The House of Ghosts (Margaret Widdemer), Don Winslow, John Keats

 

Bij Halloween

 

Halloween door Peter Paone, 1970

 

The House of Ghosts

The House of Ghosts was bright within,
Aglow and warm and gay,
A place my own once loved me in,
That is not there by day:

My hound lay drowsing on the floor:
From sunken graves returned
My folk that I was lonely for
Sat where the hearth-fire burned.

There was no lightest echo lost
When I undid the door,
There was no shadow where I crossed
The well-remembered floor.

I bent to whisper to my hound
(So long he had been dead!)
He slept no lighter nor more sound,
He did not lift his head.

I brushed my father as I came;
He did not move or see—
I cried upon my mother’s name;
She did not look at me.

Their faces in the firelight bent,
They smiled in speaking slow
Of some old gracious merriment
Forgotten years ago.

I was so changed since they had died!
How could they know or guess
A voice that plead for love, and cried
Of grief and loneliness?

Out from the House of Ghosts I fled
Lest I should turn and see
The child I had been lift her head
And stare aghast at me!

 

Margaret Widdemer (30 september 1884 – 14 juli 1978)
Fonthill Castle in Doylestown, de geboorteplaats van Margaret Widdemer

 

De Amerikaanse schrijver Don Winslow werd geboren in New York op 31 oktober 1953. Zie ook alle tags voor Don Winslow op dit blog.

Uit: Stad in brand (Vertaald door Catherine Smit)

“Danny Ryan ziet de vrouw het water uit komen. Is ze echt of ziet hij een flard uit een zoete droom over de zee? Ze is echt en ze gaat voor onrust zorgen. Vrouwen van dit kaliber brengen nu eenmaal onrust met zich mee. Dat weet Danny; het is alleen de vraag hoeveel. Als hij het wist… als hij wist waartoe haar komst zou leiden, was hij misschien wel de zee in gegaan en had hij haar onder water gehouden tot ze niet meer spartelde. Maar hij weet het niet Daarom blijft Danny op het strand zitten met de zon op zijn kop, voor Pasco”s strandhuis, en neemt haar vanachter zijn zonnebril uitgebreid op zonder dat iemand er iets van merkt Blond haar, diepblauwe ogen en een zwarte bikini die haar rondingen eerder accentueert dan verhult. Haar buik is strak en glad, haar benen lang en gespierd. Zo’n vrouw heeft over vijftien jaar nog steeds geen brede heupen of een dikke kont Want zo’n vrouw eet geen aardappels of zondags braadstuk met jus. De vrouw komt het water uit. Haar natte, zilte huid glinstert in de zon. Terri Ryan prikt haar elleboog in de ribben van haar man. “Wat nou?” vraagt Danny, gespeeld onschuldig. “Ik zie het heus wel. Je geeft je ogen goed de kost,” zegt Terri. Dat geldt voor iedereen, trouwens – voor hem, Pat en Jimmy, en zelfs de vrouwen – Sheila, Angie en Terri. “Ik snap het wel, hoor,” zegt Terri. “Wat een jetsers.” “Leuke woordkeus,” zegt Danny. “Had jij een ander woord in gedachten dan?” vraagt Terri.
“Ik dacht helemaal niks.” “Noem dat maar niks,” zegt Terri, haar rechterhand op en neer bewegend. “Met zo’n voorgevel zou ik ook een bikini aantrekken.” Terri draagt een zwart badpak. Danny vindt dat het haar goed staat. “Ik heb alleen oog voor jóuw tieten,” zegt Danny. “Dat horen wij graag.” Danny volgt de vrouw met zijn blik. Ze pakt een handdoek van het strand en droogt zich af. Die brengt heel wat uurtjes in de sportschool door, denkt Danny. Ze zorgt goed voor zichzelf. Wedden dat ze in de sales werkt? Maar dan wel in het duurdere segment – luxewagens, vastgoed of anders bij een zakenbank. Er is niet één kerel die nee zegt tegen zo’n vrouw of die probeert af te dingen. Tegenover zo’n stoot wil je toch niet krenterig overkomen? De vrouw loopt weg en Danny kijkt haar na. Sommige dromen zijn zo mooi dat je hoopt dat ze nooit voorbijgaan. Niet dat hij vannacht trouwens veel geslapen heeft. Hij is bekaf, ze hebben een vrachtwagen met Armani-pakken leeggeroofd – hij en Pat en Jimmy MacNeese. Helemaal aan de westkant van Massachusetts. Een makkie – een klusje dat Peter Moretti hun had toegeschoven. De chauffeur wist ervan, en doordat iedereen deed wat-ie moest doen raakte er niemand gewond. Maar het was wel een takke-eind rijden; toen ze eindelijk de kust weer bereikten, kwam de zon al op. Terri strekt zich weer uit op haar badlaken. `Nu ben je zeker weer niet te houden.” Haar man houdt van haar, dat weet Terri. Danny Ryan is zo’n trouwe ziel, die zou niet eens vreemd Winnen gaan. Ze vindt het best als hij naar andere vrouwen kijkt, zolang hij maar bij haar in bed belandt. Veel getrouwde mannen hebben zo nu en dan behoefte aan een slippertje, maar Danny is anders.”

