Maarten van der Graaff, E. E. Cummings

De Nederlandse dichter en schrijver Maarten van der Graaff werd geboren op 14 oktober 1987 in Dirksland. Zie ook alle tags voor Maarten van der Graaff op dit blog.

 

Het zijn deze trends

Om zich te ontdoen van
geloven in vergadering
van diepe aarde
om zich te ontdooien naar
het lot van de dobbelsteen
zal worden gecodeerd
staat u mij toe een laatste keer
te denken aan het nageslacht opdat zij niet significant verpieteren
met startersnonchalance

Wij schrijven Apocalyps. Ze zeggen dat binnenkort de regering valt
of in ieder geval ontspant.
Nooit vertrouwd raken met iemand. Nooit een hand geven.
Honderdduizenden metaforen voor het leven als toekomstige pausen
beijveren zich.
Het zijn deze trends: huiduitslag en onverteerbare dagen.

 

Naar bed

Ik verlang en vrees
wildernissen
of een verzamelde vlucht
als patiënt van de macht.

Leven in groepen die niet onderzocht worden.
Bevroren grotten pigmentloos koraal
in een kom vol sneeuw.
Ik deins terug.

Mijn ondergang moet naar bed. Ik ook. Wij zijn moe.
Mijn stedelijke omgeving moet
op slot.

 

Thuiskomst

Ik heb een fiets er is altijd iets mis
hier
kun je veranderen? Ik lijkt te vervagen slaap
de hele zomer
per dag masturbeer ik mij donkerder
wordt betaald

beweging: sublieme verplichting
maar willekeurig
ik wilde mij openbaren als oude mol
nu is het te laat voor alles

draaikont van een
hoofd van een levende
ik
nog nieuw in de wereld buiten
maar koud als sluipkanker
loop tegen lijf

sommige mensen die koolstofmonoxide inademen
rijden in paniek richting ziekenhuis
halverwege vergeten ze waarom ze in een auto zitten
en keren terug

 

Maarten van der Graaff (Dirksland, 14 oktober 1987)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

& A (1925)

IV

Neem bijvoorbeeld dit:

als aan de kleur van middernacht
die meer is dan duister (die
mij en Parijs is en alles)
de lichte
regen
gebeurt hevig en prachtig

en (staande aan een raam
dit uur van de nacht)
voel ‘k me zomaar
hevig volledig bewust van de regen of liever
van Iemand die vaardig gebruik maakt van daken en straten
voor een denkbaar en prachtig geluid:

als een (misschien) klok in de levende koelte
heel zwak slaat en als ten laatste
door zo delicate regengebaren

een kleur breekt, die ochtend is, O ’t is niet vreemd dat

‘k (aan de rand van de dag) zonder twijfel
een miljoenste gedicht maak dat niet totaal aan
jou zal voorbijgaan; of als ‘k in ieder geval, vrouw,
een van de duizend zeiven die jouw glimlach zijn schep.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Portret door Ioannis Mouhasiris, 2011

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e oktober ook mijn blog van 14 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Herrliche Weihnachtszeit (Hoffmann von Fallersleben), E. E. Cummings

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

Een kerstfeest door Anton Heinrich Dieffenbach, 1865

 

Herrliche Weihnachtszeit


O schöne, herrliche Weihnachtszeit!
Was bringst du Lust und Fröhlichkeit!

Wenn der heilige Christ in jedem Haus
Teilt seine lieben Gaben aus.

Und ist das Häuschen noch so klein,
So kommt der heilige Christ hinein,

Und alle sind ihm lieb wie die Seinen,
Die Armen und Reichen, die Großen und Kleinen.

Der heilige Christ an alle denkt,
Ein jedes wird von ihm beschenkt.

Drum lasst uns freuen und dankbar sein!
Er denkt auch unser, mein und dein!

 

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)
Slot Fallersleben in kerstsfeer

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894.

 

Kleine boom

kleine boom
kleine stille kerstboom
je bent zo klein
je bent meer als een bloem

wie heeft je gevonden in het groene bos
en vond je het erg dat je weg moest?
kijk ik zal je troosten
omdat je zo lekker ruikt

ik zal jouw koele stam kussen
en je veilig en stevig knuffelen
net zoals je moeder zou doen,
wees maar niet bang

kijk de lovertjes
die het hele jaar in een donkere doos slapen,
dromend om eruit gehaald te worden en te mogen schitteren,
de ballen rood en gouden slingers de pluizige koorden,

steek je armpjes op
en ik zal ze je allemaal geven om vast te houden
elke vinger krijgt zijn eigen ring
en er zal geen enkele plek donker of ongelukkig zijn

als je dan helemaal bent aangekleed

zul je voor het raam staan zodat iedereen je kan zien
en wat zullen ze opkijken!
oh maar je zult heel trots zijn
en mijn kleine zusje en ik zullen elkaars hand vastpakken
en omhoog kijken naar onze mooie boom
we zullen dansen en zingen
“Noel Noël”

 

Vertaald door Frans Roumen

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Harvard-university in Cambridge MA, de geboorteplaats van E. E. Cummings

 

Zie voor de schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Ursula Wölfel, Daniël Rovers, Maarten van der Graaff, E. E. Cummings, Péter Nádas

 

 Dolce far niente

 

 
October Light door Ernest Principato, z.j.

 

Oktober

Oktober kommt mit blauem Rauch
der Wind will Äpfel pflücken
und gelbe Birnen gibt es auch
und süßes reift im Brommbeerstrauch
du brauchst dich nur zu bücken

So rot und gold wie Feuerschein
steht nun der Wald am Hügel.
Das Eichhorn sammelt Nüsse ein,
der Falter sitzt am warmen Stein
und breitet weit die Flügel.

ein Spinnwebfaden fließt im Wald
es rascheld auf den Wegen
der Häher schreit die Nacht wird kalt
und auf die Wiesen wird sich bald
der erste Raureif legen.

 


Ursula Wölfel (16 september 1922 – 23 juli 2014)
Het raadhuis in Duisburg-Hamborn, de geboorteplaats van Ursula Wölfel

 

De Nederlandse schrijver Daniël Rovers werd geboren in Zelhem op 14 oktober 1975. Zie ook alle tags voot Daniël Rovers op dit blog.

Uit: De waren

“In een donkerblauwe tent op een camping in het door elzenhagen omzoomde zuidoosten van Engeland, liggend in een slaapzak met een vanillevlagele voering op een oprolbaar eiermatras, had ik ooit een droom die me altijd is bijgebleven.
Was het wel een droom? Op het moment dat ik mijn ogen opende en naar het wit van de binnentent keek, kon ik niet eens met zekerheid zeggen of ik het me die nacht allemaal alleen maar had verbeeld. Ik lag op mijn rug, richtte mijn ogen op de tentstok en hoorde mijn broer zo zwaar ademen dat het leek alsof hij één grote luchtpijp geworden was. Ik was tien jaar oud. Aan de andere kant van het doek floot een vogel onvermoeibaar steeds opnieuw dezelfde wijs.
Wat ik had meegemaakt was zo overweldigend echt dat ik ervan overtuigd was dat het waar moest zijn of in ieder geval binnen niet al te lange tijd waar zou worden. Iets of iemand had een gat in mijn bestaan geslagen en door de opening kreeg ik toegang tot een ruimte waarvan ik het bestaan niet eens had vermoed, een wereld die altijd al verborgen had gelegen onder de huid die de mijne werd genoemd. Opeens was alles anders geworden, ikzelf het meest.
Niet dat er, zoals dat in de boeken heet, in mijn slaap aan een verkeerd gelegen been een vrouw of een man was ontstaan, ik had een ander, minder tastbaar soort volwassenheid ervaren. Ik had geen avonturen beleefd of horrorscenario’s doorstaan, was niet van grote hoogte naar beneden geduwd en had me niet uit alle macht wakker hoeven te denken voordat ik te pletter stortte op de grond, wat me in nachtmerries nooit op tijd lukte, zodat ik altijd weer stierf en daarna kon vaststellen dat ik het had overleefd, eerder bedroefd vanwege het eenzame einde dan gelukkig met de onverwacht goede afloop.
Middagen en avonden lang had ik met een jongen en een meisje gesproken die ik daarvoor nooit had gezien. We luisterden naar elkaars verhalen, lachten om de grappen, voerden ernstige gesprekken – en juist dat was het vreemde eraan. Een dag eerder had ik niet geweten hoe je dat zou moeten doen, een gesprek voeren, ik moet het in één nacht tijd hebben geleerd.
We kwamen bij elkaar in een grote, diepe achtertuin met aan de uiterste rand, daar waar het bos begon, een rij hoge dennenbomen. We zaten rond een vuurtje van gesprokkelde takken en keken naar de vlammen en het smeulende hout. Ouders, broers en zussen – ze kwamen niet kijken, ze lieten ons met rust.

 


Daniël Rovers (Zelhem, 14 oktober 1975)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Maarten van der Graaff werd geboren op 14 oktober 1987 in Dirksland. Zie ook alle tags voor Maarten van der Graaff op dit blog.

Hypochonder aan de slag

In de hemel stonden
de doden als plechtige dundrukken kakel-
wit te zijn met elkaar.
Dat was een kinderziekte.

Nu weet ik: het is alles ongeremde
uiteenval. Een opluchting, zeker,
toch mag ik gerust
tot de kortademigen worden gerekend.

Achter al het gezwoeg klinkt
de zoemende almacht van de
versnipperaar.
Niets mooier dan dat, begrijp me goed.

Niets vind ik lekkerder dan de orde
van een lukrake

verse ontbinding.

 

Voor de verachters van de binnenkamer

Waarom ga ik nog altijd naar buiten,
ik weet wat daar is.
De langgerekte fluittoon de aangrenzende
resten, de drooggekookte klaarheid der dingen:
precieze verhoudingen.

En daar heb ik dus een schijthekel aan
(een regenbui balsemt milddadig)
dat alles is zoals het is

waarom ga ik nog wandelen, om een esdoorn in zijn esdoorn-zijn
te sterken? (hierachter sterven er geruisloos)

de esdoorn moet zijn eigen rottige zelf maar toeknikken

 


Maarten van der Graaff (Dirksland, 14 oktober 1987)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

Summer Silence

Eruptive lightnings flutter to and fro
Above the heights of immemorial hills;
Thirst-stricken air, dumb-throated, in its woe
Limply down-sagging, its limp body spills
Upon the earth. A panting silence fills
The empty vault of Night with shimmering bars
Of sullen silver, where the lake distils
Its misered bounty.—Hark! No whisper mars
The utter silence of the untranslated stars.

 

as freedom is a breakfastfood

as freedom is a breakfastfood
or truth can live with right and wrong
or molehills are from mountains made
—long enough and just so long
will being pay the rent of seem
and genius please the talentgang
and water most encourage flame

as hatracks into peachtrees grow
or hopes dance best on bald men’s hair
and every finger is a toe
and any courage is a fear
—long enough and just so long
will the impure think all things pure
and hornets wail by children stung

or as the seeing are the blind
and robins never welcome spring
nor flatfolk prove their world is round
nor dingsters die at break of dong
and common’s rare and millstones float
—long enough and just so long
tomorrow will not be too late

worms are the words but joy’s the voice
down shall go which and up come who
breasts will be breasts thighs will be thighs
deeds cannot dream what dreams can do
—time is a tree(this life one leaf)
but love is the sky and i am for you
just so long and long enough

 

the Cambridge ladies who live in furnished souls

the Cambridge ladies who live in furnished souls
are unbeautiful and have comfortable minds
(also, with the church’s protestant blessings
daughters, unscented shapeless spirited)
they believe in Christ and Longfellow,both dead,
are invariably interested in so many things-
at the present writing one still finds
delighted fingers knitting for the is it Poles?
perhaps. While permanent faces coyly bandy
scandal of Mrs. N and Professor D
….the Cambridge ladies do not care,above
Cambridge if sometimes in its box of
sky lavender and cornerless, the
moon rattles like a fragment of angry candy

 


E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Cover

 

De Hongaarse schrijver Péter Nádas werd geboren op 14 oktober 1942 in Boedapest. Zie ook alle tags voor Péter Nádas op dit blog.

Uit: Parallel Stories (Vertaald door Imre Goldstein)

“He was not cold, yet his whole body was shivering. The plainclothes officer offered him a blanket, go on, wrap it around yourself, but he rejected it with an irritated gesture, as if the condition of his body, an impending cold or the awk-ward and embarrassing shivering, did not interest him in the least. He probably had some kind of nervous fever, a phenomenon not unfamiliar to law-enforcement people. Neither could he be certain of the impression he was making. He felt he was not making a good one, which in turn compelled him to present every-thing in ever greater detail. This last policeman, however, regarded him with delight, with an enthusiasm bordering on love, as he observed the agitation in the young man’s facial features, body, and individual limbs, and his ceaseless gesticulation, wondering whether to think of him as choleric or ascetic, as someone with above-average intelligence and sensitivity or simply as a city idiot interested only in himself. As a person so starved for speech that he could not stop before tomorrow. As one to whom nothing ever happened but who now was becoming tangled in a suddenly arrived great adventure; as one entrusted with nothing less than the secrets of thc universe. He elicited pity and some worry. In the end he could talk only to this one police officer, but he completely enthralled him with his feverish words, his ve-hement but disciplined and therefore fractured gestures, and his mental makeup that defied classification. After methodically scanning the various surfaces and points of the young man’s body and attire, and because the observed exterior seemed so average that even its social situation would prove hard to determine, this detective asked the young man which university he was attending and what he was studying, slyly adding that he asked not officially but only as a private person. Theoreti-cally he had no right to pose such a question, but he knew from experience that sometimes a few innocent words will stanch sickly and senseless gushing. The death of strangers can cause real hysteria even in the most endomorphic persons. At the same time he did not mean the question to be a formal one; he was interested to see how the young man might be steered by such an in-nocent query, how far he might be led from his self-admiration, or perhaps how he could be trapped; how tractable he was. Although he was one of those well-trained detectives who usually avoided being misled by an unex-pectedly deep impression or a labyrinthine imagination, the plainclothesman could not resist the experiment, at least to the extent of asking, the provocative question.”

 

 
Péter Nádas (Boedapest,14 oktober 1942)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.

Dolce far niente, E. E. Cummings, Ivo Victoria, Lion Feuchtwanger, Vladimir Majakovski, Clemens Haipl, Miroslav Krleza, János Székely

 

Dolce far niente

 

 
The Summer Garden door Alfred de Breanski, Jr., ca. 1912

 

This Is The Garden

this is the garden:colours come and go,
frail azures fluttering from night’s outer wing
strong silent greens silently lingering,
absolute lights like baths of golden snow.
This is the garden:pursed lips do blow
upon cool flutes within wide glooms,and sing
(of harps celestial to the quivering string)
invisible faces hauntingly and slow.

This is the garden. Time shall surely reap
and on Death’s blade lie many a flower curled,
in other lands where other songs be sung;
yet stand They here enraptured,as among
the slow deep trees perpetual of sleep
some silver-fingered fountain steals the world.

