Dolce far niente, Monika Rinck, Hans Warren, Mustafa Stitou, Hans Maarten van den Brink, Ela Angerer, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior

 

Dolce far niente

 

 
Ondergaande zon, herfst in Eragny door Camille Pissarro, 1900

 

es war vorbei

es war vorbei – der sommer war es sicherlich
die sonne kannte nur noch gegensätze
und wo sie fort war war sie fort.
ab sonntag deutlich kühler aber
jetzt noch nicht – was für ein licht
das uns verlängerte und die fassaden
in den rechten winkel brachte, harte schatten
geometrisches – ein enggeschnürtes päckchen
war die summe dieses sommers – warte doch
herr doktor benn fegt eben noch
die fetten rosen hin –

 

 
Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)
Het station van Zweibrücken, de geboorteplaats van Monika Rinck

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook alle tags voor Hans Warren op dit blog.

Uit: Geheim dagboek 1942 tot 2001

“27 nov.(1998) — 14.15 — M’n linkeroog ziet er nog afschuwelijk uit, er hangt een hele ‘zak’ aan. Het op. en afzetten van de bril dient met aandacht te gebeuren, en het neussteuntje zakt aan die kant weg in een soort stempelkussen. Ik kom er sneller overheen dan M., die blijft er maar over praten. Ik betrapte me er vanmorgen zelfs op dat ik een huppeltje maakte.
Die betreurenswaardige ruzie. M. moet enorm zijn geschrokken van mijn val, hij zag het vanuit de auto gebeuren. Hij rende naar binnen en zag me daar languit in een plas bloed. Dat ik een beetje krabbelde en bewoog, was het enige hoopgevende. Het bleef maar bloeden, hij zegt dat ik wel een liter heb verloren. Een voorbijganger, Jean-Michel Tesseron, zag het ook gebeuren. Hij kende een mevrouw die eerste hulp zou kunnen verlenen. De jonge vrouw (heel knap, voor zover ik dat zonder bril kon zien) maakte met de spullen uit M.’s verbanddoos een soort tulband rond m’n hoofd en stelpte zo goed mogelijk het bloeden.
Inmiddels waren ook de sapeur-pompiers er, een hele groep. Iedereen was uiterst aardig en hulpvaardig, er was een ventje bij, nog zo jong dat het me ontroerde, telkens vroeg hij of het toch ging. Ik werd op de voor mij te korte brancard gehesen, naar buiten gedragen en in de ambulance geschoven. Wat een marteling! Het sidderen van de motor, het ongelijke plaveisel in het hartje van Parijs, m’n hoofd dat geen steun had, de bochten. M’n angst in het ziekenhuis: ik wil naar huis, hoe kom ik nu toch nog thuis, arme Mario, hoe regel jij alles, hij kan niet zonder eten en het is al zo laat.
De dokter begon met vast te stellen: ‘Vous travaillez encore?’ Het eindigde ermee dat hij hoogstpersoonlijk m’n sokken weer aantrok. Ik moest allerlei komische oefeningen doen, onder andere met m’n armen zwaaien en dan met de wijsvinger m’n neuspunt raken, eerst met open, vervolgens met gesloten ogen. En je bent enorm trots als het je lukt en zo blij als een kind, want: ‘Cher docteur, je ne dois pas être hospitalisé?’ ‘Non, m.Warren, vous pouvez rentrer à la maison.’ Hij zal niet geweten hebben dat het minstens vier uur rijden was.
De ruzie, het is zo pijnlijk. Pas nu besef ik hoe diep M. is geschokt, hoe een traumatische ervaring het voor hem is geweest. Hij bleef maar vragen hoe het toch kwam dat ik viel. Ik zei dat het aan de al te drukke dag lag, dat daardoor m’n aandacht was verslapt. M. leidde eruit af dat ik hém de schuld gaf. Ik zei dat het onzin was, maar dat hij in m’n dagboek zou kunnen lezen hoe ik tegen zulke dagen opzag.”

