Shirley Jackson, Andreas Mand, Helle Helle, Marianne Fritz, Charles Wolfe

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Zie ook alle tags voor Shirley Jackson op dit blog.

Uit:The Lottery

“Every year, after the lottery, Mr. Summers began talking again about a new box, but every year the subject was allowed to fade off without anything’s being done. The black box grew shabbier each year: by now it was no longer completely black but splintered badly along one side to show the original wood color, and in some places faded or stained.
Mr. Martin and his oldest son, Baxter, held the black box securely on the stool until Mr. Summers had stirred the papers thoroughly with his hand. Because so much of the ritual had been forgotten or discarded, Mr. Summers had been successful in having slips of paper substituted for the chips of wood that had been used for generations. Chips of wood, Mr. Summers had argued, had been all very well when the village was tiny, but now that the population was more than three hundred and likely to keep on growing, it was necessary to use something that would fit more easily into the black box. The night before the lottery, Mr. Summers and Mr. Graves made up the slips of paper and put them in the box, and it was then taken to the safe of Mr. Summers’ coal company and locked up until Mr. Summers was ready to take it to the square next morning. The rest of the year, the box was put away, sometimes one place, sometimes another; it had spent one year in Mr. Graves’s barn and another year underfoot in the post office, and sometimes it was set on a shelf in the Martin grocery and left there.”

 
Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)
Kersttijd in San Francisco

Lees verder “Shirley Jackson, Andreas Mand, Helle Helle, Marianne Fritz, Charles Wolfe”

Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz

De Oostenrijks – Zwitserse dichteres en schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Zie ook alle tags voor Regina Ullmann op dit blog.

Heiligenbild I

Das sagt’ ihm Gott bis in das Bild hinein,
wie Sankt Joseph schaute
mit Augen, durchsichtigfeucht
wie Traubenbeeren, von Engelshänden an das Licht
gehalten;
und Mutter Maria mit gesenkten Lidern doch alles sah
und Jesus dem Knaben Johannes niederhielt,
daß er ihm begegne in aller Innigkeit,
die je im Kuß an Gottes Lippen drang.
Und ihm, Johannes dem Täufer,
am nächsten Magdalena stand,
die Hand um das Gefäßgelegt,
das noch verschlossen so viele Jahre warten mußte,
als Kindesschritte bis zum Mannesalter
und von dort aus zur Vollendung sind.

 

Freundschaft

Wie Fässer, die im Keller stehn,
und deren Holz beginnt zu glühn,
so ist die Freundschaft im Entstehn,
um die wir uns noch nicht bemühn.
Entquillt wie Blut dem Erdenschoß,
wir müssen selbst ihr Wunder sein,
und wachsen uns als Weinstock groß
und bieten selber süßen Wein !

 

Schönheit

Du bist vollkommen, doch dir fehlt das eine,
daß du schon alles hast, was dir gebricht!
Nicht wie die Kinder, die zum Feste eilen
und im Dahingehn schon den Schmuck verteilen,
den wir für sie gehegt im Sonnenlicht;
du bist wie Steine ohne eignes Licht! –

 
Regina Ullmann (14 december 1884 – 6 jannuari 1961)
St. Gallen

Lees verder “Regina Ullmann, Shirley Jackson, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz”

Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Zie ook mijn blog van 14 december 2008 en ook mijn blog van 14 december 2009 en ook mijn blog van 14 december 2010.

 

Uit:The Lottery

The morning of June 27th was clear and sunny, with the fresh warmth of a full-summer day; the flowers were blossoming profusely and the grass was richly green. The people of the village began to gather in the square, between the post office and the bank, around ten o’clock; in some towns there were so many people that the lottery took two days and had to be started on June 26th. but in this village, where there were only about three hundred people, the whole lottery took less than two hours, so it could begin at ten o’clock in the morning and still be through in time to allow the villagers to get home for noon dinner.

The children assembled first, of course. School was recently over for the summer, and the feeling of liberty sat uneasily on most of them; they tended to gather together quietly for a while before they broke into boisterous play, and their talk was still of the classroom and the teacher, of books and reprimands. Bobby Martin had already stuffed his pockets full of stones, and the other boys soon followed his example, selecting the smoothest and roundest stones; Bobby and Harry Jones and Dickie Delacroix– the villagers pronounced this name “Dellacroy”–eventually made a great pile of stones in one corner of the square and guarded it against the raids of the other boys. The girls stood aside, talking among themselves, looking over their shoulders at the boys, and the very small children rolled in the dust or clung to the hands of their older brothers or sisters.

Soon the men began to gather, surveying their own children, speaking of planting and rain, tractors and taxes. They stood together, away from the pile of stones in the corner, and their jokes were quiet and they smiled rather than laughed. The women, wearing faded house dresses and sweaters, came shortly after their menfolk. They greeted one another and exchanged bits of gossip as they went to join their husbands. Soon the women, standing by their husbands, began to call to their children, and the children came reluctantly, having to be called four or five times. Bobby Martin ducked under his mother’s grasping hand and ran, laughing, back to the pile of stones. His father spoke up sharply, and Bobby came quickly and took his place between his father and his oldest brother.“

 

Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)

Lees verder “Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz

 De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008 en ook mijn blog van 14 december 2009.

 

Uit: De Taal der Liefde

“Op een vrijdagmiddag in augustus wilden wij, na boodschappen te hebben gedaan op de markt in de Dapperstraat, op de terugweg door de dierentuin heen – bij de zuidelijke  ingang, die ook toegang gaf tot het Aquariumhuis, er in en bij de westelijke hoofdingang bijna recht tegenover onze woning, er weer, uit – naar huis terugkeren. Het was zonnig, warm weer en toen wij de zuidelijke ingang waren binnengekomen, gingen wij, in strijd met onze oorspronkelijke bedoeling, niet rechtstreeks de Tuin in maar betraden,, wegens de schaduw en de verwachte koelte, eerst het Aquriumhuis.

Het was er niet veel koeler dan buiten, en tamelijk vol. Er waren talrijke klassen  van middelbare scholen, en in die groepen bevonden zich veel mooie Jongens, toverachtig belicht door het onderzeese schijnsel uit onzichtbare lantarens dat hen schaduwloos omsloot en hun gelaten, hoofdhaar en de omtrekken van hun heupen oneindig veel scherper en smartelijker zichtbaar maakte dan enig daglicht ooit zou kunnen doen. Een blonde jongeman, met kort haar, van naar schatting ongeveer 20 jaar, gekleed in een lichte wollen trui boven een strakke grijsachtige heupbroek, keek ons enkele ogenblikken doordringend aan, maar liep toen door zonder ons enige duidelijke aandacht te schenken.

Ik poogde niet naar Jongens te kijken maar aan iets, wat dan ook ter wereld, anders dan aan Jongens te denken toen vlak bij mij, voor één van die kleinere aquariums waarin ogenschijnlijk nooit iets levends vertoeft, een ongeveer 13 of 14jarige jongen met iets te lang, donkerblond haar over zijn oortjes, diep voorover gebogen ging staan turen naar het gedrag van misschien enige zeekreeftjes in een verre hoek van het aquarium. Zijn benen, over elkaar geslagen, spanden zijn duidelijk fluwelen broek hoog in zijn kruis en diep in zijn onbeschrijfelijk zich tussen zijn ronde, steile jongensbillen, aftekenende geheime vallei. Ik probeerde aan iets te denken betreffende de dierentuin of het Aquariumhuis maar ik kon, zolang de jongen voor het kleine aquarium gebogen bleef staan, aan niets anders denken dan hoe ik, terwijl ik hem gevangen hield, hem zou dwingen de riem van zijn broek twee of drie gaten nauwer aan te halen om hem daarna diep voorover te laten buigen opdat ik hem, zo lang Tijger het zou begeren, met een donkerrode rijzweep zijn feller dan ooit gespannen broek tot flarden van zijn dijen en blonde fluwelen jongensheuvels zou geselen. Ik voelde mij zeer moe.

De jongen richtte zich op, liep verder, en in het voorbijgaan zag ik maar al te duidelijk zijn mond en keel, waaruit hij met hese, laffe jongensstem onder de geseling zou schreeuwen, maar het volgende ogenblik was hij in een donker gebied van de zaal tussen de vele bezoekers verdwenen.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

 

Lees verder “Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Paul Eluard, Shirley Jackson, Regina Ullmann, Andreas Mand, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz”

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Andreas Mand, Paul Eluard, Shirley Jackson, Charles Wolfe, Helle Helle, Marianne Fritz, Regina Ullmann

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008.

Uit: Gerard Reve Verzameld Werk deel 6

Een mooi feest

” Ik heb Kerstmis altijd een mooi feest gevonden, maar ook een erg treurig feest. daaraan moet ik wel toevoegen, dat ik geen feest ken, dat niet een treurig feest is.

Over Kerstmis heb ik zelden of nooit iets gelezen, dat niet om de zaak waar het om gaat, dom, handig of huichelachtig heendraaide.

Ik vat de Schrift ernstig op, maar niet letterlijk, en ik acht het vasthouden aan de historiciteit van het evangelie -zoals eertijds aan die van het paradijsverhaal- een ernstige bedreiging van het voortbestaan van het christendom. Wel buig ik mij voor het Mysterie van de onmetelijke en levendmakende waarheid, die in het evangelieverhaal wordt vertolkt.

Het verhaal leert ons, dat de menswording geen geringe opdracht is; dat, wanneer de Waarheid geboren moet worden er voor haar geen plaats is, noch in een huis, noch in een zo onpersoonlijk verblijf als een logement: de bevalling moet plaatsvinden in een stal, in aanwezigheid van de twee nederigste en meest onderworpen dieren. Ik acht het van nog diepere betekenis, dat deze Geboorte bovendien onwettig is en dat God geboren moet worden uit een ongehuwde moeder.

Of de duisternis het Licht ooit zal begrijpen, daaraan moet ik diep en bitter twijfelen. Maar wel geloof ik in het Licht dat schijnt in de duisternis, in alle eeuwigheid.”

 

Uit: Brief door tranen uitgewist

‘Waar was de Meedogenloze Jongen op dit ogenblik? Ik bleef staan. Opeens zag ik hem liggen, en dat was het wonderlijke: in een kleine kaki tent, in de tuin van zijn paleis. Ik zag verder niemand. Eén van de helften van de voorhang van het tentje was opgeslagen, en daardoor kwam het, dat ik hem duidelijk kon zien liggen, in zijn deken gerold, op het grondzeiltje, en zonder matras. Er was een teer, roerloos licht van een stormlampje, dat heel laag brandde. Eén van zijn armen was bloot, en zijn hoofd was iets opzij gezakt, half weggegleden van de opgerolde trui die hem tot kussen diende. Zijn wimpers waren neergeslagen en hij sliep, zijn mond iets geopend. Wat kon het betekenen dat hij, de Meedogenloze Jongen, nu zelf even weerloos was als iedere jongen, die hij onderwierp en bezat? Zijn tent was onder de mensen. Het liet zich niet bevatten, want het was het Misterie aller misteriën, woordloos, maar toch zou ik het aan alle koningen, tongen en natiën moeten verkondigen, zo lang als ik nog adem had en leefde.”

Reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1943 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2007 en ook mijn blog van 14 december 2008.

Uit: De geopiaceerde wereld van Willem Bilderdijk

Goethe (1749-1832, dus bijna een volmaakt synchrone tijdgenoot van Bilderdijk) – óók een gebruiker van opiaten en andere drogerende middelen – verschilt hevig van Bilderdijk, wiens buurman hij bijna was tijdens zijn ballingschap te Duitsland. Was Goethe vaak werkelijk doodziek, Bilderdijk’s ziek-zijn was pathografisch voor een groot gedeelte niet verder aantoonbaar dan de klacht zelf. Het ziek-zijn en het ‘lijden’ van Bilderdijk was (én is) literair zeer reëel. Het ziek-zijn is Bilderdijk’s poëzie.

Bilderdijk’s religieus fanatisme – dat zekere Tweede Kamerleden ter rechterzijde bijkans tot vrijdenkers maakt – kan, zo laat het zich aanzien, voor een groot gedeelte verklaard worden uit de bovenzinnelijke roezen die de dichter onder invloed van het opium uitzat. Schreef hij niet ooit in zijn gedicht Uitspanning: ‘God schonk me een beter opiaat’? God als drug! Karl Marx zou plezier aan deze sententie hebben beleefd. Was hij immers niet de schrijver van de dooddoener: ‘Godsdienst is opium van het volk?’

Opiumgebruik leidt niet zelden tot een mystieke godsbeleving – zoals in het geval-Novalis – en tot spijsverteringskwalen (‘’t gruwzaamst windbeklemmen’, bijvoorbeeld, bij Bilderdijk in diens Ziekte), tot hypochondrie, tot hypomanie en tot veelschrijverij. Zo ook bij Bilderdijk. De dichter heeft ons een gigantisch oeuvre nagelaten. Het is ‘dromerig’ van aard. Vaak ook drijverig en vooral teveel. Druggebruik levert grofgenomen twee soorten (typologieën) van gebruikers op. De gebruiker die lethargisch wordt en niets-doende terneerzit. En de gebruiker – die wij in de moderne literatuur ook nog wel eens tegenkomen – die tot veelschrijverij vervalt en aan wie elke zelfkritiek ontnomen lijkt.

Een gebruiker klaagt. Lamenteert de huidige gebruiker hoofdzakelijk over het gebrek aan heroïne – en in de meer bijzondere zin over het gemis van geld daar het opiaat, heroïne, vanwege zijn illegaliteit zeer kostbaar is – Bilderdijk klaagde over alles behalve het verkrijgbaarheidsaspect. De dichter leefde dan ook in die benijdenswaardige eeuw waarin het opiaat vrij en gemakkelijk te verkrijgen was.

Eens schreeuwde zijn zoontje Ursinus te hard. Het kind wilde niet slapen. Het kan aannemelijk worden gemaakt dat Bilderdijk-zelf de dienstmeid opdracht gaf de kleine jongen opium te geven. Het kind stierf aan een overdosis, en de poëtische vader zong: ‘Ja, ‘k offerde U dit kind, blijmoedig zonder weenen.’ De door de opium omgekomen jongen werd geofferd aan dat andere opiaat, zich noemende God. Dat Bilderdijk’s (poëtische) theorie, uiteengezet in de titel van het rouwgedicht voor de nauwelijks éénjarige Ursinus, die luidt: Nagedachtenis van mijn zoontjen Ursinus, door een heimelijk ingegeven slaapmiddel omgebracht uiterst onwaarschijnlijk is, zou ik met het volgende willen aantonen. Bilderdijk veinsde nooit ergens schuldig aan te zijn; terwijl hij (aantoonbaar) aan bijna alle treurigheid in zijn leven – door welke doem dan ook – juist zélf schuldig was. De druggebruiker ziet overal heimelijkheden en complotten in, terwijl hij er meestal zelf, als geen ander, oorzaak en aanleiding toe is. Dat Bilderdijk alle mogelijke moeite deed om zijn nakomelingschap niet tot zijn overlast te doen zijn, kan omstandig in zijn werken en uit zijn leven worden aangetoond.”

BoudewijnBuch

Boudewijn Büch (14 december 1943 – 23 november 2002)

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)

 

Der erste Satz, den ich über ihn geschrieben habe, am Ende des Abends, an dem ich ihn kennenlernte: «Unter den Kindern will ich zu demjenigen gehen, dessen Reiz der verborgenste ist, und ich will ihm die Leberflecken im Antlitz abküssen, alle Muttermale seiner Hüften und seines Nackens.» Die letzte Nacht versuchte er eine geschlagene Stunde lang, in mich reinzukommen, auf dem Bauch, seitlich, mit Creme, ich rücklings unter ihm, mit einer anderen Creme, mit dem Öl, das ich für ihn aus der Küche holen mußte, im Stehen nicht, er ist zu klein. Ich wollte einen Präser, er war rosa und besaß ein Reservoir; als ich ihn aus seiner Verpackung schob, um ihn ihm überzustreifen, fragte ich: «Hat es einen Sinn?» Er sagte: «Man erschrickt ja geradezu, wie du dich da auskennst!» Er wollte den Präser abziehen, sagte: «Du hast echt Schiß, Aids zu kriegen, was?» Ich entschuldigte mich pausenlos, gab vor, daß mein Hintern zu eng sei, zu trocken. Ihm stand er nicht richtig. Einmal – er lag über mir und hatte meine Beine gepackt, um sie mit seinen Schultern hochzuhalten – flüsterte er: «Drück dich hoch!» Jetzt nur keinen Krampf bekommen, ich war ein Schlangenmensch geworden. Er stöhnte, er war drin, er suchte meinen Mund, seine Zunge stieß hinein, ich hatte den Eindruck, die Frau zu sein, mit der er schlief. Er küßte mich ein zweites Mal, hatte einen ganz trockenen Mund, sein Speichel tränkte mich, dieses kostbare Gut, das er auf der Straße ausspuckt.

Seltsam, an einem Buch weiterzuschreiben, das man schon vor einem halben Jahr seinem Verleger ausgehändigt hat, dessen Vertrag unterzeichnet ist: es auf fliegende Blätter zu schreiben, nicht abzutippen, und diese fröhlichen oder traurigen Seiten nach und nach dem Verleger zu überbringen oder zu schicken, eine Art, die Distanz zwischen sich und dem Buch zu verringern, noch näher an ihm zu sein, noch tiefer in seinem Innern, so, als ob man unmittelbar hineinschriebe in das Buch.

Als er erfuhr, daß ich den Brief dann doch geöffnet hatte, den Pierre ihm an meine Adresse geschrieben hatte, kein Vorwurf, sondern nur: «Jetzt weiß ich, daß du nicht ganz richtig bist.»

 

guibert1

Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Dit de la force de l’amour

 

Entre tous mes tourments entre la mort et moi

Entre mon désespoir et la raison de vivre

Il y a l’injustice et ce malheur des hommes

Que je ne peux admettre il y a ma colère

 

Il y a les maquis couleur de sang d’Espagne

Il y a les maquis couleur du ciel de Grèce

Le pain le sang le ciel et le droit à l’espoir

Pour tous les innocents qui haïssent le mal

 

La lumière toujours est tout près de s’éteindre

La vie toujours s’apprête à devenir fumier

Mais le printemps renaît qui n’en a pas fini

Un bourgeon sort du noir et la chaleur s’installe

 

Et la chaleur aura raison des égoïstes

Leurs sens atrophiés n’y résisteront pas

J’entends le feu parler en riant de tiédeur

J’entends un homme dire qu’il n’a pas souffert

 

Toi qui fus de ma chair la conscience sensible

Toi que j’aime à jamais toi qui m’as inventé

Tu ne supportais pas l’oppression ni l’injure

Tu chantais en rêvant le bonheur sur la terre

Tu rêvais d’être libre et je te continue.

 

 

Certitude 

 

Si je te parle c’est pour mieux t’entendre

Si je t’entends je suis sûr de te comprendre

 

Si tu souris c’est pour mieux m’envahir

Si tu souris je vois le monde entier

 

Si je t’étreins c’est pour me continuer

Si nous vivons tout sera à plaisir

 

Si je te quitte nous nous souviendrons

En te quittant nous nous retrouverons. 

 

paul_eluard1

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: Vaterkind

 

“Ich dachte, daß es mein erstes gutes Lied war, das nicht über meine große, unglückliche Liebe ging. Und dann, daß es genaugenommen auch um eine unglückliche Liebe ging. Ich saß in seinem Auto, nicht weit vom Kurmittelhaus, Bad Irgendwo im Rothaargebirge, und hörte das Lied, das die Situation, in der er war – und ich mit ihm – in großer Genauigkeit beschrieb. Ich hatte es nur schreiben können, weil er nichts davon wußte. Ich konnte es nur hören, weil er nicht dabei war. Es gab mir Kraft und Identität. Ich konnte zu ihm zurückkehren und ihn unterstützen. Ich konnte, wenn er mich brauchte, sein Sohn sein.”

 

Mand

Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Zie ook mijn blog van 14 december 2008.

 

Uit: What a thought

 

“Dinner had been good; Margaret sat with her book on her lap and watched her husband digesting, an operation to which he always gave much time and thought. As she watched he put his cigar down without looking and used his free hand to turn the page of his paper. Margaret found herself thinking with some pride that unlike many men she had heard about, her husband did not fall asleep after a particularly good dinner.
She flipped the pages of her book idly; it was not interesting. She knew that if she asked her husband to take her to a movie, or out for a ride, or to play gin rummy, he would smile at her and agree; he was always willing to do things to please her, still, after ten years of marriage. An odd thought crossed her mind: She would pick up the heavy glass ashtray and smash her husband over the head with it.
“Like to go to a movie?” her husband asked.
“I don’t think so, thanks,” Margaret said. “Why?”
“You look sort of bored,” her husband said.
“Were you watching me?” Margaret asked. “I thought you were reading.”
“Just looked at you for a minute.” He smiled at her, the smile of a man who is still, after ten years of marriage, very fond of his wife.
The idea of smashing the glass ashtray over her husband’s head had never before occurred to Margaret, but now it would not leave her mind. She stirred uneasily in her chair, thinking: what a terrible thought to have, whatever made me think of such a thing? Probably a perverted affectionate gesture, and she laughed.
“Funny?” her husband asked.
“Nothing,” Margaret said.”

 

shirley_jackson

Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)

 

De Ierse dichter Charles Wolfe werd geboren op 14 december 1791 in Blackhall, County Kildare. ook mijn blog van 14 december 2008.

 

 

Oh say not that my heart is cold 

 

Oh say not that my heart is cold

To aught that once could warm it –

That Nature’s Form so dear of old

No more has power to charm it;

Or that th’ ungenerous world can chill

One glow of fond emotion

For those who made it dearer still,

And shared my wild devotion.

 

Still oft those solemn scenes I view

In rapt and dreamy sadness;

Oft look on those who loved them too

With Fancy’s idle gladness;

Again I longed to view the light

In Nature’s features glowing;

Again to tread the mountain’s height,

And taste the soul’s o’erflowing.

 

Stern Duty rose, and frowning flung

His leaden chain around me;

With iron look and sullen tongue

He muttered as he bound me –

‘The mountain breeze, the boundless heaven,

Unfit for toil the creature;

These for the free alone were given, –

But what have slaves with Nature?’

 

Wolfe

Charles Wolfe (14 december 1791 – 21 februari 1823)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 14 december 2008.

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965.

De Oostenrijkse schrijfster Marianne Fritz werd als Marianne Frieß geboren op 14 december 1948 in Weiz in de Steiermark.

De Oostenrijks – Zwitserse schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren.

 

 

Gerard Reve, Boudewijn Büch, Hervé Guibert, Andreas Mand, Paul Eluard, Helle Helle, Marianne Fritz, Regina Ullmann, Shirley Jackson, Charles Wolfe

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en mijn blog van 8 april 2007 en ook mijn blog van 14 december 2007.

Uit: Het Boek Van Violet En Dood

 

“Van mijn vroege jeugd is tot nu toe onvoldoende studie gemaakt. Ik heb zelf van de eerste vijf jaren van mijn leven geen herinnering behouden. Uit mijn zesde jaar zijn mij vage beelden bijgebleven van een gang, een uitzicht op een speelplaats en van de balkons van een rij huizen waarin mensen woonden die niet bestonden omdat de muren van gele baksteen waren; en dat is alles.
Decors dus, maar zonder handelende personen of geluiden. Is er in die eerste vijf jaren iets verschrikkelijks gebeurd? Het zoude mij niet verbazen als dat het geval was, maar ik weet er niets van: het onttrekt zich aan historische waarneming. Al met al heb ik een raar leven gehad, als ik erover nadenk. Niet bizonder, maar wel ongewoon, dat is misschien het juiste woord.”

(…)

 

“Ik had ten zeerste gedachten, dat weet ik nog goed. Ik dacht eerst ik weet dat mijn Verlosser leeft. Daar begon het mede. En toen dacht ik ik weet dat mijn Bruine Liefdesprins op mij zal wachten en ik op hem, hier of aan gene zijde, waar Liefde en Dood één worden in een eeuwig Geheim. En het zal gezien worden hoe de engelen ons wassen tot wij wederom jong en schoon zijn, en ons rijstepap voeren met zilveren lepels. En de hemel gaat toe.”

(…)

 

” De trein, doem, doem, reed rustig voort, van sombre plaats naar droevig oord. De jongen was weg, en ik dacht dat het wel voorgoed zoude zijn. Hij is inderdaad nooit meer teruggekomen, terwijl hij daar tweeënvijftig jaar de tijd voor heeft gehad. Men huivert bij die gedachte, als men er even bij stilstaat. Zoude hij nog in dit leven zijn? Maar dan zoude hij veel minder aantrekkelijk zijn dan toen. Kaal, op zijn kop, bedoel ik, dat is wel het minste, misschien zelfs met allemaal kleine bultjes. O, die gouden jongenslokken! Hoe meer iets schittert en blinkt, hoe sneller het tot stof en as wordt, die verstuiven op de wind. Want de mens is ‘als gras, dat gisteren was, en morgen hooi is op de tas. 

 

Reve

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 14 december 2006 en ook mijn blog van 14 december 2007.

 

wat gij nu zijt, was ik voor dezen

wat gij nu zijt, was ik voor dezen
wat ik nu ben, zult gij dra wezen
gaat aan de Looweg in geverfd schabloon
het R.K. kerkhof te Coevorden open. Eerbetoon

van ovale bloementrommels op de zerken
emaille foto’s, Johannes Drie, violenperken
en achter aan de weg: het Engelen lot
jong bestorven, vroeg bij God

voorbij familie Blaauwgeers en Zouaven
ligt op deze akker jongensgraven
een Prins beneden blauwglazuren beelden
het overschot van dertien jaar. Er spelen
eksters. Wit en zwart

hier heeft de dood tot op het bot volhard

 

 

 

op de Nieuwendijk

 

op de Nieuwendijk. Een schutting met een kier
een souteneur, een Prins op tenen, een blauw scholier
zij kijken in de diepte. Ik sluit me bij hen aan
een tiental heren zwoegt onder een stilgezette kraan

zij strelen met een schepje zachtjes op de aarde
op zoek naar iets van oudheidswaarde
zij wroeten in verrotting en riolen
vinden rijders, roest gereedschap. Eeuwenlang verscholen

poetsen zij bot of been totdat het blinkt
herstellen wat historie heeft verminkt

de dichter is tevergeefs een archeoloog
al delft hij op het omgekeerde / hemelhoog:

het Kind wordt nimmer opgegraven
voorgoed is dood zijn thuis; de haven

 

 

boudewijn_buch

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

 

De Franse schrijver Hervé Guibert werd geboren op 13 december 1955 in Saint-Cloud en groeide op in Parijs. Van 1970 tot 1973 woonde hij in La Rochelle. Nadat hij er niet in geslaagd was om filmmaker en acteur te worden wendde hij zich tot fotograferen en journalistiek. In 1977 gaf Régine Deforges zijn eerste boek uit La mort propagande. Guibert greep elke gelegenheid voor zelfpromotie aan en stuurde het boek naar Roland Barthes and Michel Foucault. Met de laatste raakte Guibert dik bevriend. In 1978 kreeg Guibert een baan bij Le Monde en verscheen zijn tweede boek Les aventures singulières.

In 1984 won hij samen met Patrice Chéreau een César voor het script van L’homme blessé. In 1985 verscheen Des aveugles, een roman waarin hij zijn eigen ervaringen als vrijwilliger op een blindeninstituut verwerkt had. In 1983, een jaar voordat Foucault aan aids stierf was bij Guibertsw partner dezelfde ziekte vastgesteld en de schrijver zelf onderging hetzelfde lot. Het werd de aanleiding tot zijn grote doorbraak. In 1990 publiceerde hij À l’ami qui ne m’a pas sauvé la vie en werd hij het centrum van veel mediabelangstelling. Vanaf dat moment wijdde Guibert zich aan het vastleggen van wat hem nog aan tijd resteerde. In 1992 verschenen nog L’homme au chapeau rouge en.  Cytomégalovirus.

 

Uit: Verrückt nach Vincent (Fou de Vincent, vertaald door J. Schlegel)

 

“Was war es? Eine Leidenschaft? Eine Liebe? Eine erotische Zwangsvorstellung? Oder eine meiner Erfindungen? Sah im Schaufenster eines Ladens für Zaubereiartikel eine schwarze Bakelitschachtel, in Form einer fliegenden Untertasse, die über Lupen und Spiegel ein Hologramm erzeugt. Man muß ein Objekt hineinlegen, zum Beispiel ein Goldstück oder einen Ring, damit es sich auf einer transparenten Fläche im Deckel dreidimensional widerspiegelt. Man glaubt, es wegnehmen zu können, es ist aber ungreifbar. Ich komme in Versuchung, das Ding zu kaufen, um etwas darin einzuschließen, das Vincent gehört hat und das mich durch diese eigenartige Illusion an ihn erinnert, aber kein Einfall (eine Haarlocke, ein Foto) entspricht meiner Lust auf den Apparat. Allenfalls für sein Geschlechtsteil wäre dieser Reliquienschrein der rechte Platz. Ich kämme mich nie. Ich reibe mein feuchtes Haar in einem Handtuch und fahre dann mit den Fingern hindurch, um es in Form zu bringen. Gestern, ich weiß nicht, warum, hab ich den kleinen Kamm bemerkt, den mir Vincent geschenkt hat, ganz vereinsamt auf dem Brett im Badezimmer (er hat mir so selten Geschenke gemacht), ich nahm ihn, kämmte mich damit, der Kamm wurde zum magischen Gegenstand. Vincent hatte in dem Kamm seine Zauberformel hinterlassen: «Wenn du mich eines Tages brauchst – nimm den Kamm, und ich komme!»

Ich spitze die Ohren, aber das Telefon klingelt nicht. Am nächsten Morgen: Ich kämme mich wieder, vielleicht bekommt der Kamm seine Zauberkraft erst beim zweiten Gebrauch. Tags darauf kämme ich mich noch einmal: Vielleicht wirkt er erst beim dritten Mal, usf.”

 

Guibert

Hervé Guibert (14 december 1955 – 27 december 1991)

 

De Duitse schrijver Andreas Mand werd geboren op 14 december 1959 in Duisburg. In 1982 verscheen zijn eerste boek „Haut ab. Ein Schulaufsatz“. De (anti-)held van zijn debuut Paul Schade staat ook centraal in zijn verdere werk:  Kleinstadthelden“ (1996), „Das rote Schiff“ (1994), „Paul und die Beatmaschine“ (2006) und „Vaterkind“ (2001). De romans verschenen bij onafhankelijke uitgevers en de avontuurlijke publicatiegeschiedenis laat zich deels in de boeken zelf terugvinden. Bekend werd Mand met Grovers Erfindung“ (1990), gevolgd door “Grover am See” (1992). „Peng. Filmerzählung“ (1994) en „Schlechtenachtgeschichte“ (2005) sind experimentelle Bücher zijn experimentele boeken.

 

Uit: Kleinstadthelden

 

„Als ich jung war und alles wichtig war, lebte ich in einer anderen Stadt, zweieinhalb Bahnstunden von meinen Eltern entfernt. Mein Zimmer lag zur Straßenseite im ersten Stock eines schmalen Mietshauses, an einer engen, gepflasterten Straße in der Nähe der Fußgängerzone.

Es war eine Einbahnstraße, durch die nicht viele Autos fuhren, aber wenn doch, hörte man sie durch die einfachen Fensterscheiben ziemlich gut. Morgens hörte man die Anlasser der Wagen, mit denen die Anwohner zur Arbeit fuhren, und tagsüber ein untertouriges Brummen, wenn versprengte Pendler und Einkäufer den letzten freien Parkplatz suchten. Abends sangen die Kneipengänger “Olé, olé, olé” oder “Wir fahren in den Puff von Barcelona” auf dem Rückweg.

Doch all diese Geräusche waren leichter zu ertragen als das unablässige Hämmern und Kreischen von der Großbaustelle, keine 50 Meter weiter. Das Zittern des Bodens übertrug sich auf die Schaumstoffmatratze und weckte mich auf.

Ich hatte einen angenehmen Wohngefährten und ziemlich unangenehme Nachbarn. Gegenüber zum Beispiel war ein Möbelgeschäft, dessen Auslagen mein Auge genauso irritierten wie mein Äußeres den glattrasierten Besitzer und seine Frau. Solange mein Mofa vor ihrem Schaufenster parkte, führten sie richtig Krieg gegen mich. Sie beschwerten sich täglich bei der Vermieterin und gingen dazu über, wie ich natürlich nie beweisen konnte, es nachts heimlich umzukippen. Es gab keinen Hof, in das man es stellen konnte, und der Bürgersteig auf meiner Seite war höchstens einen halben Meter breit. Der Ärger hörte erst auf, als ich mir ein Fahrrad besorgte, das man immerhin in den niedrigen Keller tragen konnte.

Im Flur war kein Platz dafür, das sah ich ein, und im Grunde genommen hat die achtundsiebzigjährige Vermieterin, die im Erdgeschoß wohnte, nur durchgesetzt, was sich aus architektonischen und sozialen Gegebenheiten zwingend ergab. Drei Versprechen hatte sie mir beim Einzug abgenommen: Gardinen aufzuhängen, alle zwei Wochen die Treppe zu putzen und die Haustür auch tagsüber abzuschließen.“

 

andreas_mand

Andreas Mand (Duisburg, 14 december 1959)

 

De Franse dichter en schrijver Paul Eluard werd geboren op 14 december 1895 in Saint Denis. Zie ook mijn blog van 14 december 2006.

Pour vivre ici

 

Je fis un feu, l’azur m’ayant abandonné,

Un feu pour être, son ami,

Un feu pour m’introduire dans la nuit d’hiver

Un feu pour vivre mieux.

 

Je lui donnai ce que le jour m’avait donné :

Les forêt
s, les buissons, les champs de blé, les vignes,

Les nids et leurs oiseaux, les maisons et leurs clés,

Les insectes, les fleurs, les fourrures, les fêtes.

 

Je vécus au seul bruit des flammes crépitantes,

Au seul parfum de leur chaleur;

J’étais comme un bateau coulant dans l’eau fermée,

Comme un mort je n’avais qu’un unique élément.

 

 

 

Je te l’ai dit

 

Je te l’ai dit pour les nuages

Je te l’ai dit pour l’arbre de la mer

Pour chaque vague pour les oiseaux dans les feuilles

Pour les cailloux du bruit

Pour les mains familières

Pour l’oeil qui devient visage ou paysage

Et le sommeil lui rend le ciel de sa couleur

Pour toute la nuit bue

Pour la grille des routes

Pour la fenêtre ouverte pour un front découvert

Je te l’ai dit pour tes pensées pour tes paroles

Toute caresse toute confiance se survivent.

 

 

 

À peine défigurée

 

Adieu tristesse

Bonjour tristesse

Tu es inscrite dans les lignes du plafond

Tu es inscrite dans les yeux que j’aime

Tu n’es pas tout à fait la misère

Car les lèvres les plus pauvres te dénoncent

Par un sourire

Bonjour tristesse

Amour des corps aimables

Puissance de l’amour

Dont l’amabilité surgit

Comme un monstre sans corps

Tête désappointée

Tristesse beau visage.

 

eluard1

Paul Eluard (14 december 1895 – 18 november 1952)

 

 

De Deense schrijfster Helle Helle werd geboren als Helle Krogh Hansen in Nakskov op 14 december 1965. Zij debuteerde in 1993 met de bundel prozafragmenten Eksempel på liv [Voorbeeld van leven] waarmee ze op slag één van de literaire boegbeelden van haar generatie werd. In de jaren daarna verschenen er naast twee bundels met korte verhalen – Rester (Resten, 1996) en Biler og dyr (Auto’s en dieren, 2000) – ook twee romans van haar hand: Hus og hjem (Huis en haard, 1999) en Forestillingen om et ukompliceret liv med en mand (De gedachte aan een onbekommerd leven met een man, 2002).

 

Uit: Example of Life (Vertaald Barbara Haveland)

 

„Two streets away, Marianne wakes up with terrible pains in
her stomach.
She sits up in bed and pulls back the duvet. Her midsection is heaving in a manner over which she has no control. More than anything it looks as though some large creature has started puffing and panting inside her abdomen.
She gets up and stands out in the middle of the floor. She does not even have the chance to go over in her mind what she has eaten the day before, whether she could have ingested something that was contaminated, something on the turn; cannot remember what she has had to drink. She presses both hands hard against her stomach to still the creature´s stirrings.
The first spurt of vomit lands right at her feet, smelling of damp fur despite its content.
This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.

This is no animal she has thrown up. It is a letter. At first she thinks it is an A, but when she leans down for a closer look she sees that it is a V. Then the next letter, a K, comes shooting straight up and out of her gullet and she starts throwing up in earnest. A stream of letters pours from her mouth: O and T and J and P; there are several of each character, far more than the standard 26; the entire alphabet escapes from her at least four times. With each letter the pressure in her stomach grows a little easier, until at last there is only a faint ache around her navel, but this too disappears when she spits out the last R and sinks down onto the bed.“

 

helle

Helle Helle (Nakskov, 14 december 1965)

 

De Oostenrijkse schrijfster Marianne Fritz werd als Marianne Frieß geboren op 14 december 1948 in Weiz in de Steiermark. Zij werkte als zelfstandig schrijfster, afhankelijk van beurzen, in Wenen. De publiciteit schuwde zij, en over haar levensloop is dan ook weinig bekend. In de jaren zeventig was zij getrouwd met de schrijver Wolfgang Fritz. Nog voor het verschijnen van haar debuutroman Die Schwerkraft der Verhältnisse in 1978 ontving zij de Robert-Walser-Preis. Daarna begon zij te werken aan een literair megaproject dat zij de werktitel Die Festung gaf en dat de geschiedenis van de eerste en de tweede republiek Oostentijk tot thema heeft. In 1980 verscheen Das Kind der Gewalt und die Sterne der Romani, zich afspelend in 1921. In 1985 verscheen onder de titel Titel Dessen Sprache du nicht verstehst een roman die, uitgaand van het jaar 1914 de geschiedenis vertelt van een familie Null uit het marktplaatsje Nirgendwo. Fritz bediende zich daarbij van een eigenzinnige vormtaal en vertelstijl die genregrenzen en taalconventies overschrijdt. Deze stijl behield zij in de als trilogie opgezette eerste twee delen van Naturgemäß. Lezers en kritiek waren echter steeds minder bereid haar hierin te volgend. Zo sprak de Faz van „Satzbauruine“ en een „Disneyland der Dekonstruktion“,

 

Uit: Naturgemäß III

 

„Du kannst mir vertrauen, liebes Igelkind. Dein mißtrauisches Äugen entbehrt solider Begründung, beruht auf Narben, die künstlich gezüchtet – ja! Gezüchtet werden von Verleumdern. Dieser Ruinengott sagt, ich habe mir einen Verfolgungswahn zugelegt, damit ich ihn abschaffen kann; es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn stets zu erpressen, sodaß er sich damit abfinden muß: Entweder ich nehme ihm seine Ruinen weg. Oder er bekommt keine Ruinen mehr. Wer nur Ruinen hat, ist ein armer Hund, ein mausetoter Hund. Ein räudiger Hund. Und den Ruinengott zu einem streunenden, weiß Hase Entwederoder wie toten Hund zu erniedrigen, das ist eine – nie darf sich das der Ruinengott bieten lassen – ungeheuerliche Tätigkeit wider die Windrose, als wüßte die Windrose nicht selber! Wie die Rosewind Windrose zu sein hat! Es läge mir wahnwitzig viel daran, ihn zu ruinieren, auf daß es endgültig langweilig sei auf Erden. Nimmermehr rumort werden kann, nimmermehr bewundert werden kann die Phantasie eines so vollkommenen Gottes, der jeden Plan neu zu gestalten vermag auf ungemein schöpferisch befruchtend-er Weise. Die Weisheit des Ruinengottes ist unschlagbar, sein Einfallsreichtum schlägt jedem Gott das Furchtbare der Wahrheit ins Gesicht: Im Vergleich zum Ruinengott schrumpeln sie allesamt, werden niedliche Kobolde; harmlose Wiedergänger, verkalkten Gedankengängen ausgelieferte Wurstl von Einst-war-ich-Gott-Gespenstern! Muß der Ruinengott was geben? Das Selbstvertrauen fürs Ab!-treten. Ist das ein Ton? Redet einer so rechnend wohl, etwas bleibt immer hängen, unbegründet kann der Haß des Ruinengottes geg
en den Menschengott nicht zustande gekommen sein. Alles mein Werk, auch er sei mein Werk! Gerade diese scheußliche Anmaßung! Als wäre ich jemals neugierig darauf gewesen, vor ihm – fliehen zu müssen!“

 

fritz

Marianne Fritz (14 december 1948 – 1 oktober 2007)

 

De Oostenrijks – Zwitserse schrijfster Regina Ullmann werd op 14 december 1884 in St. Gallen geboren. Een beroepsopleiding maakte zij nooit af. Wel kreeg zij, ongetrouwd, twee kinderen die door pleegouders werden grootgebracht. Soms lijdend aan zware depressies en erg aan haar moeder hangend, gaf zij lezingen en werd een beetje bekend met haar verhalenbundel Die Landstraße uit 1921. In 1902 was zij met haar moeder naar München getrokken. In 1911 trad zij toe tot de katholieke kerk. Dankzij Rilke, met wie zij sinds 1908 correspondeerde, werd zij financieel geholpen door verschillende personen en (katholieke) instanties. Rond 1920 leerde zij meer schrijvers kennen: Thomas Mann, Robert Musil, Max Pulver en Albert Steffen, tenslotte in 1923 Carl Jacob Burckhardt.

In 1836 moest zij Duitsland verlaten en in 1938 keerde zij terug naar St. Gallen.

 

Uit: Die Landstrasse

“Sommer, aber ein jüngerer Sommer als dieser; ein Sommer, an Jahren noch gleichaltrig mit mir, war damals. Ich war zwar dennoch nicht froh, nicht von Grund aus froh, aber ich mußte es sein in der Art, wie es alle sind. Die Sonne zündete mich an. Sie labte sich an dem grünen Kogel, auf dem ich saß, einem Kogel, der beinah eine heilige Form hatte, und auf den ich mich geflüchtet hatte von dem Staube der Landstraße. Denn ich war müde. Ich war müde, weil ich allein war.
Diese lange Landstraße vor und hinter mir… Ihr konnten die Schleifen, die sie zog um diesen Kogel, ihr konnten die Pappeln nicht, ihr konnte der Himmel selber nicht ihre Kläglichkeit nehmen.
Mir war bange, weil sie mich nach einer kurzen Wanderung schon in ihre Not und Verkommenheit miteinbezogen hatte. Eine unheimliche Landstraße war das. Eine allwissende Landstraße. Da ging nur, wer in irgendeinem Sinne allein gelassen worden war. Ich zog im Widerspruch dazu meinen Mundvorrat aus dem kleinen Reisegepäck. Er war von der Hitze ungenießbar geworden. Ich mußte ihn fortwerfen. Nicht einmal Vögel hätten ihn mehr gemocht. So wurde ich auch dazu von dem Gefühle des Nicht-haben-Könnens noch hungrig und durstig.
Und keine Quelle war ringsum. Nur der Kogel selber schien das Geheimnis einer Quelle zu bergen, tief in
sich, mir unerreichbar. Und wenn ich auch auf eine nahe Quelle gehofft hätte, so würde ich sie doch nicht zu erreichen gesucht haben. Ich war müde und ohne Tränen doch dem Weinen nahe.“

ullmann-regina

Regina Ullmann (14 december 1884 – 6 jannuari 1961)

 

De Amerikaans schrijfster Shirley Jackson werd geboren in San Francisco op 14 december 1919. Jackson schreef een zestal romans en talloze korte verhalen, waarvan haar werk The Lottery (1948) het bekendst is. Typerend voor haar schrijfstijl was de horror- en fantastische inslag waarmee vertellingen waren opgebouwd. Ze was getrouwd met criticus Stanley Edgar Hyman. Recent is de belangstelling voor haar werk weer toegenomen. Zij had invloed op het werk van auteurs als Neil Gaiman, Stephen King, en Richard Matheson.

 

Uit: The Haunting of Hill House

 

„Eleanor stood perfectly still and looked at the door. She did
not quite know what to do, although she believed that she was thinking coherently and was not unusually frightened, not more frightened, certainly, than she had believed in her worst dreams she could be. The cold troubled her even more than the sounds; even Theodora’s warm robe was useless against the icy little curls of fingers on her back. The intelligent thing to do, perhaps, was to walk over and open the door; that, perhaps, would belong with the doctor’s views of pure scientific inquiry. Eleanor knew that, even if her feet would take her as far as the door, her hand would not lift to the doorknob; impartially, remotely, she told herself that no one’s hand would touch that knob; it’s not the work hands were made for, she told herself. She had been rocking a little, each crash against the door pushing her a little backward, and now she was still because the noise was fading. “I’m going to complain to the janitor about the radiators,” Theodora said from behind her. “Is it stopping?”

“No,” Eleanor said, sick. “No.”

 

jackson

Shirley Jackson (14 december 1919 – 8 augustus 1965)

 

De Ierse dichter Charles Wolfe werd geboren op 14 december 1791 in Blackhall, County Kildare en ontving zijn opleiding in Bath, Winchester en het Trinity College in Dublin. In 1817 werd hij priester in de Church of Ireland. Hij overleed op 31-jarige leeftijd aan de gevolgen van tuberculose. Het voornaamste, en eigenlijk enige, werk waardoor Wolfe nog altijd bekendheid geniet is zijn gedicht The Burial of John Moore after Corunna (1816) dat in vele bloemlezingen is verschenen.

 

 

The Last Rose Of Summer

  

That strain again? It seems to tell

Of something like a joy departed;

I love its mourning accents well,

Like voice of one, ah! broken-hearted.

 

That note that pensive dies away,

And can each answering thrill awaken,

It sadly, wildly, seems to say,

Thy meek heart mourns its truth forsaken.

 

Or there was one who never more

Shall meet thee with the looks of gladness,

When all of happier life was o’er,

When first began thy night of sadness.

 

Sweet mourner, cease that melting strain,

Too well it suits the grave’s cold slumbers;

Too well the heart that loved in vain

Breathes, lives, and weeps in those wild numbers.

Charles_Wolfe

Charles Wolfe (14 december 1791 – 21 februari 1823)