100 jaar Gerard Reve, Boudewijn Büch, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: De Avonden

Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond. “Was dat alles?” dacht hij. “Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.” Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zwarte doodkist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. “Die tafel ken ik niet”, dacht hij, “zou die geleend zijn ?” Hij keek in de kist en zei luid: “Daar zitten we in ieder geval morgen nog mee opgescheept.” “Dat hoeft niet”, zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, “wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?” Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. “Ik ben al uitgeslapen”, zei hij bij zichzelf, “daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.” Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek er in en dacht: “Hij is dood en begint te bederven.” Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijkers en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit. “Er is geen mens”, dacht hij, “in het hele huis is niemand; wat moet ik doen? Muziek, dat helpt.” Hij boog zich over de kist heen naar het radiotoestel, maar zag op hetzelfde ogenblik de hand, die blauwachtig van kleur was geworden, met lange, witte nagels aan de vingertoppen, langzaam zich opheffen. Met een schok deinsde hij terug. “Ik moet me niet bewegen”. dacht hij. anders gebeurt het.” De hand zakte langzaam weer neer. Hij voelde zich, toen hij wakker werd, benauwd. “Tien voor zeven”, mompelde hij, op het horloge turend. “Wat een beroerde dingen droom ik.” Hij draaide zich om en sliep weer in.
Door dikke, groene gordijnen liep hij weer de huiskamer binnen. De bezoekers waren weer aanwezig. De man met het rode gezicht trad hem tegemoet, glimlachte en zei: “Het gaat niet. Het wordt
maandagmorgen tien uur. We zetten de kist zo lang in de studeerkamer.” “Studeerkamer?” dacht Frits, “studeerkamer? Is die in ons huis? Natuurlijk, hij bedoelt de zijkamer.” Zes personen namen de
kist op hun schouders. Hijzelf liep vooruit om de deur
open te zetten.
“Er zit een sleutel in”, dacht hij, “dat is een goed ding”.”Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond. “Was dat alles?” dacht hij. “Wat gebeurde er verder? Niets, geloof ik.” Hij sliep weer in. De droom ging voort, waar hij was opgehouden. De man lag, met de bolhoed over zijn gezicht gedrukt, in een zwarte doodkist, die in een hoek van de kamer op een lage tafel stond. “Die tafel ken ik niet”, dacht hij, “zou die geleend zijn ?” Hij keek in de kist en zei luid: “Daar zitten we in ieder geval morgen nog mee opgescheept.” “Dat hoeft niet”, zei een man met een kaal hoofd, een rood gezicht en een bril, “wedden, dat ik de begrafenis nog op vanmiddag twee uur geregeld kan krijgen?” Hij werd opnieuw wakker. Het was twintig minuten over zes. “Ik ben al uitgeslapen”, zei hij bij zichzelf, “daarom word ik zo vroeg wakker. Ik heb nog een flink uur.” Hij sluimerde langzaam in en trad voor de derde maal de huiskamer binnen. Er was niemand. Hij liep op de kist toe, keek er in en dacht: “Hij is dood en begint te bederven.” Opeens was de gestalte bedekt met allerlei timmermanswerktuigen, die tot de rand van de kist lagen opgestapeld: hamers, grote boren, zagen, waterpassen, schaven, zakjes met spijkers en tangen. Alleen de rechterhand van de dode stak er bovenuit. “Er is geen mens”, dacht hij, “in het hele huis is niemand; wat moet ik doen? Muziek, dat helpt.” Hij boog zich over de kist heen naar het radiotoestel, maar zag op hetzelfde ogenblik de hand, die blauwachtig van kleur was geworden, met lange, witte nagels aan de vingertoppen, langzaam zich opheffen. Met een schok deinsde hij terug. “Ik moet me niet bewegen”. dacht hij. anders gebeurt het.” De hand zakte langzaam weer neer. Hij voelde zich, toen hij wakker werd, benauwd. “Tien voor zeven”, mompelde hij, op het horloge turend. “Wat een beroerde dingen droom ik.” Hij draaide zich om en sliep weer in.
Door dikke, groene gordijnen liep hij weer de huiskamer binnen. De bezoekers waren weer aanwezig. De man met het rode gezicht trad hem tegemoet, glimlachte en zei: “Het gaat niet. Het wordt
maandagmorgen tien uur. We zetten de kist zo lang in de studeerkamer.” “Studeerkamer?” dacht Frits, “studeerkamer? Is die in ons huis? Natuurlijk, hij bedoelt de zijkamer.” Zes personen namen de
kist op hun schouders. Hijzelf liep vooruit om de deur
open te zetten.
“Er zit een sleutel in”, dacht hij, “dat is een goed ding”.

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Gerard Reve op een drieluik door Aldert Koop, 1973

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

Congratulations; You’ve Gone and Broken Another Heart’
[Mick Jagger]

waarom ik schrijf
is niet begrepen
ik dicht syntetisch
kunstgrepen
die zingen van:
ik heb je lief
& weet niet wie
je was zo mooi
maar meer nog poëzie

ik wilde dat je smorgens kwam
in kleren die ik kende
of hoe je lachte
toen ik sprak: ellende
werd angst als ziekte
van de kleine naamgenoot

vertrok je ongemerkt
zoals vader, Prins & dood

ligt nu het lied
onbemind
of leeg
& wat ik terugvind
noem ik eenzaamheid

o lief
het afscheid
ging je zelfs vertederd

ik maakte taal
die jij vernedert

 

‘Wenn alle untreu werden, so bleib ich dir doch treu’
[Novalis]

o lief, deze nacht moest vergeten
treinen, drank & medeweten
met de Prins gestorven
als taal dronken droomt
bedorven
omdat het lied ontbreekt
smart die smeekt
jouw mededogen
maar dichters zingen toekomst

in twee monologen

 

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Vrijheid

Op mijn schoolschriften
Op mijn bank en de bomen
Op het zand op de sneeuw
Schrijf ik je naam

Op elke bladzij die ik las
Op elke blanco bladzij
Steen bloed papier of as
Schrijf ik je naam

Op de vergulde beelden
Op de wapens van krijgers
Op de kroon van koningen
Schrijf ik je naam

Op het oerwoud de woestijn
Op de nesten op de brem
Op de galm van mijn jeugd
Schrijf ik je naam

Op de wonderen van de nachten
Op het wittebrood van de dagen
Op de verloofde seizoenen
Schrijf ik je naam

Op al mijn lapjes hemelblauw
Op de vijver muffe zon
Op het meer frisse maan
Schrijf ik je naam

Op de velden op de einder
Op de wieken van vogels
En op de schaduwmolen
Schrijf ik je naam

Op elke wasem dageraad
Op de zee op de boten
Op de uitzinnige berg
Schrijf ik je naam

Op het schuim van de wolken
Op het zweten van de storm
Op de logge lome regen
Schrijf ik je naam