 

Don Winslow (New York, 31 oktober 1953)

 

De Engelse dichter John Keats werd geboren op 31 oktober 1795 in Finsbury Pavement in Londen. Zie ook alle tags voor John Keats op dit blog.

 

Ode aan de herfst

Seizoen van mist en malse overvloed!
Naaste hartsvriend van de rijpende zon,
Samen smoezend hoe je de wijnrank zoet
En zwaar langs rieten daken leiden kan,
Hoe de bemoste appeltak kan buigen,
En alle fruit kan geuren en kan gloeien,
De kalebas kan zwellen, hazelnoten kraken
Met puike kern, knoppen weer gaan groeien,
Steeds opnieuw, en bijen verse bloemen krijgen,
Totdat ze denken dat ze eeuwig kunnen zuigen,
De zomer zal hun kleverige raat bewaken.

Wie zou jou niet herkennen in die weelde?
En wie jou elders zocht, zag dat je goedgezind,
En rustig in de voorraadschuur verwijlde,
De haren wiegend in de dorsvloerwind,
Of dat je heerlijk sliep in half gemaaide voren,
Bedwelmd door klaproosgeuren, terwijl jouw zeis
De slag liet lopen met de bloemen en het koren;
En soms, net als wie aren leest, ben je in een staat
Van diepe ernst, als je uit een beek oprijst,
Of als je, bij de ciderpers, met kalm gelaat,
Het uitknijpen beziet, dat alsmaar verdergaat.

Waar zijn de lenteliederen. Waar zijn ze? Ach,
Vergeet ze maar, jij hebt je eigen lied, –
Een lage lucht bloost op de kwijnende dag
En dekt het stoppelveld met rozig coloriet;
Daar is de treurzang van het muggenkoor
Tussen de waterwilgen, hoger, alsmaar door,
Of dalend, als de wind weer komt of gaat,
En zie het forse lam dat bij het kreekje blaat,
De krekels zingend in de haag – nu komt het uur
Dat de roodborst in de tuin zijn triller horen laat;
en daar de zwaluwen, kwetterend in “t azuur.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

John Keats (31 oktober 1795 – 23 februari 1821)
Portret van John Keats door William James Neatby, 1909

 

Zie voor nog meer gedichten over Halloween ook alle tags voor Halloween op dit blog.

Zie voor de schrijvers van de 31e oktober ook mijn blog van 31 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Bruce Bawer, Joseph Boyden, John Keats, Don Winslow

De Amerikaanse dichter, schrijver en literatuurcriticus Bruce Bawer werd geboren op 31 oktober 1956 in New York. Zie ook alle tags voor Bruce Bawer op dit blog.

Uit: Gays in the Era of Trump (Artikel in Frontpage Magazine, februari 2017)

