knows the language you speak.
And Allah can lift you high.
Allah can bring you home again,
For Allah is stronger than I,
Allah is stronger than I.

Little Bird, I’d love to take you home.
Little Bird, your eyes enchant me so.
Smiling moons in the dark night sky,
I wish that I could lift you up to fly
Allah knows the language you speak.
And Allah can lift you high.
Allah can bring you home again,
For Allah is stronger than I,
Allah is stronger than I.

I’ll tell you a secret my Little Bird,
Sometimes I feel alone just like you.
But we should always know, Allah is nearby,
To hear each word we pray and kiss each tear we cry.
Allah knows the language we speak
And Allah will lift us high
Allah will bring us home again
For Allah is stronger than you and I
Allah is stronger than I
Allah will bring us home again
For Allah is stronger than you and I
Allah is stronger than I.

Dawud Wharnsby (Kitchener, 27 juni 1972)


De Braziliaanse schrijver João Guimarães Rosa werd geboren op 27 juni 1908 in Cordisburgo, Minas Gerais. Zie ook alle tags voor João Guimarães Rosa op dit blog.

Uit: The Devil To Pay In The Backlands (Vertaald door James L. Taylor en Harriet de Onís)

“But tell me, when it comes to being possessed of a devil, or helped by one, you too must have known of cases – men – women? Isn’t that so? As for me, I’ve seen so many that I learned to spot them: Rincha-Mãe, Sangue-d’outro, Muitos-Beiços, Rasga-em-Baixo, Faca-Fria, Fancho-Bode, a certain Treciziano, Azinhavre, Hermógenes – a whole herd of them. If I could only forget so many names… I’m not a horse wrangler. And besides, anyone who fools around with the notion of becoming a jagunço, as I did, is already opening the door to thedevil. Yes? No?
In my early days, I tried my hand at this and that, but as for thinking, I just didn’t. Didn’t have time. I was like a live fish on a griddle – when you’re hard-pressed you waste no time in day-dreams. But now, with time on my hands and no special worries, I can lie in my hammock and speculate. Does the devil exist, or doesn’t he? That’s what I’d like to know. I give up. Look: there is such a thing as a waterfall, isn’t there? Yes, but a waterfall is only a high bank water tumbling over the edge. Take away the water, or level the bank – what becomes of the waterfall? Living is a very dangerous business…
Let me try to explain: when the devil is inside a man, in his guts, the man is either evil or suffers bad luck.
But, on his own, a man as such has no devil in him. Not one! Do you agree? Tell me frankly – you’ll be doing me a great favor, and I ask it of you from my heart. This matter, however foolish it may seem, is important to me. I wish it wasn’t. But don’t tell me that a wise and learned person like you, sir, believes in the devil! You don’t? I thank you. Your opinion reassures me. I knew you felt that way – I expected you would – I give you credit for it. Ah! When a man is old he needs to rest easy.

João Guimarães Rosa (27 juni 1908 – 19 november 1967)
Cover Braziliaanse uitgave

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn blog van 27 juni 2016 en eveneens mijn blog van 27 juni 2015 deel 2.

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Teju Cole, Frank O’Hara, Paul Laurence Dunbar, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, João Guimarães Rosa

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

Shapeshifter Poems

1
the legend is whispered
in the women’s tent
how the moon when she rises
full
follows some men into themselves
and changes them there
the season is short
but dreadful shapeshifters
they wear strange hands
they walk through the houses
at night their daughters
do not know them

2
who is there to protect her
from the hands of the father
not the windows which see and
say nothing not the moon
that awful eye not the woman
she will become with her
scarred tongue who who who the owl
laments into the evening who
will protect her this prettylittlegirl

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Lees verder “Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Teju Cole, Frank O’Hara, Paul Laurence Dunbar, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, João Guimarães Rosa”

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse, João Guimarães Rosa

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

Miss Rosie

when I watch you
wrapped up like garbage
sitting, surrounded by the smell
of too old potato peels
or
when I watch you
in your old man’s shoes
with the little toe cut out
sitting, waiting for your mind
like next week’s grocery
I say
when I watch you
you wet brown bag of a woman
who used to be the best looking gal in Georgia
used to be called the Georgia Rose
I stand up
through your destruction
I stand up

 

Wishes For Sons

i wish them cramps.
i wish them a strange town
and the last tampon.
I wish them no 7-11.

i wish them one week early
and wearing a white skirt.
i wish them one week late.

later i wish them hot flashes
and clots like you
wouldn’t believe. let the
flashes come when they
meet someone special.
let the clots come
when they want to.

let them think they have accepted
arrogance in the universe,
then bring them to gynecologists
not unlike themselves.

