C. O. Jellema, Cesare Pavese, Hana Androníková, Leo Tolstoj, Gentil Th. Antheunis, Gaston Durnez

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen.Zie ook mijn blog van 8 juni 2007 en mijn blog van 9 september 2006 en ook mijn blog van 9 september 2007.

 

Een stralende dag

Waar zullen we heen gaan vandaag,
welk overjarig verlangen achterna,
met wat voor verwachting belast of
om welke eensklapse ingeving
opspringen, zeggen jullie het maar –

Zit, benen, in jullie onrust
naar buiten of, ogen, zijn jullie belust,
toch niet jij soms, geslacht, dat zich slecht
met zijn naderend onnut verdraagt?

Stel maar wat voor voor vandaag:
een veldweg om lopend landschap te worden,
in de stad een terras om ons steels te vergapen,
onbespied in een rietkraag ons weer het geliefde
lichaam te binnen brengen dat wegstierf –

Ook jullie, gedachten, die het onderling nooit
kunnen vinden, nooit eens eens zijn, alsjeblieft,
geen geliever van zus nu of zo, wees vandaag
domweg mij die hier zit en zich uitstelt,
op post wacht, een brief die hem
kent als beste, groet met
tot gauw.

 

Honden van buxus die de stoep bewaken

Honden van buxus die de stoep bewaken.
Het is geen kunst. Want niemand wordt er bang
van. Wat zou moeten. Het duurt immers niet lang
– hoe lang hangt van mijn zorg af – of zij raken

vanuit de wortel uit hun vorm: kunstzaken
waarvan de groei, geleid door draad en tang,
gedacht is tot gedaante. Ik ontvang
tussen hen door. Gasten. Die zij vermaken.

En zij zijn twee: natuur en onnatuur.
Of drie: plant, dier en geest. Zij weten
niet wat zij doen. Ze zien mij niet als derde.

Dat moet ik doen. Mijn hand. En hoe zij werden
bewaar ik. Ik moet zijn wat zij vergeten.
Toch herder. Wat ook bang maakt op den duur.

 

 

Ontmoeting met een blaarkop

Je vindt me vreemd, eng haast, blijkt uit je blik,
met zo’n geboortemasker, wit, en ogen
zo zwart omrand die jou enkel gedogen,
denk je, op afstand, want ik merk jouw schrik

als je je hand uitsteekt en kopschuw ik
terugdeins zelf – voor wat, voor een te hoge
verwachting? die, bij voorbaat al bedrogen,
maakt dat, uit schaamte wijs, ik weeg en wik.

Maar vaak, ontwaakt in ochtendschitterdauw
– ze slapen nog, de anderen, gewonen -,
mijmer ik hoe me niet meer te verschonen

voor dat ik zo ben, me lijk te verbergen,
prins van Sneeuwwitje en haar zeven dwergen –
wat niemand aan me ziet vertel ik jou

Jellema

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

Olieverfschilderij door Trudy Kramer

 

 

 

De Italiaanse dichter en schrijver Cesare Pavese werd geboren in Santo Stefano Belbo op 9 september 1908. Pavese studeerde literatuurgeschiedenis in Turijn en promoveerde in 1930 op de Amerikaanse dichter Walt Whitman. Hij vertaalde Moby Dick van Herman Melville en werk van John Dos Passos, William Faulkner, Sherwood Anderson, Sinclair Lewis, Daniel Defoe, James Joyce en Charles Dickens in het Italiaans. Vanaf 1930 schreef Pavese bijdragen over Amerikaanse literatuur in het tijdschrift La Cultura.

Tussen 1928 en 1935 schreef Pavese gedichten, die hij 1936 publiceerde onder de titel Lavorare stanca. In 1935 werd hij wegens zijn antifascistische houding, die overigens primair werd bepaald door esthetische motieven, gevangen genomen en acht maanden verbannen naar Brancaleone in Calabrië. In deze tijd begon hij zijn literair-existentialistische dagboek Il mestiere di vivere, dat hij tot zijn dood zou bijhouden. Vanaf 1938 werkte hij bij de Turijnse uitgeverij Einaudi.

