Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op Weg Naar Het Einde

“De zitting, over commitment, is een teleurstelling. Niemand definieert commitment, of onderscheidt deze in religieuze, sociale, en politieke commitment. Iedereen loeit maar wat door over de Liefde, de Noden der Mensheid, en dergelijke, alle heel reële onderwerpen, mits men ze in een begrijpelijk betoog weet te gieten. Dat van Klushwant Singh uit India is misschien niet onbegrijpelijk, maar wel stom vervelend. Daarbij komt, dat ik mijn gekleurde broeders al het heil dat maar denkbaar is toewens, en me altijd tegen elk onrecht, hen aangedaan, zal blijven verzetten, maar dat het mij tevens de grootste moeite kost, zo niet onmogelijk is, mij voor te stellen dat zij er gevoelens en gedachten op na zouden kunnen houden die enige overweging waard zijn.
Ik geloof in de gelijkheid en gelijkberechtigheid van alle mensen, maar als ik, zoals nu, deze tulbanddrager met zijn warrelende pluisbaard zie staan oreren, kan ik hem niet ernstig nemen. ‘Man,’ denk ik, ‘laat je haar knippen, trek mensenkleren aan, en scheer je eens behoorlijk.’ Intussen, hoe de man er op komt blijft voorlopig een raadsel, deelt hij mede dat de schrijver moet opkomen voor allerlei onbegrepen waarden en liefden, dat is zijn commitment, maar niet voor homoseksualiteit, want dat is geen liefde, aangezien homoseksuelen geen liefde kunnen ervaren. (W. roept, wit van woede ‘Shame! Shame!’) Ik denk dat ik droom. Wie heeft die slangenbezweerder wat gevraagd? Nu het toch mijn spreekbeurt is, verklaar ik, voordat ik mijn referaat houd, dat ik op de bewering van de vorige spreker, volgens welke ik geen werkelijke liefde zou kunnen ervaren, alleen maar zou willen repliceren: ‘God vergeve hen, die zulke stompzinnige dingen durven zeggen.’ (W. knikt mij, bij mijn terugkeer naar mijn plaats, met voldaan geloken ogen toe.) Erich Fried springt op, bestormt de microfoon en straft het orakel van de Indus terdege af. Voorlopig zal deze zich wel koest houden, denk ik.”

(…)

” Laten we elkaar niet haten, maar, integendeel, elkaar liefhebben, gezamenlijk op de Dood wachten, en het ons in de tussentijd aan niets laten ontbreken.
Wanneer ik van hier vertrek, en waarheen ik dan gaan zal – alleen God weet het. Hem wil ik gehoorzamen, en tot glorie van zijn Eeuwige Naam zal ik het vaandel wederom opheffen en voortdragen, waarop geschreven staat: Op Weg Naar Het Einde.”


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Portret door Gerrit Breteler, 1993

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard”

Dolce far niente (Amsterdam, Gerard Reve)

Dolce far niente

 

Uit: De Avonden

 

“Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweentwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. Kwart voor zes, mompelde hij, het is nog nacht. Hij wreef zich in het gezicht. Wat een ellendige droom, dacht hij. Waar ging het over? Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. Het wordt dit weekeind goed weer, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen.


Op de hoek: Jozef Israëlskade (Schilderskade 66)

 

Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.
Was dat alles? dacht hij. Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik. Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zwarte doodskist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. Die tafel ken ik niet, dacht hij, zou die geleend zijn? Hij keek in de kist en zei luid: Daar zitten we in ieder geval morgen nog mee opgescheept. Dat hoeft niet, zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, wedden dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?
Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. Ik ben al uitgeslapen, zei hij bij zichzelf, daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.
Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek erin en dacht: Hij is dood en begint te bederven.

(…)

 


In het midden: Jozef Israëlskade (Schilderskade 66)

 

“Een heerlijke verkwikkend ochtendwandeling’ mompelde hij. Bij het afdalen van de trap kefte een hond bij de benedenburen, toen hij hun deur passeerde. Hij trok de straatdeur zacht dicht en volgde de met ijs bedekte gracht tot de rivier. Die, uitgezonderd in het midden, met een donkere ijslaag was toegevoren.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

Zie voor de schrijvers van de 20e augustus ook  mijn blog van 20 augustus 2011`deel 1 en eveneens deel 2 en eveneens deel 3.

» Reageer (0)

Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver, John Fante, Johann Christian Günther

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 6 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog en evenneens mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006.

 

ROEPING
(voor de Zusters van Liefde, te Weert)

Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet savonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.



Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Gedenksteen op de Nieuwe Markt in Weert met het gedicht „Roeping“

Lees verder “Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver, John Fante, Johann Christian Günther”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: De Avonden

“Daarna nam hij een slok levertraan uit een fles op zijn schrijftafel, kleedde zich uit en sliep spoedig in.
Hij meende muziek te horen, maar telkens als de klanken bijna duidelijker werden, nam de wind in kracht toe en blies alle geluid weg. Even daarna liep hij langs de rivier.
In zijn hand had hij een bos bloemen in papier. Over het water kwam langzaam een grote witte zwaan op hem toezwemmen. Het dier klom moeizaam, maar toch vrij snel de steile walkant op en liep op hem af. Het was een gewone zwaan, zoals er in parken te zien zijn. De poten echter staken in damesschoenen, maar dit verontrustte hem niet.
Hij wilde iets zeggen, maar had geen stem. Toch voelde hij zich niet bevreesd. Het dier was nu vlak bij hem gekomen, strekte de hals uit, scheurde pikkend het papier van de bos en ging in de bloemen happen. Het waren sterke witte chrysanten. Elke pik bracht nieuwe beschadigingen teweeg. De witte kroonblaadjes woeien weg naar de rivier. Als ze boven het water waren gekomen, vormden ze een sneeuwstorm.


Scene uit de speelfim uit 1989 met Thom Hoffman als Frits van Egters

 

Soms beet de vogel een hele bloem van de steel en spuugde die uit. Spoedig was de bos kaal. Frits wierp hem op de grond.
Toen kwam de kop van de vogel dichter bij hem. Eerst werd de kop aldoor groter, toen alleen het oog. Het oog groeide en naderde steeds dichter. Het was in een oogwenk zo groot als zijn eigen hoofd. Hij keek er in en werd geheel rustig. Hij wist, dat, wanneer hij zich niet verzette, dit zijn ondergang zou zijn, maar hij wilde niet weerstreven. Het dier zou hem doden, maar hij kreeg bij de aanblik van het oog, dat nu zo groot was, dat hij er zich in kon spiegelen, een gevoel van voldoening: het was hem onverschillig
Hij werd wakker, draaide zich om en probeerde zich de droom te herinneren, maar dat lukte niet. Hij herinnerde zich alleen, dat er een zwaan in was voorgekomen, sliep weer in en droomde die nacht niet meer.”

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard”

Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 5 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie over Reve o.a. ook mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006 en ook mijn blog van 10 april 2006 en mijn blog van 14 december 2009 en mijn blog van 8 april 2010. Alle bijdragen over Reve zijn te vinden via de tag Gerard Reve.

 

In uw handen

Niemand die zeggen kan, wanneer en hoe.
Misschien wel met geheven glas,
terwijl hij proestend poogt iets uit te leggen
dat wordt weggespoeld
op bulderende branding van gelach.
Dan piept opeens zijn stem, als uit het stof,
en klauwt zijn lege hand naar ’t arme hart,
waar nu het mes in staat van God.
Een flits, van droevig speelgoed, droeve sneeuw
en droef lantarenlicht. Meer niet.
Ziezo, het is volbracht.
‘Zoals hij heeft geleefd, zo is hij ook gestorven.’
(1965)

 

 

Gerard Reve (14 december 1923 –  8 april 2006)

Jaren 1960

 

Lees verder “Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz

 De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008 en ook mijn blog van 14 december 2009.

 

Uit: De Taal der Liefde

“Op een vrijdagmiddag in augustus wilden wij, na boodschappen te hebben gedaan op de markt in de Dapperstraat, op de terugweg door de dierentuin heen – bij de zuidelijke  ingang, die ook toegang gaf tot het Aquariumhuis, er in en bij de westelijke hoofdingang bijna recht tegenover onze woning, er weer, uit – naar huis terugkeren. Het was zonnig, warm weer en toen wij de zuidelijke ingang waren binnengekomen, gingen wij, in strijd met onze oorspronkelijke bedoeling, niet rechtstreeks de Tuin in maar betraden,, wegens de schaduw en de verwachte koelte, eerst het Aquriumhuis.

Het was er niet veel koeler dan buiten, en tamelijk vol. Er waren talrijke klassen  van middelbare scholen, en in die groepen bevonden zich veel mooie Jongens, toverachtig belicht door het onderzeese schijnsel uit onzichtbare lantarens dat hen schaduwloos omsloot en hun gelaten, hoofdhaar en de omtrekken van hun heupen oneindig veel scherper en smartelijker zichtbaar maakte dan enig daglicht ooit zou kunnen doen. Een blonde jongeman, met kort haar, van naar schatting ongeveer 20 jaar, gekleed in een lichte wollen trui boven een strakke grijsachtige heupbroek, keek ons enkele ogenblikken doordringend aan, maar liep toen door zonder ons enige duidelijke aandacht te schenken.