 
Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

Lees verder “Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse, João Guimarães Rosa”

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

I Am Accused Of Tending To The Past

i am accused of tending to the past
as if i made it,
as if i sculpted it
with my own hands. i did not.
this past was waiting for me
when i came,
a monstrous unnamed baby,
and i with my mother’s itch
took it to breast
and named it
History.
she is more human now,
learning languages everyday,
remembering faces, names and dates.
when she is strong enough to travel
on her own, beware, she will.

 

Homage To My Hips

these hips are big hips.
they need space to
move around in.
they don’t fit into little
petty places. these hips
are free hips.
they don’t like to be held back.
these hips have never been enslaved,
they go where they want to go
they do what they want to do.
these hips are mighty hips.
these hips are magic hips.
i have known them
to put a spell on a man and
spin him like a top

 
Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

Lees verder “Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse”

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

the lost baby poem

the time i dropped your almost body down
down to meet the waters under the city
and run one with the sewage to the sea
what did i know about waters rushing back
what did i know about drowning
or being drowned

you would have been born in winter
in the year of the disconnected gas
and no car
we would have made the thin walk
over the genecy hill into the canada winds
to let you slip into a stranger’s hands
if you were here i could tell you
these and some other things

and if i am ever less than a mountain
for your definite brothers and sisters
let the rivers wash over my head
let the sea take me for a spiller of seas
let black men call me stranger always
for your never named sake

 

won’t you celebrate with me

won’t you celebrate with me
what i have shaped into
a kind of life? i had no model.
born in babylon
both nonwhite and woman
what did i see to be except myself?
i made it up
here on this bridge between
starshine and clay,
my one hand holding tight
my one hand; come celebrate
with me that everyday
something has tried to kill me
and has failed.

 
Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)
Hier met collega dichteres  Rita Dove (rechts)

Lees verder “Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse”

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Marcus Jensen, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook mijn blog van 27 juni 2009 en ook mijn blog van 27 juni 2010.

My Mama Moved Among the Days

My Mama moved among the days

like a dreamwalker in a field;

seemed like what she touched was here

seemed like what touched her couldn’t hold,

she got us almost through the high grass

then seemed like she turned around and ran

right back in

right back on in.

 

There is a girl inside

There is a girl inside.

She is randy as a wolf.

She will not walk away and leave these bones

to an old woman.

She is a green tree in a forest of kindling.

She is a greeen girl in a used poet.

She has waited patient as a nun

for the second coming,

when she can break through gray hairs

into blossom

and her lovers will harvest

honey and thyme

and the woods will be wild

with the damn wonder of it.

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

Lees verder “Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Marcus Jensen, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby”

Lucille Clifton, Rafael Chirbes, Marcus Jensen, E. J. Potgieter, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Lucille Clifton overleed op 13 februari van dit jaar. Zie ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

adam thinking 

 

she

stolen from my bone

is it any wonder

i hunger to tunnel back

inside desperate

to reconnect the rib and clay

and to be whole again

 

some need is in me

struggling to roar through my

mouth into a name

this creation is so fierce

i would rather have been born 

 

 

 

climbing 

 

a woman precedes me up the long rope.

her dangling braids the color of rain.

maybe i should have had braids.

maybe i should have kept the body i started,

slim and possible as a boy’s bone.

maybe i should have wanted less.

maybe i should have ignored the bowl in me

burning to be filled.

maybe i should have wanted less.

the woman passes the notch in the rope

marked Sixty. I rise toward it, struggling,

hand over hungry hand.

 

 

memory 

 

ask me to tell how it feels

remembering your mother’s face

turned to water under the white words

of the man at the shoe store. ask me,

though she tells it better than i do,

not because of her charm

but because it never happened

she says,

no bully salesman swaggering,

no rage, no shame, none of it

ever happened.

i only remember buying you

your first grown up shoes

she smiles. ask me

how it feels.

 

 

lucille-clifton

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008 en ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

Uit: Oude vrienden (Vertaald door Eugenie Schoolderman)

 

‘Het kapitalisme zal vallen wanneer de bankiers elkaar beginnen te vermoorden, wanneer de generaals elkaar afslachten,’ zeg ik tegen Guzmán, en op dat moment bedenk ik opeens dat ik hier naartoe wilde en deze mensen terug wilde zien omdat dat betekende dat ik Elisa weer zou ontmoeten, dat ik weer met haar samen zou zijn, en ik schrik van die gedachte. Het boezemt me angst in dat te denken, maar ik denk het en zeg geschokt bij mezelf ‘nee, het kan niet daarom zijn geweest dat ik me zo uitgesloofd voor dit absurde etentje’. Naar Madrid komen met als enige bedoeling de punt van onze pinken op elkaar te leggen en met onze handen een kring op de ronde tafel te vormen, zodat er dan plotseling huiveringwekkende klopsignalen te horen zijn in het hout, een geluid zoals van voetstappen, de voetstappen van kapitein Ahab op het dek van de walvisvaarder; doffe voetstappen in de nacht die Elisa bewoont, en dat zij dan gaat praten, en zich materialiseert door al die energie die is vrijgekomen uit het verleden en zich weer aan mij vertoont; het gekristalliseerde verleden gestold tot de stem van de Commandeur, hard steen. De nacht snijdt als een donker mes in de dag. De eeuwige nacht dringt de onbeduidende, voorbijgaande nacht binnen. Ik zet die belachelijke gedachte van me af, ik denk aan wat de revolutie voor ons heeft betekend als vorm van ontzegging, met haar christelijke wortels. Ik denk: dit gedaan hebben en niet het andere, de christelijke opoffering. Werken, als je het niet voor je plezier doet, dan toch zeker uit vertwijfeling. Werk, een gevecht tegen de geest; het werk als vorm van vergeten, een strijd tegen de aftocht van de ziel. Ik verdedig me tegenover Guzmán en zijn zoons: ‘Wat me nog het minst interesseert van mijn werk is het geld. Snappen jullie het niet? Ik heb plezier in wat ik doe. Ik werk omdat werken het minst saaie is om te doen, heel wat minder saai dan je vermaken.’ En zo wordt de projectontwikkelaar de erfgenaam van de jongeman die Guzmán heeft gekend; maar ik weet dat dit hier, dit constante gevecht, geen echt lijden is, maar alleen wat ongemak, en dat het geen ander doel heeft dan de boel gaande te houden.”

 

Chirbes

Rafael Chirbes (Tabernes de Valldigna, 27 juni 1949)

 

De Duitse schrijver Marcus Jensen werd geboren op 27 juni 1967 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008 en ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

Uit: Oberland

 

Alle Achtung: Nach ein paar Schrecksekunden, mit aufgerissenen Augen, fasse ich mich und feuere den Wind sogar an, ich Würmchen. Ich schreie ihm zu, noch stärker zu werden, höhere Wellen zu werfen in dieser Kraterlandschaft, komm her, komm her, irgendein Gebrüll stoße ich hervor, kriege keinen Ton mehr zustande, halte bloß den Mund offen. Für einen Moment ist das Schiff eingependelt, ich hebe die Arme, als hielte ich mich für einen Propheten. Schon pustet eine gezielte Böe die kleine Kindermasse gegen die Bordwand, das gibt einen satten Gongschlag. Die Fähre schwankt nach vorn, der geriffelte Metallboden gleitet unter mir weg, rollt mich heulendes Bündel ein paar Meter vorwärts, während ich käferartig mit Armen und Beinen rudere. Dann schaffe ich es, mich an der Reling hochzuziehen, an der Führungsschiene. Seespritzer fliegen über mein Gesicht wie ein Tränensturzbach, ich bibbere in den vollgesogenen Anorak. Bepackt mit eisigem Wasser, weinend, aber tapfer, Hand um Hand, gleite ich Richtung Bug, zur besten Aussicht.
Eigentlich gebe ich eine gute Figur ab, und perfekt wäre ich, wenn ich jetzt auf die Idee käme, mich abzustützen, Schwung zu nehmen und einfach seitwärts ins Meer zu hüpfen. Als müsste ich beim Sportunterricht, genannt Leibeserziehung, die verdammte Nummer am Barren turnen, ohne Hilfestellung: ausholen, rüber, freier Fall, platsch, und meine Lebensgeschichte dürfte vor der Zeit enden. Biographischer Schleichweg gefällig? Hier entlang. Stattdessen quäle ich mich Meter für Meter bis zur keilförmigen Spitze. Na los, weiter, mach dein Ding, sagte der Show-Käpt’n. In Sichtweite ragt der Wimpelmast aus dem Wetter, mit einer hilflos zuckenden deutschen Fahne dran.
Unter ihr schimmern Farbtupfer.

Vier gebauschte Gummimäntel, in denen Erwachsene stecken, mitten auf dem ungeschützten Vorderdeck, wo der Regen ihre Umrisse verwischt. Hinter dem Schiff blitzt es, Spot an, und die Saisonfarben der Zeit leuchten: das modische Müllabfuhr-Orange, das Hustenbonbon-Hellblau, und zweimal das Bundespost-Gelb. Die vier stehen um eine Seilwinde herum, halten ihre Hände zu einem Ring und jauchzen bei jeder Böe, die einen Salzwasserschauer über sie schüttet. Ich komme näher. Drei Männer und eine Frau. In der Gischt verblassen sie wie ein gestörtes Bild, strahlen wieder auf, wenn das Meer von ihren Jacken abfließt. Dann sehen sie mich. Die vier rufen etwas, umfassen ihre Schultern, beugen sich gemeinsam, bilden ein Sportlerknäuel, lachen gegen den Wind, was das Zeug hält:
»Eins!… Zwei!… Drei!«

 

Jensen

Marcus Jensen (Hamburg, 27 juni 1967)

 

 

De Nederlandse schrijver Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008 en ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

Uit: De letterkundige bentgenooten te Parijs

 

„Wanneer wij u verklaren, lezer, dat wij die woorden van één der grootste vernuften der zestiende eeuw, ook in onzen tijd, nog op Parijs toepasselijk houden, zult gij ons niet van het doel verdenken, u in Frankrijks hoofdstad eene school der zeden te willen doen zien. Zij was dit – indien wij de geschiedenis met vrucht lazen – zoo min in de dagen van den ridderlijken Frans I, als in die van den bijgeloovigen Karel IX; even weinig onder het bestuur van den grooten Hendrik, als onder dat van den grooten Lodewijk, en minst van alle tijden in de laatste levensdagen van den opvolger van dezen. Zoo gij ons vroegt, waarom zekere goede lieden te onzent, die het hevigst tegen het hedendaagsch Parijs uitvaren, bijna nooit van dat tijdperk spreken, wij zouden u antwoorden: ‘dewijl zij in de eerste Omwenteling geene Nemesis willen erkennen, die wraak nam over de gruwelen, toen bedreven.’ Wij zouden er bijvoegen: ‘dewijl de brave gemeente bij den naam van Robespierre siddert, zoo als onze voorzaten het bij het woord Ducdalf deden, en de menschen slechts groote kinderen zijn, die men het gemakkelijkst overtuigt, wanneer men hen bang heeft gemaakt.’ Doch wie weet, of gij het ons wel eens vraagt?

Pour revenir à nos moutons, hoe zoude Parijs in onze dagen een toonbeeld van voortreffelijkheid kunnen zijn? Veertig jaren in twist en strijd van allerlei meeningen doorgebragt, verdwaasden ook dáár meer hoofden, door overdreven begrippen, dan zij harten voor het goede, edele en schoone ontvlamden. Er worden maanden vereischt, om de hulk, die schipbreuk leed, in eenen dragelijken toestand te herstellen: pas het beeld op Frankrijk toe, waarvan Parijs het roer heeten mag, en beslis, indien gij het durft, hoe vele jaren er noodig zijn, om de sporen van zóó veel ongenade van stormen en golven uit te wisschen? Niets is gemakkelijker, dan er het oog met verachting van af te wenden; niets is onverstandiger tevens: want datzelfde Parijs is de modeprent van Europa; want van Stockholm tot Konstantinopel aapt men de zeden der Franschen na. Van daar, dat wij het niet ongepast houden, van tijd tot tijd, eenen blik op de tegenwoordige Fransche litteratuur te slaan, ter waarschuwing ja, voor het kwade, dat haar aankleeft, maar ook ter waardering van het goede, dat zij bezit.“

 

potgieter

Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)

 

 

De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook mijn blog van 27 juni 2006 en ook mijn blog van 27 juni 2007  en ook mijn blog van 27 juni 2008 en ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

Gisteren…

Gisteren was ik in de werkelijkheid van anderen
Naar anderen gemaakt is die natuurlijk zelf
Maar alle daden komen uit hun handen
En het is ze aan te zien waartoe zij dienen

Morgen zal alles verschillen van vandaag wijder
Dan hemelsbreed. En de anderen, verbeurd geworden,
Herkennen zich niet in de lateren. Maar of zij verblijven
Onder derden kunnen, is de vraag

En het antwoord woekert met de wildgroei van tentakels

 

Uit de diepten

Bij een huis stond ik stil.
Er brandde geen licht, noch
zag ik ramen, wel klonk een stem
als uit de diepten.
Uit de diepten steeg een schraal
gezang, was het dat
dat mijn oor verdoofde?
En vervolgens vervolgde ik
mijn weg. Hoe klonk dit grapje in
de zwartste duisternis? En stond
inderdaad dit plompverloren huis zo zonder raam
in de leegte, zonder licht?
Ach, geweeklaag, het is alom ellende
en diepste droefenis en over de
akkers galmt een klagerig gejank, want
ik kom daar aan en daar
en daar mijn bloedend hart
bevuilt mijn broek.

Ouwens

Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)
Portret door Lucia Binnenkort

 

De Canadese dichter, singer-songwriter, performer en sociale activist. Dawud (David) Wharnsby Ali werd geboren op 27 juni 1972 in Kitchener, Ontario. Hij treedt vaak op scholen en universiteiten op, waarbij hij zich inzet voor tolerantie, diversiteit en sociale cohesie. Zie ook mijn blog van 27 juni 2009.