“Certainly, given what Islamic immigration has meant for gay people in Europe, you’d think that every half-aware gay American would have cheered Trump’s executive order temporarily blocking entry into the U.S. by citizens of seven majority-Muslim countries. In three of those nations, Syria, Somalia, and Libya, being gay is punishable by imprisonment; in three others, Yemen, Sudan, and Iran, it’s a capital offense. (In the seventh, Iraq, homosexuality is technically legal, thanks to the U.S. influence over its post-Saddam constitution, although it’s still not exactly the ideal spot for a gay honeymoon.) And yet on February 4, thousands of gays rallied outside the Stonewall Inn in New York’s Greenwich Village – where the modern gay-rights movement is generally viewed as having begun – to protest the visa ban. These protesters (like the gay idiots of the BDS movement who march in “solidarity” with Palestine) haven’t just been fed lies about Islam; they’ve failed to grasp – yet – that they’re being used by the left to whitewash a “victim group” many of whose members, if given the power, would toss them to their deaths from the tops of buildings.
But this will change. Across Europe, gays have been deserting the left in growing numbers for the so-called “far-right” parties that are standing up to Islam – and they’re making that move because they’ve seen enough of Islam to know that it represents a threat to their very lives. With Islam continuing its dread incursion into the U.S., with President Trump pronouncing the question of same-sex marriage “settled,” and (not least) with the staggeringly popular, flagrantly gay, and passionately pro-Trump Milo Yiannopoulos out there providing young audiences with desperately needed reality checks about Islam and the left, it only makes sense that gay Americans, like their European counterparts, will over time be increasingly suspicious of Islam’s apologists – and increasingly receptive to Trump’s blunt truth-telling about the Religion of Peace.”

 


Bruce Bawer (New York, 31 oktober 1956)
De USA Gay Pride vlag

 

De Canadese schrijver Joseph Boyden werd geboren op 31 oktober 1966 in Willowdale, Ontario. Zie ook mijn blog van 31 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Joseph Boyden op dit blog.

Uit: The Orenda

“And when the dogs are within a few minutes of reaching me, I will suddenly begin to feel a warmth creeping. My body will continue its hard seizures, but my toes and fingers and testicles will stop burning. I will begin to feel a sense of, if not comfort, then relief, and my breathing will be very difficult and this will cause panic but that will slowly harden to resolve. And when the dogs are on the lake and racing toward me, jaws foaming and teeth bared, I will know that even this won’t hurt anymore, my eyes frozen shut as I slip into a sleep that no one can awaken from. As the dogs circle me I will try to smile at them, baring my own teeth, too, and when they begin to eat me I won’t feel myself being consumed but will, like You, Christ, give my body so that others might live.
This thought of giving, I now see, lifts me just enough to pick up the girl and begin walking away from the lake’s edge. After all, if she’s alive, won’t her people—my pursuers—consider sparing me? I will
keep her alive, not only because this is what You demand but also to save myself. The thought of betraying Your wishes feels more an intellectual quandary than what I imagine should physically cause my heart to ache, but I’ll worry about that later. For now I follow the others’ footsteps as best I can, my thick black robe catching on the branches and nettles, the bush so thick I wonder how it is that the men I follow, and those who follow me, are not part animal, contain some black magic that gives them abilities beyond what is natural. You seem very far away here in this cold hell, and the Superior’s attempts to prepare me before I left France, before my journey to this new world, seem ridiculous in their naïveté. You will face great danger. You will most certainly face death. You will question Jesus’ mercy, even His existence. This is Lucifer whispering in your ear. Lucifer’s fires are ice.
There is no warming your body and your soul by them. But Superior doesn’t have any idea what true cold is, I realize, as I allow myself and the girl to be swallowed by the darkness of trees that the bitter sun fails to penetrate.”

 


Joseph Boyden (Willowdale, 31 oktober 1966)
Cover

 

De Engelse dichter John Keats werd geboren op 31 oktober 1795 in Finsbury Pavement in Londen. Zie ook alle tags voor John Keats op dit blog.

 

Ode on Melancholy

No, no, go not to Lethe, neither twist
Wolf’s-bane, tight-rooted, for its poisonous wine;
Nor suffer thy pale forehead to be kiss’d
By nightshade, ruby grape of Proserpine;
Make not your rosary of yew-berries,
Nor let the beetle, nor the death-moth be
Your mournful Psyche, nor the downy owl
A partner in your sorrow’s mysteries;
For shade to shade will come too drowsily,
And drown the wakeful anguish of the soul.

But when the melancholy fit shall fall
Sudden from heaven like a weeping cloud,
That fosters the droop-headed flowers all,
And hides the green hill in an April shroud;
Then glut thy sorrow on a morning rose,
Or on the rainbow of the salt sand-wave,
Or on the wealth of globed peonies;
Or if thy mistress some rich anger shows,
Emprison her soft hand, and let her rave,
And feed deep, deep upon her peerless eyes.

