James Frey, Gust Van Brussel, Mary Stewart, Hannes Meinkema, Stanislaw Lem

De Amerikaanse schrijver James Frey werd geboren op 12 september 1969 in Cleveland. Zie ook mijn blog van 12 september 2007.

Uit: My Friend Leonard

 

On my first day in jail, a three hundred pound man named Porterhouse hit me in the back of the head with a metal tray. I was standing in line for lunch and I didn’t see it coming. I went down. When I got up, I turned around and I started throwing punches. I landed two or three before I got hit again, this time in the face. I went down again. I wiped blood away from my nose and my mouth and I got up I started throwing punches again. Porterhouse put me in a headlock and started choking me. He leaned towards my ear and said I’m gonna let you go. If you keep fighting me I will fucking hurt you bad. Stay down and I will leave you alone. He let go of me, and I stayed down.

I have been here for sixty-seven days. I live in Men’s Module B, which is for violent and felonious offenders. There are thirty-two cells in my module, thirty-two inmates. At any given time, there are between five and seven deputies watching us. All of us wear blue and yellow striped jumpsuits and black, rubber-soled slippers that do not have laces. When we move between rooms we walk through barred doors and metal detectors. My cell is seven feet wide and ten feet long. The walls are cement and the floor is cement and the bed is cement, the bars iron, the toilet steel. The mattress on the bed is thin, the sheets covered with grit. There is a window in my cell it is a small window that looks out onto a brick wall. The window is made of bulletproof glass and there are bars on both sides of it. It affords me the proper amount of State required sunlight. Sunlight does not help pass time, and the State is not required to provide me anything that helps pass time.

My life is routine. I wake up early in the morning. I brush my teeth. I sit on the floor of the cell I do not go to breakfast. I stare at a gray cement wall. I keep my legs crossed my back straight my eyes forward. I take deep breaths in and out, in and out, and I try not to move. I sit for as long as I can I sit until everything hurts I sit until everything stops hurting I sit until I lose myself in the gray wall I sit until my mind becomes as blank as the gray wall. I sit and I stare and I breathe. I sit and I stare. I breathe.”

 

 

james_frey

James Frey (Cleveland, 12 september 1969)

 

De Vlaamse schrijver Gust Van Brussel werd geboren in Antwerpen op 12 september 1924. Van Brussel volgde Grieks-Latijnse humaniora, maar moest vanwege de Tweede Wereldoorlog zijn studie stopzetten. Hij werd bediende en klom op tot hoofd van de Public Relations van een bekende bank in Antwerpen. Hij organiseerde talloze belangrijke evenementen, tentoonstellingen, concerten en prijskampen en realiseerde de uitgave van verschillende unieke boeken. In 1957 debuteerde hij met maar liefst zes dichtbundels tegelijk. Sindsdien publiceerde hij talrijke andere boeken waaronder een tiental romans en drie science-fictionboeken.

 

Uit: Keizer Sus den eerste

 

“Er zat een stijve bries. Zo noemen ze dat in de zeemanstaal aan de jachthaven. Vroeger was dat een oord waar uitsluitende rijke boggers kwamen, mensen met poen, die zich een boot konden permitteren.
Daar ziet ge nog de relikwieën van de sjieke chalet van de jachthaven. Want de Antwerpse jachthaven heeft haar helden, die als een baron de Gerlache vroeger alle zeeën bevaren hebben, tot in het ijs van Nova Zembla toe. Dat was de tijd van de aristocratie, van de zeemanskunst grote klasse. Als ge alleen maar met een kromme rug aan een paar roeispanen kon trekken, had ge niet de minste kans om er binnen te geraken.
Ge waart daar vroeger trouwens niet zo graag gezien als ge niet tot de clan behoorde.
Nu is dat ondertussen veel democratischer geworden. Hoewel er toch een elite van waternoblesse gebleven is. Als ge ze mocht geloven zijn die met hun dure zeilboten, zelfs met zware wind,
tot in’t Kattegat geraakt. ’t zal wel meer Sluis zijn geweest, maar kom ge moet die mensen maar hunne stoef gunnen.
De top van de zeemanskunde werd natuurlijk gevormd door de allerlaatste kapiteins, die nog rond Kaap Hoorn gevaren ha
dden met een zeilboot. De Cape Horners, die van orkanen en ijsbergen nogal wat meer wisten dan een sjamfoeter, die het over een straffe storm had met baren van zo hoog! Maar de Cape Horners, dat waren nog eens mannen met baarden geweest! Voor zo’n kastaars waart ge toch maar een triestige Tist als ge niet tussen donder en bliksem over huizenhoge golven had gevaren. Met zo’n zeebonken moest ge ’t minstens over windkracht 12 hebben, of ge mocht niet meespreken. Van de top van een tsunami naar de diepten waar alleen bathyscafen durven komen, naar beneden duiken, dat was weinig zeebonken gegeven. Meestal hadden ze het in die heldenverhalen over een onverschrokken kapitein, die ze vroeger gekend hadden, want van die hele echte, schoten ze niet veel meer over.”

vanbrussel

Gust Van Brussel (Antwerpen, 12 september 1924)

 

 

De Engelse schrijfster Mary Stewart werd geboren op 12 september 1916 in Sunderland als Mary Florence Elinor Rainbow . Nadat zij haar Master of Arts Degree van de universiteit van Durnham behaald had onderwees zij daar Engels tot 1945 totdat zij trouwde met Sir Frederick Stewart. Tien jaar later verscheen haar eerste roman „Madam, will you talk?“. Sindsdien schreef zij meer dan twintig romans, hoorspelen en kinderboeken. Veel van haar werk werd verfilmd. In 1961 won zij voor „My Brother Michael“ de Crime Writers Association Silver Dagger. Haar drie beroemdste boeken „The Crystal Cave“ (1970), „The Hollow Hills“ (1973) en The Last Enchantment“ (1979) draaien om koning Arthur en de tovenaar Merlijn.

 

Uit: Madam, Will You Talk?

 

“The whole affair began so very quietly. When I wrote, that summer, and asked my friend Louise if she would come with me on a car trip to Provence, I had no idea that I might be issuing an invitation to danger. And when we arrived one afternoon, after a hot but leisurely journey, at the enchanting little walled city of Avignon, we felt in that mood of pleasant weariness mingled with anticipation which marks, I believe, the beginning of every normal holiday.

No cloud in the sky; no sombre shadow on the machiolated walls; no piercing glance from an enigmatic stranger as we drove in at the Porte de la Republique and up the sun-dappled Cours Jean-Jaures. And certainly no involuntary shiver of apprehension as we drew up at last in front of the Hotel Tistet-Vedene, where we had booked rooms for the greater part of our stay.

I even sang to myself as I put the car away, and when I found they had given me a room with a balcony overlooking the shaded courtyard, I was pleased.

And when, later on, the cat jumped on to my balcony, there was still nothing to indicate that this was the beginning of the whole strange, uneasy, tangled business. Or rather, not the beginning, but my own cue, the point where I came in. And though the part I was to play in the tragedy was to break and re-form the pattern of my whole life, yet it was a very minor part, little more than a walk-on in the last act. For most of the play had been played already; there had been love and lust and revenge and fear and murder–all the blood-tragedy bric-a-brac except the Ghost–and now the killer, with blood enough on his hands, was waiting in the wings for the lights to go up again, on the last kill that would bring the final curtain down.

How was I to know, that lovely quiet afternoon, that most of the actors in the tragedy were at that moment assembled in this neat, unpretentious little Provencal hotel? All but one, that is, and he, with murder in his mind, was not so very far away, moving, under that blazing southern sun, in the dark circle of his own personal hell. A circle that narrowed, gradually, upon the Hotel Tistet-Vedene, Avignon.”

 

stewart_writing_07

Mary Stewart (Sunderland, 12 september 1916)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster  Hannes Meinkema werd op 12 september 1943 geboren in Tiel. Zie ook mijn blog van 12 september 2007.

 

 

Eventjes
– voor Maja –

ik ga eventjes werken zegt ze tegen de kinderen
eventjes
moeten jullie me niet storen

en de precieze beelden die ze maakt
zijn de schrijnende en
levenslange
bronsgeworden veelheid van gevoel
van iemand die als ze het niet langer uithoudt
eventjes
in de auto voor de deur alleen moet zitten zijn.

 

Meinkema

Hannes Meinkema (Tiel, 12 september 1943)

 

De Poolse schrijver Stanislaw Lem werd geboren op 12 september 1921 in Lwów. Zie ook mijn blog van 12 september 2006.

 

James Frey, Hannes Meinkema, Stanislaw Lem

De Amerikaanse schrijver James Frey werd geboren op 12 september 1969 in Cleveland. In 1993 werd hij in een kliniek opgenomen om van zijn verslaving aan alcohol en drugs af te komen. In 1996 trok hij naar Los Angeles om als draaiboek auteur zijn brood te verdienen. Ook begon hij toen aan zijn roman A Million Little Pieces. Als roman kon hij het echter niet gepubliceerd krijgen. IA Million Little Pieces verscheen toen in april 2003 als autobiografie en was een klein, maar geen overdonderend succes. Tot 26 oktober 2005. Op die dag werd James Frey als held ontvangen door Oprah Winfrey in een show getiteld The Man Who Kept Oprah Awake At Night. Oprah had zijn boek geselecteerd voor haar invloedrijke boekenclub, waarin ze eerder auteurs als Faulkner, Steinbeck en Tolstoj bejubelde. Een paar weken later was James Frey multimiljonair. Dankzij Oprah kochten twee miljoen Amerikanen het boek; een ongekend succes. Frey voerde vijftien weken lang de non-fictie bestsellerlijst van de New York Times aan. En er verscheen een vervolg: My Friend Leonard, dat begint waar A Million Little Pieces ophield. Frey heeft zijn straf uitgezeten en spoedt zich naar zijn vriendin Lily in Chicago. Als hij daar aankomt, blijkt dat zij zich net de vorige dag heeft opgehangen. In januari 2006 publiceerden de schrijvers van de internetsite The Smoking Gun een omvangrijk artikel onder de titel „A Million Little Lies“ waarin aangetoond werd dat er voor de meeste belevenissen waar Frey over bericht geen bewijzen te vinden zijn. Inmidels heeft Frey toegegeven bepaalde dingen verzonnen te hebben vanwege de dramatiek.

 

Uit: A Million Little Pieces

 

“I wake to the drone of an airplane engine and the feeling of something warm dripping down my chin. I lift my hand to feel my face. My front four teeth are gone, I have a hole in my cheek, my nose is broken and my eyes are swollen nearly shut. I open them and I look around and I’m in the back of a plane and there’s no one near me. I look at my clothes and my clothes are covered with a colorful mixture of spit, snot, urine, vomit and blood. I reach for the call button and I find it and I push it and I wait and thirty seconds later an
Attendant arrives.
How can I help you?
Where am I going?
You don’t know?
No.
You’re going to Chicago, Sir.
How did I get here?
A Doctor and two men brought you on.
They say anything?
They talked to the Captain, Sir. We were told to let you sleep.
How long till we land?
About twenty minutes.
Thank you.
Although I never look up, I know she smiles and feels sorry for me. She shouldn’t.
A short while later we touch down. I look around for anything I might have with me, but there’s nothing. No ticket, no bags, no clothes, no wallet. I sit and I wait and I try to figure out what happened. Nothing comes.
Once the rest of the Passengers are gone I stand and start to make my way to the door. After about five steps I sit back down. Walking is out of the question.
I see my Attendant friend and I raise a hand.
Are you okay?
No.
What’s wrong?
I can’t really walk.
If you make it to the door I can get you a chair.
How far is the door?
Not far.
I stand. I wobble. I sit back down. I stare at the floor and take a deep breath.
You’ll be all right.
I look up and she’s smiling.
Here.
She holds out her hand and I take it. I stand and I lean against her and she helps me down the Aisle. We get to the door.
I’ll be right back.
I let go of her hand and I sit down on the steel bridge of the Jetway that connects the Plane to the Gate.
I’m not going anywhere.
She laughs and I watch her walk away and I close my eyes. My head hurts, my mouth hurts, my eyes hurt, my hands hurt. Things without names hurt.
I rub my stomach. I can feel it coming. Fast and strong and burning. No way to stop it, just close your eyes and let it ride. It comes and I recoil from the stench and the pain. There’s nothing I can do.”

 

Frey

James Frey (Cleveland, 12 september 1969)

 

De Nederlandse schrijfster Hannemieke Stamperius – beter bekend als Hannes Meinkema – werd op 12 september 1943 geboren in Tiel als dochter van ouders die in het verzet zaten en derhalve niet konden trouwen. Na het gymnasium haalde ze cum laude in Utrecht haar doctoraal Nederlands en daarna idem Algemene Literatuurwetenschap, en in 1977 promoveerde ze als literatuurtheoretica cum laude op een later bekroond proefschrift op het gebied van de poëzietheorie, met de titel Marsmans ‘Verzen’: toetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel.

In 1974 verscheen onder het pseudoniem Hannes Meinkema (min of meer een anagram van ‘Hannemieke’) haar literaire debuut De maaneter en met haar tweede roman en derde boek En dan is er koffie uit 1976 was haar naam gevestigd. Nog steeds is dit hèt boek over de tijdgeest van de roemruchte jaren zeventig. Zie ook mijn blog van 12 september 2006.

 

Uit: En dan is er koffie

 

“De badkamer, de wc. Waarom hebben mensen zoveel bloed in hun lichaam, ze verbaast zich erover, ze voelt geen pijn. Alsof het niet van haar is, dat warme vocht, zo voelt het.
Maar het komt. Het komt terwijl haar moeder staat te bonzen op de badkamerdeur.
Sta daar niet te gillen op de gang, moeder. Ik zal heus straks alles opruimen. Ondertussen schijn ik hier een abortus te hebben op de wc. Er is hier tenminste iets groots, dat ik eruit moet trekken. Ik moet het breken anders krijg ik het er niet uit. Het is zo groot als mijn onderarm.
Het heeft al beentjes.
Als het maar doorspoelt. Als de wc maar niet verstopt raakt. Het is van kr
aakbeen zeggen ze, dat lost gauwer op, zeggen ze.
Ik moet niet vergeten er loog achteraan te gooien, en veel water.
Ze is verstandig. ‘Bel de dokter maar op, moeder,’ zegt ze van achter de deur.
Ze heeft alles opgedweild als hij komt.
Hij maakt haar schoon, en nu doet het pijn. ‘Je weet maar nooit of er niet iets is blijven zitten.’
‘Uw dochter heeft nierbekkenontsteking, mevrouw. Niet ernstig, veertien dagen in bed en ze is weer als nieuw.’
Ze is weer als nieuw. En hoe.
Maar die duizend gulden heeft ze niet hoeven te betalen.
Die niet.”

 

Meinkema

Hannes Meinkema (Tiel, 12 september 1943)

 

De Poolse schrijver Stanislaw Lem werd geboren op 12 september 1921 in Lwów. Zie ook mijn blog van 12 september 2006.