 

Let Me In On Your Secrets


Women give me loose-leaf sheets
of poetry to read.
Their hearts are open for me to explore.
I walk quietly through the rows of words,
my eyes groping the private parts of their past.
I am not the one to prescribe penance or provide therapy,
for I too am a romantic, lonely soul
in need of strong eyes to hold my paper,
and read my poem.

 

dawud-wharnsby

Dawud Wharnsby (Kitchener, 27 juni 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Rafael Chirbes, Marcus Jensen, Kees Ouwens, Dawud Wharnsby, Zsuzsanna Gahse, Lucille Clifton, João Guimarães Rosa, E. J. Potgieter, Catherine Cookson, Gaston Bachelard, James Woodforde, Helen Keller

De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008.

 Uit: Der lange Marsch (Vertaald door Antje Kunstmann)

 „Es war vier Uhr morgens an einem Tag im Februar. Trotz der geschlossenen Fensterläden war der Wildbach hinter dem Haus zu hören. Mehrere Tage hintereinander hatte es geschneit, dann war die Sonne durchgebrochen, danach hatte es geregnet, und jetzt führte der Bach viel Schmelzwasser und riß unter großem Getöse verdorrte Äste und Steine mit sich. Im Haus war eine besondere Aufregung zu spüren. Die Frauen kamen in die Küche und verließen sie mit dampfenden Töpfen, und im Kamin loderte ein mächtiges Feuer, das die Szene rötlich einfärbte, das Licht der Deckenlampe und auch der Lampe über dem Tisch übertönte, auf den, schweigsam und bewegungslos, ein gut dreißigjähriger
Mann die Ellbogen stützte. Um die Schultern hatte er eine gestreifte Decke gelegt. Er saß auf der langen Holzbank, die zwei der vier Wände des Raumes säumte und einen Winkel bildete, in den sich der Tisch einfügte. Zu seiner Rechten rauchte ein anderer Mann eine Zigarette. Er war doppelt so alt, beider Gesichter aber waren – abgesehen von den Unterschieden, die das Alter mit sich brachte – fast identisch: so nebeneinander gesehen, hätten die beiden als Modell dienen können für einen der im Barock so beliebten moralisierenden Stiche, auf denen mit den Lebensaltern das Vergehen der Zeit am Körper der Menschen symbolisch dargestellt wurde. Wo sich die Züge des Sohnes noch der Linie des Kiefers und der Backenknochen anschlossen, verbreiterten sich die des Vaters, wurden in ihrer Zeich-nung verschwommen und dadurch eher formlos; auch die Nase des Vaters sah aus, als hätte die des Sohnes gewissermaßen an Halt verloren und wäre zusammensinkend in die Breite gegangen. Die rosig gesunde Farbe der Wangen des Jüngeren war auf dem Gesicht des Alten ins Purpurne übergegangen und wies, vor allem seitlich der stumpfen Nase, Flecken von geplatzten Äderchen auf.“

 

Chirbes

Rafael Chirbes (Tabernes de Valldigna, 27 juni 1949)

 

De Duitse schrijver Marcus Jensen werd geboren op 27 juni 1967 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008.

Glasstaub

 

Der Lastwagen nimmt den vollen Gla
scontainer auf seinen Haken, die oberste Lage Flaschen purzelt in die Schräge, die anderen fallen hinterher, vor Verzweiflung scheppern alle durcheinander, aber eine kurzhalsige Likörflasche ruft aus: “Keine Angst, keine Panik! Wir werden doch wiedergeboren!” Es gibt einen Ruck, der Lastwagen fährt los, dann tritt Stille ein. Die Likörflasche redet weiter: “Das müsst ihr positiv sehen! Ich zum Beispiel: Ganz früher war ich Pfand, ein Sklavendasein, danach wurde ich zu Einweg, Bier und Saft, schon besser, und meine zahllosen Wiedereinschmelzungen haben mich wunderschön gebräunt. Jetzt bin ich zwar eine nullsiebener Likör, aber in mir spüre ich auch noch eine schwarze Blumenvase, drei Glühbirnen und ein Marmeladentöpfchen!” Der Lastwagen legt sich in eine scharfe Kurve. Alle Flaschen applaudieren klirrend und fangen an zu singen: “Likör, Likör, wir glauben dir, gesichert sei nun unser Erbe, ein ganzes Glas in jeder Scherbe, welch Glück, welch Glück erwarten wir!” Der Lastwagen bremst. Ein gesprungener Aschenbecher kichert dazwischen: “Ach Quatsch. Wir werden alle puderfein zermahlen und kommen zur Straßenbaukolonne.” Den mögen die anderen nicht.

 

Jensen

Marcus Jensen (Hamburg, 27 juni 1967)

 

De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook mijn blog van 27 juni 2006 en ook mijn blog van 27 juni 2007  en ook mijn blog van 27 juni 2008.