She dwells with Beauty — Beauty that must die;
And Joy, whose hand is ever at his lips
Bidding adieu; and aching Pleasure nigh,
Turning to poison while the bee-mouth sips:
Ay, in the very temple of Delight
Veil’d Melancholy has her sovran shrine,
Though seen of none save him whose strenuous tongue
Can burst Joy’s grape against his palate fine;
His soul shall taste the sadness of her might,
And be among her cloudy trophies hung.

 

Ode aan de neerslachtigheid

Ontwring de wrangwortel geen giftige wijn,
ontwijk de Lethe, laat geen scarabee
of doodshoofdvlinder je eigen Psyche zijn,
laat je niet kussen door Persefone,
nachtschades rode druif, op ’t bleke hoofd,
rijg niet je rozenkrans uit taxuszaad
en maak de donzige uil geen deelgenoot
van jouw geheim verdriet: je ziel verdooft
als elke schaduw in de schaduw staat –
daartussen vindt de waakzame angst de dood.

Maar komt zij plotseling uit de hemel vallen,
Neerslachtigheid, als huilbui die de bloemen
knikt maar ook voedt, en legt ze een wade op alle
hellingen met hun prille lentegroenen –
voed je verdriet dan met een morgenroos,
met welige pioenen, met de wieren
die aanspoelen omringd door regenbogen –
of, is je meesteres fantastisch boos,
vang dan haar zachte handen, laat haar tieren
en zwelg diep, diep in haar weergaloze ogen.

Ze woont bij Schoonheid, die ooit dood zal zijn,
en Blijheid, met haar hand steeds aan de lippen
ten afscheid, naast Plezier, ofwel Venijn
zo gauw de bijenmond ervan gaat nippen –
ja, de gesluierde Neerslachtigheid
heeft in het vreugdevolle heiligdom
haar soevereine schrijn, alleen betreden
door wie de druif van Blijheid met zijn tong
te barsten drukt – zijn ziel hangt na die tijd
tussen haar droeve, duistere trofeeën.

 

Vertaald door Jan Kuijper

 


John Keats (31 oktober 1795 – 23 februari 1821)
John Keats listening to the Nightingale on Hampstead Heath door Joseph Severn, ca. 1845

 

De Amerikaanse schrijver Don Winslow werd geboren in New York op 31 oktober 1953. Zie ook alle tags voor Don Winslow op dit blog.

Uit: The Force

“The last guy on earth anyone ever expected to end up in the Metropolitan Correctional Center on Park Row was Denny Malone.
You said the mayor, the president of the United States, the pope—people in New York would have laid odds they’d see them behind bars before they saw Detective First Grade Dennis John Malone.
A hero cop.
The son of a hero cop.
A veteran sergeant in the NYPD’s most elite unit.
The Manhattan North Special Task Force.
And, most of all, a guy who knows where all the skeletons are hidden, because he put half of them there himself.
Malone and Russo and Billy O and Big Monty and the rest made these streets their own, and they ruled them like kings. They made them safe and kept them safe for the decent people trying to make lives there, and that was their job and their passion and their love, and if that meant they worked the corners of the plate and put a little something extra on the ball now and then, that’s what they did.
The people, they don’t know what it takes sometimes to keep them safe and it’s better that they don’t.
They may think they want to know, they may say they want to know, but they don’t.
Malone and the Task Force, they weren’t just any cops on the Job. You got thirty-eight thousand wearing blue, Denny Malone and his guys were the 1 percent of the 1 percent of the 1 percent the smartest, the toughest, the quickest, the bravest, the best, the baddest.
The Manhattan North Special Task Force.
“Da Force” blew through the city like a cold, harsh, fast and violent wind, scouring the streets and alleys, the playgrounds, parks and projects, scraping away the trash and the filth, a predatory storm blowing away the predators.
A strong wind finds its way through every crack, into the project stairwells, the tenement heroin mills, the social club back rooms, the new-money condos, the old-money penthouses. From Columbus Circle to the Henry Hudson Bridge, Riverside Park to the Harlem River, up Broadway and Amsterdam, down Lenox and St. Nicholas, on the numbered streets that spanned the Upper West Side, Harlem, Washington Heights and Inwood, if there was a secret Da Force didn’t know about, it was because it hadn’t been whispered about or even thought of yet.”

 


Don Winslow (New York, 31 oktober 1953)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.

Bij 500 jaar Reformatie, Johann Gottfried von Herder, Joseph Boyden, John Keats, Don Winslow, Bruce Bawer

 

Bij 500 jaar Reformatie

 

 
Luther spijkert de 95 stellingen aan de slotkerk in Wittenberg door Julius Hübner, 1865

 

Auf Luther’s Bild

Guter schwarzer Mönch, mit starkem Arme begannst Du
Auszufegen den Staub, der die Altäre verbarg;
Aber schnell entrissen Dir Andre das säubernde Werkzeug,
Lasen vom Staube das Gold, hingen den Besen sich auf.
Und nun steht der entgüldete Altar in ärgerem Staube
Ohne Säuberung; Gold können sie fegen nicht mehr.

 

 
Johann Gottfried von Herder (25 augustus 1744 – 18 december 1803)
Het Johann Gottfried Herder Museum in Mohrungen (Nu Morąg, Polen)

Lees verder “Bij 500 jaar Reformatie, Johann Gottfried von Herder, Joseph Boyden, John Keats, Don Winslow, Bruce Bawer”

Don Winslow

De Amerikaanse schrijver Don Winslow werd geboren in New York op 31 oktober 1953. Hij groeide op in Perryville, een kustdorpje in South Kingstown, Washington County (Rhode Island)). Zijn moeder was een bibliothecaris en zijn vader was een onderofficier van de United States Navy. Winslow studeerde af in Afrikaanse Geschiedenis aan de Universiteit van Nebraska. Voordat hij schrijver werd had hij verschillende baantjes. Eind jaren 1970 verhuisde hij terug naar New York, waar hij werkzaam was als de manager van een bioscoopketen en als privédetective. Nadien ging hij terug naar school en behaalde hij een Masterdiploma in de richting Militaire Geschiedenis. Hij leidde ook safari’s in Kenia en ondernam grote wandeltochten in de Chinese provincie Sichuan. In 1991 werd zijn debuutroman “A Cool Breeze on the Underground” uitgebracht. Het was tevens zijn eerste boek over het hoofdpersonage Neal Carey, een jonge, New Yorkse boekenwurm en privédetective. Midden jaren 1990 verhuisde Winslow met zijn gezin naar Californië. In 1997 bracht hij de roman”The Death and Life of Bobby Z” uit. Het boek werd een groot succes, hetgeen hem toeliet om voltijds schrijver te worden. Tien jaar later werd het boek verfilmd door regisseur John Herzfeld. In 2010 schreef Winslow de misdaadroman “Savages”. Het boek, over twee Amerikaanse drugsdealers die ruzie krijgen met een Mexicaans drugskartel, werd twee jaar later verfilmd door Oliver Stone. Winslow zelf schreef het scenario voor de verfilming.

Uit:The Cartel

„The bell rings an hour before dawn.
The beekeeper, released from a nightmare, gets up.
His small cell has a bed, a chair, and a desk. A single small window in the thick adobe wall looks out onto the gravel path, silver in the moonlight, which leads up toward the chapel.
The desert morning is cold. The beekeeper pulls on a brown woolen shirt, khaki trousers, wool socks, and work shoes. Walking down the hall to the communal bathroom, he brushes his teeth, shaves with cold water, and then falls in with the line of monks walking to the chapel.
No one speaks.
Except for chanting, prayers, meetings, and necessary conversation at work, silence is the norm at the Monastery of Christ in the Desert.
They live by Psalm 46:10—­“Be still and know that I am God.”
The beekeeper likes it that way. He’s heard enough words.
Most of them were lies.
Everyone in his former world, himself included, lied as a matter of course. If nothing else, you had to lie to yourself just to keep putting one foot in front of the other. You lied to other people to survive.
Now he seeks truth in silence.
He seeks God in the same, although he has come to believe that truth and God are the same.
Truth, stillness, and God.
When he first arrived, the monks didn’t ask him who he was or where he came from. They saw a man with saddened eyes, his hair still black but streaked with silver, his boxer’s shoulders a little stooped but still strong. He said that he was looking for quiet, and Brother Gregory, the abbot, responded that quietude was the one thing they had in abundance.
The man paid for his small room in cash, and at first spent his days wandering the desert grounds, through the ocotillo and the sage, walking down to the Chama River or up onto the mountain slope.
Eventually he found his way into the chapel and knelt in the back as the monks chanted their prayers.“

 
Don Winslow (New York, 31 oktober 1953)