Tijdens WO II trok Pavese zich met de schoonfamilie van zijn zuster terug op het Italiaanse platteland. Hij sloot vriendschap met de jonge schrijver Italo Calvino, en was de eerste die diens werk las. Later zou Calvino hem “mijn ideale lezer” noemen. Na de oorlog verbleef Pavese in Serralunga di Cera, Rome, Milaan en vervolgens in Turijn. In 1945 sloot hij zich aan bij de Italiaanse Communistische Partij. In 1950 won Pavese de prestigieuze Premio Strega literatuurprijs, voor La bella estate. Pavese pleegde op 41-jarige leeftijd zelfmoord door inname van een overdosis barbituraten in een hotelkamer in Turijn, waarschijnlijk wegens een ongelukkige liefde en toenemende desillusies over politiek.

 

Alter Ego

 

From morning till evening he saw the tattoo

on his silky chest: a russet woman,

lying concealed in the field of hair. Beneath there was

sometimes chaos, she leapt up suddenly.

The day passed in cursing and silence.

If the woman were no tattoo but

clung alive to his hairy chest, he’d

cry out more loudly in the little cell.

 

Wide-eyed, he lay silently stretched on the bed.

A deep sealike sigh swelled

the big solid bones in his body: he lay

as on a boat-deck. He rested heavily on the bed

like someone who on waking might jump up.

His body, salted with spray, poured out

sweat full of sunshine. The little cell

was not big enough for a single one of his glances.

His hands showed he was thinking of the woman.

 

 

Instinct

 

From the door of his house in the gentle sunshine

the old man, disillusioned with everything,

watches the dog and the bitch as they follow instinct.

 

Flies crawl round his toothless mouth.

His wife died some time ago. She too

like all bitches didn’t want to hear it mentioned,

but she had the instinct. The old man would smell it out –

he hadn’t yet lost his teeth – night would come,

they’d go to bed. Instinct was fine.

 

It’s fine for dogs having so much freedom,

prowling the streets from dawn to dusk,

eating a little, sleeping a little, mounting bitches a little:

they don’t even wait for night. They reason

as they smell and what they smell is good.

 

The old man remembers how once in the daytime

he had it in a field of wheat.

Who the bitch was he no longer knows, but remembers

the hot sun and the sweat and his wish it would last for ever.

It was like being in bed. If the years could return

he’d like to do it always in a field of wheat.

 

A woman comes down the street and stops to watch;

the priest passes and turns away. In the public square

you can do anything. Even the woman,

too discreet to turn round for a man, stops.

Only a boy can’t stand the game

and pelts them with stones. The old man’s angry.

 

 

cesare_pavese
Cesare Pavese (9 september 1908 – 27 augustus 1950)

 

 

 

 

De Tsjechische schrijfster Hana Androníková werd geboren op 9 september 1967 in Zlín. Zie ook mijn blog van 9 september 2007.

 

Uit: Der Klang der Sonnenuhr (Vertaling door Marcela Euler )

 

”Die Beugung des Armes, die Finger umfassen den weißen Henkel. Eine hellbraune Flüssigkeit füllt die Porzellantasse. Sie goß sich gerade Tee ein. Gegen den Türrahmen gelehnt beobachtete er die Rundung ihres nach vorne gebeugten Rückens.
– Haben Sie nach mir gerufen, Madame?
Ein Aufschrei des Schreckens hallte von der Wand wider. Sie drehte sich heftig um, der Deckel der Teekanne erzitterte.
– Du hast mich zu Tode erschreckt!
Die zwei Schritte über die Schwelle zum Eßzimmer hinterließen deutliche schlammige Spuren.
– Erschreckt?
– Ich habe dich nicht erkannt.
In ihrem Lachen lag noch die Schwere des Schreckens.
Die dicke Staubschicht ließ seine Haare sonderbar grau erscheinen, der zentimeterlange Bartwuchs zeugte von einem einwöchigen Fernbleiben der Rasierklinge, und der dunkle Teint hätte Sonnenbräune, aber ebensogut auch Dreck sein können. Unter seinen Achseln zeigte das Hemd Schweißspuren, groß wie Mühlräder.
– Du siehst aus wie ein Wilder.
Er trat an sie heran.
– Wo ist er?
– Wer? Daniel? Im Bett.
Eine Mischung aus Gerüchen hüllte sie ein. Schweiß, Zement, Tabak, Kalk, Mörtel, Regen. Er nahm ihr die Tasse aus der Hand und stellte sie zurück auf das Tablett. Die Tischdecke hinter ihrem Rücken war eine Handvoll Blumen und tropisches Obst. Er hob sie auf den Tisch. Er drücke sich an sie, ihr Körper war ein Garten voller Früchte, die ihm angeboten wurden. Atemlos versuchte sie, sich gegen ihn zu wehren.
– Er schläft noch nicht! Er wartet auf die Gute-Nacht-Geschichte.
– Er soll warten.
– Maa–maa!
– Das glaube ich kaum.
Er verdrehte die Augen und ließ seine Hände sinken.
– Kannst du ihm eine kurze Geschichte erzählen?
– Und kannst du dich waschen?
Sie strich mit den Händen über das Kleid, um die Spuren seiner Berührungen zu glätten. Er machte die Lichter im Eßzimmer aus, ging ins Bad und griff nach der Seife. Die Tür ließ er halb offen, damit ihm die Gute-Nacht-Geschichte nicht entging.”

Andronikova_Hana
Hana Androníková (Zlín, 9 september 1967)

 

 

De Russische schrijver Leo Tolstoj werd geboren op 9 september 1828 op het landgoed Jasnaja Poljana, in de buurt van Toela. Zie ook mijn blog van 9 september 2006 en ook mijn blog van 9 september 2007.

 

Uit: Krieg und Frieden

 

»Nun, sehen Sie wohl, Fürst: Genua und Lucca sind weiter nichts mehr als Apanagen der Familie Bonaparte. Nein, das erkläre ich Ihnen auf das bestimmteste: wenn Sie mir nicht sagen, daß der Krieg eine Notwendigkeit ist, wenn Sie sich noch länger erlauben, all die Schändlichkeiten und Gewalttaten dieses Antichrists in Schutz zu nehmen (wirklich, ich glaube, daß er der Antichrist ist), so kenne ich Sie nicht mehr, so sind Sie nicht mehr mein Freund, nicht mehr, wie Sie sich ausdrücken, mein treuer Sklave. – Jetzt aber guten Tag, guten Tag! Ich sehe, daß ich Sie einschüchtere; setzen Sie sich und erzählen Sie!«
So sprach im Juni 1805 Fräulein Anna Pawlowna Scherer, die hochangesehene Hofdame und Vertraute der Kaiserinmutter Maria Feodorowna, indem sie den durch Rang und Einfluß hervorragenden Fürsten Wasili begrüßte, der sich als erster zu ihrer Soiree einstellte. Anna Pawlowna hustete seit einigen Tagen; sie hatte, wie sie sagte, die Grippe (»Grippe« war damals ein neues Wort, dessen sich nur einige wenige feine Leute bedienten). Die Einladungsschreiben, die sie am Vormittag durch einen Lakaien in roter Livree versandt hatte, hatten alle ohne Abweichungen folgendermaßen gelautet:
»Wenn Sie, Graf (oder Fürst), nichts Besseres vorhaben und die Aussicht, den Abend bei einer armen Patientin zu verbringen, Sie nicht zu sehr erschreckt, so werde ich mich sehr freuen, Sie heute zwischen sieben und neun Uhr bei mir zu sehen. Anna Scherer.«
»Mein Gott, was für eine hitzige Attacke!« antwortete der soeben eingetretene Fürst, ohne über einen derartigen Empfang im geringsten in Aufregung zu geraten, mit einem heiteren Ausdruck auf seinem flachen Gesicht.
Er trug die gestickte Hofuniform, Schnallenschuhe, Strümpfe und mehrere Orden und sprach jenes auserlesene Französisch, welches unsere Großväter nicht nur redeten, sondern in dem sie auch dachten, und zwar mit dem ruhigen, gönnerhaften Ton, wie er einem hochgestellten, im Verkehr mit der besten Gesellschaft und in der Hofluft altgewordenen Mann eigen ist. Er trat zu Anna Pawlowna heran, küßte ihr die Hand, wobei er ihr den Anblick seiner parfümierten, schimmernden Glatze darbot, und setzte sich dann in aller Seelenruhe auf einen Lehnsessel.
»Vor allen Dingen, liebe Freundin, sagen Sie mir, wie es mit Ihrer Gesundheit steht, und beruhigen Sie Ihren Freund«, sagte er, ohne seine Stimme zu verändern, und in einem Ton, bei dem man durch alle Höf lichkeit und Anteilnahme doch seine innere Gleichgültigkeit und sogar ein wenig Spott hindurchhörte.
»Wie kann ich körperlich gesund sein, wenn ich seelisch leide? Wer, der überhaupt Gefühl in der Brust hat, kann denn in unserer Zeit seine seelische Ruhe bewahren?« sagte Anna Pawlowna. »Ich hoffe, Sie bleiben den ganzen Abend bei mir?«

 

tolstoi_1873

Leo Tolstoj (9 september 1828 – 20 november 1910)

Portret door Ivan Kramskoj

 

 

 

De Vlaamse dichter en componist Gentil Theodoor Antheunis werd geboren te Oudenaarde op 9 september 1840. Zie ook mijn blog van 9 september 2006 en ook mijn blog van 9 september 2007.

Van Komen en van Keeren

 

Hij kwam voorbij haar venster;

Zij keek hem vrank in ’t oog,

Maar ’t scheen haar dat een genster

Zijn klaren blik ontvloog.

 

Hij kwam weldra eens weder,

Zij keerde half zich om

En blikte blozend neder,

En wist toch niet waarom.

 

Hij dacht: ‘Wat mag het wezen?

Zoo dikwijls zag ik haar;

Ik voelde niets voordezen,

En nu…. ’t is zonderbaar.’

 

Zij sprak: ‘Wat mag hij denken?

den blik, ontzegd door mij,

Wou ik zoo graag hem schenken!

Nu is hij lang voorbij!’

 

Maar ’t was de wil des Heeren.

Na twijfel en berouw,

Na komen, gaan en keeren

Zij werden man en vrouw.

 

Zoo is de gang der minne,

En ieder heeft zijn lot;

Een blik in den beginne

En… ieder kent het slot.

 

 

Ik had uw laatsten Brief

 

Ik had uw laatsten brief herlezen;

Ik hield uw beeld in mijne hand.

Wat ik al dacht en wat ik voelde

Bij ’t zien van dit zoo dierbaar pand!

 

Ik wilde in woorden u vertalen

Wat mij zoo diep het hart bewoog;

Maar ijdel bleef toch mijn verlangen.

Ik vond geen woorden, geen gezangen,

Maar eenen traan in ieder oog.

 

Antheunis_Gentil
Gentil Th. Antheunis  (9 september 1840 – 5 augustus 1907)

 

 

 

De Vlaamse schrijver, dichter en journalist Gaston Cyriel Durnez werd geboren in Wervik. Zie ook mijn blog van 9 september 2007.

 

Ballade

Een elfje liep door Sprookjesland
met een twaalfje aan d’r hand.

De elfenkoning zag hen gaan
en sprak de twaalf verbolgen aan.

Mijnheer, hoe waagt een twaalf als gij
te vrijen met een elf van mij?

Zoiets is hier nog nooit gezien,
zelfs met geen negen of geen tien !

De jongen zei: “Vorst, permitteer,
dat ik mij even opereer.”

Hij sneed een stukje uit zichzelf,
toen was de twaalf nog slechts elf.

De vorst schreed voort, hij was voldaan.
Het elfje zag haar jongen aan.

Het elfje zag haar jongen aan,
en schreiend is het heengegaan.

 

Dunez
Gaston Durnez (Wervik, 9 september 1928)

Hana Androníková, C. O. Jellema, Gaston Cyriel Durnez, Leo Tolstoj, Gentil Th. Antheunis

De Tsjechische schrijfster Hana Androníková werd geboren op 9 september 1967 in Zlín. Na het gymnasium studeerde zij Engels en Tsjechische filologie in Praag. Na haar studie werkte zij eerst als personeelsmanager in Tjechische en buitenlandse bedrijven. Sinds 1999 wijdt zij zich alleen nog aan de literatuur. Voor haar debuut Zvuk slunečních hodin (The sound of the sundial), een beschrijving van het lot van verschillende vrouwen vanaf de holocaust tot de revolutie van 1989 ontving zij diverse prijzen.

 

Werk o.a: Objeti lasky [‘Love’s Sacrifice’], 2005, Heart on a Hook’]. 2002, Ritual [‘The Ritual’], 2006.

 

Uit: The sound of the sundial

“IN DECEMBER 1938 Bata launched a new kind of waterproof shoe on the Indian market. Shop windows displayed metal bowls of water with shoes bobbing in them. “In wet and dry.” It was an immediate hit; the Indians went wild over them. They cost fifteen annas a pair.

In the middle of January my dog, Amon, died. Father said he’d reached that age. I cried a lot; he’d been in the family since before I was born. I missed him terribly. Then, in February 2939 a letter arrived from Aunt Regina that changed our life completely: Erik, Lily, and little Irma have emigrated. They’re in England at the moment. Lily has some relatives there, but I don’t know where they’ll end up. Mother fell ill soon after; it’s become clear she’d actually been ill for a long time. There’s no hope. The doctors say she has a month left, maybe two. I’ve taken time off because it would be hard for Father to look after her. They talk about you all the time. I think life’s playing games with us. Just as Father seemed to have pulled round after his stroke last year, everything has begun to slide back again. You’d hardly recognize them. “RAQUEL, TRY TO UNDERSTAND. We can’t go back!”

“My mother is dying.”

“I know. I know it’s hard, but we can’t go back now.”

“I have to go back! I owe it to her.”

“Raquel–“

“I haven’t seen her since you and I have been together.”

His throat tightened.

“There’s going to be a war. It’s–suicide.”

“I have to go home.”

He could hear the despair in his own voice, which failed him. He couldn’t swallow. He was putting his foot out to stop a moving train. “Raquel–“

“If you won’t come with me, I’m going alone!”

“You can’t do that.”

“I will!”

She shot out of her chair and slammed the door behind her.

He felt suffocated. The stifling heat surrounded him. He remained sitting in the garden till dusk and listened to the evening ritual of the parched earth. Thousands of leaves in the tops of the banyan trees, like naked hearts with sharp tips, prepared to defend their own vulnerability. The cicadas brought darkness and the clamor of night invaded his life.

I MADE MY FAREWELLS. To India. To Kavita. To her embraces, songs, and incantations. To the people with…”

andronikova
Hana Androníková (Zlín, 9 september 1967)

 

 

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen.

Zie ook mijn blog van 8 juni 2007 en mijn blog van 9 september 2006.

 

Droomtijd

 

Is het van wezens het hoogste verlangen
aan te komen in oorsprong? Vogels
trekken weg van hun broedplaats, zuidwaarts,
zo ook zoeken onze gedachten
zonniger streken, zwermen uit langs
verre wegen. – Een ziel is ontruiming
echter, woordloos, aan beelden ontspringt zij,
maar of zij mij is, niet zal ik dat weten,
hier niet, maar nooit ook? Zo denk ik me vlinder. 

 

Drijfjacht 

Plat op de rug zijn lange lepeloren,
gedoken in de vore lag de haas,
en ik, terwijl ik naderbij kwam, deed,
mijn taak van drijver dus verzakend, of
hij niet gezien werd, niet zijn ogen puilend
van angst, blikloos alsof niet mij hij waarnam,
niet achter mij de wijde vrijheid, maar
een niets in zich, een gat waar hij voor lag,
te diep, te breed om nog te durven springen.
Toen, met een stap van mij aan hem voorbij,
in een seconde was hij weg – me wendend
(verwensing uit de slootwal, doch geen schot)
zag ik hem rennend naar de horizon,
al haast een stip op wit bevroren klei.

Hoe zal zijn einde zijn geweest? In wijn
gestoofd, onder een auto of gewoon
van ouderdom tussen de koude voren –
wanneer in ’t voorjaar op het veld voor huis
de hazen buitelen, denk ik aan hem:
hoe angst een plotselinge kracht kan zijn
die je bevrijdt tot in je kloppend hart.
Misschien zal, als het gat dat groeit in mij
te diep, te breed wordt om te kunnen springen,
bij god, een haas mijn voorspraak zijn (want ook
een dier dat angst kent heeft een ziel die wordt
verlost), al was het maar doordat die morgen
mij heugt, die ene stap, en dat instinct
waarmee bestaan zich redt op eigen kracht.

In lood

 

Het paard, je weet niet anders, mist een been.

En wat een zebra tussen schapen doet?

De boer draagt zie je een uitheemse hoed.

Nu pas. Nu wat eens leefde de schoorsteen-

 

mantel behoedt. Miniatuur. Maar een

voor een bij name. Dood kinderspeelgoed

voor wie ’t niet ziet: elk dier, vergroot, begroet

een kleine boer die zich volwassen scheen.

 

Je weet niet anders – was hij echt soms groter?

Misschien wordt men nooit wat men vroeger was:

begrepen. Dingen denken. Eens vooral.

 

Je bracht je moeder melk. Ik maak er boter

van, zei ze, voor de winter als het gras

bevroren, grond hard, jouw koeien op stal. 

 

Cor_Jellema
C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

 

 

De Vlaamse schrijver, dichter en journalist Gaston Cyriel Durnez werd geboren in Wervik, West-Vlaanderen, op 9 september 1928 als zevende zoon in een arbeidersgezin met elf kinderen. Na basisonderwijs in de St.-Martinusschool te Asse, Brabant, volgde hij twee jaar Praktische Handelsschool in Koekelberg. H!j was een jaar werkzaam als typist. Sinds 1 mei 1945 was hij journalist bij De Nieuwe Standaard (titel later veranderd in De Nieuwe Gids) – ’t Vrije Volksblad – Het Nieuws van den Dag. Vanaf 1 maart 1953 was hij redacteur bij De Standaard – Het Nieuwsblad, waar hij o.m. redactiechef van Het Nieuwsblad, hoofd van de algemene nieuwsdienst en adjunct-rubriekleider Cultuur van De Standaard is geweest. Zijn loopbaan bij deze persgroep werd gedurende drie jaar onderbroken (1966-1969), waarin hij redacteur van de Nederlandse krantengroep Brabant Pers en van het Vlaamse dagblad Het Volk, tevens literair adviseur van uitgeverij Van In, is geweest. Daarna werd hij opnieuw redacteur bij De Standaard tot aan zijn pensionering in 1992. Hij bleef columnist voor dezelfde krant van 1992 tot 1999. Sinds 1999 is hij columnist van de weekbladen De Bond en Tertio. Hij was buitendien bedrijvig als tekstschrijver voor radiocabaret, als tv-medewerker (panellid voor taalspelletjes, literair interviewer) en filmscenarist  (“De Witte van Sichem”).

 

De Veerpuid

 

Ik weet nog hoe moeder vertelde 

dat eenmaal een straatarme puid

een veerpont had op de Schelde.

Een holleblok was zijn schuit.

Hij telde veel trouwe klanten.

Elkeen die geen zwemvliezen had,

als boeren en andere passanten,

bracht hij in zijn klomp over ’t nat.

En ’s winters als ’t hard had gevroren,

dan zette de veerman niet stop.

Dan lei hij, met hulp van zijn veervrouw,

zijn klomp vlug twee ijzers op.

Zo schoof hij dan met zijn klanten,

al zingende over het ijs

van linker naar rechterkant en

hij toondichte zelf zijn wijs.

Maar eens zijn boosaardige mensen

gaan werken aan weerszij de vliet,

Zij legden een brug te Temse,

en ’t holleblokveer moest failliet.

De kikker verging van mizerie

en stierf zonder veel tam-tam.

Er bleef van hem niets meer over,

van ’t veerpont nog honderd gram

 

 

GastonDurnez
Gaston Durnez (Wervik, 9 september 1928)

 

 

De Russische schrijver Leo Tolstoj werd geboren op 9 september 1828 op het landgoed Jasnaja Poljana, in de buurt van Toela. Zie ook mijn blog van 9 september 2006.

 

Uit: Die Kreutzersonate

 

Die Ausschweifung beruht nicht auf irgend etwas Physischem – physische Unanständigkeit ist bei weitem noch keine Ausschweifung; die Ausschweifung, die eigentliche, wahre Ausschweifung besteht gerade darin, dass der Mann sich von jeglicher moralischen Beziehung zu der Frau, mit der er in physischen Verkehr tritt, für frei hält. Und eben diese Selbstbefreiung rechnete ich mir sogar zum Verdienst an. Ich erinnere mich, welche Qual es mir bereitete, als ich einstmals einer Frau, die sich mir wahrscheinlich aus Liebe hingegeben hatte, kein Geld hatte geben können, und wie ich mich erst beruhigte, als ich ihr eine gewisse Summe übersandt und damit zu verstehen gegeben hatte, dass ich mich nunmehr ihr gegenüber in keiner Weise für moralisch gebunden erachtete …”

(…)

“Es schien mir an jenem Abend, dass sie alles, alles verstehe, was ich fühlte und dachte. In Wirklichkeit lag nichts weiter vor, als dass die englische Robe und die Locken ihr ausnehmend gut zu Gesichte standen und dass, nachdem ich den Tag in ihrer traulichen Nähe verbracht hatte, ich den Wunsch nach einer noch intimeren Traulichkeit hegte.”

 

tolstoi_lev
Leo Tolstoj (9 september 1828 – 20 november 1910)

 

De Vlaamse dichter en componist Gentil Theodoor Antheunis werd geboren te Oudenaarde op 9 september 1840. Zie ook mijn blog van 9 september 2006.

Eik en Bloem

Het onweer heeft zoo fel geloeid;

Met kleur en geur en glans getooid,

Prijkt nog de bloem in ’t veld;

Verbrijzeld als een dorre stok,

Maar niet ontworteld door den schok,

Ligt de eike neêrgeveld.

 

Hij siddert nog de kloeke boom,

Hij siddert nog, maar niet van schroom;

De dood maakt hem niet bang;

En stervend schudt hij ’t groene hoofd;

Terwijl zijn stemme reeds verdooft,

Zingt hij zijn laatsten zang:

 

‘O Gij, die ik ontluiken zag,

In zoelen wind en zonnelach,

O kind der zoete Lent’!

O Bloeme, o lief en dartel kind,

‘k Heb u zoo lang, zoo teêr bemind;

En gij hebt mij miskend!

 

‘k Heb trillend, over u gebukt,

Tot in mijn diepste merg verrukt,

U slapend daar aanschouwd;

En ’s morgens, als de zonne klom,

Heb ik voor u, als scherm, alom

Mijn breede kruin ontvouwd.

 

‘k Zong u zoo menig liefdelied,

En ik, de sterke, beefde als riet

Als ik u luist’ren zag;

En juichend dan en koen en stout,

Klonk sterker over veld en woud

Mijn lied, den ganschen dag.

 

Maar neen, gij lief en dartel kind!

U trof wel in den zoelen wind

Het woord, maar niet de zin;

En onder mijne ruige schors,

Verteerde en smolt, hoe jong en forsch,

Mijn hart in ’t vuur der min.

 

En wagg’lend staarde ik hooploos heên;

Mijn moed bezweek, mijn kracht verdween;

’t Orkaan, zoo lang getart,

Schoot hoonend toe – ik plofte neêr…

Nu zingt u de eike nimmermeer,

O Bloeme zonder hart.’

 

Hij zwijgt en sterft… geen rouwklacht schalt;

En langzaam ’t avondduister valt,

Dat woud en veld bedekt.

De bronne ruischt zoo zacht, zoo zacht;

De bloeme sluimert heel den nacht,

Tot dat de zon haar wekt.

 

 

Antheunis
Gentil Th. Antheunis  (9 september 1840 – 5 augustus 1907)