 

 

Narcisme

 

Wat, in godsnaam, heb je uitgevoerd? Heb je – ten

minste – je dag geboekstaafd? Heb je alsnog

 

geboekstaafd – de volgende dag – de niet geboekstaafde

vorige onder vermelding? Ben je tekortgeschoten (in

 

gebreke gebleven, nalatig geweest, laakbaar) op stuk

van plicht, regelmaat, tucht, zelfverachting? Heb je – met

 

niet aflatende verwerping – in het werk gesteld alles

om de beperkingen van milieu, erfelijkheid, voor-

 

land, noodlot die aan het daglicht traden klemmender

naar de mate van je verzuim

 

en die je mes

op de keel zetten in een slop, te overwinnen?

 

 

Ik word ouder

en dat is op zich niet verwonderlijk.

Maar wanneer ik op een canapé lig,

die ik zelf niet bezit en

een sigaret neem uit een dure, ivoren doos, die niet bij mij

past,

besef ik, dat ik al veel tijd verknoeid heb

en dat het in de toekomst net zo gaat

al kan ik dat niet zien.

 

 

Ouwens

Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)

 

De Canadese dichter, singer-songwriter, performer en sociale activist. Dawud (David) Wharnsby Ali werd geboren op 27 juni 1972 in Kitchener, Ontario. Hij treedt vaak op scholen en universiteiten op, waarbij hij zich inzet voor tolerantie, diversiteit en sociale cohesie.

 

 

Preacher


She quoted you as saying,
you hated arrogant men.
But there you go again,
upon your pulpit to condemn.
Calling from the spire,
cursing hypocrite and a liar –
It’s only you,
that you admire.

The bed of coals that waits
for all the sinners at the gates,
will also be
the pompous preachers resting place of fire.

 

 

Dawud

Dawud Wharnsby (Kitchener, 27 juni 1972)

 

De Duitse schrijfster en vertaalster Zsuzsanna Gahse werd op 27 juni 1946 in Boedapest geboren. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008.

 

Uit: September (Müllheim an der Thur)

 „Wir waren am Seerücken, dem Bergrücken zwischen Müllheim und dem Bodensee, wo die Ortschaften Lanzenneunforn, Klingendorf und Klingenberg heissen und einzelne Hochebenen stockwerkweise übereinander liegen, weil der alte Meeresboden einmal Stufe für Stufe hochgeschoben wurde. An den Hängen zwischen den unterschiedlichen Ebenen liegt der ehemalige Meeresboden beinahe offen, man kann sich in die Geschichte hineinwühlen.
Auf der Rückfahrt gab es am östlichen Rand von Müllheim Rauchwolken, die in dünnen Streifen aufstiegen, und kurz darauf flog der Brandgeruch bis in den Wagen hinein. Eine Scheune stand in Flammen. Als ich hinzukam, war die Feuerwehr mit acht Wasserschläuchen an der Arbeit, die Flammen waren hell, in der Mitte gelb, gleich neben dem Gelb das sommerliche Rot von Karotten und Mohnblumen, und die windigen Flammenränder hatten verschiedene Farben. Es war ein warmer Septembertag, möglicherweise hätte das Feuer im Winter anders ausgeschaut, und genauer gesagt, waren die Flammen auch jetzt nur in der rechten Scheunenhälfte hell, dort, wo sie gerade in das benachbarte, angebaute Wohngebäude einbrechen wollten, in der linken Scheunenhälfte hatten sie dunkle Ränder, schwarze Flanken. Links dunkel, rechts ein freies Rot, hinter dessen Flackern noch eine Ziegelwand sichtbar war, und zwischen dem breiten Feuer und den Feuerwehrleuten lag ein wackliger Regenbogen.“

 

Zsuzsanna_Gahse

Zsuzsanna Gahse (Boedapest, 27 juni 1946)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936.  Haar eerste gedichtenbundel Good Times verscheen in 1969 en werd door The New York Times tot de 10 beste boeken van dat jaar gerekend. In 1971 gaf zij haar werk als ambtenaar op en werd zij  writer in residence aan het Coppin State College. Tijdens haar verblijf daar publiceerde zij de volgende twee bundels Good News About the Earth (1972) en An Ordinary Woman (1974). Clifton schrijft ook boeken voor kinderen.

 

 

moonchild 

 

whatever slid into my mother’s room that

late june night, tapping her great belly,

summoned me out roundheaded and unsmiling.

is this the moon, my father used to grin.

cradling me? it was the moon

but nobody knew it then.

 

the moon understands dark places.

the moon has secrets of her own.

she holds what light she can.

 

we girls were ten years old and giggling

in our hand-me-downs. we wanted breasts,

pretended that we had them, tissued

our undershirts. jay johnson is teaching

me to french kiss, ella bragged, who

is teaching you? how do you say; my father?

 

the moon is queen of everything.

she rules the oceans, rivers, rain.

when I am asked whose tears these are

I always blame the moon.

 

 

 

blessing the boats    

 

(at St. Mary’s)

 

may the tide

that is entering even now

the lip of our understanding

carry you out

beyond the face of fear

may you kiss

the wind then turn from it

certain that it will

love your back    may you

open your eyes to water

water waving forever

and may you in your innocence

sail through this to that

 

 

lucille_clifton

Lucille Clifton (New York, 27 juni 1936)

 

De Braziliaanse schrijver João Guimarães Rosa werd geboren op 27 juni 1908 in Cordisburgo, Minas Gerais. Hij werkte als arts en was actief als diplomaat. Zijn opus magnum is Diepe Wildernis: de Wegen, een vuistdikke roman die zich afspeelt in de sartão, het dorre binnenland van Brazilië dat in de negentiende eeuw werd geteisterd door niet aflatende oorlogen tussen lokale krijgsheren. Rosa’s taal is een combinatie van orale uitdrukkingen uit de sertão, maar vermengd met neologismen van archaïsche woorden, vreemde talen en onomatopeeën (klankwoorden). August Willemsen vertaalde het boek in het Nederlands. Rose schreef naast dit boek zes verhalenbundels, waarvan er twee postuum verschenen.

Uit: Diadorim (Vertaald door Maryvonne Lapouge-Petorelli)

« Je vous raconte, et il faut que je vous donne une explication. Penser de travers est facile, parce que cette vie vire au marécage. On vit, je crois, pour vraiment se défaire de ses illusions et de la foi dans les gens. Le manque de scrupules règne, si insinueux, insinueusement présent, qu’au début on n’ose prêter foi à la sincérité sans méchanceté. C’est ce qu’il faut, je sais. Mais je vous donne ma parole : homme très homme commej’ai été, et un homme aimant les femmes ! – jamais je n’ai eu de penchant pour les vices aberrants. ce qui est hors de préceptes me répugne. Alors – vous allez me demander – cela, qu’est-ce que c’était ? Ah, loi brigande, que le pouvoir de la vie.
(…)

Mon compère Quelemém, bien des années après, m’enseigna qu’il est toujours possible de réaliser un désir quel qu’il soit – pour peu que nous ayons, sept jours de suite, l’énergie et la patience soutenue pour faire uniquement ce qui nous répugne, nous est odieux, nous épuise et fatigue, et pour rejeter toute espèce de plaisir. C’est ce qu’il me dit ; je crois. Mais il m’enseigna que, mieux encore et meilleur, c’est, à la fin, de rejeter toute espèce de plaisir. C’est ce qu’il me dit ; je crois. Mais il m’enseigna que, mieux encore et meilleur, c’est, à la fin, de rejeter même jusqu’à ce désir initial qui a servi à nous donner le courage de cette glorieuse pénitence.»

rosa

João Guimarães Rosa (27 juni 1908 – 19 november 1967)

 

De Nederlandse schrijver Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007 en ook mijn blog van 27 juni 2008.

 

Uit: Blaauw bes, blaauw bes!

 „Een studiebeeld uit ons volksleven.
Bilderdijk wenschte, in een zijner veelvuldige verzuchtingen om den dood, in het stille graf te liggen, ten einde voor den Haagschen straatkreet doof te zijn. Ik ben te zeer van muzijkalen zin misdeeld, om te durven beslissen, of de schreeuwers der hoofdstad het van die, welke onze hofstad doorkrijschen, in welluidendheid winnen; maar ik mag de Amsterdamsche keelklanken wel, en verbaas er mij over, hoe het gehoor van onzen eersten dichter zijner verbeelding zoo zeer de wieken knotten kon. Verrees er dan, als zijn trommelvlies de pijnlijke aandoening had doorgestaan, verrees er dan, ten gevolge van dat met weêrzin opgevangen woord, niet een geheel an
der tooneel voor zijnen geest, dan zijn studeercel aanbood? bragt het hem niet naar buiten, niet over in beemd of bosch? Ik wil mij eerst op eenen der minst behagelijke kreten beroepen, om later van diegene te gewagen, welke streelender gedachten opwekken; Bilderdijk zelf, verbeelde ik mij, zou dien zin voor climax hebben gewaardeerd. Daar klinkt het: ‘Elft as zalm!’ bij voorbeeld, waaruit de Jordaner in het middelwoord de l weglaat, om u die in de beide andere zooveel te zwaarder toe te wegen. Het rijst raauw genoeg op de lucht, – het is eene onwaarheid bovendien, want de eene soort van visch evenaart de andere nooit, – en echter heb ik er nimmer het voorhoofd om gefronsd, laat staan er om dood willen zijn; een geheel ander verlangen wordt er bij mij levendig door.“

 

potgieter

E. J. Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)

 

 

De Engelse schrijfster Catherine Cookson (pseudoniem van Kate McMullen) werd geboren in Tyne Dock, County Durham op 27 juni 1906. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007.

Uit: A House Divided

 

„Elizabeth Ducksworth walked quickly and quietly along the dimly lit corridor. She had passed four closed doors and was making for the last of the seven when it was thrust open quickly and there came to meet her a figure in a dressing gown. The head was bandaged, covering one eye; the lid of the other was blinking rapidly, and the patient turned his head to one side as he addressed her, saying, ‘I was just coming for you, Ducks — I mean, Nurse. I think the captain needs attention. Well, what I mean is…’

‘Yes…yes.’ The night nurse turned him gently about, saying, ‘You should have rung the bell, Lieutenant.’

But the answer she got was, ‘He always seems to know when I do that and starts his growling.’

‘Has he spoken?’

‘No; no…not a word. Just those sounds.’

She opened the door of the end room, at the same time taking his arm and steadying him as she said, ‘You shouldn’t get out of bed; I’ve told you.’

‘I’m all right. I only wish he felt half as good.’

‘Get back into bed; I’ll see to him. Would you like a drink?’

‘Later. Later, thank you.’

 

Cookson

Catherine Cookson (27 juni 1906 – 11 juni 1998)

 

 

De Franse filosoof en dichter Gaston Bachelard werd geboren op 27 juni 1884 in Bar-sur-Aube. Zie ook mijn blog van 27 juni 2007.

Uit: Poétique de l’espace

„Pour Gaston Paris, la clef de la légende du Petit Poucet – comme de tant de légendes ! – est dans le ciel : c’est le Poucet qui conduit la constellation du Grand Chariot. En effet, Gaston Paris a noté que dans de nombreux pays, on désigne une petite étoile qui se trouve au-dessus du chariot, du nom de Poucet.
Nous n’avons pas à suivre toutes les preuves convergentes que le lecteur pourra trouver dans l’ouvrage de Gaston Paris. Insistons seulement sur une légende suisse qui va nous donner une belle mesure d’une oreille qui sait rêver. Dans cette légende rapportée par Gaston Paris, le chariot se renverse à minuit avec un grand fracas. Une telle légende ne nous apprend-elle pas à écouter la nuit ? Le temps de la nuit ? Le temps du ciel étoilé ?
Où ai-je lu qu’un ermite qui regardait sans prier son sablier de prière entendit des bruits qui déchiraient les oreilles ? Dans le sablier il entendait soudain la catastrophe du temps. Le tic-tac de nos montres est si grossier, si mécaniquement saccadé que nous n’avons plus l’oreille assez fine pour entendre le temps qui coule.“

Bachelard

Gaston Bachelard (27 juni 1884 – 16 oktober 1962)

 

De Engelse dagboekschrijver en geestelijke James Woodforde werd geboren in Ansford op 27 juni 1740. Zijn complete dagboek omvat 72 aantekenboeken en ongeveer 100 losse vellen en bevindt zich momenteel in de Bodleian Library in Oxford. Tot kort na de Eerste Wereldoorlog was het bestaan van de dagboeken compleet onbekend. Een arts in Hertfordshire vroeg aan zijn buurman John Beresford de manuscripten, die afkomstig waren van een van zijn voorouders, eens in te kijken. Beresford was zeer gecharmeerd van het werk, vooral door de vele details die een uniek inkijkje gaven in het plattelandsleven in de 18e eeuw, van evenveel historisch belang als het dagboek van Samuel Pepys. Hij redigeerde het werk en kortte het in, waarna de dagboeken in vijf delen werden gepubliceerd in de jaren 1924 tot 1931 onder de titel The Diary of a Country Parson 1758 – 1802.

 

Uit: The Diary of a Country Parson 1758 – 1802

“April 14th, 1767
I read Prayers this morning again at C. Cary Church
I prayed for poor James Burge this morning,
out of my own head, hearing he was just gone of almost in a Consumption,
It occasioned a great tremulation in my voice at the time,
I went after Prayers and saw him, & he was but just alive,
He was a very good sort of young man & much respected,
It was the Evil which was stopped & then fell upon his Lungs,
Grant O Almighty God, that he may be eternally happy hereafter,
I dined, supped and spent the Evening at Parsonage.”

Parson_woodforde

James Woodforde (27 juni 1740 – 1803)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 27 juni 2007.

 

De Amerikaanse schrijfster Helen Keller werd geboren in Tuscumbia, Alabama op 27 juni 1880.