Pestaradjah

Niet wakker worden
zei ik elke morgen
want je slapend hoofd op het kussen
was een edel javaans masker
waar ik niet op uitgekeken raakte.
Sloeg je je ogen op
dan vielen opeens
de eeuwen van je af.

 

Winterliefde

Wind vouwt zijn waaiers dicht over mijn nachtlijk dak.
Nooit zal ik weten of ik van je heb gehouden,
Mijn liefde zal als ’t land haar maagdlijkheid behouden:
Vorst ging er over heen – zelfs je beeltenis brak,
Sinds je mij bent voorbijgegaan en als een boom
Je plaats genomen hebt in ’t grote onbekende
Van een dode natuur, en je gelaat zich wendde
Traag naar het duister van een langgeleden droom.

 

 
Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)
Portret door Ad Duvekot, ca. 1956

 

De Marokkaans-Nederlandse dichter Mustafa Stitou werd geboren in Tétouan op 20 oktober 1974. Zie ook alle tags voor Moustafa Stitou op dit blog.

Voorvaderen, onderburen

Sommige voorvaderen, weten we, hebben God gedroomd
en daaruit is voortgekomen onze wereld van eindige dingen.
Zij waren het die ooit een kind offerden aan iets almachtigs en onzichtbaars.
Wij weten ook dat sommige honden –
dat sommige mensen gaan lijken op hun huisdier
na verloop van tijd. Soms
een grotesk gezicht, meestal blijft het onopgemerkt.
Mijn onderburen, een kinderloos stel toevallig, nemen
mijn boodschappen altijd aan en vragen mij fluisterend
of zij mij niet tot last zijn en soms ergens mee kunnen helpen.
Andere voorvaderen wisten zich met de dood geen raad
en met geboorte evenmin, zij zagen in een pasgeboren kind
een gestorven voorvader. En het verwarde geloof dat
zij stichtten spookt sindsdien door onze genen;
mijn onderburen hebben mij toevertrouwd te zullen en willen
reïncarneren in een diersoort met zachte zeden, in bijen.

 

Cinema

in een tijd
van verterende droogte
in een tijd
waarin een boer een automobiel
verlaten op zijn land
stro brengt uit berekening

vertrekt vader als jongetje
met zijn gedeserteerde oom
voor negen pesetas in de laadbak
van de camiona – oksels
van het metaal – naar Tetouan
het kleine Tetouan met de betrouwbare soek

in de vurige sobere moskee
bidden zij loom en zuchtend
na de klusjes in de vretende zon
zij drinken water van de waterverkoper
die triest grijnst en koelen af
in de Spaanse cinema met zonnepitten

het regende in de film
Allah el Akbar het regende
regen regen regen en ik dacht
regen viel buiten overal
verbeeldt vader spelend
met de remote control

buiten
siddert steen
smelt wind
worden lippen snavels
komen mensen om
die hongerzomer

 

 
Mustafa Stitou (Tétouan, 20 oktober 1974)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Hans Maarten van den Brink werd geboren in Oegstgeest op 20 oktober 1956. Zie ook alle tags voor Hans Maarten van den Brink op dit blog.

Uit: Een bidprent tot leven brengen

‘Ik kom alleen maar om te kijken,’ zegt de vrouw die heel Italië doorkruist heeft om tegenover Piero della Francesca’s Madonna del Parto te staan.
‘Als men hier slechts voor zijn plezier komt, zonder enig gebed, dan gebeurt er niets,’ zegt de koster. ‘Je kunt op z’n minst knielen.’
De scène vormt de opmaat in Andrej Tarkovski’s Nostalghia. Een film die niet alleen over godsdienst gaat en over het daarmee onverbrekelijk verbonden verlangen om ooit, ergens, helemaal thuis te komen, maar er meteen ook tekst en uitleg bij levert. Tarkovski speelt voor priester en koster tegelijk. Het gaat niet alleen om de intentie en het resultaat, maar evenzeer, of misschien wel meer, om de manier waarop het werk wordt uitgevoerd. Dat is zijn boodschap.
De vrouw brengt het niet op om voor het schilderij te knielen.
‘Ik weet het: je wilt zeker gelukkig zijn,’ luidt het honende commentaar op haar gebrek aan overgave. ‘Maar er zijn belangrijker zaken in het leven.’
Het was niet om deze scène dat de film, die ik zo’n vijfentwintig jaar geleden gezien zal hebben, in mijn herinnering is gebleven. Het was de oversteek die, kort voor het einde, de hoofdpersoon, een sombere Russische schrijver, door het zwavelige water van een vijver maakt met een kleine, flakkerende kaars in zijn hand. Het is, ook bij weerzien, een indrukwekkend, adembenemend tafereel. De man in zijn winterjas, wadend door modder, nevelflarden, water; zijn gezichtsuitdrukking, nu eens angstig, dan weer ingetogen, gelaten, weifelend, vastberaden, sereen – maar al die emoties binnen een ingehouden, beperkt register; zijn hand om de kaars, die steeds dreigt uit te gaan, dat op een gegeven moment ook doet, kort voor de overkant zou zijn bereikt; waarna de man, Gortsjakov heet hij, even aarzelt, dan toch het besluit neemt om terug te gaan en opnieuw te beginnen, ten slotte de tocht volvoert en de kaars voorzichtig neerzet, op een verweerde, aangevreten steen, in een nis waar de vlam nog even flakkert en dan uitgaat. Waarvoor? Daarvoor. Zoiets heet een ritueel: een handeling die op zichzelf geen doel heeft, maar louter door de voltrekking haar reden van bestaan bewijst. Het wordt gevat in één lange, bijna negen minuten durende camerabeweging, een van Tarkovski’s bewuste stijlkenmerken. Een scène gebeeldhouwd in de tijd, om dan ook meteen zijn eigen bewoordingen maar te gebruiken.”

 

 
Hans Maarten van den Brink (Oegstgeest, 20 oktober 1956)

 

De Oostenrijkse schrijfster Ela Angerer werd geboren op 20 oktober 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ela Angerer op dit blog.

Uit: Und die Nacht prahlt mit Kometen

“Der Wagen raste auf eine entgegenkommende Straßenbahn zu; gut möglich, dass sie gleich mit den Verkehrsteilnehmern in den Waggons zusammengewürfelt wurden. Doch im letzten Moment bremste Bojan ab, riss das Lenkrad herum und reihte sich auf der rechten Fahrbahn hinter einem Lastwagen ein. »Gib es wenigstens zu!«, schrie er. Und schon donnerten weitere Postpakete im Rhythmus einer Maschinenpistole auf sie herunter. Inneres Klingeln unter der Schädeldecke, pulsierende Schläfe, Aufplatzen der Haut über dem Wangenknochen. Auf dem Asphalt zerspringende Marmeladengläser. Kuchenbrösel darüber. Die schöne Schrift der Großmutter (Pelikan-Füllfederhalter von 1931) auf weißem Karton. All das konnte Bojan mit einer einzigen Faust, an der freilich ein dicker Ring mit kantig geschliffenem Saphir steckte. Mit der linken Hand lenkte er weiter durch den Verkehr. Zwei Querstraßen noch, dann würden sie zu Hause sein. Jetzt schnell einen Parkplatz finden, dachte sie, während in ihrem Kopf starkes Rauschen einsetzte. Bitte lasst ihn einen Parkplatz finden, rief sie den Obersten Rat mit ihrer inneren Stimme an, dann wäre vielleicht alles wieder gut. Möglicherweise hatte sich etwas Feuchtes auf ihrer Wange gebildet, sie wusste es nicht. Jetzt bloß nicht! Wenn sie ihm mit ihrem Blut das neue Auto versaute, würde sich der Sturm in die Länge ziehen.
»Komm runter, wir machen eine Testfahrt«, hatte Bojan vorhin oben in der Wohnung gesagt und dabei seinen schweren Schlüsselbund am Zeigefinger durch die Luft wirbeln lassen. Als er ihn mit der ganzen Hand wieder auffing, klirrte das Metall laut durchs Vorzimmer. Dann standen sie unten in der Einfahrt, vor ihnen ein dunkelroter Sportwagen, dessen Front aussah wie die Schnauze eines riesengroßen, aggressiven Tapirs.
Bojan ging mit ihr um das Ungetüm herum, zog dabei eine herausgerissene Zeitungsseite aus seiner Jackentasche und las stolz das Inserat vor: »Chevrolet Corvette C3 mit dreistufigem Turbo-Hydramatic-Automatikgetriebe, garagengepflegt.« »Na, was sagst du jetzt?«, hatte er sie gefragt und ihr die Beifahrertür aufgehalten.”

 

 
Ela Angerer (Wenen, 20 oktober 1964)

 

De Franse dichter Arthur Rimbaud werd geboren op 20 oktober 1854 in Charleville. Zie ook alle tags voor Arthur Rimbaud op dit blog.

 

De schamele droom

Een avond wacht mij nog misschien
Dat ik in zekere oude stad
Rustig wat drinken zal en dat
Ik kalmer dan de dood kan zien:
Geduld heb ik gehad.

Als ik in mijn pijn berust
Als ik ooit wat geld verover
Hoe dan, een Noordse kust
Of het land van wijngaardlover?
– Ach, dwaas is het te dromen

Het is maar tijd verdoen!
Wanneer ik als weleer
Ga reizen heinde en veer
Kan zich de herberg in het groen
Nimmer meer voor mij open doen.

 

Vertaald door Emmy van Lokhorst

 

Roman

I
On n’est pas sérieux, quand on a dix-sept ans.
– Un beau soir, foin des bocks et de la limonade,
Des cafés tapageurs aux lustres éclatants!
– On va sous les tilleuls verts de la promenade.

Les tilleuls sen tent bon dans les bons soirs de juin!
L’air est parfois si doux, qu’on ferme la paupière;
Le vent chargé de bruits, – la ville n’est pas loin, –
A des parfums de vigne et des parfums de bière…

 

Roman

I
Je bent niet al te serieus, met zeventien.
Een mooie avond. Bier noch fris meer ingenomen!
Weg van ’t cafélawaai, en luchters bovendien!
Je slentert door de laan met groene lindebomen.

O mooie juninachten met je lindengeur!
De lucht is soms zo mild, je laat je ogen luiken.
De wind, vol van geluid – de stad is naast de deur –
draagt wingerdgeuren aan, en laat een bierlucht ruiken.

 

Vertaald door Jan Kal

 

 
Arthur Rimbaud (20 oktober 1854 – 10 november 1891)
A Season in Hell (Portrait of Arthur Rimbaud) door Leilani Bustamante

 

De Vlaamse dichter en schrijver Marnix Gijsen werd geboren op 20 oktober 1899 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Marnix Gijssen op dit blog.

Uit: Het boek van Joachim van Babylon

“Vandaag hebben wij Suzanna, mijn vrouw, begraven. Ik schrijf wij want het was inderdaad niet de echtgenoot alléén die haar uitgeleide deed, het was de heele natie. De hoogepriester en de burgerlijke gezagvoerders kwamen er bij te pas. Er is geen vereeniging zonder winstbejag in het land of zij had een afvaardiging gezonden. Ik, Suzanna’s man, was slechts een bijkomend personage, haast niet veel meer dan een tooneelmeubel. Dat ben ik, jammer genoeg, geworden den dag toen Suzanna plotseling tot nationaal figuur werd bevorderd. Zij stapte van het bad recht in de geschiedenis en werd het symbool der deugd. Zij was de Deugd zelve in het gansche land. Dertig jaar lang, was ik met de Deugd getrouwd. – Het was lang niet grappig.
Wat de autoriteiten vanmorgen te vertellen hadden was wel eenigermate aan den vermakelijken kant, althans voor mij. Bij deze begrafenis woonde ik inderdaad het slottooneel bij van een tragi-comedie die ik alleen volkomen begreep en die mij licht amuseerde. Zelden heb ik zooveel bijvoeglijke naamwoorden in den overtreffenden trap hooren gebruiken, dikwijls foutief dan nog. Het ging maar aldoor over kuischheid, over getrouwheid, gehechtheid en liefde, alsof men min of meer kuisch, getrouw, toegehecht of liefdevol kan zijn. Daarbij hadden de redenaars meestal hun materiaal uit hetzelfde officieele relaas geput: de laatste aan de beurt was er haast niet toe te bewegen zijn rede af te dreunen. Zij leek inderdaad een bloemlezing uit de voorgaande toespraken. Daarna kwam een dichter aan het woord: ook hij volgde Daniël’s tekst op den voet, maar hij nam hier en daar een lyrische vlucht. Over het gebeurde bij het bad gleed hij lichtjes heen, maar over de grijsaards weidde hij uit. De schildering van de ondeugd is natuurlijk altijd dankbaarder dan de afbeelding der deugd. Ik ben nu zelf wat de rabbijnen ‘zat van jaren’ noemen en voel mij met de grijsaards solidair. In zijn lange inleiding scheen de dichter te beweren dat de drang tot voortplanting bij een oud man een schandelijk verschijnsel is. Hij zei dat heel welsprekend, heel netjes ook, maar heel beslist. Dan daalde hij af van het algemeen naar het bijzondere en brandmerkte de houding der rechters in sterk beklemtoonde verzen. Ik overwoog of begeerlijkheid bij een zestiger niet veeleer een bewijs van levenskracht kan zijn dan een schande, maar toen begonnen een aantal jonge meisjes een treurlied te zingen. Het waren geen kinderen meer en nog geen vrouwen. Het was me onaangenaam die stemmen te hooren waarin zoo duidelijk het ontbreken van den man doorklinkt; dat onvolledige, dat onbepaalde en zelfs onbewuste wachten… en dan nog op een tekst waarvan ze blijkbaar niets begrepen.”

 

 
Marnix Gijsen (20 oktober 1899 – 29 september 1984)
Cover

 

De Duits-Roemeense schrijver Oskar Pastior werd in 1927 in Hermannstadt (Transsylvanië, Roemenië) geboren. Zie ook alle tags voor Oskar Pastior op dit blog.

 

fortschreitender metabolismus in einer sestine

hier sechs es als sich sieht
sieht hier sechs es als sich
es als sich sieht hier sechs
sich sieht hier sechs es als
als sich sieht hier sechs es
sechs es als sich sieht hier

sechs mal als sich sieht hier
hier sechs mal als sich sieht
als sich sieht hier sechs mal
sieht hier sechs mal als sich
sich sieht hier sechs mal als
mal als sich sieht hier sechs

mal wie sich sieht hier  sechs
sechs mal  wie sich sieht hier
sich sieht hier  sechs mal wie
hier  sechs mal wie sich sieht
sieht hier  sechs mal wie sich
wie sich sieht hier  sechs mal

wie mich  sieht hier sechs  mal
mal wie mich  sieht hier  sechs
sieht  hier sechs  mal wie mich
sechs mal  wie  mich sieht hier
hier  sechs mal wie mich  sieht
mich sieht  hier sechs mal  wie

mich sieht fast sechs mal  wie
wie  mich sieht fast sechs mal
fast sechs mal  wie mich sieht
mal wie mich sieht fast  sechs
sechs mal wie mich  sieht fast
sieht fast  sechs mal wie mich

faßt fast sechs mal wie  mich
mich faßt fast sechs  mal wie
sechs  mal wie mich faßt fast
wie mich  faßt fast sechs mal
mal wie mich  faßt fast sechs
fast sechs mal  wie mich faßt

sechs es als sich hier sieht
sieht hier sechs mal wie sich
sechs mal wie mich fast faßt

 

 
Oskar Pastior (20 oktober 1927 – 4 oktober 2006)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.

Hans Warren, Mustafa Stitou, Hans Maarten van den Brink, Ela Angerer, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior, Elfriede Jelinek, Robert Pinsky

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2010 en ook alle tags voor Hans Warren op dit blog.

Uit:Geheim dagboek 1963 – 1970 (Deel 8)

“30 november 1963 – Waarschijnlijk gaat de heilige Sebastiaan een gouden toekomst tegemoet. Hoe lang wordt hij al stiekem bewonderd door homosexuelen sinds hij in de zestiende en zeventiende eeuw gebruikt is door schilders om een naakt mannelijk lichaam in de verleidelijkste poses te vertonen? Die hadden al lang ontdekt dat een man het mooist is met opgeheven armen in een wat weerloze overgegeven houding. Er is ook menige voluptueuze Christus, maar gekruisigd is die te stijf, als lijk te schokkend. Sebastiaan, gemarteld of enkel bezwijmd, is opwindend, hij appelleert bovendien aan de sadistische gevoelens in de man, de verpleegstersneiging in de vrouw. Louis Réau (Iconographie de l’art chrétien, 1959) sprekend over de apollinische Sebastiaansuitbeelding door Il Sodoma schrijft: “il ne lui reste plus que le patronage compromettant et inavouable des sodomistes ou homosexuels.”
Wat ik niet wist is dat in vroeger tijden ook de deugd der vrouwen gevaar liep. Ik dacht dat zij in het voetspoor van Irene en haar dienares enkel door moederlijke verzorgstersgevoelens beroerd zouden worden. De kerk wist het beter: zij liet heel wat Sebastiaan-schilderijen verdwijnen.
Volgens de oude berichten werd Sebastiaan, een centurion in het leger van Diocletianus, op de Campus Martius dermate doorschoten door boogschutters dat hij op een egel leek: qui cum sagittis plenus quaesi hericius staret. En op de middeleeuwse afbeeldingen is hij dat ook, een aandoenlijk bruin egeltje.”

 

Beeltenis

Ik teken je gelaat uit korenaren
Jij was de glimlach van het zomerland
Aan het gefluister van de velden waren
Je haren en je dromen nauw verwant.

Ik teken je gelaat tegen het duin
Achter je ogen flitsten blauwe golven
Waar vogeltjes als vlokken sneeuwwit schuim
Het zachte glooien van de kustlijn volgen.

Maanlicht was ’s nachts je zilveren profiel
Schaduw op dieper schaduw in je ogen
Verloren weemoed van je ziltgewaaide mond

Jij was ’t volmaakte landschap van mijn ziel
Met wind in graan en popels, en de hoge
Zingende regen over mijn geboortegrond.

 

Regen

Regen, stil tegen ’t raam na deze pijn…
Buiten is ’t lente en mijn huis wordt brozer
Mijn denken en mijn lichaam worden vozer
Minder bestand tegen het eenzaam zijn.

Nu ‘k achter jou, o mijn vergeefs beminde
De deur sloot en mij neerleg in de nacht
Voel ik mij als een dier dat luistrend wacht
Om bij het zwakst gerucht de weg te vinden.

Dit ene vers dat in het donker staat
Van jaren, ’t is voor jou en voor wie gingen
Als jij… ik kwam er telkens overheen

Straks is ook dit voorbij, ben ‘k weer alleen,
En weer genees ik, spieglen andere dingen
Uit mijn verleden hopeloos zich in een nieuw gelaat.

 

 
Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)

Lees verder “Hans Warren, Mustafa Stitou, Hans Maarten van den Brink, Ela Angerer, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior, Elfriede Jelinek, Robert Pinsky”

Hans Warren, Mustafa Stitou, Hans Maarten van den Brink, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior, Elfriede Jelinek, Robert Pinsky

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Hans Warren op dit blog.

Uit:Geheim dagboek 1981 – 1982 (Deel 15)

“14 september 1982 Gisteren om kwart over zeven opgestaan, met de trein van kwart over negen naar Leiden met een koffer vol dichtbundels uit 1981. In de trein heb ik nog eens aandachtig Lichtval van Hans Faverey en Gerrit Komrijs De os op de klokketoren gelezen, want om die twee gaat het volgens mij. