De Duitse dichter en schrijver Gustav Falke werd geboren op 11 januari 1853 in Lübeck als zoon van de koopman Johann Friedrich Christian Falke en zijn vrouw Elisabeth Franziska Hoyer. De historicus Johannes Falke en Jacob von Falke waren ooms van vaders kant. Falke volgde hoger voortgezet onderwijs aan het Katharineum in Lübeck en voltooide in 1868 in Hamburg een opleiding tot boekhandelaar. Omdat zijn stiefvader zijn wens om literatuur of muziek te studeren afwees verliet Falke in 1870 Hamburg. In 1870-1877 werkte hij als boekhandelaar in Essen, daarna in Stuttgart en uiteindelijk in Hildburghausen. In 1878 keerde hij terug naar Hamburg, waar hij particulier muziekonderwijs kreeg van Emil Krause. Vervolgens verdiende hij zijn brood als pianoleraar. In 1890 trouwde hij met zijn voormalige pianostudenet Anna Heissel. In de jaren 1890 begon hij zijn eigen literaire werken te publiceren en zo kwam hij zeer snel in contact met de kring van Hamburgse schrijvers rond Otto Ernst, Jacob Lowenberg en Emil von Schoenaich-Carolath. Een gedicht van Falke had de aandacht getrokken van Detlev von Liliencron. met wie in de loop der jaren een intensieve vriendschap ontstond. Gustav Falke begon zijn literaire carrière als impressionistisch dichter. Beïnvloed werd hij vooral door Richard Dehmel, Paul Heyse en Detlev von Liliencron, maar hij zag zich ook in de traditie staan van dichters als Mörike, Eichendorff, Storm en Geibel. Falkes romans, waar veel Hamburg lokale kleur in te vinden is, kunnen gerekend worden tot het gematigde naturalisme. Hij schreef verder ook heldendichten en romans. Een opmerkelijk deel van zijn werk vormen zijn kinderboeken in poëzie en proza, waarmee hij aan het begin van de eeuw veel succes had. Bij het begin van WO I toonde Falke zich een compromisloze nationalist die zijn literaire werk volledig in diens stelde van de Duitse nationale doelstellingen. Muzikale composities bij Gustav Falkes poëzie schreven onder meer Leo Blech, Engelbert Humperdinck, Alma Mahler-Werfel, Max Reger, Paul Scheinpflug, Max von Schillings, Arnold Schönberg, Richard Strauss en Anton Webern. De muziekafdeling van de Koninklijke Bibliotheek in Berlijn telde bij Falkes dood meer dan 480 verschillende composities op teksten van de dichter.
Fromm
Der Mond scheint auf mein Lager.
ich schlafe nicht,
meine gefalteten Hände ruhen
in seinem Licht.
Meine Seele ist still, sie kehrte
von Gott zurück,
und mein Herz hat nur einen Gedanken:
dich und dein Glück.
Einsamkeit
O Einsamkeit, tiefinnere Einsamkeit!
An deinem stillen Feuer wärm’ ich mein Gemüt.
Nur manchmal schrei ich nach Gemeinsamkeit,
ob dort des Lebens rote Rose blüht.
Dann rufst du wieder mich zurück,
o Einsamkeit, zu deinem Glück.
Alleinsamkeit!
Das Birkenwäldchen
Inmitten öder Heide träumt
Ein Birkenwäldchen, sumpfumsäumt.
Die stillen Wasser blinken,
Daraus die Wurzeln trinken.
Hier geht sobald kein Menschenfuß
Und klingt kein Sommervogelgruß,
Hier ist in ihrer Klause
Die Einsamkeit zu Hause.
Und nächtens stellt bei Mondenschein
Ein Wispern sich und Flüstern ein,
Und weiße Schatten heben
Gespenstisch sich ins Leben.
Und mittags, wenn die Sonne glüht,
Dass fast die Heide Funken sprüht,
Scheint dort in kühlen Schauern
Ein Seltsames zu lauern.
Ein Jäger, den die Heideglut
Hintrieb, war einst dort eingeruht,
Ihm träumt’ –; er konnt’s nicht sagen,
Er starb in wenig Tagen.
Gustav Falke (11 januari 1853 – 8 februari 1916)
Portret door Ernst Wilhelm Heinrich Eitner, z.j.