André Gide, George Eliot. Endre Ady, Viktor Pelevin, Elisabeth Maria Post

André Gide werd geboren op 22 november 1869 in Parijs. Gide was de zoon van een katholieke vader uit de Midi en een protestantse moeder uit Normandië. Hij was een van de belangrijkste schrijvers van zijn generatie.De streng protestantse opvoeding heeft hem schuldgevoelens en frustraties opgeleverd Terugkerende thema’s zijn het religieuze en het zinnelijke, waarbij de balans in de loop der jaren steeds vaker naar het zinnelijke doorsloeg. Zijn homoseksualiteit komt in zijn werk pas later aan de oppervlakte: in de vroegere werken draait hij er nog wat omheen. Toen hij echter in de jaren negentig van de negentiende eeuw drie jaar doorbracht in Algerije, viel veel van zijn geremdheid van hem af, mede doordat hij verliefd werd op de jonge Athman. Daarna verschenen nog voor de Eerste Wereldoorlog zijn grote werken l’Immoraliste en la Porte étroite. Tijdens de oorlog schreef hij Corydon (het werd na de oorlog, in 1924, gepubliceerd), waarin hij de homoseksualiteit in een gunstig daglicht stelt, en zich beroept op grote namen als Blaise Pascal en Montaigne. Overigens was hij voorstander van een viriele vorm van homoseksualiteit, die hij beschouwde als niet “tegen de natuur”, wel “tegen de norm”. In 1926 kwam les Faus-monnayeurs uit, door Gide wel zijn “enige roman” genoemd. Het was in ieder geval zijn monumentaalste. In de jaren twintig begon Gide zich te bekommeren om de maatschappelijk zwakkeren. Hij werd een voorvechter van gelijkberechtiging van de vrouw. Ook stond hij een humaner behandeling van misdadigers voor. In de jaren dertig had hij, zoals vele schrijvers in die tijd, sympathie voor het communisme, vooral onder invloed van het evangelie, maar na een reis naar Rusland in 1936 keerde hij ontgoocheld terug.Als oprichter van de Nouvelle Revue française , maar vooral als vrijgevochten schrijver, heeft Gide een enorme invloed uitgeoefend op latere generaties Franse schrijvers en op de ontwikkeling van de moderne Franse roman, de Nouveau Roman.

Uit : Journal 1889-1939 / 14 avril 1933)

“Ce jeune musulman, élève de Massignon, qui vint un matin me parler et que j’envoyai à Marcel de Coppet : avec des larmes, des sanglots dans la voix, il racontait sa conviction profonde : l’Islam seul était en possession de la vérité qui pouvait apporter la paix au monde, résoudre les problèmes sociaux, concilier les plus irréductibles antagonismes des nations… Berdiaeff réserve ce rôle à l’orthodoxie grecque. De même le catholique ou le juif, chacun à sa religion propre. C’est au nom de Dieu qu’on se battra. Et comment en serait-il autrement, du moment que chaque religion prétend au monopole de la vérité révélée ? Car il ne s’agit plus ici de morale ; mais bien de révélation. C’est ainsi que les religions, chacune prétendant unir tous les hommes, les divisent. Chacune prétend être la seule à posséder la Vérité. La raison est commune à tous les hommes, et s’oppose à la religion, aux religions.”

Uit : Les Caves du Vatican

« L’an 1890, sous le pontificat de Léon XIII, la renommée du docteur X, spécialiste pour maladies d’origine rhumatismale, appela à Rome Anthime Armand-Dubois, franc-maçon.

— Eh quoi? s’écriait Julius de Baraglioul, son beau-frère, c’est votre corps que vous vous en allez soignez à Rome! Puissiez-vous reconnaître là-bas combien votre âme est plus malade encore!

A quoi répondait Armand-Dubois sur un ton de commisération renchérie:

— Mon pauvre ami, regardez donc mes épaules.

Le débonnaire Baraglioul levait les yeux malgré lui vers les épaules de son beau-frère; elles se trémoussaient, comme soulevées par un rire profond, irrépressible; et c’était certes grand-pitié que de voir ce vaste corps à demi perclus occuper à cette parodie le reliquat de ses disponibilités musculaires. Allons! décidément leurs positions étaient prises, l’éloquence de Baraglioul n’y pourrait rien changer. Le temps peut-être? le secret conseil des saints lieux… D’un air immensément découragé, Julius disait seulement:

— Anthime, vous me faites beaucoup de peine (les épaules aussitôt s’arrêtaient de danser, car Anthime aimait son beau-frère). Puissé-je, dans trois ans, à l’époque du jubilé, lorsque je viendrai vous rejoindre, puissé-je vous trouver amendé! “

ANDRE_GIDE
André Gide (22 november 1869 – 19 februari 1951)

 

George Eliot was het pseudoniem van de Engelse schrijfster Mary Ann Evans. Ze schreef onder een mannennaam om de kansen op publicatie te verbeteren. Geboren werd zij op 22 november 1819 in Nuneaton in Warwickshire. Ze werd geboren op een boerderij nabij Nuneaton in Warwickshire, en ze gebruikte veel van haar eigen ervaringen in haar boeken. Onconventioneel woonde ze lange tijd samen met de getrouwde schrijver George Henry Lewes, die in 1878 overleed. Op 6 mei 1880 trouwde ze een vriend van haar, John Cross, een Amerikaans bankier die 20 jaar jonger was dan zij. Zij gingen op huwelijksreis naar Venetië en daar, zo wordt er verteld, sprong hij van het balkon in het Canal Grande op hun huwelijksnacht. Hij overleefde de sprong overigens en schreef een biografie over haar, die in 1882 verscheen. Ze overleed datzelfde jaar in Londen aan een nierkwaal, en ligt begraven op de Highgate begraafplaats in Londen. Haar stijl is typisch Victoriaans: zeer lange zinnen en uitvoerige beschrijvingen van situaties en landschappen, maar kenmerkt zich toch door een vlijmscherp psychologisch inzicht. Vooral Middlemarch, Daniel Deronda, en The Mill on the Floss worden nog wel gelezen en ook geregeld herdrukt.

Uit: The Mill on the Floss

“A wide plain, where the broadening Floss hurries on between its green banks to the sea, and the loving tide, rushing to meet it, checks its passage with an impetuous embrace. On this mighty tide the black ships–laden with the fresh-scented fir-planks, with rounded sacks of oil-bearing seed, or with the dark glitter of coal–are borne along to the town of St. Ogg’s, which shows its aged, fluted red roofs and the broad gables of its wharves between the low wooded hill and the river-brink, tingeing the water with a soft purple hue under the transient glance of this February sun. Far away on each hand stretch the rich pastures, and the patches of dark earth made ready for the seed of broad-leaved green crops, or touched already with the tint of the tender-bladed autumn-sown corn. There is a remnant still of last year’s golden clusters of beehive-ricks rising at intervals beyond the hedgerows; and everywhere the hedgerows are studded with trees; the distant ships seem to be lifting their masts and stretching their red-brown sails close among the branches of the spreading ash. Just by the red-roofed town the tributary Ripple flows with a lively current into the Floss. How lovely the little river is, with its dark changing wavelets! It seems to me like a living companion while I wander along the bank, and listen to its low, placid voice, as to the voice of one who is deaf and loving. I remember those large dipping willows. I remember the stone bridge.”

George_Eliot

George Eliot (22 november 1819 – 22 december 1880)

 

De Hongaarse dichter Endre Ady werd geboren op 22 november 1877 in het huidige Adyfalva.  Hij brak zijn rechtenstudie af voor een carrière in de journalistiek en literatuur. Zijn eerste dichtbundel, Versek, verscheen in 1899. Na 1903 verbleef hij overwegend in Parijs, waar hij verliefd werd op een vrouw die het onderwerp werd van veel van zijn gedichten. Hij was een lyrisch dichter die bekend werd om zijn oorspronkelijk en creatief taalgebruik. Ady werd beïnvloed door de Franse symbolisten. Hij werd leider van de politiek en artistiek geëngageerde Hongaarse schrijvers, die zich verzetten tegen het zelfvoldane materialisme van de Hongaaarse hogere kringen. Ady’s oeuvre werd in 19 delen gepubliceerd. Zijn poëzie in 12 en zijn proza in 7 delen.

De dichter van de Poesta

Donker als een Koemaan, grootogig,
Een man vol dromen en verlangens
Was hij. Als herder van een kudde
Trok hij naar de Hongaarse Vlakte.

Toversfeer in de schemer ’s avonds
Greep hem ook de honderdste keer nog,
Maar wat er in zijn hart opbloeide,
Graasde het kuddevolk meteen weg.

Gedachtenschoon schiep hij duizend keer:
Gedachten over dood, wijn, liefde,
Elders ter wereld was hij een zanger
Geworden van gewijde liederen.

Maar hier, als hij zijn boerse, simpele
Gezellen en hun kudde ontmoette,
Groef hij zijn lied heel snel en diep weg
En floot wat voor zich heen of vloekte.

 

Boven het Doodsmeer

Wij cirkelen boven het Doodsmeer,
Prachtige vogels, trots, vol moed.
In ’t water drijven luie monsters,
Gulzig, slangkoppig visgebroed.
Deze stinkende, trieste poel
Staat ook bekend als Hongarije.

Alles vergeefs! We vallen allen,
Het Meer trekt, onze slag verslapt.
Voor niets onze ziel en ons branden,
Onze liefde, ons hoofd en hart.
Het helpt ons niet, het geeft geen kracht:
Het blijft een Doodsmeer, Hongarije.
Vertaald door Kees Bakker

ady

Endre Ady (22 november 1877 – 27 januari 1919)

 

Viktor Pelevin werd geboren op 22 november 1962 in Moskou. Hij is een van de interessantste Russische auteurs van dit moment. Hij studeerde af aan het Moskouse Instituut voor Literatuur en publiceerde in de tijdschriften Granta, The New York Times Magazine en Open City. Eerdere romans zijn onder meer Babylon, Omon Ra en Het leven der insecten. In 1993 ontving hij de eerste Russische Booker Prize voor fictie. In De helm der verschrikking heeft Victor Pelevin een wereld gecreëerd waarin het surreële en het hyperreële samenkomen. Hij hervertelt de mythe van Theseus, het labyrint en de Minotaurus, waarbij hij het klassieke verhaal overzet naar de huidige tijd van internet en cyberspace. In die virtuele ruimte schetst Pelevin een magische, labyrintachtige omgeving waarin informatie in overvloed aanwezig is, maar kennis uiteindelijk onbereikbaar blijft.

 

Uit: The Helmet of Horror (De helm der verschrikking)

Mythcellaneous

‘No one realised that the book and the labyrinth were one and the same . . .’
-Borges, The Garden of Forking Paths

According to one definition, a myth is a traditional story, usually explaining some natural or social phenomenon. According to another, it is a widely held but false belief or idea. This duality of meaning is revealing. It shows that we naturally consider stories and explanations that come from the past to be untrue — or at least we treat them with suspicion. This attitude, apart from creating new jobs in the field of intellectual journalism, gives some additional meaning to our life. The past is a quagmire of mistakes; we are here to find the truth. We know better.

The road away from myth is called ‘progress’. It is not just scientific, technical or political evolution. Progress has a spiritual constituent beautifully expressed by F. Scott Fitzgerald in The Great Gatsby:

[a belief] in the green light, the orgastic future that year by year recedes before us. It eluded us then, but that’s no matter — tomorrow we will run faster, stretch our arms further . . . And one fine morning —
So we beat on, boats against the current, borne back ceaselessly into the past.

In other words, progress is a propulsion technique where we have to constantly push ourselves away from the point we occupied a moment ago. However, this doesn’t mean that we live without myths now. It only means that we live with instant myths of soap-bubble content. They are so unreal you can’t even call them lies. Anything can become our mythology for fifteen minutes, even Mythbusters programme on the Discovery channel.

pelevin

Viktor Pelevin (Moskou, 22 november 1962)

 

De Nederlands dichteres en schrijfster Elisabeth Maria Post werd geboren in Utrecht op 22 november 1755. Ze wordt beschouwd als een van de vertegenwoordigers van het sentimentalisme. In 1788 verscheen haar romandebuut Het land, in brieven, een (deels autobiografische) briefroman over een vriendschap tussen twee vrouwen die spreken over natuur, godsdienst en vriendschap. Het leven op het platteland wordt in dit boek verheerlijkt. Het land is een fysico-theologisch werk: door de natuur te observeren kan men god ervaren. Het werk Reinhart of Natuur en Godsdienst verscheen in drie delen in 1791 en 1792. Het is een roman over de slavernij in de Nederlandse kolonies in Zuid-Amerika. Het werk bevat veel (natuur)beschouwingen. In 1794 trouwde Post met de predikant J.L. Overdorp; haar gevoelens voor hem beschreef ze in de bundel Gezangen der liefde.

Uit: Het land, in brieven

 

“De naam van vriendschap alleen heeft een aangename welluidendheid in mijne ooren, en hare beoefening is de adem van mijn leven geworden. Zij geeft het ware zoet aan allen aardschen wellust. Zij bereidt den zagtsten troost, in alle rampen van dit leven. – Een traan, dien de vriendschap over ons lot weent, is balzem in de wonden des harten. Een boezem open te vinden, waarin de volle ziel zig uitstort, geeft de aangenaamste verruiming.

Wees zonder vriend, hoeveel verliest uw leven!
Wie zal uw troost en moed in rampen geeven?
    Verblijd zijn als uw heilzon straalt?
Wie deelen in uw voor en tegenspoeden;
U in den nood, door trouwen raad, behoeden?
    U wederhouden als gij dwaalt?

Zingt onze waarde Gellert. Aan de hand der vriendschap valt het ligter, de doornige paden des levens te doorwandelen: en daar ze voordspruit uit overeenstemming van zielen; daar ze door deugd en godsdienst gevoed word, – daar zegenpralen hare genoegens over alle de wisselbaare goederen der wereld. – Eer en schatten kunnen ons door kleine toevalligheden ontroofd worden: maar de ware vriendschap groeit in den nood. – De dood kan vrienden scheiden; maar de vriendschap zelf duurt tot in het ander leven.”

post

Elisabeth Maria Post (22 november 1755 – 3 juli 1812)