Op de flikkerende vormen
Op de klokken van de kleuren
Op de waarheid van de natuur
Schrijf ik je naam

Op de ontwaakte paden
Op de ontplooide wegen
Op de overvolle pleinen
Schrijf ik je naam

Op de lamp die oplicht
Op de lamp die uitdooft
Op mijn huizen allemaal
Schrijf ik je naam

Op de doorgesneden vrucht
Van de spiegel en mijn kamer
Op mijn bed lege schaal
Schrijf ik je naam

Op mijn lieve gulzige hond
Op zijn gespitste oren
Op zijn onbeholpen poot
Schrijf ik je naam

Op de springplank van mijn deur
Op de vertrouwde dingen
Op de vloed van heilig vuur
Schrijf ik je naam

Op al het vereende vlees
Op het voorhoofd van mijn vrienden
Op elke uitgestoken hand
Schrijf ik je naam

Op de ruit van de verrassing
Op de aandachtige lippen
Hoog boven de stilte uit
Schrijf ik je naam

Op mijn verwoeste schuilplaatsen
Op mijn ingestorte vuurtorens
Op de wanden van mijn verveling
Schrijf ik je naam

Op het gemis zonder begeerte
Op de naakte eenzaamheid
Op de treden naar de dood
Schrijf ik je naam

Op de herwonnen gezondheid
Op het geweken gevaar
Op de hoop zonder heimwee
Schrijf ik je naam

En door de kracht van een woord
Begin ik aan een nieuw leven
Ik besta om jou te kennen
Om jou te noemen

Vrijheid.

 

Vertaald door Paul Claes

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Gerard Reve, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

“Hij en Prijsdier hadden al van alles in huis gehaald voor het weekeinde, zodat we begonnen stevige hoeveelheden oude jenever te drinken, uit de ijskast, en terwijl ik het eerste glas, een flink wijnglas, voorzichtig en eerbiedig optilde, schoot ik in de lach omdat ik me opeens herinnerde hoe, jaren en jaren geleden, toen ik in Groet, onder Schoorl, in een zomerhuisje van mijn broer zat, een man in een ander, permanent bedoeld zomerkrot ernaast, die in een soort huisindustrie blokkendozen vervaardigde in een serie die ‘Okkie Aap’ heette, en die schilderde, schreef, dichtte en verder, volgens zijn eigen verklaring, ‘alles wat maar mooi was’ probeerde te maken, mij eens een eigengemaakt gedicht tegen alkoholiese dranken had voorgelezen, waarvan elk koeplet eindigde met: Tumblers vol met pareldroppen / Schallend, lallend vochtfestijn’. Waarom ik juist daaraan moest denken, weet ik niet, en ik kon met moeite aan Wimie uitleggen, waarom ik in de lach was geschoten – aan een ander kan je toch nooit iets duidelijk maken. Die dichter, schilder, schrijver en blokkendoosmaker is niet veel later failliet gegaan, en is toen vertrokken voor een voetreis van Den Helder naar Gibraltar, helemaal lopend langs de kust – je vraagt je soms af wat iemand bezielt.
We zaten dus te praten, Wimie en ik, en terwijl het licht in de kamer heel langzaam geringer werd, keek ik telkens door het raam naar buiten. Het uitzicht, op de achtergevels van allerlei huizen, was nog bijna precies hetzelfde als toen ik er nog woonde, behalve dat er inmiddels één huis was afgebroken. Ik tuurde naar een raamkozijn, niet zo ver weg, dat er erg verweerd en haveloos uitzag, grijs geverfd, maar die verflaag was er al bijna helemaal af, zodat er een oudere laag te voorschijn was gekomen van meer blauwachtig grijs. De bovenste, bijna verdwenen verflaag was van misschien wel vijf en twintig, dertig jaar geleden, maar de laag die nu zichtbaar was geworden, was van nog veel langer geleden, misschien van wel twintig jaar daarvoor, en niemand zou ooit nog kunnen vaststellen wie het geweest was, die toen dat kozijn geschilderd had. Misschien was het wel een heel mooie, zich nogal brutaal aanstellende maar eigenlijk erg verlegen en lieve jongen geweest, die in het geheim, zonder dat hij het ooit aan iemand heeft durven vertellen, verliefd was op een jonge timmerman bij dezelfde baas, 1½ jaar ouder dan hijzelf, die hij aanbad en met wie hij uit vissen ging, zowat elke zondag, en naar wie hij dan van opzij, of in de waterspiegeling, in wanhopige aanbidding hele middagen zat te kijken terwijl hij onhoorbaar zuchtte. Het zou zelfs kunnen dat hij nog in leven was, peinsde ik, heel oud, wonend bij familie die hem zijn spaargeld afhandig hadden gemaakt en in een hoek uit een houten nap lieten eten, maar niemand zou ooit zijn naam weten.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De jongste

Aan het plafond van de libel
Bungelt een waanzinnig kind,
Staart naar het gras,
Slaat vol vertrouwen zijn ogen op:
De ijle mist likt zich als een kat
Die zich ontdoet van zijn dromen.
Het kind weet dat de wereld nog maar net begint:
Alles is doorschijnend,
De maan staat in het centrum van de wereld,
Het gebladerte bekleedt de hemel
En in de ogen van dat kind,
In zijn donkere ogen
Diep als doorwaakte nachten
Wordt het licht geboren.

 

Vertaald door Kiki Coumans

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

A. M. Homes, Paul Eluard

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Vergeef ons (Gerda Baardman en Wim Scherpenisse)

“Jane boende schalen schoon, stapelde de vuile vaat op en gooide het glibberige tafelzilver in het dampende sop in de afwasbak. Ze keek even naar mij, streek met de rug van haar hand haar haar uit haar gezicht en glimlachte. Ik ging weer naar binnen om de rest te halen.
Ik keek naar hun kinderen en probeerde me voor te stellen hoe ze eruit zouden zien als ze als Pilgrims verkleed waren, met zwarte schoenen met gespen, en als Pilgrims-kinderen karweitjes deden, als menselijke ossen met emmers melk sjouwden. Nathaniel van twaalf en Ashley van elf zaten als zoutzakken aan tafel, krom of eigenlijk meer gekruld, alsof ze in hun stoel gegoten waren en geen ruggengraat hadden, met hun ogen op hun kleine beeldschermpjes gericht; het enige wat bewoog, waren hun duimen – de een sms’te met vrienden die niemand ooit had gezien en de andere liquideerde digitale terroristen. Het waren afwezige kinderen, zonder persoonlijkheid, zonder présence, en met uitzondering van de feestdagen ook grotendeels letterlijk afwezig van huis. Ze werden al naar kostschool gestuurd toen ze daar volgens veel anderen nog te jong voor waren, maar Jane had me eens bekend dat dat nodig was: ze maakte toespelingen op niet nader omschreven leerproblemen waardoor ze thuis niet tot bloei konden komen en impliceerde voorzichtig dat het thuis door George’ onvoorspelbare stemmingswisselingen niet ideaal voor ze was.
Op de achtergrond voerden twee televisies een luidruchtige strijd om niemands aandacht – de ene met football en de andere met de film Mighty Joe Young.
‘Ik lééf voor de zaak,’ zegt George nu. ‘Hoofd Amusement van ons tv-station. Daar ben ik me dag en nacht van bewust.’
In alle kamers staat een televisie; George kan namelijk niet alleen zijn, zelfs niet op de wc.
Hij kan er blijkbaar ook niet tegen als zijn succes niet voortdurend wordt bevestigd. Zijn meer dan tien Emmy Awards hebben zich vanuit zijn werkkamer geleidelijk over het hele huis verspreid, samen met diverse andere prijzen en eervolle vermeldingen in geslepen kristal, allemaal complimentjes voor George’ vermogen om de populaire cultuur te doorgronden en ons weer onszelf te laten zijn – licht ironisch, in een format dat we het best kennen van de sitcom van een halfuurtje of het actualiteitenprogramma.
De schaal met kalkoen stond midden op de tafel. Ik boog me over de schouder van mijn vrouw en tilde de schaal op – die was zwaar en hing scheef. Ik concentreerde me tot het uiterste en slaagde erin de exercitie tot een goed einde te brengen terwijl ik op mijn andere arm een ovenschaal met spruitjes en spek liet balanceren.
De kalkoen – een ‘traditioneel beest’, wat dat ook mag betekenen – was tot souplesse gekneed en tot overgave gekruid, totdat hij ging geloven dat het niet erg was om bij dit jaarlijks terugkerende ritueel te worden onthoofd en tot zijn reet te worden volgestopt met broodkruim en veenbessen. Het beest was grootgebracht met een duidelijk doel voor ogen: een vaststaande datum waarop zijn laatste uur zou slaan.”

 

A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De dove en de blinde

Bereiken wij de zee met klokken
In onze zakken, met het geruis van de zee
In de zee, of zijn wij eer de dragers
Van een zuiverder en stiller water?

Handenwrijvend slijpt het water messen
De krijgers vonden hun wapens in de golven
En het geluid van hun slagen is eender als dat
Van de rotsen die ’s nachts de schepen stukslaan.

Het is de storm en de donder. Waarom niet de stilte
Van de zondvloed, want in ons is heel de gedroomde ruimte
Voor de grootste stilte en wij zullen ademen
Als de wind der verschrikkelijke zeeën, als de wind

Die traag voortkruipt op alle einders.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e december ook mijn blog van 18 december 2018 en eveneens mijn blog van 18 december 2016 deel 2.

Gerard Reve, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

“Het schip begint te trillen. Ik grendel de deur, kruip onder de dekens en probeer een opstandige gedachte te verdrijven, zonder echter te kunnen beletten dat ik hem hardop uitspreek. Het schip vaart nu. ‘Als u de mensheid hebt verlost, waarom dan mij niet – dat was toch in één moeite door gegaan?’
Op weg naar het Noorden, zaterdag 18 augustus. Na gistermorgen in Stowmarket, op ongeveer een uur reizen van Harwich, door Tony G. met de automobiel van het station te zijn afgehaald en naar Felsham te zijn gereden, en aldaar bij hem en mijn kunstbroeder Angus W. te hebben overnacht, zijn we hedenmorgen gedrieën in de auto naar het noorden vertrokken. Thans, tegen het einde van de middag, hebben we ongeveer driekwart van de route afgelegd. Een ontzaglijke wolkbreuk kort na ons vertrek dwong Tony gedurende een half uur, wegens het verminderde zicht, langzaam te rijden, maar daarna zijn wij onder een opgeklaarde hemel en met een snelheid die zelden onder de 140 kilometer per uur zakte, aan één stuk voortgesuisd. De stemming is zeer goed, wat zich uit in een slappe lach die ons al sedert de vroege ochtend in zijn greep houdt. De mop bijvoorbeeld van de Chinaman in the train, bescheiden in zijn pointe als hij mag zijn, doet ons, telkens wanneer een van ons er aan refereert, in een ademloos gegier uitbarsten, dat mij een uur lang spierpijn bezorgt. Ziehier de simpele geschiedenis, opdat men over de grappigheid zelve oordele: Chinaman zit dus in de trein. Kellner komt een paar maal door de loopgang, schuift telkens de coupédeur open en roept dan: ‘You for coffee!… You for coffee!…’ Waarop tenslotte Chinaman razend wordt en terugroept: ‘Me no fuckoffee! Me first class ticket! You fuckoffee!’
Verder ontwikkelen wij onderweg een aantal wat ik zou willen noemen Vertellingen Uit Het Dierenrijk, zeer anthropomorphe Sketches From The Animal Kingdom, waarop W. en ik beide dol zijn: het leven van alle dag, dat onze gevederde zowel als viervoetige vrienden in het woud leiden, verteld, toegelicht en, gelijk het histories materialisme door Herman Gorter, eveneens voor arbeiders verklaard. Vooral Doctor Owl wordt door W. minstens even goed vertolkt als voor de Nederlandse radio Paulus de Boskabouter door diens auteur. Ontucht van Doctor Owl met jonge patiëntjes is aan de orde van de dag, terwijl hij voorts een ware hartstocht koestert zowel voor ophtalmotomie als voor euthanasie. Wij zijn dus, om met mijn moeder, zij ruste onder de Vleugels van de almachtige, te spreken, ‘goed te pas’ en vooral W. is in een betere stemming dan gisteren, toen ik hem zeer nerveus, met een van spanning dik geworden gezicht aantrof: hij had bepaald werk nog voor zijn vertrek gereed en ingeleverd willen hebben, en dat is hem niet, of maar gebrekkig, gelukt. Je met romanschrijven, literaire kritiek of met wat dan ook voor werk van de pen bezighouden is in het Verenigd Koninkrijk, en zeker als men een schrijver van enige naam is, helemaal geen gekkenwerk, zoals in Nederland. W. bespreekt wekelijks wat hij de moeite waard heeft gevonden van het T.V.-programma (hij kan kijken, of niet kijken, naar wat hij wil) in een rubriekje in een blad dat de merkwaardige naam The Queen draagt.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

Suite

Slapen, in het ene oog de maan, in het andere de zon,
Een liefde in je mond, een mooie vogel in je haar,
Uitgedost als de velden, de bossen, de wegen en de zee,
Mooi en uitgedost als een tocht om de wereld.

Vlucht door het landschap,
Tussen takken van rook en alle vruchten van de wind,
Benen van steen en sokken van zand,
Gevat bij de taille, spieren van rivieren,
En de laatste zorgen op een veranderd gezicht.

