Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Hans Henny Jahnn, John Greenleaf Whittier

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007.

Uit: Het feest der liefde

“Meeschrijvend met de wonderbaarlijke wedenwaardigheden uit mijn verbijsterende leven, ben ik aangekomen bij de dag dat een paar duizend mede-nulde jaarsstudenten en ik op een enorm kerkplein werden ontboden voor de introductiedagen van de stad en de universiteit. Het was er fascinerend gezellig. Overal stonden metershoge borden van biermerken (studeren is bier), sigarettemerken (studeren is roken) en een condoommerk (studeren is veilig). In die tijd, de vroege middeleeuwen, was ik nog beklagenswaardig groen en onervaren en links opgevoed. Ik was negentien, maar lovewise had ik in mijn leven niet meer meegemaakt dan dat ik op zo’n beetje ieder meisje dat ik kende erg verliefd was geweest. Slechts het meisje dat ik de allerleukste lellebel van de hele wereld’ noemde had deze liefde beantwoord, zij het precies één keer, toen ze na een droevig eindexamenfeest om onbegrijpelijke redenen mij had gezoend, in plaats van de stoere drinkebroers en vechtersbazen die ze gewoonlijk in haar mond toeliet.
Ik weet niet wat ik verwachtte van de introductieweek, maar wel dat alles anders zou worden.“

ronald_giphart

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: Benjamins bruid

 

“Het begon onopvallend. Dolores vergat afspraken en namen. Ze vergat doorlopend waar ze haar sleutels had neergelegd om ze later verbaasd terug te vinden op de toetsen van haar piano, in de wasmand of op om het even welke vreemde plaats. Ze wist ook niet meer of ze haar medicijnen geslikt had en of ze al ontbeten had.
De tweede fase was opvallender. Ze liet kranen lopen, lampen volop branden en de televisie aanstaan, veel te hard en de hele dag. Er kwam chaos in haar huis. Haar jas werd niet meer aan de kapstok opgehangen; ze liet hem vallen ergens op de grond. De buitendeur bleef openstaan. Op alle stoelen lagen kranten. De planten hingen slap of waren uitgedroogd. In de ijskast lag bedorven voedsel. Overal slingerden plastic tasjes met kleding, keukengerei, etenswaren en afval. De trap lag vol met schilderijen en boeken die of naar beneden of naar boven moesten worden gebracht. Door wie en waarom, dat wist ze niet meer. Kleingeld lag overal in het huis verspreid.
Maar ze maakte zich niet ongerust. Ze was een beetje vermoeid, bedacht ze. Haar verstand was toch helder? En ze kon nog steeds uit een rijke herinnering putten. Wie vond het niet heerlijk om naar haar verhalen te luisteren? En die verhalen, die klopten toch nog steeds?
Op advies van haar oude huisdokter en vriend René liet ze zich met grote tegenzin testen in het ziekenhuis, want natuurlijk was het onzin. Nergens voor nodig.
Die tweede fase was duidelijk de ontkenningsfase. De uitslag wilde ze niet horen: beginstadium van alzheimer. Onzin. Ze zou zeker een second opinion vragen. Bovendien, dat ‘beginstadium’ klonk eigenlijk wel vriendelijk. Ze liet zich gewoon beschermen door de zoete ontkenning en maakte zich nog steeds niet ongerust. Die second opinion kon nog wel wachten. Zolang ze haar decorum kon ophouden, zou ze zich niet gewonnen geven aan zoiets onbenulligs als een beetje vergeetachtigheid. Zij zag dat
als een onschuldig signaal van de ouderdom. Ze zou echt niet meteen als een zombie op een stoel komen te zitten.”

  

yvonne_keuls

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Van 1975 tot 1982 verdiende hij zijn brood o.a. in de visindustrie, als metselaar en als politie-agent op het vliegveld van Keflavik. Van 1986 tot 1991 studeerde hij literatuurwetenschap aan de Hogeschool van Ijsland, waarna hij acht jaar lang docent literatuur was. In dezelfde tijd publiceerde hij artikelen en recensies. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver. In 1996 debuteerde hij met Skurðir í rigningu (Eng. “Ditches in rain”). Daarna volgden o.a. Sumarið bakvið Brekkuna (1997, “The Summer Behind the Hill”), Birtan á fjöllunum (1999, “The Light on the Mountains”) en Ýmislegt um risafurur og tímann (2001, “A Few Things about Giant Pines and Time”).

 

Uit: Verschiedenes über Riesenkiefern und die Zeit (Vertaald door Karl-Ludwig Wetzig)

“Großvater trinkt in der Küche Kaffee. Großvater toastet Brot. Großmutter schläft noch, meine Schwester auch. Todsicher. Alles ist still. Kein Auto draußen unterwegs, keine Stimme zu hören. Es ist noch so früh am Morgen, dass Großvater vermutlich allein auf der Welt ist, Kaffee im Becher, Toast auf dem Teller, die Brille auf dem Tisch. Da betrete ich die Küche und damit nimmt die Weltbevölkerung beträchtlich zu. Jetzt gibt es Großvater, mich und eine größer werdende Spinne in meinem Bauch.
“Opa, glaubst du, es ist gefährlich, eine Spinne zu verschlucken?”
“Das kommt ganz darauf an”, sagt Großvater. “Das muss gründlich bedacht werden. Schmier du mir meine Butterbrote, während ich mal über die Sache nachdenke!” Großvater setzt die Brille auf und denkt nach, während ich ihm die Brote schmiere und sie mit Ziegenkäse belege.
Aus irgendeinem Grund kann Großvater es nicht ausstehen, sich selbst das Pausenbrot für die Arbeit zu machen. Normalerweise erledigt Großmutter das am Vorabend, es sei denn, sie und Großvater sind wegen irgendwas uneins, etwa darüber, was man mit einem Jungen machen soll, der eine Packung Kekse und ein Glas Nussnougatcreme klaut, dann einen ganzen Tag lang verschwindet und erst am Abend wieder auftaucht. Ich belege ihm die Brote, Großvater denkt. Er schenkt sich Kaffee nach und denkt weiter. Hm. Einmal hat er versucht, meine Schwester zu wecken, damit sie ihm die Brote schmiert – manchmal kann er ein unverbesserlicher Optimist sein. Es wäre realistischer und leichter gewesen, einen Toten zum Leben zu erwecken. Großvater denkt nach.
“Hast du tatsächlich eine Spinne in deinem Bauch, Junge?”
Ich schlucke. “Wenn ich eine im Magen hätte, könnte sie dann wachsen und wachsen und größer werden als ich selbst, mich am Ende in Stücke zerreißen und ich würde sterben?”
“Sind die Brote fertig? Gut, dann komm mit mir nach draußen in den Schuppen! Bei so etwas muss man gründlich sein, da taugen keine halben Sachen. Komm und sei leise!”

Stefansson

Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)

 

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Frank Martinus Arion overleed op 27 september jongstleden. Zie ook alle tags voor Frank Martinus Arion op dit blog.

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

 

                              wiegenliedje

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

Kun je me niet redden?

 

Val dan neer naast mij

En help me huilen.

 

Als je Papiamentu kon spreken

Noemde ik je DUSHI

Vroeg ik je me met een zoen te redden

Maar je kunt niet zwart worden.

 

En ze hebben me gezegd

En ze hebben me bezworen

Trouw je met een blanke vrouw

Kom je je zwarte land niet meer in.

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

Kun je me niet redden?

 

Val dan neer naast mij

En help me huilen.

 

Arion

Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)

 

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

Uit: Ladies Whose Bright Eyes

„He had been nearly married several times, and he had had one or two affairs of the heart that he did not particularly care to think about, and in one case he had burned his fingers rather severely. His rival in the affections of an erratic married lady having persuaded her to give up to him Mr. Sorrell’s letters, which the rival afterwards, to save his own skin, handed over to a remarkably injured husband, it was only by the most extraordinary exertions that Mr. Sorrell had kept out of the Divorce Courts, and this had proved to him such a warning that, as he stood there reflecting, nothing in the world would have persuaded him, except on shipboard, to have had anything whatever to do with Mrs. Lee-Egerton. It was not that anybody knew anything against her: it was that there was always enveloping her such a perpetual and cloudy feeling of insecurity. Her husband was the sort of man who was always shooting in the Rockies.”

 

ford-madox-ford-1

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)

 

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

 

Uit: Journal des Goncourt

 

„20 Février 1860

 

Au coin de son feu, Flaubert nous raconte son premier amour. Il allait en Corse. Il avait simplement perdu son pucelage avec la femme de chambre de sa mère. Il tombe dans un petit hôtel de Marseille, où des femmes, qui revenaient de Lima, étaient revenues avec un mobilier du XVIe siècle, d’ébène incrusté de nacre, qui faisait l’émerveillement des passants. Trois femmes en peignoir de soie filant du dos au talon ; et un négrillon, vêtu de nankin et de babouches. Pour ce jeune normand, qui n’avait été que de Normandie en Champagne et de Champagne en Normandie, c’était d’un exotisme bien tentant. Puis un patio, plein de fleurs exotiques, où chantait, au milieu, un jet d’eau.

Un jour qu’il revenait d’un bain dans la Méditerranée, emportant la vie de cette fontaine de Jouvence, attiré par la femme dans la chambre, une femme de trente-cinq ans, magnifique. Il lui jette un baiser où l’on jette son âme. La femme vient le soir dans sa chambre et commence par le sucer. Ce furent une fouterie de délices, puis des larmes, puis des lettres, puis plus rien.

Plusieurs fois, revint à Marseille. On ne sut jamais lui dire ce qu’étaient devenues ces femmes. La dernière fois qu’il y passa, pour aller à Tunis pour son roman de Carthage – car chaque fois, il allait revoir la maison -, il ne retrouvait plus cette maison. Il regarde, il cherche, il s’aperçoit que c’est devenu un bazar de jouets. Au premier, un perruquier : il y monte, se fait raser et reconnaît le papier de la chambre.

 

4 Mars 1860

 

Nous nous avouons les uns aux autres, carrément, notre mépris haineux pour les oeuvres à la Feuillet. « Un écouillé ! » crie Flaubert. Le Musset des familles, comme nous l’avons baptisé les premiers. Et parlant de la cour basse qu’il fait aux femmes dans ses oeuvres, de la bonne réclame que ça lui a été, Flaubert nous dit : « Ça prouve qu’il n’aime pas la femme… Les gens qui l’aiment font des livres où ils disent ce qu’ils en ont souffert ; et on n’aime que ce dont on souffre. »

 

Goncourts

Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)
Edmond en Jules de Goncourt

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

Uit: Das Holzschiff

 

„Das Schiff fuhr mit dunklen bauchigen Segeln über den Abgründen, die mit Wasser ausgefüllt sind. Die Luft war ungewöhnlich lange nur voll leichter Wirbel gewesen. Der neue Tag, wie um den Triumph des weißen Lichtes zu überhöhen, war klar und kalt, ganz ausgeleuchtet mit dem Schimmer der silbrigen Helligkeit. Die Gegenstände an Deck erschienen allesamt hart, unförmig, gar nicht der geringen Bewegung von Wasser und Wind angemessen. Noch vor Abend strichen warme Schwaden um das Schiff. Unbegreiflich schnell mischte sich die fahle Kälte mit dem lauen Dunst. Nebelmauern rückten heran. Wolken, kaum wahrgenommen, fielen schon aus der Höhe herab und umdampften das Schiff. Masten und Segel wuchsen riesenhaft. Vor kurzem noch war der Horizont das Maß aller Dinge gewesen. Jetzt war das Sichtbare verengt. Das Gebilde aus Menschenhand schwebte im Nebelmeer, war von der Erde abgestürzt.“

 

Jahn

Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)

 

De Amerikaanse dichter en hervormer John Greenleaf Whittier werd geboren in Haverhill, Massachusetts op 17 december 1807. Whittier was een pionier in regionale literatuur en een gedreven actievoerder voor humanitaire zaken, met name de afschaffing van de slavernij. Zijn eerste gedichten werden uitgegeven in 1826 door zijn vriend William Lloyd Garrison. Van 1828 tot 1832 redigeerde en schreef Whittier verhalen, schetsen en gedichten. Zijn eerst twee gepubliceerde boeken, Legends of New England (1831) en het gedicht Moll Pitcher (1832), gaan over het alledaagse leven in de provincie. Vanaf 1833 profileerde Whittier zich als abolitionist. In 1834–35 zat hij in het parlement van de staat Massachusetts. Hij stelde zich kandidatuur voor het Congres in 1842 en was één van de oprichters van de Amerikaanse Republikeinse partij

 

 

THE WORSHIP OF NATURE

 

HE harp at Nature’s advent strung

Has never ceased to play;

The song the stars of morning sung

Has never died away.

 

And prayer is made, and praise is given,

By all things near and far;

The ocean looketh up to heaven,

And mirrors every star.

 

Its waves are kneeling on the strand,

As kneels the human knee,

Their white locks bowing to the sand,

The priesthood of the sea!

 

They pour their glittering treasures forth,

Their gifts of pearl they bring,

And all the listening hills of earth

Take up the song they sing.

 

The green earth sends its incense up

From many a mountain shrine;

From folded leaf and dewy cup

She pours her sacred wine.

 

The mists above the morning rills

Rise white as wings of prayer;

The altar-curtains of the hills

Are sunset’s purple air.

 

The winds with hymns of praise are loud,

Or low with sobs of pain,–

The thunder-organ of the cloud,

The dropping tears of rain.

 

With drooping head and branches crossed

The twilight forest grieves,

Or speaks with tongues of Pentecost

From all its sunlit leaves.

 

The blue sky is the temple’s arch,

Its transept earth and air,

The music of its starry march

The chorus of a prayer.

 

So Nature keeps the reverent frame

With which her years began,

And all her signs and voices shame

The prayerless heart of man.

 

whittier

John Greenleaf Whittier (17 december 1807 – 7 september 1892)

 

Zie ook mijn vorige blog van vandaag

 

 

Yvonne Keuls, Ronald Giphart, Frank Martinus Arion, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Hans Henny Jahnn

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

Uit:  Het verrotte leven van Floortje Bloem

“Ik werd hoe langer hoe stiller, met af en toe een driftbui en een gooi- en smijtpartij. Ik keerde me van iedereen af en bracht ze op het idee om me maar weer eens te laten testen. Een andere psychiater, een andere psycholoog, maar weer dezelfde sommetjes, dezelfde vragen, dezelfde boom en blokjes. Ik heb er maar wat van gemaakt. Maar toen die vent begon te ouwehoeren over ‘wat zie je in dit vlekkie’, toen heb ik tegen hem gezegd: ’Meneer, in alle vlekkies zie ik precies hetzelfde: één grote rottigheid, één grote hoop stront, nou goed?’ Ik zei: ‘Wat hebben jullie hier nou aan? Ik ben godverdomme bijna 13 en ik zit nóg in een tehuis. Met allemaal mensen om me heen, die me geen moer kunnen schelen. Iedere dag weer diezelfde rotkop van de directrice. En om de haverklap een andere leidster, die d’r zenuwzieke voorganger moet vervangen. Ik zit úren op mijn bed voor me uit te turen. Ik hou het niet meer uit, ik loop hier weg, zoek maar een ander voor je zenuwevlekkies!’

keuls

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

 

Uit: Ik omhels je met duizend armen

 

“Boven Frankrijk, 13 januari, 9.47 uur
Het is toch fantastisch dat er vier miljard jaar geleden door een chemische reactie een ingewikkeld molecuul ontstond dat zichzelf met behulp van andere, minder ingewikkelde moleculen spontaan kon reproduceren, en dat sommige kopieën van dat molecuul beter hulpstoffen konden aantrekken dan andere, zodat het leek of ze strijd voerden, en dat van al die reproducerende vormen er één is geweest die het blinde reproductiegevecht won, en dat de kopieën van dit molecuul de wereld letterlijk wisten te veroveren en dat mutaties van deze kopieën op hun beurt weer met elkaar strijd gingen leveren om hulpstoffen, en dat reproducties van dit ingewikkelde molecuul steeds ingewikkelder werden, zo ingewikkeld dat kopieën niet meer na enkele uren uiteenvielen, maar een systeem ontwikkelden om eiwitten te maken die allerhande machinerie in werking konden zetten (membranen, weefsel), en dat we dit levensvormpje Luca noemen, ofwel onze Last Universal Common Ancestor, omdat ook de nazaten van Luca in een immens gevecht verzeild raakten, ook wel de Viermiljardjarige Oorlog genoemd, en dat de kleinkleinklein-kinderen van Luca elkaar gingen opeten en zich tegen elkaar gingen wapenen, en afzonderlijk cellen gingen vormen, en dat cellen gingen klonteren, en dat er nogingewikkelder systemen werden ontwikkeld om de reproduceerbaarheid te vergroten (seks) en nog meedogenlozer manieren van aanval en zelfverdediging, en dat er uit de reproduceerbare moleculen soorten organismen van meerdere cellen ontstonden, die maar bleven strijd voeren en muteren en zich ontwikkelen, en dat heden ten dage ongeveer vijf miljoen verschillende soorten de strijd hebben overleefd en dat er inmiddels ongeveer zes miljard overlevingsmachines zijn van de soort ‘mens’, waarvan elk individu ongeveer honderd biljoen cellen bevat met een kopie van het reproduceerbare molecuul, en dat één van die zakjes met honderd biljoen cellen jou nu vriendelijk groet, je meer dan het allerbeste wenst, en zeker geen strijd met je wil voeren.”

 

ronald_giphart

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 17 december 2006.

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao.

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey.

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs.

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg.

 

Yvonne Keuls, Frank Martinus Arion, Ronald Giphart, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Hans Henny Jahnn

Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zij is vandaag dus 75 jaar geworden. Yvonne Keuls kwam op zevenjarige leeftijd naar Nederland en al op jonge leeftijd begint zij te schrijven. Zij is één van de eerste Nederlandse schrijvers die sinds 1967 lezingen op scholen en in boekhandels en bibliotheken verzorgd. Daar groeide haar interesse voor de problemen van jongeren, die onderwerp van haar succesvolle boeken als in Het verrotte leven van Floortje Bloem en De moeder van David S. zouden worden.  Vanaf 1969 begint ze met het dramatiseren van beroemde boeken als Boek der kleine zielen en De koperen tuin. Ook speelde ze zelf in verschillende theatervoorstellingen. Al veertig jaar lang is Yvonne Keuls een veel gelezen en geprezen auteur. Van haar roman Mevrouw mijn moeder zijn meer dan 230.000 exemplaren verkocht. Het boek werd bekroond met de publieksprijs 1999. In 2001 verscheen haar levensverhaal Madame K. Van Indisch kind tot Haagse dame dat direct na verschijnen een bestseller werd.

Uit: Madame K – Van Indisch kind tot Haagsche dame

“De astrologie was er de oorzaak van dat mijn vader bij zijn laatste kind van dat plan afweek. Hij gaf mij bij de burgerlijke stand aan als Yvonne omdat hij, toen hij daar voor het loket van de ambtenaar stond, zich plotse ling herinnerde wat die naam betekende: ‘strijdster met de iepenhouten boog’.
Boogschutter dus. En ik wás een Boogschutter, een decemberkind, geboren op de zeventiende van die maand, ’s morgens om zeven minuten over vijf. Daar was niets tegen in te brengen. Maar van enig vooroverleg met mijn moeder was geen sprake geweest en dus was de verrassing voor haar groot. Zo groot, dat ze meteen haar twijfels bij mijn naamgeving had.
Zij wist namelijk dat de vrouw van mijn vaders chef een beeldschone blondine die bij officiële gebeurtenis sen nou niet direct onopvallend naar mijn vader lonkte – Yvonne heette en zij wist ook dat mijn vader op het morele vlak net zo betrouwbaar was als alle andere mannen. Hij deed het voorkomen alsof hij zich gewetensvol aan het negende gebod hield: Gij zult niet begeren Uws naasten huis, Uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets wat Uws naasten is, maar alleen wat betreft die knecht, die os en die ezel was mijn moeder er zeker van dat hij dat gebod ook werkelijk nakwam.
Toen mijn moeder van mijn naam hoorde, werd ze niet boos, ze ging niet tekeer, ze sprak zelfs haar twijfel niet uit. Ze zei geen woord. Ze had echter meteen haar tegenzet bij de hand. Ze besloot eenvoudigweg mij nimmer bij die naam te noemen.
Binnen tien minuten doopte ze mij om in Angin, wat in het Maleis ‘wind’ betekent, en zij verklaarde wijs en poëtisch: ‘Want de wind neemt de verhalen mee. Kabar angin betekent: “gerucht” – het kan waar zijn, het kan niet waar zijn – of: “verhaal dat op de wind wordt gedragen”.’

KEULS

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Hij kwam uit een gezin van drie kinderen. Op tweejarige leeftijd vertrok het gezin naar Aruba omdat Frank’s vader daar een baan kreeg bij de LAGO oliemaatschappij. Toen Frank vier was kwamen zijn zusje en moeder om bij een verkeersongeluk. Frank en zijn overgebleven zusje werden naar hun oma op Curaçao gestuurd. Die voedde hen verder op. Hij groeide op in het levendige Otrabanda, een stadsdeel dat veel beschreven is door andere auteurs. In 1955 vertrok Frank naar Nederland hij was toen 18 jaar oud. Hij studeerde Nederlandse taal en letterkunde in Leiden. Hij kon moeilijk aarden in Nederland en ging eigenlijk alleen om met andere Antillianen. Hij kwam in contact met Cola Debrot. Samen met hem gaf Frank Arion zijn eerste gedichtenbundel uit in 1957. Hierna richtte hij met nog twee andere een Antilliaans tijdschrift op, Encuentro Antilliano. In de jaren ’60 ging hij terug naar de Antillen waar hij voor de Wereldomroep lezingen hield over de Antillen. Tien jaar later besloot Frank Martinus zijn studie af te maken en ging weer terug naar Nederland. Na zijn studie besloot hij zich te gaan inzetten voor het samenbrengen van de Antillianen in Nederland. Hij richtte verschillende clubs en verenigen voor Antillianen op. Ook begon hij aan Dubbelspel, zijn eerste echte roman. Het boek was na uitgave in 1973 meteen een groot succes. Hij won er zelfs de Van der Hoogtprijs mee. Het daarmee gewonnen geld gaf hij aan een organisatie tegen de apartheid in Zuid-Afrika.

 

Uit: De deserteurs (2006)

“Op de hoek van Second Street en Market Street, schuin tegenover State House en de openbare markt, bevond zich het Great Meeting House, sinds 1695 het belangrijkste religieuze centrumvan de quakers. Een blok verder naar de Delaware, op de hoek van Front Street en Chestnut Street, stond het ruime, witte, houten huis van de familie Blincker. Het torende met zijn drie verdiepingen als een grote vogelkooi uit boven de lage stad.Deonderste verdieping was van rode baksteen, als ballast uit Europa ingevoerd, en de bovenste van hout. Het huis, gedeeltelijk nog een overblijfsel uitPenns tijd, was twintig jaar geleden in handen gekomen van de Blinckers.

James Blincker, geboren te Philadelphia, was begonnen als leerling-kabinetmaker, werd daarna leerlingsmid, en nu was hij eigenaar van een zaagmolen en een scheepswerf, gevestigd waar de Schuylkill uitmondt in de Delaware. Op zomerse dagen kon hij vanuit het dakraam met plezier kijken naar de platbodems met hun scherpe boeg en achtersteven die tonnen boomstammen naar zijn bedrijven vervoerden. Hij had altijd een droom gehad: als afstammeling van een familie die ooit in een grot aan de hoge kant van de Delaware had gewoond een hoekhuis aan de waterkant te bezitten. Nu, met zijn vierenveertig jaar, had hij al zo’n twintig schepen verkocht, van kleine, slanke sloepen tot twee indrukwekkende linieschepen.”

Arion

Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)

 

Ronald Giphart werd geboren te Dordrecht op 17 december 1965, als zoon van een huisvestingsambtenaar en Wijnie Jabaaij die later kamerlid zou worden voor de PvdA. Zijn ouders scheidden toen Giphart 11 was. Hij ging met zijn vader in Soest wonen, en verhuisde in 1987 naar Utrecht waar hij Nederlands ging studeren. Na drie jaar brak hij zijn studie af. Tijdens zijn werk als nachtportier begon hij te schrijven. Giphart debuteerde in 1992 met Ik ook van jou. Hij schreef daarna nog diverse romans, en was redacteur van het literair tijdschrift Zoetermeer. Giphart publiceert in uiteenlopende tijdschriften, waaronder het NS-tijdschrift Rails. Hij schrijft ook onder het pseudoniem Arnold Hitgrap. In 1998 maakte hij samen met Joost Zwagerman de literaire theatershow ‘Hamerliefde’, die in 2000 wegens succes werd geprolongeerd. In 2003 was zijn novelle Gala boekenweekgeschenk. Sommige christelijke boekhandels weigerden het geschenk te verstrekken. Gedurende een zaterdag was Gala geldig als 2e-klastreinkaartje voor binnenlandse treinreizen per NS. Giphart is lid van het Republikeins Genootschap. Hij treedt ook op in het theater; in het seizoen 2005/2006 met Bart Chabot en Martin Bril in het programma Giphart en Chabot met Bril.

 

Uit: Troost

 

Lekker mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden geschrapt uit de voedselencyclopedie. Lekker is een gemaksziekte. Vroeger betekende lekker ‘kieskeurig’ of ‘op goed eten gesteld’, en dat is een betekenis waarmee ik zou kunnen leven. Maar net als het woord ‘leuk’ is het hedendaagse ‘lekker’ afgekalfd en van zijn betekenis ontdaan, en het wordt voornamelijk misbruikt door fabrikanten van inspiratieloze massabagger, en obers van zoveelderangs smaakpapilverkrachters. ‘Was het lekker?’

 

 

giphart

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Met zijn beroemdste werk uit 1915 “The Good Soldier” verwierf hij grote bekendheid. De roman wordt geprezen om zijn subtiele beschrijving van de illusies en waarheden van het leven.Ford staat ook bekend om zijn voorliefde voor experimenten met fictie en zijn steun aan belangrijke beginnende schrijvers als D.H. Lawrence in het begin van hun carrière.Tussen 1924 en 1928 schreef hij ook de tetralogie “Parade’s End”.Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij officier bij de Royal Welch Fusiliers aan het Westelijk Front.

 Uit: The Good Soldier

“THIS is the saddest story I have ever heard. We had known the Ashburnhams  for nine seasons of the town of Nauheim with an extreme intimacy–or, rather  with an acquaintanceship as loose and easy and yet as close as a good  glove’s with your hand
. My
wife and I knew Captain and Mrs Ashburnham as  well as it was possible to know anybody, and yet, in another sense, we knew nothing at all about them. This is, I believe, a state of things only possible with English people of whom, till today, when I sit down to puzzle  out what I know of this sad affair, I knew nothing whatever. Six months ago  I had never been to England, and, certainly, I had never sounded the depths  of an English heart. I had known the shallows.

I don’t mean to say that we were not acquainted with many English people.  Living, as we perforce lived, in Europe, and being, as we perforce were,  leisured Americans, which is as much as to say that we were un-American, we  were thrown very much into the society of the nicer English. Paris, you see,  was our home. Somewhere between Nice and Bordighera provided yearly winter quarters for us, and Nauheim always received us from July to September. You  will gather from this statement that one of us had, as the saying is, a  “heart”, and, from the statement that my wife is dead, that she was the  sufferer.”

FORDMADDOX

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)

 

Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Belangrijke boeken van de broers De Goncourt zijn onder meer: “Histoire de la société française pendant la révolution” (1854), “Portraits intimes du XVIIIe siècle” (1857-1858, twee delen), “L’art du XVIIIe siècle” (1859-1875, drie delen), “Renée Mauperin” (1864), “Germinie Lacerteux” (1864), “Madame Gervaisais” (1869) en de dagboeken “Le journal des Goncourts” (1887-1896, negen delen).  (Zie ook mijn blog van 26 mei 2006)

Uit:  Le journal des Goncourts

 « Fin Février 1854_.–Tout cet hiver, travail enragé pour notre HISTOIRE DE LA SOCIÉTÉ PENDANT LA RÉVOLUTION. Le matin, nous emportons, d’un coup,

quatre à cinq cents brochures de chez M. Perrot, qui loge près de nous, rue des Martyrs. (Ce M. Perrot, un pauvre, tout pauvre collectionneur quia fait une collection de brochures introuvables, achetées deux sous surles quais, en mettant quelquefois sa montre en gage–une montre en argent.)

Toute la journée, nous dépouillons le papier révolutionnaire et, la nuit, nous écrivons notre livre. Point de femmes, point de monde, point de plaisirs, point d’amusements. Nous avons donné nos vieux habits noirs et n’en avons point fait refaire, pour être dans l’impossibilité d’allerquelque part. Une tension, un labeur continu de la cervelle et sans relâche. Afin de faire un peu d’exercice, de ne pas tomber malades, nous ne nous permettons qu’une promenade après dîner, une promenade dans les ténèbres des boulevards extérieurs, pour n’être point tirés, par la distraction des yeux, de notre travail, de notre enfoncement spirituel en notre oeuvre. »

 

JULESdeCONCOURT
Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg. Jahnn was de zoon van een scheepsbouwer uit Hamburg. Hij was een overtuigd pacifist; na beëindiging van zijn school in 1915 trok hij naar Noorwegen, om aan WO I te ontkomen. Vrijwel onmiddellijk na de oorlog keerde hij terug; hij was zeer sterk geïnteresseerd in kunst, muziek en mythologie. Zijn eerste toneelstuk, Pastor Ephraim Magnus, lokte in 1919 een groot schandaal uit: het stuk gaat onder andere over incest, atheïsme en zelfmoord, en heeft een priester als hoofdpersonage. Jahnns stukken vormden de bouwstenen van zijn eigen mensheidsvisie; zijn personages zijn irrationeel, handelen uit driften en zijn onderhevig aan een mystieke wetmatigheid. Seksualiteit, al dan niet homoseksueel, speelt in zijn werk een cruciale rol: de dierlijke drift van de mens biedt een tegengewicht tegen de ontmenselijking van de beschaving. In 1933 werd Jahnn schrijfverbod opgelegd: voor de nazi’s was hij decadent en een prediker van ontucht. Anderzijds veroordeelden conservatieve kringen zijn ‘heidense’ invloeden: Jahnn had een grote belangstelling voor de Germaanse mythologie. Hij vluchtte eerst naar Zwitserland, maar in 1934 vestigde hij zich op het eiland Bornholm, waar hij o.a. paarden kweekte. Hij bleef er wonen tot 1950. Zijn grote romantrilogie Fluß ohne Ufer, die een homo-erotische relatie als thema heeft, geldt als zijn hoofdwerk: het is een anti-civiliserend epos over de eenheid van de mens met de natuur, de vriendschap en de geslachtsdrift, de zaken die het leven volgens Jahnn gestalte geven. Het werk heeft een warrige structuur, met muzikale inlassingen, woordspelingen en andere tekstvormen die traditioneel als non-literair worden beschouwd.

 

Uit: Aus dem norwegischen Tagebuch

„Ich schämte mich, als ich zum ersten Mal im Tierpark die großen Sibirischen Tiger eingesperrt sag, die über mich hinwegschauten. Mir stieg das Blut in den Kopf, dass ich vermeinte, er würde mir zerplatzen, und lief davon. Bald darauf aber kehrte ich zum Käfig zurück und bemühte mich, ihnen klar zu machen, dass ich an ihrer Gefangenschaft nicht schuld sei, aber sie glaubten mir nicht, sie wollten mich nicht hören, sie meinten, ich hätte wohl auch Eintrittsgeld bezahlt, den Zins, darum sie gefangen saßen. Da begann ich entsetzlich zu weinen und flehte, dass ich doch möchte die Tigersprache kennen; aber ich musste ihnen endlich auf Deutsch sagen, dass ich sie sehr, sehr liebte, dass ich zu ihnen wollte, um ihnen das Fell zu lecken, und dass sie mich auch fressen dürften – nur glauben sollten sie mir, dass ich sie lieb hätte und nicht schuld wäre an ihrer Gefangenschaft. Ich weinte so sehr vor ihnen und wollte sie befreien; aber ich sah wohl ein, dass es nicht anging, man würde sie erschießen. So bin ich dann noch zwei- oder dreimal an ihrem Käfig gewesen und habe ihnen meine ganze Traurigkeit angeboten, sie möchten fröhlich sein, aber sie lehnten es ab“.

H_Henny_Jahnn

Hans Henny Jahnn (17 december – 29 november 1959)