Ik poogde niet naar Jongens te kijken maar aan iets, wat dan ook ter wereld, anders dan aan Jongens te denken toen vlak bij mij, voor één van die kleinere aquariums waarin ogenschijnlijk nooit iets levends vertoeft, een ongeveer 13 of 14jarige jongen met iets te lang, donkerblond haar over zijn oortjes, diep voorover gebogen ging staan turen naar het gedrag van misschien enige zeekreeftjes in een verre hoek van het aquarium. Zijn benen, over elkaar geslagen, spanden zijn duidelijk fluwelen broek hoog in zijn kruis en diep in zijn onbeschrijfelijk zich tussen zijn ronde, steile jongensbillen, aftekenende geheime vallei. Ik probeerde aan iets te denken betreffende de dierentuin of het Aquariumhuis maar ik kon, zolang de jongen voor het kleine aquarium gebogen bleef staan, aan niets anders denken dan hoe ik, terwijl ik hem gevangen hield, hem zou dwingen de riem van zijn broek twee of drie gaten nauwer aan te halen om hem daarna diep voorover te laten buigen opdat ik hem, zo lang Tijger het zou begeren, met een donkerrode rijzweep zijn feller dan ooit gespannen broek tot flarden van zijn dijen en blonde fluwelen jongensheuvels zou geselen. Ik voelde mij zeer moe.

De jongen richtte zich op, liep verder, en in het voorbijgaan zag ik maar al te duidelijk zijn mond en keel, waaruit hij met hese, laffe jongensstem onder de geseling zou schreeuwen, maar het volgende ogenblik was hij in een donker gebied van de zaal tussen de vele bezoekers verdwenen.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

 

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz”

Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 4 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie over Reve ook mijn blog van 14 december 2007,  mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006 , mijn blog van 14 december 2009 en ook mijn blog van 14 december 2008. Alle bijdragen over Reve zijn te vinden via de tags.

Graf te Blauwhuis
voor buurvrouw H. te G.

Hij rende weg, maar ontkwam niet,
en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles,
maar uit een bruin geëmailleerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht.
Een kind nog. Dag lieve jongen.

Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al,
ja ja, kom er eens om,

Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?

 

reve

Gerard Reve (14 december 1923 –  8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en mijn blog van 3 april 2007  en ook mijn blog van 8 april 2008 en ook mijn blog van 8 april 2009.

 

Het geluk weet niets van mij

Het geluk weet niets van mij:
het woont, denk ik, teruggetrokken op het land.
Niemand vertelt het geluk ooit over
het nut van telfoonboeken. Of over regenjassen,
het lover van geboomte, of de liefde.
Niets weet het, helemaal niets. (Het meisje
tegenover me in de trein slaapt
zonder te hebben gezegd waar ze er uit moet.)

Kent het geluk de reeën met gespitst oor
die ik gezien heb langs het spoor?

 

Nachtwacht

’s Nachts als ik slaap laat ik ze me dolen
door haar binnenste, geeft mijn voetstappen
terug, weerspiegelt me in de donkere etalage
van de lampenzaak – stil, maak haar iet wakker

Straks kun je de plek in de uiterwaarden nog zien
waar ze heeft liggen dromen van een grootse toekomst,
een keizespaleis op het ’s Gravenhof, de nachtmerrie
van bevolkingsoverschot brengt grootheidswaan

Als ze opschrikt wordt ze de eerste stad die in de IJssel
sprong. Later als ze groot is gaat ze uit , de schouwbrg,
concerten, poëzie, maar nu slaapt ze nog, murmelend

onder putdeksels, fantaseert een dakgoot vol chocola,
misselijk schmiert ze zich de geschiedenis in. Ik ga nu
weg, zacht. Vaarwel, saluut aan de aflossing van de wacht

hanzmirck

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

 

De Duitse schrijver, essayist en vertaler Christoph Hein werd geboren op 8 april 1944 in Heinzendorf in Silezié. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008.en ook mijn blog van 8 april 2009.

 

Uit: Frau Paula Trousseau

 

Drei Wochen zuvor hatte sich Paula bei ihm gemeldet, so erschien es ihm jedenfalls. Er war derart merkwürdig und unerklärlich auf ihren Namen gestoßen, dass er den ganzen Tag immer wieder an sie denken musste und schließlich mit einem befreundeten Computerspezialisten telefonierte, um von ihm eine Erklärung für das Geschehene zu bekommen.

An jenem Tag hatte Sebastian Gliese an seinem Schreibtisch vor der geöffneten Adressendatei gesessen, um eine Telefonnummer zu suchen. Die Sekretärin hatte zwei Jahre zuvor sämtliche Namen und Anschriften seiner alten Rolodex-Kartei in den Computer übertragen. Es war eine Liste von mehreren hundert Namen, da
er nie eine Adresse löschte, auch wenn es seit Jahren keinen Kontakt mehr gab und die Angaben möglicherweise überholt waren. Als er die Namen durchrollen ließ, stutzte er. Der Name Paula Trousseau war zweimal vorhanden. Er öffnete nacheinander beide Adresskarten, sie waren identisch, seine Sekretärin musste aus Versehen die Adresse zweimal abgeschrieben haben. Er erinnerte sich an Paula, die er ein halbes Leben lang nicht gesehen hatte, dann löschte er die Dublette. Der Computer fragte, ob dieser Eintrag tatsächlich gelöscht werden solle, er drückte nochmals die Taste, und auf dem Bildschirm erschien für Sekunden der Vermerk: gelöscht am 22. Mai.

Als er sich vergewissern wollte, dass ihre Adresse nur noch einmal vorhanden ist, war ihr Name nicht mehr zu finden. Beide Einträge waren verschwunden, Paula Trousseau existierte in seinem Computer nicht mehr. Er versuchte, die Löschung rückgängig zu machen, aber das war nicht möglich oder er dafür zu ungeschickt. Er grübelte, worin der Fehler bestanden haben könnte. Ein Freund, den er anrief, weil er sich von ihm eine Lösung des Problems erhoffte, erklärte ihm lediglich, so etwas komme vor, er solle eben stets eine Sicherheitsdatei anlegen, um sich vor solchen Überraschungen zu schützen.“

 

Christoph_Hein

Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)

 

De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Zie ook mijn blog van 8 april 2009.

 

Uit: Amphibious Green

 

„The little girl in the car sat quietly in a sea of daisies staring at the tiny white frog in the plastic bag. The African clawed frog was a gift from her mother. Nevertheless, it simply would never replace Baxter, even if it was from the same place as her parents. Ada poked at the plastic bag sending the frog into a fit of watery energy. When it tired, it slowly sank back to the bottom of the bag, motionless again.

From the driver’s seat, her mother smiled. Ada was her most sensitive child. She was like a human tuning fork. Maybe Ada wouldn’t forget about the toad but at least her attention would be occupied for a while.

“You guys look look!” Ada exclaimed bursting into the living room, the pet shop plastic bag shaking violently in her tight grip. “Mommy got me this!”

Her oldest sister, Chinyere, who sat in front of the wide screen television only grunted. She was too grown up for such childish nonsense. Iheoma sat at the family computer. She glanced at Ada with a hint of interest. She was in the midst of her most wonderful poem ever and was a little annoyed at the interruption. She squinted at the bag. “Why the thing is almost, like, microscopic!” she said. She turned back to her poem. “Now quit bugging me. A poet is not to be interrupted.”

Ada set up the aquarium with shaking hands. No, the frog wasn’t Baxter but it sure was cute. It had beady black eyes and a permanent smile stretched across its face. The twelve-gallon aquarium decorated with plastic sea plants and blue stones was a paradise for the tiny frog. She sat and watched its stop-go movements for hours. The transparent smooth skinned creature pumped its legs, its eyes brooding and its short hands limp. Every so often a bubble of air would escape its tight lips.“

 

okorafor

Nnedi Okorafor (Cincinnati, 8 april 1974)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolver werd geboren op 8 april 1955 in Annapolis, Maryland. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008 en ook mijn blog van 8 april 2009.

 

Uit: Small Wonder

 

„I have places where all my stories begin.

One is a log cabin in a deep, wooded hollow at the end of Walker Mountain. This stoic little log house leans noticeably uphill, just as half the tobacco barns do in this rural part of southern Appalachia, where even gravity seems to have fled for better work in the city. Our cabin was built of chestnut logs in the late 1930s, when the American chestnut blight ran roughshod through every forest from Maine to Alabama, felling mammoth trees more extravagantly than the crosscut saw. Those of us who’ll never get to see the spreading crown of an American chestnut have come to understand this blight as one of the great natural tragedies in our continent’s history. But the pragmatic homesteaders who lived in this hollow at that time simply looked up and saw a godsend. They harnessed their mule and dragged the fallen soldiers down off the mountain to build their home.

Now it’s mine. Between May and August, my family and I happily settle our lives inside its knobby, listing walls. We pace the floorboards of its porch while rain pummels the tin roof and slides off the steeply pitched eaves in a limpid sheet. I love this rain; my soul hankers for it. Through a curtain of it I watch the tulip poplars grow. When it stops, I listen to the woodblock concerto of dripping leaves and the first indignant Carolina wrens reclaiming their damp territories. Then come the wood thrushes, heartbreakers, with their minor-keyed harmonies as resonant as poetry. A narrow beam of sun files between the steep mountains, and butterflies traverse this column of light, from top to bottom to top again, like fish in a tall aquarium.“

 

kingsolver

Barbara Kingsolver (Annapolis, 8 april 1955)


Zie voor nog meer schrijvers van de 8e april ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Andreas Mand, Paul Eluard, Shirley Jackson, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz, Regina Ullmann

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008.

Uit: Gerard Reve Verzameld Werk deel 6

Een mooi feest

” Ik heb Kerstmis altijd een mooi feest gevonden, maar ook een erg treurig feest. daaraan moet ik wel toevoegen, dat ik geen feest ken, dat niet een treurig feest is.

Over Kerstmis heb ik zelden of nooit iets gelezen, dat niet om de zaak waar het om gaat, dom, handig of huichelachtig heendraaide.

Ik vat de Schrift ernstig op, maar niet letterlijk, en ik acht het vasthouden aan de historiciteit van het evangelie -zoals eertijds aan die van het paradijsverhaal- een ernstige bedreiging van het voortbestaan van het christendom. Wel buig ik mij voor het Mysterie van de onmetelijke en levendmakende waarheid, die in het evangelieverhaal wordt vertolkt.

Het verhaal leert ons, dat de menswording geen geringe opdracht is; dat, wanneer de Waarheid geboren moet worden er voor haar geen plaats is, noch in een huis, noch in een zo onpersoonlijk verblijf als een logement: de bevalling moet plaatsvinden in een stal, in aanwezigheid van de twee nederigste en meest onderworpen dieren. Ik acht het van nog diepere betekenis, dat deze Geboorte bovendien onwettig is en dat God geboren moet worden uit een ongehuwde moeder.

Of de duisternis het Licht ooit zal begrijpen, daaraan moet ik diep en bitter twijfelen. Maar wel geloof ik in het Licht dat schijnt in de duisternis, in alle eeuwigheid.”

 

Uit: Brief door tranen uitgewist

‘Waar was de Meedogenloze Jongen op dit ogenblik? Ik bleef staan. Opeens zag ik hem liggen, en dat was het wonderlijke: in een kleine kaki tent, in de tuin van zijn paleis. Ik zag verder niemand. Eén van de helften van de voorhang van het tentje was opgeslagen, en daardoor kwam het, dat ik hem duidelijk kon zien liggen, in zijn deken gerold, op het grondzeiltje, en zonder matras. Er was een teer, roerloos licht van een stormlampje, dat heel laag brandde. Eén van zijn armen was bloot, en zijn hoofd was iets opzij gezakt, half weggegleden van de opgerolde trui die hem tot kussen diende. Zijn wimpers waren neergeslagen en hij sliep, zijn mond iets geopend. Wat kon het betekenen dat hij, de Meedogenloze Jongen, nu zelf even weerloos was als iedere jongen, die hij onderwierp en bezat? Zijn tent was onder de mensen. Het liet zich niet bevatten, want het was het Misterie aller misteriën, woordloos, maar toch zou ik het aan alle koningen, tongen en natiën moeten verkondigen, zo lang als ik nog adem had en leefde.”

Reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008.

Uit: De geopiaceerde wereld van Willem Bilderdijk

Goethe (1749-1832, dus bijna een volmaakt synchrone tijdgenoot van Bilderdijk) – óók een gebruiker van opiaten en andere drogerende middelen – verschilt hevig van Bilderdijk, wiens buurman hij bijna was tijdens zijn ballingschap te Duitsland. Was Goethe vaak werkelijk doodziek, Bilderdijk’s ziek-zijn was pathografisch voor een groot gedeelte niet verder aantoonbaar dan de klacht zelf. Het ziek-zijn en het ‘lijden’ van Bilderdijk was (én is) literair zeer reëel. Het ziek-zijn is Bilderdijk’s poëzie.

Bilderdijk’s religieus fanatisme – dat zekere Tweede Kamerleden ter rechterzijde bijkans tot vrijdenkers maakt – kan, zo laat het zich aanzien, voor een groot gedeelte verklaard worden uit de bovenzinnelijke roezen die de dichter onder invloed van het opium uitzat. Schreef hij niet ooit in zijn gedicht Uitspanning: ‘God schonk me een beter opiaat’? God als drug! Karl Marx zou plezier aan deze sententie hebben beleefd. Was hij immers niet de schrijver van de dooddoener: ‘Godsdienst is opium van het volk?’

Opiumgebruik leidt niet zelden tot een mystieke godsbeleving – zoals in het geval-Novalis – en tot spijsverteringskwalen (‘’t gruwzaamst windbeklemmen’, bijvoorbeeld, bij Bilderdijk in diens Ziekte), tot hypochondrie, tot hypomanie en tot veelschrijverij. Zo ook bij Bilderdijk. De dichter heeft ons een gigantisch oeuvre nagelaten. Het is ‘dromerig’ van aard. Vaak ook drijverig en vooral teveel. Druggebruik levert grofgenomen twee soorten (typologieën) van gebruikers op. De gebruiker die lethargisch wordt en niets-doende terneerzit. En de gebruiker – die wij in de moderne literatuur ook nog wel eens tegenkomen – die tot veelschrijverij vervalt en aan wie elke zelfkritiek ontnomen lijkt.

Een gebruiker klaagt. Lamenteert de huidige gebruiker hoofdzakelijk over het gebrek aan heroïne – en in de meer bijzondere zin over het gemis van geld daar het opiaat, heroïne, vanwege zijn illegaliteit zeer kostbaar is – Bilderdijk klaagde over alles behalve het verkrijgbaarheidsaspect. De dichter leefde dan ook in die benijdenswaardige eeuw waarin het opiaat vrij en gemakkelijk te verkrijgen was.

Eens schreeuwde zijn zoontje Ursinus te hard. Het kind wilde niet slapen. Het kan aannemelijk worden gemaakt dat Bilderdijk-zelf de dienstmeid opdracht gaf de kleine jongen opium te geven. Het kind stierf aan een overdosis, en de poëtische vader zong: ‘Ja, ‘k offerde U dit kind, blijmoedig zonder weenen.’ De door de opium omgekomen jongen werd geofferd aan dat andere opiaat, zich noemende God. Dat Bilderdijk’s (poëtische) theorie, uiteengezet in de titel van het rouwgedicht voor de nauwelijks éénjarige Ursinus, die luidt: Nagedachtenis van mijn zoontjen Ursinus, door een heimelijk ingegeven slaapmiddel omgebracht uiterst onwaarschijnlijk is, zou ik met het volgende willen aantonen. Bilderdijk veinsde nooit ergens schuldig aan te zijn; terwijl hij (aantoonbaar) aan bijna alle treurigheid in zijn leven – door welke doem dan ook – juist zélf schuldig was. De druggebruiker ziet overal heimelijkheden en complotten in, terwijl hij er meestal zelf, als geen ander, oorzaak en aanleiding toe is. Dat Bilderdijk alle mogelijke moeite deed om zijn nakomelingschap niet tot zijn overlast te doen zijn, kan omstandig in zijn werken en uit zijn leven worden aangetoond.”

BoudewijnBuch

Boudewijn Büch (14 december 1943 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)

 

Der erste Satz, den ich über ihn geschrieben habe, am Ende des Abends, an dem ich ihn kennenlernte: «Unter den Kindern will ich zu demjenigen gehen, dessen Reiz der verborgenste ist, und ich will ihm die Leberflecken im Antlitz abküssen, alle Muttermale seiner Hüften und seines Nackens.» Die letzte Nacht versuchte er eine geschlagene Stunde lang, in mich reinzukommen, auf dem Bauch, seitlich, mit Creme, ich rücklings unter ihm, mit einer anderen Creme, mit dem Öl, das ich für ihn aus der Küche holen mußte, im Stehen nicht, er ist zu klein. Ich wollte einen Präser, er war rosa und besaß ein Reservoir; als ich ihn aus seiner Verpackung schob, um ihn ihm überzustreifen, fragte ich: «Hat es einen Sinn?» Er sagte: «Man erschrickt ja geradezu, wie du dich da auskennst!» Er wollte den Präser abziehen, sagte: «Du hast echt Schiß, Aids zu kriegen, was?» Ich entschuldigte mich pausenlos, gab vor, daß mein Hintern zu eng sei, zu trocken. Ihm stand er nicht richtig. Einmal – er lag über mir und hatte meine Beine gepackt, um sie mit seinen Schultern hochzuhalten – flüsterte er: «Drück dich hoch!» Jetzt nur keinen Krampf bekommen, ich war ein Schlangenmensch geworden. Er stöhnte, er war drin, er suchte meinen Mund, seine Zunge stieß hinein, ich hatte den Eindruck, die Frau zu sein, mit der er schlief. Er küßte mich ein zweites Mal, hatte einen ganz trockenen Mund, sein Speichel tränkte mich, dieses kostbare Gut, das er auf der Straße ausspuckt.

Seltsam, an einem Buch weiterzuschreiben, das man schon vor einem halben Jahr seinem Verleger ausgehändigt hat, dessen Vertrag unterzeichnet ist: es auf fliegende Blätter zu schreiben, nicht abzutippen, und diese fröhlichen oder traurigen Seiten nach und nach dem Verleger zu überbringen oder zu schicken, eine Art, die Distanz zwischen sich und dem Buch zu verringern, noch näher an ihm zu sein, noch tiefer in seinem Innern, so, als ob man unmittelbar hineinschriebe in das Buch.

Als er erfuhr, daß ich den Brief dann doch geöffnet hatte, den Pierre ihm an meine Adresse geschrieben hatte, kein Vorwurf, sondern nur: «Jetzt weiß ich, daß du nicht ganz richtig bist.»

 

guibert1

Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Dit de la force de l’amour

 

Entre tous mes tourments entre la mort et moi

Entre mon désespoir et la raison de vivre

Il y a l’injustice et ce malheur des hommes

Que je ne peux admettre il y a ma colère

 

Il y a les maquis couleur de sang d’Espagne

Il y a les maquis couleur du ciel de Grèce

Le pain le sang le ciel et le droit à l’espoir

Pour tous les innocents qui haïssent le mal

 

La lumière toujours est tout près de s’éteindre

La vie toujours s’apprête à devenir fumier

Mais le printemps renaît qui n’en a pas fini

Un bourgeon sort du noir et la chaleur s’installe

 

Et la chaleur aura raison des égoïstes

Leurs sens atrophiés n’y résisteront pas

J’entends le feu parler en riant de tiédeur

J’entends un homme dire qu’il n’a pas souffert

 

Toi qui fus de ma chair la conscience sensible

Toi que j’aime à jamais toi qui m’as inventé

Tu ne supportais pas l’oppression ni l’injure

Tu chantais en rêvant le bonheur sur la terre

Tu rêvais d’être libre et je te continue.

 

 

Certitude 

 

Si je te parle c’est pour mieux t’entendre

Si je t’entends je suis sûr de te comprendre

 

Si tu souris c’est pour mieux m’envahir

Si tu souris je vois le monde entier

 

Si je t’étreins c’est pour me continuer

Si nous vivons tout sera à plaisir

 

Si je te quitte nous nous souviendrons

En te quittant nous nous retrouverons. 

 

paul_eluard1

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: Vaterkind

 

“Ich dachte, daß es mein erstes gutes Lied war, das nicht über meine große, unglückliche Liebe ging. Und dann, daß es genaugenommen auch um eine unglückliche Liebe ging. Ich saß in seinem Auto, nicht weit vom Kurmittelhaus, Bad Irgendwo im Rothaargebirge, und hörte das Lied, das die Situation, in der er war – und ich mit ihm – in großer Genauigkeit beschrieb. Ich hatte es nur schreiben können, weil er nichts davon wußte. Ich konnte es nur hören, weil er nicht dabei war. Es gab mir Kraft und Identität. Ich konnte zu ihm zurückkehren und ihn unterstützen. Ich konnte, wenn er mich brauchte, sein Sohn sein.”

 

Mand

Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: What a thought

 

“Dinner had been good; Margaret sat with her book on her lap and watched her husband digesting, an operation to which he always gave much time and thought. As she watched he put his cigar down without looking and used his free hand to turn the page of his paper. Margaret found herself thinking with some pride that unlike many men she had heard about, her husband did not fall asleep after a particularly good dinner.
She flipped the pages of her book idly; it was not interesting. She knew that if she asked her husband to take her to a movie, or out for a ride, or to play gin rummy, he would smile at her and agree; he was always willing to do things to please her, still, after ten years of marriage. An odd thought crossed her mind: She would pick up the heavy glass ashtray and smash her husband over the head with it.
“Like to go to a movie?” her husband asked.
“I don’t think so, thanks,” Margaret said. “Why?”
“You look sort of bored,” her husband said.
“Were you watching me?” Margaret asked. “I thought you were reading.”
“Just looked at you for a minute.” He smiled at her, the smile of a man who is still, after ten years of marriage, very fond of his wife.
The idea of smashing the glass ashtray over her husband’s head had never before occurred to Margaret, but now it would not leave her mind. She stirred uneasily in her chair, thinking: what a terrible thought to have, whatever made me think of such a thing? Probably a perverted affectionate gesture, and she laughed.
“Funny?” her husband asked.
“Nothing,” Margaret said.”

 

shirley_jackson

Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)

 

De Ierse dichter Charles Wolfe werd geboren op 14 december 1791 in Blackhall, County Kildare. ook mijn blog van 14 december 2008.

 

 

Oh say not that my heart is cold 

 

Oh say not that my heart is cold

To aught that once could warm it –

That Nature’s Form so dear of old

No more has power to charm it;

Or that th’ ungenerous world can chill

One glow of fond emotion

For those who made it dearer still,

And shared my wild devotion.

 

Still oft those solemn scenes I view

In rapt and dreamy sadness;

Oft look on those who loved them too

With Fancy’s idle gladness;

Again I longed to view the light

In Nature’s features glowing;

Again to tread the mountain’s height,

And taste the soul’s o’erflowing.

 

Stern Duty rose, and frowning flung

His leaden chain around me;

With iron look and sullen tongue

He muttered as he bound me –

‘The mountain breeze, the boundless heaven,

Unfit for toil the creature;

These for the free alone were given, –

But what have slaves with Nature?’

 

Wolfe

Charles Wolfe (14 december 1791 – 21 februari 1823)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 14 december 2008.

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965.

De Oostenrijkse schrijfster Marianne Fritz werd als Marianne Frieß geboren op 14 december 1948 in Weiz in de Steiermark.

De Oostenrijks – Zwitserse schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren.

 

 

Herinnering aan Gerard Reve, Hanz Mirck, Christoph Hein, Nnedi Okorafor, Barbara Kingsolver, Martin Grzimek, John Fante, Glendon Swarthout, Hégésippe Moreau, Johann Christian Günther

Herinnering aan Gerard Reve

Vandaag is het precies 3 jaar geleden dat de Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve overleed. Zie over Reve ook mijn blog van 8 april 2007, mijn blog van 14 december 2007,  mijn blog van 14 december 2006. en mijn blog van 9 april 2006 en ook mijn blog van 8 april 2008.

Uit: De Avonden

‘Ik leef,’ fluisterde hij, ‘ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.’ Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer.
‘Konijn,’ zei hij, het konijn op de arm nemend, ‘je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. ‘Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de grodijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en de dijen. ‘Alles is voorbij,’ fluisterde hij, ‘het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.’
Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. ‘Het is gezien,’ mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven.’ Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.“

gentarjanvan_gerard_reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Portret door Arjan van Gent

 

De Nederlandse dichter Hanz Mirck werd geboren op 8 april 1970 te Zutphen. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en mijn blog van 3 april 2007  en ook mijn blog van 8 april 2008.

De leraar die ons Kafka lezen leerde

De leraar die ons Kafka lezen leerde
was twee cyclopen in één lijf. En ik,
ik deed alsof ik Niemand heet
alsof ik zijn vraag stellen hoorde als ieder ander,
hij mij aankeek als ieder ander

Jaren later, op een cursus, is Niemand nog altijd dertien:
als ik het weet vraag ik geen beurt –
als ik de beurt heb weet ik niets
Onder de kudde verborgen, verdomd,
blijf ik eraan ontsnappen dat niemand ontkomt

 

Draadloos

Jij trok me mee, die avond, Milaan, zacht licht, lichte wind,
naar die begraafplaats als een dodenstad die groter leek
dan hij kon zijn, ingeklemd tussen kazerne en verkeersplein
Achter de lege hekken marmeren gangen, bewaakt

door een wachter in een eeuwigdurende houw
oprijzend boven wie daaronder was
Niemand
Een klok aarzelde tussen luiden en slaan

Ik trok je mee maar je bleef omkijken,
wist aan wie je dacht en wie daar niet was, wie nergens,
wie overal, het hek om de dodenstad

Later zouden we een huizenhoog reclamebord passeren
voor één machtig abonnement op een draadloze verbinding
met het echte leven

Mirck

Hanz Mirck (Zutphen, 8 april 1970)

 

De Duitse schrijver, essayist en vertaler Christoph Hein werd geboren op 8 april 1944 in Heinzendorf in Silezié. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008.

 

Uit: Landnahme

 

“Sie lief hinaus und knallte die Tür zu. Sie war wütend auf mich, was mir Leid tat, aber ich war wirklich sprachlos. Es mag ja sein, dass ich etwas zu früh damit begonnen habe und dass mir die Kerle halt besonders gut gefallen, vielleicht hatte Mutter Recht und ich war mannstoll, na, und wenn schon, jahrelang mit einem festen Freund gehen und sogar die Nächte mit ihm verbringen und dabei das Jungfernhäutchen zu behüten, das erscheint mir noch heute abwegig. Ich kannte Rieke und wusste, dass sie eine ulkige Nudel war, nur wieso Bernhard das mitmachte, war mir unbegreiflich. Er war ein gut aussehender Kerl, nicht sehr groß, aber stämmig gewachsen. Und er hatte irgendetwas an sich, das mir gefiel und sicher nicht nur mir. Er redete nicht viel, insofern hätte er gut zu mir gepasst, denn ich redete immer gern, und Bernhard brachte es fertig, eine Stunde mit uns im Zimmer zu sitzen und nichts zu sagen. Er lächelte und schwieg, und wenn er einen ansah, da strahlte etwas von ihm aus. Er strahlte einen ganz bestimmten Geruch aus, würde ich sagen, wenn das nicht unsinnig wäre, weil ein Geruch nicht strahlen kann. Er konnte schweigen, und man hatte nicht das Gefühl, dass er einem nichts zu sagen hat. Man spürte bei ihm, dass er ganz genau wusste, was er will, und dass er alles durchsetzen würde, was er sich vornahm. Wenn er mich minutenlang ansah und dann meine Hand anfasste, bekam ich sofort ein Fell, denn alle Härchen auf meinem Arm standen augenblicklich aufrecht. Er konnte einen aber auch angucken! Er starrte nicht, er blickte einem unverwandt und freundlich in die Augen, und auf der Stelle roch ich diesen Geruch, er verströmte einen Duft von Kraft und Entschlossenheit.
So muss ein Vulkan riechen, bevor er ausbricht. Er war ein richtiger Mann, und darum konnte ich überhaupt nicht verstehen, dass er sich auf die dummen Spielchen von meiner Schwester einlässt. Ich hatte gedacht, er hätte sie gleich genommen, gleich bei ihrer allerersten Verabredung, denn genau danach roch er.”

Hein

Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)

 

De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Haar ouders waren Nigeriaanse immigranten. Zij debuteerde in 2005 met Zahrah the Windseeker, waarvoor zij de Wole Soyinka Prize for Literature in Africa ontving. In 2007 publiceerde zij The Shadow Speaker. Zij werkt als docente creatief schrijven aan de Chicago State University.

 

Uit: Zahrah the Windseeker

 

„When I was born, my mother took one look at me and laughed.
“She’s . . . dada,” said the doctor, looking surprised.
“I can see that,” my mother replied with a smile. She took me in her arms and gently touched one of the thick clumps of hair growing from my little head. I had dadalocks, and woven inside each one of those clumps was a skinny, light green vine. Contrary to what a lot of people think, these vines didn’t sprout directly from my head. Instead, they were more like plants that had attached themselves to my hair as I grew inside my mother’s womb. Imagine that! To be born with vines growing in your hair! But that’s the nature of dada people, like myself.
“Look, she’s smiling,” my father said. “As if she already knows she’s dada.” To many, to be dada meant you were born with strange powers. That you could walk into a room and a mysterious wind would knock things over or clocks would automatically stop; that your mere presence would cause flowers to grow underneath the soil instead of above. That you caused things to rebel or that you would grow up to be rebellious yourself! And what made things even worse was that I was a girl, and only boys and men were supposed to be rebellious. Girls were supposed to be soft, quiet, and pleasant.“

 

Nnedi

Nnedi Okorafor (Cincinnati, 8 april 1974)

 

De Amerikaanse schrijfster Barbara Kingsolver werd geboren op 8 april 1955 in Annapolis, Maryland. Zie ook mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 8 april 2008.

Uit: Animal, Vegetable, Miracle

 

“As we gathered our loot on the counter, the sky suddenly darkened. After 200 consecutive cloudless days, you forget what it looks like when a cloud crosses the sun. We all blinked. The cashier frowned toward the plate glass window.
“Dang,” she said, “if it isn’t going to rain.”
“I hope so,” Steven said.
She turned her scowl from the window to Steven. This bleached-blonde guardian of gas pumps and snack food was not amused. “It better not, is all I can say.”
“But we need it,” I pointed out. I am not one to argue with cashiers, but this was my very last minute as a Tucsonan. I hated to jinx it with bad precipitation-karma.
“I know that’s what they’re saying, but I don’t care,” she avowed. “Tomorrow’s my first day off in two weeks, and I want to wash my car.”
For three hundred miles we drove that day through desperately parched Sonoran badlands, chewing our salty cashews with a peculiar guilt. We had all shared this wish, in some way or another: that it wouldn’t rain on our day off. Thunderheads dissolved ahead of us, as if honoring our compatriot’s desire to wash her car as the final benediction on a dying land. In our desert, we would not see rain again.”

 

Kingsolver

Barbara Kingsolver (Annapolis, 8 april 1955)

 

De Duitse schrijver Martin Grzimek werd geboren op 8 april 1950 in Trutzhain, Hessen. Vanaf 1968 studeerde hij theaterwetenschappen in Berlijn en vanaf 1972 filosofie en germanistiek in Heidelberg. Daarna werkte hij o.a. als docent. Van 1986 tot 1992 werkte hij als zelfstandig schrijver in Caracas, Venezuela, waarbij hij tevens in de directie zat van het Goethe Instituut daar. Van 1997 tot 2000 verbleef hij in Santiago de Chile.

 

Uit: Das Austernfest

»Ich bin verliebt in eine Frau und kann nicht von ihr lassen. Schon seit Jahrzehnten geht das so, es scheint mir, solange ich denken kann, doch was ich auch versuche, sie will nichts von mir wissen. Das wird sich jetzt ändern. Sie braucht mich, ich habe es ihr bewiesen. Sie schaut mich schon anders an, sieht nicht mehr nur den guten alten Freund in mir, den sie so lange kennt. Ich habe etwas getan für sie, was sie mir nie vergessen können wird: ich gebe ihr die Freiheit wieder. Dann werden wir zusammensein. Ich spüre es. Es dauert nur noch ein paar Tage, hat mir der Staatsanwalt verraten, und ich kann sie abholen aus der Untersuchungshaft. Sie wird mir in die Arme fallen, ich drücke sie an mich, spüre ihr Gesicht an meiner Wange, ihre Haare auf meinen trockenen Lippen, höre sie in mein Ohr flüstern. Sie wird mich lieben, lieben müssen.«

Martin_Grzimek

Martin Grzimek (Trutzhain, 8 april 1950)

 

De Amerikaanse schrijver John Fante werd geboren in Colorado op 8 april 1909. Zie ook mijn blog van 8 april 2007.

Uit: A Kidnapping in the Family

 

“There was an old trunk in my mother’s bedroom. It was the oldest trunk I ever saw. It was one of those trunks with a round lid like a fat man’s belly. Away down in this trunk, beneath wedding linen that was never used because it was wedding linen, and silverware that was never used because it was a wedding present, and beneath all kinds of fancy ribbons, buttons, birth certificates, beneath all this was
a box containing family pictures. My mother wouldn’t permit anyone to open this trunk, and she hid the key. But one day I found the key. I found it hidden under a corner of the rug.
On spring afternoons that year I would come home from school and find my mother working in the kitchen. Her arms would be limp and white like dry clay from toil, her hair thin and dry against her head, and her eyes sunken and large and sad in their sockets.
The picture! I would think. Oh, that picture in the trunk!
When my mother wasn’t looking I would steal into her bedroom, lock the door, and open the trunk. There were many pictures down there, and I loved all of them, but there was one alone which my fingers ached to clutch and my eyes longed to see when I found my mother that way — it was a picture of her taken a week before she married my father.
Such a picture!
She sat on the arm of a plush chair in a white dress spilling down to her toes. The sleeves were puffy and frothy: they were very elegant sleeves. There was scarcely any neck to the dress, and at her throatwas a cameo on a thin gold chain. Her hat was the biggest hat I ever saw in my life. It went entirely around her shoulders like a white parasol, the brim dipping slightly, and covering most of her hair except a dark mound in back. But I could see the green, heavy eyes, so big that not even that hat could hide them.”

 

Fante

John Fante (8 april 1909 – 8 mei 1983)

 

 

De Amerikaanse schrijver Glendon Fred Swarthout werd geboren op 8 april 1818 in Pinckney, Michigan. Zie ook mijn blog van 8 april 2007.

 

Uit: The Cadillac Cowboys

 

Call me a Cadillac cowboy if you will. The Grand Central Station Gang, my former fellow-riders on the New York, New Haven & Hartford stage line, insult me, so I hear, with labels similarly choice.  “Billy the Button-Down Kid,” they scoff, or “The T.S. Eliot Tenderfoot” or “Wyatt Earp with an Attache Case.” Let them have their jest.  Archetype of the dude I may be, but I have gone west now, where men are men and where, when you say such things, stranger, you smile.

It was books, not a six-gun, which sent me packing, which made me a dilettante Don Quixote gone daft from reading. For some time after marriage I pretended industry by commuting now and then from our estate to New York, to the Public Library, and there for several hours doing research
for a possible Ph.D. in history. By chance I crossed a Mississippi of the mind and commenced to graze with rising appetite in a territory of Indians and ranchers and cavalry  and gunfighters and romance from whence I was never emotionally to return. As a historian I had found my era, as a man my place.  Stooped, spindle-shanked, thick-lensed, balding pedant–not! In this bony breast there snorted a bison, there swaggered a roistering mountain man, there was born, a civilization too late, a stripling Teddy Roosevelt hot for deeds of derring-do!“

 

glendoncowboy

Glendon Swarthout (8 april 1918 – 23 september 1992)

 

De Franse dichter en schrijver Hégésippe Moreau (eig. Pierre-Jacques Roulliot) werd geboren op 8 april 1810 in Parijs. Zie ook mijn blog van 8 april 2007.

 

Chagrin d’automne

 

Les lignes du labour dans les champs en automne

Fatiguent l’œil, qu’à peine un toit fumant distrait,

Et la voûte du ciel tout entière apparaît,

Bornant d’un cercle nu la plaine monotone.

 

En des âges perdus dont la vieillesse étonne

Là même a dû grandir une vierge forêt,

Où le chant des oiseaux sonore et pur vibrait,

Avec l’hymne qu’au vent le clair feuillage entonne !

 

Les poètes chagrins redemandent aux bras

Qui font ce plat désert sous des rayons sans voile

La verte nuit des bois que le soleil étoile ;

 

Ils pleurent, oubliant, dans leurs soupirs ingrats,

Que des mornes sillons sort le pain qui féconde

Leurs cerveaux, dont le rêve est plu
s beau que le monde !

 

MOREAU_HEGESIPE

Hégésippe Moreau (8 april 1810 – 20 december 1838)

 

De Duitse dichter Johann Christian Günther werd geboren op 8 april 1695 in Stiergau. Zie ook mijn blog van 8 april 2007. Zie ook mijn blog van 8 april 2007. 

 

Die unwiederbringliche Zeit

 

Ich weiß noch wohl die liebe Zeit,

In der ich mich genug erfreut;

Was waren das für süße Tage!

Die Schläfen trugen Blum’ und Glut

Und kannten weder Wunsch noch Plage,

Noch was den Greisen bange tut.

 

Mein Sorgen ging auf Lust und Scherz;

Mein Herz war Amianthes Herz,

Wir zählten weder Kuß noch Stunden.

Tanz, Schauplatz, Gärten, Spiel und Wein

Und aller Vorteil der Gesunden

Nahm Blut und Geist mit Wollust ein.

 

Wie? Was? Erzähl ich einen Traum?

Zum wenigsten gedenkt mich’s kaum.

Mein Gott, wie ist die Zeit entronnen!

Was hast du, Herz, von aller Lust?

Dies, daß du R
eu’ und Leid gewonnen

Und wissen und entbehren mußt.

 

Ihr, die ihr die Natur versteht

Und durch die Kunst oft höher geht,

Ihr könnt euch mir recht sehr verbinden:

Ach sagt mir doch, ich fleh euch an,

Wie soll ich die Maschine finden,

Die Zeit und Jugend hemmen kann?

 

guenther

Johann Christian Günther (8 april 1695 – 15 maart 1723)

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Andreas Mand, Paul Eluard, Helle Helle, Marianne Fritz, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Charles Wolfe

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007.

Uit: Het Boek Van Violet En Dood

 

“Van mijn vroege jeugd is tot nu toe onvoldoende studie gemaakt. Ik heb zelf van de eerste vijf jaren van mijn leven geen herinnering behouden. Uit mijn zesde jaar zijn mij vage beelden bijgebleven van een gang, een uitzicht op een speelplaats en van de balkons van een rij huizen waarin mensen woonden die niet bestonden omdat de muren van gele baksteen waren; en dat is alles.
Decors dus, maar zonder handelende personen of geluiden. Is er in die eerste vijf jaren iets verschrikkelijks gebeurd? Het zoude mij niet verbazen als dat het geval was, maar ik weet er niets van: het onttrekt zich aan historische waarneming. Al met al heb ik een raar leven gehad, als ik erover nadenk. Niet bizonder, maar wel ongewoon, dat is misschien het juiste woord.”

(…)

 

“Ik had ten zeerste gedachten, dat weet ik nog goed. Ik dacht eerst ik weet dat mijn Verlosser leeft. Daar begon het mede. En toen dacht ik ik weet dat mijn Bruine Liefdesprins op mij zal wachten en ik op hem, hier of aan gene zijde, waar Liefde en Dood één worden in een eeuwig Geheim. En het zal gezien worden hoe de engelen ons wassen tot wij wederom jong en schoon zijn, en ons rijstepap voeren met zilveren lepels. En de hemel gaat toe.”

(…)

 

” De trein, doem, doem, reed rustig voort, van sombre plaats naar droevig oord. De jongen was weg, en ik dacht dat het wel voorgoed zoude zijn. Hij is inderdaad nooit meer teruggekomen, terwijl hij daar tweeënvijftig jaar de tijd voor heeft gehad. Men huivert bij die gedachte, als men er even bij stilstaat. Zoude hij nog in dit leven zijn? Maar dan zoude hij veel minder aantrekkelijk zijn dan toen. Kaal, op zijn kop, bedoel ik, dat is wel het minste, misschien zelfs met allemaal kleine bultjes. O, die gouden jongenslokken! Hoe meer iets schittert en blinkt, hoe sneller het tot stof en as wordt, die verstuiven op de wind. Want de mens is ‘als gras, dat gisteren was, en morgen hooi is op de tas. 

 

Reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2007.

 

wat gij nu zijt, was ik voor dezen

wat gij nu zijt, was ik voor dezen
wat ik nu ben, zult gij dra wezen
gaat aan de Looweg in geverfd schabloon
het R.K. kerkhof te Coevorden open. Eerbetoon

van ovale bloementrommels op de zerken
emaille foto’s, Johannes Drie, violenperken
en achter aan de weg: het Engelen lot
jong bestorven, vroeg bij God

voorbij familie Blaauwgeers en Zouaven
ligt op deze akker jongensgraven
een Prins beneden blauwglazuren beelden
het overschot van dertien jaar. Er spelen
eksters. Wit en zwart

hier heeft de dood tot op het bot volhard

 

 

 

op de Nieuwendijk

 

op de Nieuwendijk. Een schutting met een kier
een souteneur, een Prins op tenen, een blauw scholier
zij kijken in de diepte. Ik sluit me bij hen aan
een tiental heren zwoegt onder een stilgezette kraan

zij strelen met een schepje zachtjes op de aarde
op zoek naar iets van oudheidswaarde
zij wroeten in verrotting en riolen
vinden rijders, roest gereedschap. Eeuwenlang verscholen

poetsen zij bot of been totdat het blinkt
herstellen wat historie heeft verminkt

de dichter is tevergeefs een archeoloog
al delft hij op het omgekeerde / hemelhoog:

het Kind wordt nimmer opgegraven
voorgoed is dood zijn thuis; de haven

 

 

boudewijn_buch

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud en groeide op in Parijs. Van 1970 tot 1973 woonde hij in La Rochelle. Nadat hij er niet in geslaagd was om filmmaker en acteur te worden wendde hij zich tot fotograferen en journalistiek. In 1977 gaf Régine Deforges zijn eerste boek uit La mort propagande. Guibert greep elke gelegenheid voor zelfpromotie aan en stuurde het boek naar Roland Barthes and Michel Foucault. Met de laatste raakte Guibert dik bevriend. In 1978 kreeg Guibert een baan bij Le Monde en verscheen zijn tweede boek Les aventures singulières.

In 1984 won hij samen met Patrice Chéreau een César voor het script van L’homme blessé. In 1985 verscheen Des aveugles, een roman waarin hij zijn eigen ervaringen als vrijwilliger op een blindeninstituut verwerkt had. In 1983, een jaar voordat Foucault aan aids stierf was bij Guibertsw partner dezelfde ziekte vastgesteld en de schrijver zelf onderging hetzelfde lot. Het werd de aanleiding tot zijn grote doorbraak. In 1990 publiceerde hij À l’ami qui ne m’a pas sauvé la vie en werd hij het centrum van veel mediabelangstelling. Vanaf dat moment wijdde Guibert zich aan het vastleggen van wat hem nog aan tijd resteerde. In 1992 verschenen nog L’homme au chapeau rouge en.  Cytomégalovirus.

 

Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)

 

“Was war es? Eine Leidenschaft? Eine Liebe? Eine erotische Zwangsvorstellung? Oder eine meiner Erfindungen? Sah im Schaufenster eines Ladens für Zaubereiartikel eine schwarze Bakelitschachtel, in Form einer fliegenden Untertasse, die über Lupen und Spiegel ein Hologramm erzeugt. Man muß ein Objekt hineinlegen, zum Beispiel ein Goldstück oder einen Ring, damit es sich auf einer transparenten Fläche im Deckel dreidimensional widerspiegelt. Man glaubt, es wegnehmen zu können, es ist aber ungreifbar. Ich komme in Versuchung, das Ding zu kaufen, um etwas darin einzuschließen, das Vincent gehört hat und das mich durch diese eigenartige Illusion an ihn erinnert, aber kein Einfall (eine Haarlocke, ein Foto) entspricht meiner Lust auf den Apparat. Allenfalls für sein Geschlechtsteil wäre dieser Reliquienschrein der rechte Platz. Ich kämme mich nie. Ich reibe mein feuchtes Haar in einem Handtuch und fahre dann mit den Fingern hindurch, um es in Form zu bringen. Gestern, ich weiß nicht, warum, hab ich den kleinen Kamm bemerkt, den mir Vincent geschenkt hat, ganz vereinsamt auf dem Brett im Badezimmer (er hat mir so selten Geschenke gemacht), ich nahm ihn, kämmte mich damit, der Kamm wurde zum magischen Gegenstand. Vincent hatte in dem Kamm seine Zauberformel hinterlassen: «Wenn du mich eines Tages brauchst – nimm den Kamm, und ich komme!»

Ich spitze die Ohren, aber das Telefon klingelt nicht. Am nächsten Morgen: Ich kämme mich wieder, vielleicht bekommt der Kamm seine Zauberkraft erst beim zweiten Gebrauch. Tags darauf kämme ich mich noch einmal: Vielleicht wirkt er erst beim dritten Mal, usf.”

 

Guibert

Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. In 1982 verscheen zijn eerste boek „Haut ab. Ein Schulaufsatz“. De (anti-)held van zijn debuut Paul Schade staat ook centraal in zijn verdere werk:  Kleinstadthelden“ (1996), „Das rote Schiff“ (1994), „Paul und die Beatmaschine“ (2006) und „Vaterkind“ (2001). De romans verschenen bij onafhankelijke uitgevers en de avontuurlijke publicatiegeschiedenis laat zich deels in de boeken zelf terugvinden. Bekend werd Mand met Grovers Erfindung“ (1990), gevolgd door “Grover am See” (1992). „Peng. Filmerzählung“ (1994) en „Schlechtenachtgeschichte“ (2005) sind experimentelle Bücher zijn experimentele boeken.

 

Uit: Kleinstadthelden

 

„Als ich jung war und alles wichtig war, lebte ich in einer anderen Stadt, zweieinhalb Bahnstunden von meinen Eltern entfernt. Mein Zimmer lag zur Straßenseite im ersten Stock eines schmalen Mietshauses, an einer engen, gepflasterten Straße in der Nähe der Fußgängerzone.

Es war eine Einbahnstraße, durch die nicht viele Autos fuhren, aber wenn doch, hörte man sie durch die einfachen Fensterscheiben ziemlich gut. Morgens hörte man die Anlasser der Wagen, mit denen die Anwohner zur Arbeit fuhren, und tagsüber ein untertouriges Brummen, wenn versprengte Pendler und Einkäufer den letzten freien Parkplatz suchten. Abends sangen die Kneipengänger “Olé, olé, olé” oder “Wir fahren in den Puff von Barcelona” auf dem Rückweg.

Doch all diese Geräusche waren leichter zu ertragen als das unablässige Hämmern und Kreischen von der Großbaustelle, keine 50 Meter weiter. Das Zittern des Bodens übertrug sich auf die Schaumstoffmatratze und weckte mich auf.

Ich hatte einen angenehmen Wohngefährten und ziemlich unangenehme Nachbarn. Gegenüber zum Beispiel war ein Möbelgeschäft, dessen Auslagen mein Auge genauso irritierten wie mein Äußeres den glattrasierten Besitzer und seine Frau. Solange mein Mofa vor ihrem Schaufenster parkte, führten sie richtig Krieg gegen mich. Sie beschwerten sich täglich bei der Vermieterin und gingen dazu über, wie ich natürlich nie beweisen konnte, es nachts heimlich umzukippen. Es gab keinen Hof, in das man es stellen konnte, und der Bürgersteig auf meiner Seite war höchstens einen halben Meter breit. Der Ärger hörte erst auf, als ich mir ein Fahrrad besorgte, das man immerhin in den niedrigen Keller tragen konnte.

Im Flur war kein Platz dafür, das sah ich ein, und im Grunde genommen hat die achtundsiebzigjährige Vermieterin, die im Erdgeschoß wohnte, nur durchgesetzt, was sich aus architektonischen und sozialen Gegebenheiten zwingend ergab. Drei Versprechen hatte sie mir beim Einzug abgenommen: Gardinen aufzuhängen, alle zwei Wochen die Treppe zu putzen und die Haustür auch tagsüber abzuschließen.“

 

andreas_mand

Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.

Pour vivre ici

 

Je fis un feu, l’azur m’ayant abandonné,

Un feu pour être, son ami,

Un feu pour m’introduire dans la nuit d’hiver

Un feu pour vivre mieux.

 

Je lui donnai ce que le jour m’avait donné :

Les forêt
s, les buissons, les champs de blé, les vignes,

Les nids et leurs oiseaux, les maisons et leurs clés,

Les insectes, les fleurs, les fourrures, les fêtes.

 

Je vécus au seul bruit des flammes crépitantes,

Au seul parfum de leur chaleur;

J’étais comme un bateau coulant dans l’eau fermée,

Comme un mort je n’avais qu’un unique élément.

 

 

 

Je te l’ai dit

 

Je te l’ai dit pour les nuages

Je te l’ai dit pour l’arbre de la mer

Pour chaque vague pour les oiseaux dans les feuilles

Pour les cailloux du bruit

Pour les mains familières

Pour l’oeil qui devient visage ou paysage

Et le sommeil lui rend le ciel de sa couleur

Pour toute la nuit bue

Pour la grille des routes

Pour la fenêtre ouverte pour un front découvert

Je te l’ai dit pour tes pensées pour tes paroles

Toute caresse toute confiance se survivent.

 

 

 

À peine défigurée

 

Adieu tristesse

Bonjour tristesse

Tu es inscrite dans les lignes du plafond

Tu es inscrite dans les yeux que j’aime

Tu n’es pas tout à fait la misère

Car les lèvres les plus pauvres te dénoncent

Par un sourire

Bonjour tristesse

Amour des corps aimables

Puissance de l’amour

Dont l’amabilité surgit

Comme un monstre sans corps

Tête désappointée

Tristesse beau visage.

 

eluard1

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

 

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965. Zij debuteerde in 1993 met de bundel prozafragmenten Eksempel på liv [Voorbeeld van leven] waarmee ze op slag één van de literaire boegbeelden van haar generatie werd. In de jaren daarna verschenen er naast twee bundels met korte verhalen – Rester (Resten, 1996) en Biler og dyr (Auto’s en dieren, 2000) – ook twee romans van haar hand: Hus og hjem (Huis en haard, 1999) en Forestillingen om et ukompliceret liv med en mand (De gedachte aan een onbekommerd leven met een man, 2002).

 

Uit: Example of Life (Vertaald Barbara Haveland)

 

„Two streets away, Marianne wakes up with terrible pains in
her stomach.
She sits up in bed and pulls back the duvet. Her midsection is heaving in a manner over which she has no control. More than anything it looks as though some large creature has started puffing and panting inside her abdomen.
She gets up and stands out in the middle of the floor. She does not even have the chance to go over in her mind what she has eaten the day before, whether she could have ingested something that was contaminated, something on the turn; cannot remember what she has had to drink. She presses both hands hard against her stomach to still the creature´s stirrings.
The first spurt of vomit lands right at her feet, smelling of damp fur despite its content.
This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.

This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.“

 

helle

Helle Helle (Nakskov, 14 december 1965)

 

De Oostenrijkse schrijfster Marianne Fritz werd als Marianne Frieß geboren op 14 december 1948 in Weiz in de Steiermark. Zij werkte als zelfstandig schrijfster, afhankelijk van beurzen, in Wenen. De publiciteit schuwde zij, en over haar levensloop is dan ook weinig bekend. In de jaren zeventig was zij getrouwd met de schrijver Wolfgang Fritz. Nog voor het verschijnen van haar debuutroman Die Schwerkraft der Verhältnisse in 1978 ontving zij de Robert-Walser-Preis. Daarna begon zij te werken aan een literair megaproject dat zij de werktitel Die Festung gaf en dat de geschiedenis van de eerste en de tweede republiek Oostentijk tot thema heeft. In 1980 verscheen Das Kind der Gewalt und die Sterne der Romani, zich afspelend in 1921. In 1985 verscheen onder de titel Titel Dessen Sprache du nicht verstehst een roman die, uitgaand van het jaar 1914 de geschiedenis vertelt van een familie Null uit het marktplaatsje Nirgendwo. Fritz bediende zich daarbij van een eigenzinnige vormtaal en vertelstijl die genregrenzen en taalconventies overschrijdt. Deze stijl behield zij in de als trilogie opgezette eerste twee delen van Naturgemäß. Lezers en kritiek waren echter steeds minder bereid haar hierin te volgend. Zo sprak de Faz van „Satzbauruine“ en een „Disneyland der Dekonstruktion“,

 

Uit: Naturgemäß III

 

„Du kannst mir vertrauen, liebes Igelkind. Dein mißtrauisches Äugen entbehrt solider Begründung, beruht auf Narben, die künstlich gezüchtet – ja! Gezüchtet werden von Verleumdern. Dieser Ruinengott sagt, ich habe mir einen Verfolgungswahn zugelegt, damit ich ihn abschaffen kann; es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn stets zu erpressen, sodaß er sich damit abfinden muß: Entweder ich nehme ihm seine Ruinen weg. Oder er bekommt keine Ruinen mehr. Wer nur Ruinen hat, ist ein armer Hund, ein mausetoter Hund. Ein räudiger Hund. Und den Ruinengott zu einem streunenden, weiß Hase Entwederoder wie toten Hund zu erniedrigen, das ist eine – nie darf sich das der Ruinengott bieten lassen – ungeheuerliche Tätigkeit wider die Windrose, als wüßte die Windrose nicht selber! Wie die Rosewind Windrose zu sein hat! Es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn zu ruinieren, auf daß es endgültig langweilig sei auf Erden. Nimmermehr rumort werden kann, nimmermehr bewundert werden kann die Phantasie eines so vollkommenen Gottes, der jeden Plan neu zu gestalten vermag auf ungemein schöpferisch befruchtend-er Weise. Die Weisheit des Ruinengottes ist unschlagbar, sein Einfallsreichtum schlägt jedem Gott das Furchtbare der Wahrheit ins Gesicht: Im Vergleich zum Ruinengott schrumpeln sie allesamt, werden niedliche Kobolde; harmlose Wiedergänger, verkalkten Gedankengängen ausgelieferte Wurstl von Einst-war-ich-Gott-Gespenstern! Muß der Ruinengott was geben? Das Selbstvertrauen fürs Ab!-treten. Ist das ein Ton? Redet einer so rechnend wohl, etwas bleibt immer hängen, unbegründet kann der Haß des Ruinengottes geg
en den Menschengott nicht zustande gekommen sein. Alles mein Werk, auch er sei mein Werk! Gerade diese scheußliche Anmaßung! Als wäre ich jemals neugierig darauf gewesen, vor ihm – fliehen zu müssen!“

 

fritz

Marianne Fritz (14 december 1948 – 1 oktober 2007)

 

De Oostenrijks – Zwitserse schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Een beroepsopleiding maakte zij nooit af. Wel kreeg zij, ongetrouwd, twee kinderen die door pleegouders werden grootgebracht. Soms lijdend aan zware depressies en erg aan haar moeder hangend, gaf zij lezingen en werd een beetje bekend met haar verhalenbundel Die Landstraße uit 1921. In 1902 was zij met haar moeder naar München getrokken. In 1911 trad zij toe tot de katholieke kerk. Dankzij Rilke, met wie zij sinds 1908 correspondeerde, werd zij financieel geholpen door verschillende personen en (katholieke) instanties. Rond 1920 leerde zij meer schrijvers kennen: Thomas Mann, Robert Musil, Max Pulver en Albert Steffen, tenslotte in 1923 Carl Jacob Burckhardt.

In 1836 moest zij Duitsland verlaten en in 1938 keerde zij terug naar St. Gallen.

 

Uit: Die Landstrasse

“Sommer, aber ein jüngerer Sommer als dieser; ein Sommer, an Jahren noch gleichaltrig mit mir, war damals. Ich war zwar dennoch nicht froh, nicht von Grund aus froh, aber ich mußte es sein in der Art, wie es alle sind. Die Sonne zündete mich an. Sie labte sich an dem grünen Kogel, auf dem ich saß, einem Kogel, der beinah eine heilige Form hatte, und auf den ich mich geflüchtet hatte von dem Staube der Landstraße. Denn ich war müde. Ich war müde, weil ich allein war.
Diese lange Landstraße vor und hinter mir… Ihr konnten die Schleifen, die sie zog um diesen Kogel, ihr konnten die Pappeln nicht, ihr konnte der Himmel selber nicht ihre Kläglichkeit nehmen.
Mir war bange, weil sie mich nach einer kurzen Wanderung schon in ihre Not und Verkommenheit miteinbezogen hatte. Eine unheimliche Landstraße war das. Eine allwissende Landstraße. Da ging nur, wer in irgendeinem Sinne allein gelassen worden war. Ich zog im Widerspruch dazu meinen Mundvorrat aus dem kleinen Reisegepäck. Er war von der Hitze ungenießbar geworden. Ich mußte ihn fortwerfen. Nicht einmal Vögel hätten ihn mehr gemocht. So wurde ich auch dazu von dem Gefühle des Nicht-haben-Könnens noch hungrig und durstig.
Und keine Quelle war ringsum. Nur der Kogel selber schien das Geheimnis einer Quelle zu bergen, tief in
sich, mir unerreichbar. Und wenn ich auch auf eine nahe Quelle gehofft hätte, so würde ich sie doch nicht zu erreichen gesucht haben. Ich war müde und ohne Tränen doch dem Weinen nahe.“

ullmann-regina

Regina Ullmann (14 december 1884 – 6 jannuari 1961)

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Jackson schreef een zestal romans en talloze korte verhalen, waarvan haar werk The Lottery (1948) het bekendst is. Typerend voor haar schrijfstijl was de horror- en fantastische inslag waarmee vertellingen waren opgebouwd. Ze was getrouwd met criticus Stanley Edgar Hyman. Recent is de belangstelling voor haar werk weer toegenomen. Zij had invloed op het werk van auteurs als Neil Gaiman, Stephen King, en Richard Matheson.

 

Uit: The Haunting of Hill House

 

„Eleanor stood perfectly still and looked at the door. She did
not quite know what to do, although she believed that she was thinking coherently and was not unusually frightened, not more frightened, certainly, than she had believed in her worst dreams she could be. The cold troubled her even more than the sounds; even Theodora’s warm robe was useless against the icy little curls of fingers on her back. The intelligent thing to do, perhaps, was to walk over and open the door; that, perhaps, would belong with the doctor’s views of pure scientific inquiry. Eleanor knew that, even if her feet would take her as far as the door, her hand would not lift to the doorknob; impartially, remotely, she told herself that no one’s hand would touch that knob; it’s not the work hands were made for, she told herself. She had been rocking a little, each crash against the door pushing her a little backward, and now she was still because the noise was fading. “I’m going to complain to the janitor about the radiators,” Theodora said from behind her. “Is it stopping?”

“No,” Eleanor said, sick. “No.”

 

jackson

Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)

 

De Ierse dichter Charles Wolfe werd geboren op 14 december 1791 in Blackhall, County Kildare en ontving zijn opleiding in Bath, Winchester en het Trinity College in Dublin. In 1817 werd hij priester in de Church of Ireland. Hij overleed op 31-jarige leeftijd aan de gevolgen van tuberculose. Het voornaamste, en eigenlijk enige, werk waardoor Wolfe nog altijd bekendheid geniet is zijn gedicht The Burial of John Moore after Corunna (1816) dat in vele bloemlezingen is verschenen.

 

 

The Last Rose Of Summer

  

That strain again? It seems to tell

Of something like a joy departed;

I love its mourning accents well,

Like voice of one, ah! broken-hearted.

 

That note that pensive dies away,

And can each answering thrill awaken,

It sadly, wildly, seems to say,

Thy meek heart mourns its truth forsaken.

 

Or there was one who never more

Shall meet thee with the looks of gladness,

When all of happier life was o’er,

When first began thy night of sadness.

 

Sweet mourner, cease that melting strain,

Too well it suits the grave’s cold slumbers;

Too well the heart that loved in vain

Breathes, lives, and weeps in those wild numbers.

Charles_Wolfe

Charles Wolfe (14 december 1791 – 21 februari 1823)