 

Vertaald door Kiki Coumans

 

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)
Portret door Salvador Dali, 1929

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Christian Huber

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U (Brief door tranen uitgewist)

Greonterp, 14 oktober 1964. Van de bomen rond het kerkhof zijn de meeste bladeren al af, en in de tuin is bijna alles uitgebloeid; slechts de heilige bloem, een eenzame krisant, is kortelings begonnen te bloeien ten teken dat we weer, met forse tred, het grote feest van Allerzielen naderen. Een verre hond blaft, over een dak heen daalt, voor enkele ogenblikken, de geur neer van een vroeg aangemaakt fornuis, en even onontkoombaar als altijd zijn de gedachten en herinneringen aan vroeger. Ik moet denken aan allen die ik gekend heb, en die nu dood zijn.
Dit is geschreven in ongekende zwaarmoedigheid en immer toenemende wanhoop; toen de schrijver 3½ dag niet had gedronken; nadat hij zich als een krankzinnige gedragen had. Voor de orkestmeester. Een herfstlied, of avondzang. Ik zou wel willen, dat deze brief vol zachtheid en tederheid kon zijn, met somtijds huiveringen van stilte en Aandacht, en geheel zonder gramschap jegens enig schepsel; ik zou willen dat hij een ieder die hem leest stil moge maken, en sommigen zelfs aan het schreien moge brengen – want dat is het hoogste. Dat verlang ik en hoop ik, terwijl ik aan het raam zit en naar buiten staar. Het is helder weer, en windstil, maar toch is het soms, of ik van verre een ijle, klagende stem hoor, als van de wind door de toppen van een duister naaldwoud. (Kom je gauw? Ja hoor, ik kom zo. Warte nur, warte nur.)
Het licht, en de kleur van de hemel doen me denken aan het weer van misschien een maand of vier geleden, toen ik, op een zaterdagmiddag denk ik, bij Wimie langs ging om wat dingen uit te zoeken die Prijsdier en hij apart hadden gezet omdat ze er geen waarde meer aan hechtten, terwijl ik ze misschien nog wilde hebben. Na de gewone, altijd een beetje overdreven begroeting, klom ik die middag meteen de ladder op naar het boven de zogenaamde studio gelegen ‘martelkamertje voor jonge Duitse toeristen’, waar ze de niet meer gewenste voorwerpen hadden neergezet. Toen ik boven was gekomen en de voorwerpen op de vloer zag staan in het schrale, oude zonlicht dat door het stoffige raam aan de voorzijde naar binnen viel, ging ik, na het luik bovenaan de ladder achter me te hebben gesloten, op de lege, indertijd nog door mij getimmerde brits zitten en begon ik, huiverend en doodstil, voor me uit te staren.Alles was die middag anders dan vandaag – het vertrek en het uitzicht, over enkele verweerde pannen daken, evenzeer, maar toch was alles hetzelfde. Ik bleef lange tijd boven. Toen ik weer beneden kwam, vroeg Wimie, wat ik in godsnaam al die tijd gedaan had. Ik zei, dat ik me als een razende aan het voortplanten was geweest, en dat was ook zo, twee maal, maar, als altijd, was ik er alleen maar geiler door geworden. ‘Laten we naar bed gaan.’ Dat kon niet, om een of andere reden. Hindert ook niet, zei ik, ik red me wel en jij hoeft niks te doen, als je je broek maar wat openmaakt en naar beneden doet, of je mag hem aanhouden en dicht laten ook, als je maar zo gaat staan dat hij spant, verder maakt het niks uit, Geil Beest, Wrede Prins, Eénsporige Jongensruiter, ik zal je opgeilen en strelen en bewonderen terwijl je die en die Jongen berijdt, etc. Ik had wel iets gedronken, thuis, maar haast niks, echt niet de moeite waard. Toen werd er gebeld en petroleum gebracht, en het was ook nogal laat in de middag geworden, beseften we, dus gingen we maar gewoon zitten en begonnen we wat te praten.”

 


Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Cover

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

Weerzien

De zomers speelden in Arcadië.
Vlinders – in soorten die al lang
niet meer bestaan – vlogen zenuwachtig
en geluidloos in grillige lijnen
langs de droge struiken. Soms stak mijn vaders
donkere hoofd boven de duinpan uit
maar altijd was zijn vlindernet te zien
dat driftig gaten sloeg in schijnbaar niets,
op zoek naar razendsnel onzichtbaarheid.

Nu zijn zomers winterlang

Nergens in het zand – dat zachte
dreunen van de zee – hoor ik hem jagen.

Er zijn geen vlinders meer in Wassenaar;
overal staat Toegang die Verboden is.

 

Out of Time
[The Rolling Stones]

dit is voorbij
het uur
van kruisdroom
& kwetsuur

o vader, meisje
aan het lied
onttrokken
verenig dood &
jongen onverschrokken
want hier zingt
het tweevoud
van de pijn

ik ben verdriet

zo moet het zijn

 

 
Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 14 december 1955 in Saint-Cloud. Zie ook alle tags voor Hervé Guibert op dit blog.

Uit: The Mausoleum of Lovers (Vertaald door Nathanaël)

“In the bus, I sit down beside a young man, with straight black hair, that he doesn’t stop combing, interminably, with a small comb of imitation tortoise shell, the yellow plastic case for which he is holding, as well as the file that completes the set, with his left hand. First I try to determine whether the moments when the man leaves his hair and lets his hand fall into the air, while still clutching the comb, bear any relation to the bus stopping, at red lights for example. Then I tell myself: it would take next to nothing for this man’s gesture to start exasperating me, and for me to change places, but I am quite calm this morning, and that won’t happen. Still, I cannot detach myself from this gesture, and be attentive in my field of vision to the repetitive movements of the comb in his hair. I watch him furtively, and he ends up catching my eye, he smiles at me, he asks me: “You okay?” and I answer: “Yes, I’m okay,” and I smile in turn, blushing. I then develop a sentence that would say: “You have beautiful hair, but don’t you think you’ll end up tiring it, by always combing it thus?”, this sentence which is developed and perfected (I remove for example, the “very” from “beautiful hair” so as not to give it a flattering turn) remains in my head and plagues me, during the whole trip it becomes a necessity, yet I prevent myself from speaking it, by simple prudence, I tell myself: it might cause the comb’s teeth, instantly, to pierce my face with so many little red points. It would take very little for this ceaselessly manipulated comb, passed through his hair over and over, to become an object of aggression. Finally he gets up, and I watch him get off the bus with relief, but instead of losing itself, of dismounting with him, my sentence remains embedded, and that is why I am writing this.”

 

 
Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)
Cover Franse uitgave

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook alle tags voor Paul Eluard op dit blog.

 

De geliefde

Zij staat over mijn oogleden
en haar haren zijn in de mijne,
zij heeft de vorm van mijn handen,
zij heeft de kleur van mijn ogen,
zij verzinkt in mijn duister
als een steen op de hemel.

Zij heeft haar ogen altijd open
en laat mij niet slapen.
Haar dromen in het volle licht
slaan wolken uit de zonnen,
laten mij lachen, huilen en lachen,
en praten zonder iets te hoeven zeggen.

 

Vertaald door Hans van Straten

 

Tegen middernacht

Deuren openen zich ramen maken zich bekend
Een stil vuur ontvlamt en verblindt me
Alles wordt beslist ik ontmoet
Wezens die ik niet gewild heb

Hier de gek die brieven kreeg uit het buitenland
Hier de kostbare ring die hij van zilver waande
Hier de praatgrage vrouw met het grijze haar
Hier het onstoffelijke meisje
Onaf en lelijk badend in nacht en misère
Met malven geblanket en met absurde maagdenpalmen
Haar naaktheid haar kuisheid gevoelig van alle kanten
Hier de zee en schepen op speeltafels
Een vrij man nog een vrij man en het is dezelfde
Razende dieren voor de met modder gemaskerde angst
Doden gevangenen gekken alle afwezigen

Maar jij waarom ben jij er niet om mij te wekken.

 

           
Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)
Portret door Man Ray, 1929

 

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965. Zie ook alle tags voor Helle Helle op dit blog.

Uit: Down To The Dogs (Vertaald door Mark Kline)

“A hoop of ivy and an oil lamp in every window. She opens the front door. The hallway is narrow, with a pine stairway at the rear. They take their shoes off and we walk into the living room. A fire is burning in the woodstove. I stand in the middle of the floor. She walks out and comes back a little while later with a glass of water, which she hands me.
“Why are you both wearing coveralls?” I say.
“We just got back from the dogs,” she says.
She has turned on the tv, now she’s sitting on the sofa. The weather is on, she leans all the way forward.
“You think the fence will hold?” she says.
“Else we’ll figure something out,” he says, and then to me: “Sit down, sit.”
I drink my water while they chitchat. I don’t really hear what they say. Putte gets up to fetch the local paper. She flips through the pages with her feet up, her thighs are a bit stocky. John mumbles while he follows along from over her shoulder.
“They should have already got that done last year,” Putte says, and shakes her head.
“Yeah, but, you know,” John says.
“Anyway.”
They go through the entire paper this way. Then she folds it up and gives him a little slap on the knee with it: “What’s on the menu?”
“Con carne.”
John chops onions and sniffles out in the open kitchen, Putte unbuttons her coveralls and throws them over a chair. She has on leggings and a loose checkered shirt underneath. Ski socks outside the leggings. She takes a cigarette out of a pack lying on the shelving, lights it and walks over to John, sticks the cigarette in his mouth.
“There’ll be no crying now,” she says to me.
She sits down and watches tv. Yawns a bit. Stretches out halfway on the sofa, reaches for a throw and pulls it over herself. We watch the local news. She falls asleep.”

 

 
Helle Helle (Nakskov, 14 december 1965)

 

De Oostenrijks – Zwitserse dichteres en schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Zie ook alle tags voor Regina Ullmann op dit blog.

Uit: De landweg (Vertaald door Josephine Rijnaarts)

“Een paar jaar geleden stond er in een verborgen uithoek van Stiermarken nog een oude herberg. Op een plek waar je het nooit zou verwachten, stond hij daar met zijn ene verdieping, alsof hij onbewoond was en geëtst door een geest die een andere geest wilde uitleggen wat een huis eigenlijk is. Boven de deur hing een bord waarop een prachtig hert was geschilderd. Het sprong met zijn voorpoten het bos in, terwijl zijn achterpoten stilstonden, zodat het tussen zijn voor- en achterpoten een kerktoren en een paar huizen kon laten zien. Een hele wereld, met aan het andere einde een knielende jager, een nietig figuurtje met een jachtgeweer in zijn hand. Hij mikte en mikte, alsof hij pas achteraf op het idee was gekomen, toen het hert er allang vandoor was. (Zo gaat het soms bij mensen, en niet alleen met wild in het bos.) Het bord moest ongetwijfeld de kracht en schoonheid van het dier tonen en voorbijgangers het als herberg bedoelde huis in het geheugen prenten, dat midden in de bossen gereedstond om gasten te ontvangen. Maar hooguit een jager of boswachter, een kolenbrander of een alpenherder die weer op huis aanging, vond de weg in die woestenij, en zij kwamen niet voor wijn of bier, maar om hun keel te smeren met een glaasje schnaps uit een grote doorzichtige fles. Er werd dan niets gezegd omdat er toch niemand was, behalve een hardhorende oude vrouw, die de gast samen met het glas ook de fles toeschoof. Want zij kon zo’n drankje niet meer druppel voor druppel inschenken zonder te beven en te trillen. Ja, ze moest ook bijna blind zijn, want als er dan toch eens een vreemdeling kwam die haar liet inschenken, omdat hij de gewoonten van het huis niet kende, goot ze de schnaps op de tafel, heel behoedzaam, dat wel, maar toch gewoon op de tafel. En ze zei niets terwijl ze dat deed, omdat het toch geen zin had, omdat ze doof was. Leeg was ze als een onbewoond huis, waar je staat te roepen en te roepen zonder dat er iemand verschijnt. Doof was ze. En ze was zo oud dat een achterkleinzoon, een volwassen kerel, zich het beverige slaapliedje nog kon herinneren dat ze voor hem had gezongen toen hij klein was. Ze was zo oud dat het leek alsof de dood in haar geval pas bij een hoog getal was beginnen te rekenen en nu doortelde, tot boven de honderd en verder. 0, die vrouw was legendarisch. Of ze iets deed? Zeker, ze deed iets. Ze deed wat er in zo’n huis, waar zo weinig leven was, zoal gedaan moest worden. Ze hield het vuur in de kachel brandend en maakte gierstepap klaar. Veel meer was er bij haar namelijk niet te krijgen, behalve de melk die een kleine herdersjongen ’s ochtends en ’s avonds bracht. Natuurlijk dronken ook haar mensen af en toe schnaps, maar dat was dan niet haar zaak. Ze leek het leven te bedienen zoals het leven haar bediende. Met het vee bemoeide ze zich ook al een hele tijd niet meer. Daar zorgden de mannen voor, haar kleinzoons en de knechten, die ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds rond het huis in de weer waren. Die jodelden ook weleens, maar meer voor zichzelf en voor de akkers en de alpenweiden waar ze telkens weer naartoe klommen; de oude vrouw dekte de tafel toch niet sneller en schoof ook de stoelen niet op hun plaats als de mannen al zo dicht in de buurt waren, want ze hoorde het niet.”

 


Regina Ullmann (14 december 1884 – 6 jannuari 1961)
St. Gallen in de Adventstijd

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1916. Zie ook alle tags voor Shirley Jackson op dit blog.