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Cambridge, Massachusetts, de geboorteplaats van E. E. Cummings

 

De Vlaamse schrijver Ivo Victoria (pseudoniem van Hans van Rompaey) werd op 7 juli 1971 geboren in Edegem (Antwerpen). Zie ook alle tags voor Ivo Victoria op dit blog.

Uit: Dieven van vuur

“Ik herinner mij de dag dat de eerste wespen kwamen. Via de sleuven in de houten buitenbetimmering kropen ze in de spouw van de wand aan mijn rechterhand. Ik sta vaak op dat balkon, rokend, dwalend door mijn gedachten als een nieuwsgierige toerist, in deze periode van het jaar veelal mijmerend over vroeger.
Onze schaduwen nestelen zich in de plekken die wij achterlaten. Daarom raken we altijd zo in de war wanneer we er terugkeren, al is het maar in gedachten: omdat we de leegheid niet verwachten, het desolate, het verlatene van wat in onze herinnering bruisend en vol was, als de glazen champagne die wij toen nog niet konden betalen.
Ach, wat waren wij meer dan dwazen die naar een wilde jeugd verlangden, hun uiterlijk verwaarloosden in de hoop te worden bewonderd, en hun longen in brand zetten voor de lol? (Dat wij nog leven is een wonder, ook al ademen de meesten van ons met piepende geluiden en maken we beklagenswaardige lijstjes van wie bij ons in bed belandde, of wie we enkel zoenden of anderszins bijna hadden gehad.)
Wat rest er ons dan wel? Waar kunnen wij terug aan denken? Aan de dingen en gebeurtenissen die beslissend hadden kunnen zijn. Ze dansen, uitdagend, op de onbegrijpelijke noten die zonder overleg tegen die platenkast op springen; wespen, inderdaad, op zoek naar hun nest.
Het is geen dragende muur, dus nauwelijks meer dan wat hout, pleister en isolatiemateriaal. Wekenlang vlogen die wespen af en aan. De kolonie leek te groeien met iedere nieuwe sigaret. Toen ik het verdelgingsbedrijf belde, vertelden ze dat die wespen mijn muur van binnenuit zouden vernietigen met hun nest. Ik moest denken aan duizenden tot tienduizenden wespen die alles in die spouw zouden reduceren tot gruis en op een dag allemaal tegelijk uit die sleuven tevoorschijn zouden komen en uitvliegen.
Ik toonde de verdelger het balkon. Het hele idee is dat de wespen het mengsel aan hun lijf krijgen, mee het nest in nemen, en de koningin vergiftigen. De koningin sterft, het nest wordt verlaten. Ik vroeg die kerel of dat zeker werkte.”

 


Ivo Victoria (Edegem, 7 juli 1971)

 

De Duitse schrijver Lion Feuchtwanger werd geboren in München op 7 juli 1884. Zie ook alle tags voor Lion Feuchtwanger op dit blog.

Uit: Goya oder der arge Weg der Erkenntnis

„Im Spätsommer kehrten die Albas nach Madrid zurück. Cayetana blieb unsichtbar und schickte keine Botschaft. Mehrmals begegnete Francisco einem der Wagen des Hauses Alba. Er befahl sich, nicht hinzuschauen. Schaute hin. Zweimal war es der Herzog, zweimal ein Fremder, ein anderes Mal die alte Marquesa. Eine Karte wurde überbracht, welche den Hofmaler de Goya y Lucientes und Seriora Doüa Josefa einlud, einem Musikabend des Herzogs beizuwohnen; gespielt werden sollte eine Oper des Serior Don Josü Haydn »Die Welt auf dem Monde«. Eine Stunde lang war Francisco fest entschlossen abzulehnen, die nächste ebenso fest, hinzugehen. Josefa hielt es für selbstverständlich, daß man die Einladung annahm. Wiederum wie an jenem Abend, da Goyas unselige Verstrickung mit ihr begonnen hatte, war die Alba zunächst nicht sichtbar. Vorerst einmal mußte Francisco die ganze Oper des Seflor Haydn anhören. Da saß er neben Josefa, verzehrt von Ungeduld, Furcht und Hoffnung, gepeinigt von der Erinnerung an Stunden in Piedrahita, wo er bei ähnlichen Musikdarbietungen des Herzogs neben Cayetana gesessen hatte. Dabei war die Oper leicht und zierlich. Sie stellte dar, wie ein von der Passion für die Astronomie besessener reicher Herr, Bonafede, Vater zweier hübscher Töchter, von einem betrügerischen Scharlatan, Eccletico, in den Glauben versetzt wird, er lebe auf dem Monde; seine Erlebnisse auf diesem Gestirn veranlassen ihn, seine Töchter an Freier zu verheiraten, denen er sie auf Erden niemals gegeben hätte. Der italienische Text war von dem Herzog selber, noch mit Hilfe des nunmehr verschwundenen Abate, ins Spanische übertragen worden, die Inszenierung war gut, die Musik nicht so verstiegen, wie Goya befürchtet hatte, er hätte sich unter andern Umständen der anmutigen Darbietung erfreut. So aber, in seinem Innern, schimpfte und knurrte er. Endlich war die Oper zu Ende, der Mayordomo bat in den Hauptsaal. Wie damals empfing Doria Cayetana ihre Gäste auf altspanische Art, auf ihrer Estrade. Diesmal war der hohe Baldachin, unter dem sie saß, geschmückt mit einer bemalten Holzstatue der Jungfrau, geschaffen von Juan Martinez Montanüs. Mit gefalteten Händen, das Haupt verschämt geneigt, stand anmutig mit einem ganz kleinen, stolzen, spanischen Lächeln die Jungfrau auf dem Schemel eines Halbmonds, der getragen war von zierlichen Engelsköpfen. Der Anblick der Alba, wie sie lieblich unter dieser lieblichen Statue saß, hatte etwas Lasterhaftes und Berückendes. Sie war geschminkt dieses Mal und gepudert, sie trug ein Kostüm alten Versailler Schnittes, von schmalster Taille fiel weit der Rock. Gewollt puppenhaft und beinahe lächerlich hochmütig sah sie aus. Das weiße Gesicht, starr lächelnd, während die metallischen Augen unter den hohen Brauen bestürzend lebendig wirkten, schien doppelt sündhaft durch die holde und freche Gemeinsamkeit mit dem Antlitz der Jungfrau, welche lächelnd und mit züchtiger Genugtuung der Verkündigung lauscht. Francisco,“

 


Lion Feuchtwanger (7 juli 1884 – 21 december 1958)
Cover

 

De Russische dichter Vladimir Majakovski werd op 7 juli 1893 in Baghdati, Imereti, Georgië, geboren. Zie ook alle tags voor alle tags voor Vladimir Majakovski op dit blog.

 

A Cloud In Trousers – Part I (Fragment)

The doors suddenly banged ta-ra-bang,
as though the hotel¡¯s teeth
chattered.

You swept in abruptly
like ’take it or leave it!’
Mauling your suede gloves,
you declared:
‘D’ you know,
I’m getting married.’

All right, marry then.
So what,
I can take it.
As you see, I¡¯m calm!
Like the pulse
of a corpse.

Do you remember
how you used to talk?
¡°Jack London,
money,
love,
passion.¡±
But I saw one thing only:
you, a Gioconda,
had to be stolen!

And you were stolen.

In love, I shall gamble again,
the arch of my brows ablaze.
What of it!
Homeless tramps often find
shelter in a burnt-out house! 

You’re teasing me now?
‘You have fewer emeralds of madness
than a beggar has kopeks!’
But remember!
When they teased Vesuvius,
Pompeii perished!

Hey!
Gentlemen!
Amateurs
of sacrilege,
crime,
and carnage,
have you seen
the terror of terrors ¨C
my face
when
I
am absolutely calm? 

 

 
Vladimir Majakovski (7 juli 1893 – 14 april 1930)
Majakovski museum in Moskou

 

De Oostenrijkse schrijver, cabaretier, tekenaar en muziekproducent Clemens Haipl werd geboren op 7 juli 1969 in Wenen. Zie ook alle tags voor Clemens Haipl op dit blog.

Uit: Sind wir bald da?

„Na bitte: Einödhof, Pilger … klingt doch ganz passabel. Muss mir das mal in Ruhe ansehen.
Ich habe vergessen, dass ich heute zum Internisten muss. Ich habe erhöhten Blutdruck, und es ist nicht auszuschließen, dass ich einen verfrühten, völlig würdelosen Tod erleiden werde. Ich will das nicht, also Abgang zum Internisten. Seine Sprechstundenhilfe muss er von seinem Vater, der sicher auch Arzt war, übernommen haben. Als Erbstück oder eine Art Leibrente, was weiß ich. Freiwillig setzt man sich so einen Drachen nicht in die Ordination. Das möchte ich rundheraus ausschließen. Zumal der Arzt und seine Assistentinnen nett und hübsch sind und, soweit ich das beurteilen kann, auch kompetent. Aber die Sprechstundenhilfe … mein lieber Herr Gesangsverein.
An ihrem Tisch staut sich eine Schlange, die bis zur Eingangstür reicht, ich schätze zehn Personen. Eine illustre Mischung aus starken RaucherInnen und TrinkerInnen und ein wunderschönes älteres Ehepaar aus der Neigungsgruppe »Wir sehen aus wie die Klestils oder Waldheims«. Er in ordentlichem Anzug, hochroter Kopf und ganz offensichtlich schon an dem einen oder anderen Herzinfarkt vorbeigeschrammt. Sie im feinsten Trachtenkostüm, eine Frisur, für die sich ihr Coiffeur bestimmt große Mühe gegeben hat (vielleicht hat er sie aber auch nur ausgelacht), und sehr eifrig bemüht, den Eindruck zu vermitteln, dass die beiden, vor allem aber sie, nur durch eine Verkettung unglücklicher Zufälle oder eine üble Laune Gottes in dieser elenden Proletengegend gelandet sind. Vielleicht waren sie mit ihrem Mercedes Arbeiter schauen, wie früher die Familien in Gänserndorf im Safaripark. Sie wollten einfach einmal raus aus Hietzing und etwas anderes erleben. Also sind sie ins Auto gestiegen, um Hackler und Proleten in ihrem natürlichen Umfeld zu beobachten. Sie hat ein paar Leberkässemmeln gekauft, obwohl sie weiß, dass das Füttern verboten ist (zumal aus dem Auto), und justament hier, in dieser Ungegend, ist ihnen dann das Auto eingegangen. Er hat sich darob sehr erregt, und weil kein anderer verfügbar war, muss man eben jetzt mit dem Buschinternisten vorliebnehmen.
Der Ordinationsdrache scheint einen Anflug von Respekt vor der Trägerin der Edith-Klestil-Memorialfrisur zu haben, denn sie darf sich nicht nur schamlos an der Menschenschlange vorbeidrängeln, sie wird sogar einigermaßen menschenwürdig behandelt. Wahrscheinlich kennt man einander noch aus besseren Tagen, als der Herr Doktor noch ordinierte. Also der »richtige Doktor, Sie wissen schon, der Vater …”

 


Clemens Haipl (Wenen, 7 juli 1969)

 

De Kroatische schrijver Miroslav Krleza werd geboren op 7 juli 1893 in Zagreb. Zie ook alle tags voor Miroslav Krleza op dit blog.

Uit:The Banquet in Blitva (Vertaald door Edward Dennis Goy and Jasna Levinger)

“And consider this: Whether Barutanski, as a phenomenon, is to your personal liking or not, he is an organic phenomenon! His every act as a ruler is dictated by a deep, inborn awareness that he’s acting not in the twentieth but in the fifteenth century. That, generally, is exclusively political skill: to manage in space and in time and act with the means which suit the needs of a particular time in a particular space. Yes! Nature, as is well known, does nothing by leaps or bounds, my dear young friend, and it is an old and well-tried piece of wisdom: Naturae convenienter vivere! And what you are seeking in this ‘Open Letter’ of yours is, for our circumstances, rebus hic et nunc stantibus, here, today, in Blitva, a demand which is against nature! You’re looking for a leap, a salto mortale, from the fifteenth into the twentieth century! That is an intellectual supererogation, my dear friend; a state cannot be governed like that.”
“So, Professor: The world has to be ruled by the bludgeon and I have to be beaten to death by that bludgeon simply because I don’t think that the bludgeon should be ultima ratio?”
“Give me just one example in the history of civilizations that was not built on similar means of persuasion,” Burgwaldsen replied. “The pharaohs, Pericles, the Rome of the Caesars, Borgia, the papal see, the East India Company, the Transvaal? According to you, Blitva should be the one exception? Forgive me, but that’s naive!”
“Yes, my dear professor, I am naive, that much I admit. But do you know who it was who brought me up to be naive? In other words, who is responsible for my naïveté? You personally, you and your naive principles, which you naively preached from the rostrum and to which I naively listened through the course of several naive semesters, as you should well know! You taught us, together with the naive Cicero, that human communities should be ruled by that naive spirit of communality, that by the law of natural social instinct, people should be bound in naive organizations, according to the law of an instinct which Cicero naively called naturalis quaedam congregatio, and you yourself insisted that social groups should be naively similar to Cicero’s naive civitas and to that naive concept which Cicero naively called constitutio populis!”

 

 
Miroslav Krleza (7 juli 1893 – 29 december 1981)
Monument in Zagreb

 

De Hongaarse schrijver en draaiboekaureur János Székely werd geboren op 7 juli 1901 in Boedapest. Zie ook alle tags voor János Székely op dit blog.

Uit:Der arme Swoboda (Vertaald door Leon Scholsky)

„Um Schneiderrechnungen brauchte Swoboda sich ebenfalls keine Sorgen zu machen. Die Anzüge, die er zum ersten Mal trug, waren gewöhnlich bereits zehn oder fünfzehn Jahre früher bezahlt worden. Er bekam sie nicht etwa unentgeltlich. O nein! Dies nun doch nicht! So verschwenderisch war niemand in der Stadt. Swoboda arbeitete hart für seine Garderobe. Wenn ein großer Hausputz bevorstand, schickte man das Hausmädchen nach ihm. Mit der Zeit brachte er es im Teppichklopfen zur Meisterschaft und auch im Fußbodenschrubben und im Insektenvertilgen; er hatte sogar gelernt, selbständig die Vorhänge herunterzunehmen. Er spaltete das Anbrennholz in schön regelmäßige Scheite und nahm nach und nach dem Hausmädchen alle Arbeiten ab, die für es zu schwer waren.
Sein Lohn bestand aus den Mahlzeiten, aus alten Schuhen, fadenscheinigen Hemden, verwaschenen Unterhosen ? Manchmal sogar aus einem abgewetzten Anzug oder einem verschabten Überzieher. Die kostbare Garderobe mußten natürlich hart erarbeitet werden, denn es gab kein Kleidungsstück, egal wie alt und schäbig es war, das für die knickrigen Bürger nicht mehr wert gewesen wäre als ein Tagelohn für Swobodas Hilfe. Waren keine alten Kleider da, drückte ihm der Hausherr ein paar Heller in die Hand, wofür Swoboda sich mit einem herzlichen “Dankserr” bedankte. Er umklammerte die Münzen, als hänge sein Seelenheil davon ab, hätte es aber für unter seiner Würde gehalten, das Geld in Anwesenheit seines Kunden zu zählen. Auch die Bahnangestellten trugen ihm Besorgungen auf, und Anfang des Monats, solange ihr Gehalt es noch zuließ, gaben sie ihm ein kleines Trinkgeld. Swoboda stand jedermann zu Diensten und bedankte sich für die kleinste Belohnung mit einem breiten, freundlichen Grinsen.“

 


János Székely (7 juli 1901 – 16 december 1958) 
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juli ook mijn blog van 7 juli 2016 en ook mijn blog van 7 juli 2014 en ook mijn drie blogs van 7 juli 2013.

E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Daniël Rovers, Péter Nádas, Katha Pollitt, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski, Philip Winkler

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

maggie and milly and molly and may

maggie and milly and molly and may
went down to the beach(to play one day)

and maggie discovered a shell that sang
so sweetly she couldn’t remember her troubles,and

milly befriended a stranded star
whose rays five languid fingers were;

and molly was chased by a horrible thing
which raced sideways while blowing bubbles:and

may came home with a smooth round stone
as small as a world and as large as alone.

For whatever we lose(like a you or a me)
it’s always ourselves we find in the sea

 

Spring is like a perhaps hand

Spring is like a perhaps hand
(which comes carefully
out of Nowhere)arranging
a window,into which people look(while
people stare
arranging and changing placing
carefully there a strange
thing and a known thing here)and

changing everything carefully

spring is like a perhaps
Hand in a window
(carefully to
and fro moving New and
Old things,while
people stare carefully
moving a perhaps
fraction of flower here placing
an inch of air there)and

without breaking anything.

 

9

there are so many tictoc
clocks everywhere telling people
what toctic time it is for
tictic instance five toc minutes toc
past six tic

Spring is not regulated and does
not get out of order nor do
its hands a little jerking move
over numbers slowly

we do not
wind it up it has no weights
springs wheels inside of
its slender self no indeed dear
nothing of the kind.

(So,when kiss Spring comes
we’ll kiss each kiss other on kiss the kiss
lips because tic clocks toc don’t make
a toctic difference
to kisskiss you and to
kiss me)

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Cover

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Daniël Rovers, Péter Nádas, Katha Pollitt, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski, Philip Winkler”

E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

My Love

my love
thy hair is one kingdom
the king whereof is darkness
thy forehead is a flight of flowers

thy head is a quick forest
  filled with sleeping birds
thy breasts are swarms of white bees
  upon the bough of thy body
thy body to me is April
in whose armpits is the approach of spring

thy thighs are white horses yoked to a chariot
  of kings
they are the striking of a good minstrel
between them is always a pleasant song

my love
thy head is a casket
  of the cool jewel of thy mind
the hair of thy head is one warrior
  innocent of defeat
thy hair upon thy shoulders is an army
  with victory and with trumpets

thy legs are the trees of dreaming
whose fruit is the very eatage of forgetfulness

thy lips are satraps in scarlet
  in whose kiss is the combinings of kings
thy wrists
are holy
  which are the keepers of the keys of thy blood
thy feet upon thy ankles are flowers in vases
  of silver

in thy beauty is the dilemma of flutes

  thy eyes are the betrayal
of bells comprehended through incense

 

Who Knows If The Moon’s

who knows if the moon’s
a baloon,coming out of a keen city
in the sky—filled with pretty people?
(and if you and i should

get into it,if they
should take me and take you into their baloon,
why then
we’d go up higher with all the pretty people

than houses and steeples and clouds:
go sailing
away and away sailing into a keen
city which nobody’s ever visited,where

always
            it’s
                   Spring)and everyone’s
in love and flowers pick themselves

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Zelfportret 1958

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski”

Dolce far niente, Simon Vestdijk, Robert Franquinet, E. E. Cummings

 

Dolce far niente

 

 
Onbevlekte Ontvangenis door El Greco, 1613

 

Duif, bloem en engels
(naar El Greco’s “Inmaculada Concepción”)

Hoe steil werd gij, gebenedijde, afgeschilderd
In uw zoet concilie van eng’len overschoon,
Die uit de volle luitkelk toon om toon
Doen drupp’len naar waar ’t middenlicht verwildert.

Baart daar een diamanten baaierd eng’lenlijven?
De vleug’len der geknielde adorant
Lijken uw voet ontsproten in ’t vruchtbaar verband
Van dit verzaligd op elkander drijven,

Dat pas in de afgrond vindt die enk’le bloemen,
Een twintigtal, ontbloeiend aan de hemelhel, –
Want ied’re hemel kent zijn eigen keerzij wel, –
Om zich op aardscher oorsprong te beroemen.

Baarzieke wondergolf van deinen en heupwiegen
In heuplooze en gewichtlooze contour:
Zoo stijgt, vorstin, gij door de hemelvloer,
Uw gansche aanhang meebetoov’rend tot dit vliegen

Ten hoog’ren hemel, war hoog boven ’t karnen
Van engelinnenmelk tot godd’lijk geelgoud spook,
Tot drielingen van licht uit zwangere rook,
De duif, aanwiekend, pas een rustpunt vindt in ’t barnen.

 

 
Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Standbeeld in Doorn, ontworpen door Jaap te Kiefte

Lees verder “Dolce far niente, Simon Vestdijk, Robert Franquinet, E. E. Cummings”

E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

Humanity I Love You

Humanity i love you
because you would rather black the boots of
success than enquire whose soul dangles from his
watch-chain which would be embarrassing for both

parties and because you
unflinchingly applaud all
songs containing the words country home and
mother when sung at the old howard

Humanity i love you because
when you’re hard up you pawn your
intelligence to buy a drink and when
you’re flush pride keeps

you from the pawn shop and
because you are continually committing
nuisances but more
especially in your own house

Humanity i love you because you
are perpetually putting the secret of
life in your pants and forgetting
it’s there and sitting down

on it
and because you are
forever making poems in the lap
of death Humanity

i hate you

 

I Will Wade Out

i will wade out
till my thighs are steeped in burning flowers
I will take the sun in my mouth
and leap into the ripe air
Alive
with closed eyes
to dash against darkness
in the sleeping curves of my body
Shall enter fingers of smooth mastery
with chasteness of sea-girls
Will i complete the mystery
of my flesh
I will rise
After a thousand years
lipping
flowers
And set my teeth in the silver of the moon

 

A Connotation Of Infinity

a connotation of infinity
sharpens the temporal splendor of this night

when souls which have forgot frivolity
in lowliness,noting the fatal flight
of worlds whereto this earth’s a hurled dream

down eager avenues of lifelessness

consider for how much themselves shall gleam,
in the poised radiance of perpetualness.
When what’s in velvet beyond doomed thought

is like a woman amorous to be known;
and man,whose here is alway worse than naught,
feels the tremendous yonder for his own—

on such a night the sea through her blind miles

of crumbling silence seriously smiles

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
 

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Dolce far niente”

E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

As Is The Sea Marvelous

as is the sea marvelous
from god’s
hands which sent her forth
to sleep upon the world

and the earth withers
the moon crumbles
one by one
stars flutter into dust

but the sea
does not change
and she goes forth out of hands and
she returns into hands

and is with sleep….

love,
    the breaking

of your
        soul
        upon
my lips

 

somewhere i have never travelled, gladly beyond

somewhere i have never travelled, gladly beyond
any experience,your eyes have their silence:
in your most frail gesture are things which enclose me,
or which i cannot touch because they are too near

your slightest look easily will unclose me
though i have closed myself as fingers,
you open always petal by petal myself as Spring opens
(touching skilfully,mysteriously)her first rose

or if your wish be to close me, i and
my life will shut very beautifully ,suddenly,
as when the heart of this flower imagines
the snow carefully everywhere descending;

nothing which we are to perceive in this world equals
the power of your intense fragility:whose texture
compels me with the color of its countries,
rendering death and forever with each breathing

(i do not know what it is about you that closes
and opens;only something in me understands
the voice of your eyes is deeper than all roses)
nobody,not even the rain,has such small hands

 

My Mind Is

my mind is
a big hunk of irrevocable nothing which touch and
taste and smell and hearing and sight keep hitting and
chipping with sharp fatal tools
in an agony of sensual chisels i perform squirms of
chrome and execute strides of cobalt
nevertheless i
feel that i cleverly am being altered that i slightly am
becoming something a little different, in fact
myself
Hereupon helpless i utter lilac shrieks and scarlet
bellowings.

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Als student in Harvard, 1915

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield”

E. E. Cummings, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

In The Rain-

in the rain-
darkness,     the sunset
being sheathed i sit and
think of you

the holy
city which is your face
your little cheeks the streets
of smiles

your eyes half-
thrush
half-angel and your drowsy
lips where float flowers of kiss

and
there is the sweet shy pirouette
your hair
and then

your dancesong
soul.     rarely-beloved
a single star is
uttered,and i

think
       of you

 

 

I Like My Body When It Is With Your

i like my body when it is with your
body. It is so quite new a thing.
Muscles better and nerves more.
i like your body.  i like what it does,
i like its hows.  i like to feel the spine
of your body and its bones,and the trembling
-firm-smooth ness and which i will
again and again and again
kiss, i like kissing this and that of you,
i like, slowly stroking the,shocking fuzz
of your electric furr,and what-is-it comes
over parting flesh….And eyes big love-crumbs,

and possibly i like the thrill

of under me you so quite new

 

 

It Is Funny, You Will Be Dead Some Day

it is funny, you will be dead some day.
By you the mouth hair eyes,and i mean
the unique and nervously obscene

need;it’s funny.  They will all be dead

knead of lustfulhunched deeplytoplay
lips and stare the gross fuzzy-pash
—dead—and the dark gold delicately smash….
grass,and the stars,of my shoulder in stead.

It is a funny,thing.  And you will be

and i and all the days and nights that matter
knocked by sun moon jabbed jerked with ecstasy
….tremble (not knowing how much better

than me will you like the rain’s face and

the rich improbable hands of the Wind)

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Zelfportret, 1958

Lees verder “E. E. Cummings, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski”