De Nederlandse schrijfster Leni Saris werd geboren in Rotterdam op 23 september 1915. Zie ook alle tags voor Leni Saris op dit blog.
Uit: Geluk reikt ver
“Zij was Teresa Roberta Valerie van Rossum gedoopt en haar vader klaagde gewoonlijk, met een pretglans in zijn ogen, dat het geen zin had, je dochter bij het begin van haar leven een serie fraaie namen te geven, wanneer je haar onmiddellijk daarna ‘Terry’ wilde gaan noemen. De moeder van Teresa Roberta Valerie lachte erom, maar bleef het kleintje hardnekkig Terry noemen. Misschien vond ze al die namen te zwaar en te gewichtig voor het tere donkerogige hoop-je mens. In ieder geval bleef het altijd bij ‘Terry’ en het kleine meisje was een vrolijk en gelukkig kind, vooral toen later Cora, Inger en ten slotte Ronny arriveerden. Het blonde vrolijke jongetje was vanaf het begin de lieveling van de hele familie en soms merkte zijn moeder weleens bezorgd op, dat het kind de kans liep om een verwend klein mormel te worden, maar Ronny had zon zonnig karakter en was de gulheid en zachtheid in persoon, zodat niemand die klachten al te zwaar opnam. Terry had zich altijd echt ‘de oudste’ gevoeld, die, hoe dol ze ook mee kon doen met de wilde spelletjes van de anderen, tenslotte toch de verantwoordelijkheid voor de drie jongere kinderen bleef voelen. „Kom maar bij Terry,” zei ze beschermend, wanneer Ronny een enkele keer verdriet had. „Terry kan je immers altijd helpen!” Mevrouw Van Rossum keek op een zonnige morgen, toen de familie op het punt stond om met vakantie te gaan, naar buiten, omdat ze Ronny hoorde huilen. Cora wilde hem troosten, maar de kleine jon-gen trok zich los. „Ik wil naar Terry… Terry moet me helpen!” brulde hij. Terry, klein en tenger voor haar twaalf jaren, kwam haastig aandra-ven en hurkte bij haar broertje neer. „Stil maar, Ronny, zo erg is het toch niet?” Ze wreef deskundig over een blonde krullenbol, die er gelukkig onbeschadigd uitzag. „De pijn is alweer weg… kijk, daar vliegt ze… hoog in de lucht!” „Ik zie niks!” pruilde het ventje, met zijn handje aan zijn hoofd, maar hij liet zich toch getroost door zijn zusje meetrekken naar de zand-bak. „Het verveelt me nooit om te zien hoe Terry met Ronny optrekt,” zei mevrouw Van Rossum. „Ze doet het zo leuk en vanzelfsprekend, zonder op de bemoeizuchtige kopie van een volwassen mens te lij-ken. Ik denk weleens…”
Leni Saris (23 september 1915 – 9 december 1999)
Cover
De Tsjechische dichter Jaroslav Seifert werd op 23 september 1901 geboren en groeide op in Praag. Zie ook alle tags voor Jaroslav Seifert op dit blog.
Struggle With The Angel (Fragment)
Sometimes it’s just a tremor of delight,
more often long and bitter pain.
At other times all sighs and tears.
And sometimes even boredom.
That’s the saddest kind.
Some time in the past I saw a rose-red shade.
It stood by the entrance to a house
facing Prague’s railway station,
eternally swathed in smoke.
We used to sit there by the window.
I held her delicate hands
and talked of love.
I’m good at that!
She’s long been dead.
The red lights were winking
down by the track.
As soon as the wind sprang up a little
it blew away the grey veil
and the rails glistened
like the strings of some monstrous piano.
At times you could also hear the whistle of steam
and the puffing of engines
as they carried off people’s wretched longings
from the grimy platforms
to all possible destinations.
Sometimes they also carried away the dead
returning to their homes
and to their cemeteries.
Now I know why it hurts so
to tear hand from hand,
lips from lips,
when the stitches tear
and the guard slams shut
the last carriage door.
Love’s an eternal struggle with the angel.
From dawn to night.
Without mercy.
The opponent is often stronger.
But woe to him
who doesn’t realize
that his angel has no wings
and will not bless.
Jaroslav Seifert ( 23 september 1901 – 10 januari 1986)
In 1981
De Duitse dichter en schrijver Theodor Körner werd geboren op23 september 1791 in Dresden. Zie ook alle tags voor Theodor Körner op dit blog.
Des Feldpredigers Kriegstaten
Ich bin bei englischem Rindfleisch erzogen
Und habe bei englischem Biere studiert.
Der Herr General war mir gewogen;
Drum ward ich zum Feldprediger avanciert.
Denn der Mensch muß etwas versuchen und wagen;
Drum sitz’ ich hier auf dem Bagagewagen.
Bin in Portugal nun Soldatenpastor
Und predige über Ach und Weh
Und warne vor Trunkenheit und Laster,
Die reuige, aber besoffene Armee,
Pfleg’ aufs beste die Kehl’ und den Magen
Und sitze hier auf dem Bagagewagen.
Gestern war eine große Bataille;
Es kam zu einer blutigen Schlacht.
Wir fochten alle en canaille;
Ich hätt’ es kaum als möglich gedacht.
Der Franzose ward aufs Haupt geschlagen,
Und ich saß auf dem Bagagewagen.
Es ward schrecklich viel Blut vergossen
Ich kam in den größten Embarras.
Die Feinde hatten einen Bock geschossen
Und wir, wir schossen Viktoria.
Der gehört zu meinen glorreichsten Tagen;
Und ich saß auf dem Bagagewagen.
Ich sehe schon die Haufen Gedichte,
Die man uns Helden wird billig weihn.
Wir glänzen ewig in der Geschichte
Und ziehn in die Unsterblichkeit ein,
Und von mir auch wird man singen und sagen:
“Ja, der saß auf dem Bagagewagen!”
Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)
Cover
De Griekse schrijver Euripides werd geboren in 480 of 484 voor Christus. Zie ook alle tags voor Euripises op dit blog.
Uit: Medea
KOORr:
Ik hoor de stem, ik hoor de klacht
der rampzalige Colchische.
Weet zij nog niet te berusten; o zeg mij:
´k hoorde hier binnen haar jamm´ren:
´t leed van haar huis verschaft mij geen vreugde:
zij was mij lief geworden.
VOEDSTERr:
Voorbij is alles, verloren haar huis!
D´ een gaat in zijn vorstelijk huwelijk op
en Medea verdwijnt in haar kamer,
voor alles, wat iemand haar zeggen wil doof
en koud voor elke vertroosting.
MEDEA:
O dat het vuur van den hemel mij voer door het hoofd;
wat wacht ik nog van het leven:
ik haat het; o kwam nu de dood mij bevrijden.
KOOR:
Hoort gij, o Zeus, o Aarde en Licht
het klaaglied dier rampzaal´ge vrouw?
Verdwaasde, zal ´t verlangen
naar ongenaakb´re sponde
u drijven naar het eind des levens?
Neen, smeek dat niet.
Stelt uw gemaal
zijn eer in nieuw een verbond,
Zeus zal hem richten;
verteer niet u zelve
van smart om uw bedgenoot.
MEDEA:
O Themis, o Artemis, ziet
wat ik lijd, die met duren eed
mij bond aan dien man, dien vervloekte.
O mocht ik hem zelf en zijn bruid
zien vermalen in ´t puin van zijn huis,
die mij durfde te krenken in recht en eer.
O vader, o stad, die ik schand´lijk ontvlood,
na mijn eigen broeder te hebben gedood.
Vertaald door Dr. Chr. Deknatel
Euripides (484 v. Chr – 406 v. Chr)
Beeld in het Louvre, Parijs
De Hongaarse schrijfster Emmuska Orcy de Orczi, ook wel Baronesse Orczy of Baronesse d’Orczy werd geboren in Tarnaörs op 23 september 1865. Zie ook alle tags voor Emma Orczy op dit blog.
Uit: The Scarlet Pimpernel
“The sun was sinking low down in the west. Bibot prepared himself to close the gates.
“EN AVANT The carts,” he said.
Some dozen covered carts were drawn up in a row, ready to leave town, in order to fetch the produce from the country close by, for market the next morning. They were mostly well known to Bibot, as they went through his gate twice every day on their way to and from the town. He spoke to one or two of their drivers–mostly women–and was at great pains to examine the inside of the carts.
“You never know,” he would say, “and I’m not going to be caught like that fool Grospierre.”
The women who drove the carts usually spent their day on the Place de la Greve, beneath the platform of the guillotine, knitting and gossiping, whilst they watched the rows of tumbrils arriving with the victims the Reign of Terror claimed every day. It was great fun to see the aristos arriving for the reception of Madame la Guillotine, and the places close by the platform were very much sought after. Bibot, during the day, had been on duty on the Place. He recognized most of the old hats, “tricotteuses,” as they were called, who sat there and knitted, whilst head after head fell beneath the knife, and they themselves got quite bespattered with the blood of those cursed aristos.
“He! la mere!” said Bibot to one of these horrible hags, “what have you got there?”
He had seen her earlier in the day, with her knitting and the whip of her cart close beside her. Now she had fastened a row of curly locks to the whip handle, all colours, from gold to silver, fair to dark, and she stroked them with her huge, bony fingers as she laughed at Bibot.
“I made friends with Madame Guillotine’s lover,” she said with a coarse laugh, “he cut these off for me from the heads as they rolled down. He has promised me some more to-morrow, but I don’t know if I shall be at my usual place.”
Emma Orczy (23 september 1865 – 12 november 1947)
Cover
De Duitse dichter en schrijver Daniel Czepko von Reigersfeld werd op 23 september 1605 in Koischwitz (Pools: Koskowice) geboren. Zie ook alle tags voor Daniel Czepko von Reigersfeld op dit blog.
Ohne Gott nirgend Ruh
An den Ruh suchenden
Ist wohl, so lang’ ein Mensch der Welt noch ist ergeben,
In allem, was er thut, im Tod und auch im Leben,
Er schläffet oder wacht, in Wollust oder Pein,
Er hoffet oder wünscht Ruh anzutreffen? Nein.
Jedoch begehret er nicht einen Tritt zu schreiten,
Er sieht sich keinmal umb, wendt sich zu keiner Seiten,
Kein Eßen stillet ihn, kein Auge macht er zu,
Streckt keine Hand nicht aus, sucht er nicht drinnen Ruh.[28]
Ruh schreyt ein iedes Ding. Ruh ist ein Ziel der Sachen,
Und was das gröste, Got wil selbst zur Ruh sich machen.
Ja sprichst du, welcher ist, der Gott erforschen kan?
O Mensch, du triffst ihn ja in allen Dingen an.
Ich sehe, du wilt fort, bleib wilt du Ruh ergründen,
In dir ist Gott allein, in Gott ist Sie zu finden.
Daniel Czepko von Reigersfeld (23 september 1605 – 8 september 1660)
Cover