Uit: We Have Always Lived in the Castle

“Good morning, Mary Katherine,” Stella always said, reaching over to wipe the counter with a damp rag, “how are you today?”
“Very well, thank you.”
“And Constance Blackwood, is she well?”
“Very well, thank you.”
“And how is he?”
“As well as can be expected. Black coffee, please.”
If anyone else came in and sat down at the counter I would leave my coffee without seeming hurried, and leave, nodding goodbye to Stella. “Keep well,” she always said automatically as I went out.
I chose the library books with care. There were books in our house, of course; our father’s study had books covering two walls, but I liked fairy tales and books of history, and Constance liked books about food. Although Uncle Julian never took up a book, he liked to see Constance reading in the evenings while he worked at his papers, and sometimes he turned his head to look at her and nod.
“What are you reading, my dear? A pretty sight, a lady with a book.”
“I’m reading something called _The Art of Cooking_, Uncle Julian.”
“Admirable.”
We never sat quietly for long, of course, with Uncle Julian in the room, but I do not recall that Constance and I have ever opened the library books which are still on our kitchen shelf. It was a fine April morning when I came out of the library; the sun was shining and the false glorious promises of spring were everywhere, showing oddly through the village grime. I remember that I stood on the library steps holding my books and looking for a minute at the soft hinted green in the branches against the sky and wishing, as I always did, that I could walk home across the sky instead of through the village.”

 

 
Shirley Jackson (14 december 1916 – 8 augustus 1965)
In 1938

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Andreas Mand op dit blog.

Uit: Der zweite Garten

„Wie schwer es ist, ein Buch zu schreiben, das neben seinem Anspruch auf Wahrhaftigkeit und Vollständigkeit nicht nur mir und den Lesern, sondern auch allen Mitspielern gefallen soll. Es werden Leute lesen, die kannten Uwe als alten Mann? Anzunehmen, dass Miriam kein Interesse hat, ihre Magen-Darmprobleme verhandelt zu sehen. Aus ihrer Sicht wird das ein trostloses Wochenende. „Nichts Schönes”, sagt sie, weil sie die Navid Kermani Veranstaltung als öde Pflicht begreift. Nichts Schönes habe auch ich zu erwarten, nämlich von Kermani abgesehen die üblichen dissonanten Schulechos. Gestern zu sehen, wie sie Uwe behandelt, der heute die Englischarbeit schreibt, war echt zum Kotzen. Bezweifelt niemand, dass sie Stress hat, aber wenn sie hier herumläuft wie ein losgerissener Benotungsautomat? Vielleicht wird das Ergebnis meines Nachdenkens sein: dass die Kerbe längst vorhanden war, in die sie täglich hackt? Dabei wäre es so leicht, das Leben zu genießen in der höchst angenehmen Gesellschaft unserer Söhne zum Beispiel. Dass einer von ihnen heute Morgen mal wieder nicht die Klobürste benutzt hat? Da mosere ich pflichtgemäß, weil ich ihnen das noch abgewöhnen will, aber im Grunde ist es mir egal. Dass Moritz erkennt, „Chemie ist nicht mein Fall”? Gratuliere zur Selbsterkenntnis! Statt den Sackgassenblues anzustimmen, kann man an diesen schönen Vorfrühlingstag auch mal aus dem Haus gehen und sagen, so. Ich würde Miriam gern von ihren Belastungen befreien, aber ich habe es nicht in der Hand. Ich kann ihr nur weiter entgegen kommen, wie ich ihr jahrelang entgegen gekommen bin, aber der Erfolg scheint zweifelhaft. Wenn ich zum Beispiel an ihrer Stelle mit Uwe Englisch übe, kann das sehr gut dazu führen, dass es ihm völlig unerträglich wird. Spät abends sieht sie Frau TV, wo es passend um die soziale Absturzgefahr von Hausfrauen geht. Super, lasst uns alle WDR-Moderatorinnen werden. Vielleicht ist das der Grund, warum mir ein Katalog für Wetterjacken und Zelte heute so interessant vorkommt. Oder liegt es an der jugendlichen Mitarbeiterin, die da mit ins Zelt durfte? Isolationsmessung Wie aus früheren weltpolitischen Krisen geläufig, macht einen der Dauerbeschuss aus Sondersendungen und Themenseiten irgendwann verrückt. Dritter Tag des Testabos: Titelseite Kommentar, Rückseite blöde Witze. Drucken aus, was sie sowieso im Kopf haben. Kernschmelze gehört zur Kernkompetenz. Gestern gab es hier einigen Unfrieden. Begann mit elterlichem Genöle darüber, dass die Jungen morgens nur schwer aus dem Bett fanden.“

 


Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver, componist en muziekproducent Christian Huber werd geboren in 1984 in Regensburg. Zie ook alle tags voor Christian Huber op dit blog.

Uit: Fruchtfliegendompteur

„Ich habe ein Problem. Das glaube ich zumindest. Vielleicht ist »Problem« aber auch der falsche Ausdruck. Ich bin kein ­Mediziner. Aber »Leiden« klingt schon wieder so weinerlich, und es »eine Qual« zu nennen, ist vielleicht ein bisschen übertrieben. Und ich übertreibe nicht, wenn es um meine Gesundheit beziehungsweise um eine vermeintliche, eventuell schwere Krankheit geht. Ich bin ein Mann und kann einiges ab.
Doch seit etwa einem Monat habe ich ein mal etwas stärkeres, mal etwas schwächeres Schwindelgefühl. Ein bisschen so, als würde sich das Sichtfeld zu einem schwammigen Tunnel verengen und langsam nach hinten kippen, während man in ­einem abstürzenden Fahrstuhl in atemberaubender Geschwindigkeit einen stickigen Schacht hinunterrast.
Nur nicht ganz so schlimm.
»Das Wetter! Sicher bist du wetterfühlig«, habe ich am Anfang ­gedacht. Das liest und hört man ja ständig. Alte Menschen ­spüren in den morschen Knochen, wenn das Wetter umschlägt und der Körper auf jede noch so marginale Klimaveränderung reagiert. Kopfschmerzen, Kreislaufprobleme. Wenn die wulstige Kriegsnarbe im Bein zieht, wird es morgen wieder drückend schwül von der Westfront her. Nun war ich nie im Krieg, und im eigentlichen Sinne alt bin ich mit dreißig auch noch nicht. Schwül war es die letzten Wochen ebenso wenig gewesen. Eher heiß. Sehr heiß. Keine Wolke am Himmel. Jahrhundertsommer!
Mein Unwohlsein musste also eine andere Ursache haben.
Das für den Menschen lebenswichtige Vitamin D erhält der ­Körper zum größten Teil durch Sonneneinstrahlung direkt über die Augen. Etwa 45 Minuten soll man sich draußen auf­halten, um den täglichen Bedarf an Vitamin D zu decken. ­Möglichst ohne Sonnenbrille. Generell kein Problem in einem Jahrhundertsommer, aber um hier auch wirklich nichts dem Zufall zu überlassen, lag ich jeden Tag etwa drei Stunden in der prallen Sonne und starrte in den Himmel. Das Wetter konnte also ebenso wenig der Grund für meinen Schwindel sein.
»Vielleicht ernähre ich mich nicht ausgewogen genug!«, war mein nächster Gedanke. Stichwort Mangelernährung. Werden dem Körper nicht alle nötigen Nahrungsbestandteile zugeführt, kommt es zu mitunter massiven Beschwerden. Das lernt man schon in der Grundschule. Leider ernähre ich mich recht ­gesund. Schon zum Frühstück esse ich eine große Portion Obst und Gemüse. Also, genauer gesagt: Vitaminpillen. Obst und ­Gemüse schmecken mir nicht sonderlich, und warum soll ich meinen Körper mit etwas quälen, was mir nicht schmeckt, wenn ich über 250 Prozent meines täglichen Bedarfs an Vita­minen auch mit fünf geschmacksneutralen Tabletten und ­bunten Geleekapseln decken kann?“

 

 
Christian Huber (Regensburg, 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2017 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Marianne Fritz

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Werther Nieland

“Terwijl de stilte voortduurde bespiedde ik de nieuwe jongen. Hij was mager en slungelachtig van gestalte en iets langer dan ik. Zijn gezicht stond onverschillig en verveeld; hij hield zijn dikke, vochtige lippen te ver naar voren. Hij had diepliggende, donkere ogen en zwart krulhaar. Zijn voorhoofd was laag. De huid van zijn gezicht vertoonde oneffenheden en schilfertjes. Ik kreeg het verlangen hem op een of andere wijze te kwellen of geniepig te bezeren. ‘Vind jij ook niet, Werther, dat we eerst de windmolen moeten maken?’ vroeg ik. ‘Ja, dat is goed,’ antwoordde hij onverschillig, zonder mij aan te zien. ‘Hij is een dier dat snoept,’ zei ik hij mijzelf, `dat weet ik.’ We keken beiden, terwijl Dirk bezig was iets vast te schroeven, naar buiten in de omgespitte tuin; op de lege aarde lagen een oude wasteil en een paar verweerde planken. Er hing een nevel van vocht en neergeslagen rook tussen de daken. Ik ging dicht bij Werther staan en maakte, zonder dat een van beiden het kon zien, half ingehouden stompbewegingen in zijn richting. Hoewel ook Dirk het met mijn voorstel aangaande de windmolen wel eens was, gingen we deze toch niet bouwen, maar bleven zonder iets te doen bijeen zitten. ‘Jullie hoeven natuurlijk geen molen te gaan bouwen als jullie niet willen,’ zei ik. ‘Maar dat is heel dom, want je kan er veel van leren.’ Het begon schemerig te worden. Werther, moet je luisteren,’ zei ik. ‘Woon jij in een huis, waar veel wind langs komt?’ Hij antwoordde niet. ‘Dan kan ik je komen helpen,’ vervolgde ik: ‘dan maken we een molen, waar je in de keuken werktuigen op kan laten draaien. Dat kan ik best, want ik heb wel tijd. En iets beloven en het dan niet doen, dat doe ik niet.’ Ik zon koortsachtig op middelen om bij hem thuis te komen. Werther ging op mijn woorden niet in, misschien omdat ik niet luid genoeg sprak en omdat we luisterden naar vage radiomuziek, die van voor in het huis tot ons doordrong. Het was al laat op de middag, toen we naar buiten gingen en met ons drieën voortslenterden. De straatlantarens brandden reeds. Werther verklaarde, dat hij naar huis moest; we bleven hem vergezellen. Hij woonde in een vrij bovenhuis op een hoek, waar de bebouwing eindigde en dat uitzag op de wijde plantsoenen, die zich tot aan de dijk uitstrekten. ‘Ja hoor,’ zei ik luid, ‘als het waait is hier veel wind: dat kan ik zo wel merken. Hebben jullie een veranda?’ Werther liet ons echter geen van beiden mee naar boven gaan. Toen hij al in de deuropening stond, ging ik dicht op hem toe en vroeg haastig, zonder dat Dirk het kon horen, wanneer ik kon komen om de molen te maken.”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Cover

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Marianne Fritz”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

“Intussen is, terwijl we nog niet eens vertrokken zijn, de plee om de hoek al volgekotst en grondig verstopt. Het is, als altijd op een schip, veel te warm, en de lucht van minerale olie en opgewarmde gebakken vis, gemengde wierook der maritieme zwaarmoedigheid, maakt mijn stemming niet joliger.
Het montere tweetal gaat, misschien wegens mijn voortdurende geloer, verder weg zitten en plaatst zich vlak voor een zeer knap gelijkend, elektriek gevoed, imitatie kolenvuur. (Door welks aanblik ik mij opeens herinner dat ik jaren geleden, in een hotel in Bremen, snacht op de overloop, op een guéridon, in een vaas, een bos rozen met lampjes erin heb gezien — niet van het gewone, vulgaire soort zoals men ze op de Nieuwendijk kan kopen, maar elke roos verschillend wat betreft de dichtheid van de kelk, elke roos om zo te zeggen een individu.)
Inmiddels wordt mijn bewering over de eersteklasse reizigers aangevochten: een jongen van omtrent zeventien jaar, in verschoten blauwe lifterskleding, komt de lounge binnen, blijft enige tijd zitten, eet een appel, en spreekt zijn reisgezel die even lelijk is als hij hartverscheurend mooi, in een stoterige, hese woordenstroom toe, die mij dwingt om sneller en dieper adem te halen. Hij wijzigt gelukkig niets aan zijn kleding, noch doet hij iets aan zijn haar, dat regen en wind op volmaakte wijze boven zijn grijze ogen hebben gearrangeerd. Mijn droomprins gaat achterover liggen op een van de zwart
lederen zitbanken, en dit is het ogenblik waarop de kellner moet ingrijpen: heeft meneer een hut? Neen. Reist hij eersteklas? Neen. Dan mag hij hier alleen blijven als hij zestien shilling suppletie betaalt, en voor nog enige shillings meer kan hij een bed huren. Het tweede bed in mijn hut is onbezet.
Een dagdroom suist door mij heen, een avonddroom, een zeedroom. Maar hoe moet ik hem door al die gangen krijgen, waar bij iedere kruising weer een andere zieke penguin op wacht zit achter een met kaartjes, volgnummers en sleutels belegd tafeltje? De jongen grijnst brutaal, verdwijnt met zijn reisgezel, en ik ga nu maar naar bed. Niet mijn, maar uw wil geschiede. Zo vaak ik een hut op een schip met een ander gedeeld heb, is het trouwens altijd een jongeman geweest van weliswaar nog een eind onder de dertig, maar met reeds een dik en uitdrukkingsloos gezicht, een lijkwitte huid onder twee lagen ondergoed, een zeer slecht figuur, een nare zeeplucht, en een das met stippeltjes — generlei herkomst, noch enig doel bezittend, en geen enkele opmerking of mededeling van mij begrijpend, zodat ik tenslotte meer en meer neig naar de overtuiging dat het doden zijn geweest, door wraakzuchtige landgoden veroordeeld om in eeuwigheid des nachts over de zeeën te varen. Men kan beter een hut alleen hebben, dan deze met zulke onheildragers te delen.”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
In 1963

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle, Regina Ullmann”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

Hoek van Holland, donderdag 16 augustus 1962. Enige uren geleden heb ik mij uit Amsterdam op reis begeven met bestemming de Schotse hoofdstad Edinburgh, waar, van 20 tot en met 24 augustus, ter gelegenheid van het Edinburgh Festival, een International Writers Conferencezal worden gehouden, tot deelneming waaraan ik ben uitgenodigd. Aldus bevind ik mij in de eersteklas lounge van de nachtboot naar Harwich, de Duke of York, die kort voor middernacht, over ongeveer een uur, zal vertrekken. (Lounges op schepen zijn, hoe kostbaar ook het gebezigde materiaal moge zijn — wat hier niet het geval is — altijd even lelijk. Wie gelooft dat het einde der tijden op handen is, moet zijn geloof wel in dit soort interieur bevestigd zien, welks stijl niet meer wezenlijk vergelijkbaar schijnt met enige vroegere stijl uit de geschiedenis.) Eersteklas overtocht was niet mijn wens, maar mijn te late reservering liet mij geen andere mogelijkheid over. Zoals u bekend zal zijn, is eersteklas reizen duurder, maar meestal ook aangenamer, omdat de toegemeten ruimte per persoon royaler, en het comfort, beter is. Om de mensen echter hoeft u het beslist niet te doen: zo men in de tweede klasse wellicht nog enkele fatsoenlijke, godvrezende mensen zou kunnen aantreffen, in de eerste klasse is het werkelijk allemaal schorum. Het afgelopen half uur heb ik van walging mijn ogen bijna geen moment kunnen afhouden van twee, aan hetzelfde tafeltje gezeten, inkopers of assistent-hoerenlopers, de één met een bek als een apenreet, de ander met een gezicht dat zowel vreeswekkend is door zijn anonimiteit als deerniswekkend door de pogingen van de eigenaar, er gevoelens en gedachten op tot uitdrukking te brengen die hij niet bezit. Met brede gebaren, peinzend gewrijf over het gezicht en noodlottorsende blikken door de lounge worden luide verklaringen voorbereid als ,I do think you’re right there’ of ,Ah, well, there you are’. Hoewel ze vijf stappen van de bar zitten, moeten ze, als mannen van de wereld, aan hun tafeltje bediend worden, waarbij beiden tegenover de kellner een welwillende, zij het lijdende houding aannemen.”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Helle Helle”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Regina Ullmann

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Werther Nieland

“Op een woensdagmiddag in December, toen het donker weer was, probeerde ik een gootpijp aan de achterzijde van het huis los te wrikken; het lukte echter niet. Ik verbrijzelde toen met een hamer enige dunne takken van de ribesboom op een paaltje van de tuinheining. Het bleef donker weer.
Ik kon niets meer bedenken om te doen en begaf me naar Dirk Heuvelberg. (Deze had, zo ver als mijn herinnering reikte, naast ons gewoond. Hij kon, toen hij vier jaar oud was, nog niet praten; tot zijn derde jaar had hij op handen en voeten gelopen. Ook weet ik nog hoe hij, toen we klein waren, op gestrekte armen en benen op onze keukendeur kwam aanrennen: zijn komst kondigde hij door gegil aan. Als hij daartoe werd uitgenodigd, at hij paardevijgen van de straat. Later kon hij zich nog altijd snel op handen en voeten verplaatsen en hij sprak nog niet gemakkelijk. Hij vertelde graag, met zekere trots, dat zijn tong te lang was en te los op de riem zat: ter staving van deze bewering maakte hij er hevige knallen mee. Ook op die herfstmiddag, in de achterkamer van zijn huis, sprak hij nog steeds moeilijk en onduidelijk, met struikelende woordstoten. Hij was klein van stuk gebleven. Ik was toen elf jaren oud.)
Er was een geelachtig bleke jongen bij hem op bezoek, die ik niet kende. Hij stond voor het raam en begroette mij aarzelend en schuw. ‘Hij is Werther Nieland,’ zei Dirk. Ze waren van een meccanodoos een hijstoestel aan het bouwen, dat ze wilden laten aandrijven door een windmolentje, maar hier waren ze in het geheel nog niet aan begonnen.
‘Je kan beter eerst de molen maken,’ zei ik. ‘Dat is veel belangrijker. Als je weet hoeveel kracht daar in zit, kan je pas uitrekenen hoe je de hijs-kraan moet bouwen. En of je een groot of een klein wiel moet nemen. Je moet trouwens,’ vervolgde ik, ‘iemand kiezen die de baas bij het bouwen is. Dat kan het beste iemand zijn die bijvoorbeeld naast het huis van de molen woont of vlak erbij.’ Deze laatste zin sprak ik zacht uit, zodat ze hem niet konden verstaan. Er ontstond even een zwijgen, dat het kleine, donkere vertrek vulde.
(Het had donkerbruin behang, alle houtwerk was er donkergroen geverfd en er hingen terracotta gehaakte gordijnen.)”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Regina Ullmann”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Nader tot U

“Ook ter ere van de Naam van Die eeuwig leeft, heb ik besloten geen druppel meer te drinken voordat de Brief af is. Dit wil ik doen en zeg ik, op de zestiende dag van September 1965, om des morgens tien minuten voor negen. Wie langs komt, kan eventueel wat te drinken krijgen, maar ikzelf niet. Ik ga boven zitten, de hele tijd. Dit moet zo zijn. Ik doe mijn naam hieronder. GerardKvanhetReve.
(…)

‘Ik moest vechten – met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag ik nu. Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven dat ik eenmaal datgene zou schrijven wat geschreven moest worden, maar dat nog niemand, ooit op schrift had gesteld: het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken, en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven af te tobben, omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn. Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer gezien was, en een muziek zou klinken, ruisend als van verre, die ik nooit gehoord had, maar toch kende. En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: “Gerard, dat boek van je – weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?”
“Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,” zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen te trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presentexemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden – niet dat gierige en benauwde – met de opdracht: Voor de Oneindige. Zonder Woorden’
(,,,)

“In de stilte van de nacht. Uit de diepten. Nadat hij 9 dagen aan één stuk gedronken had, maar je kon niets aan hem zien. Een zang, terwijl hij naar de duisternis ging. Voor de orkestmeester. Een nachtlied. Een lied van overgave, want op U wacht ik, en op U alleen, o Eeuwige.”

 
Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard”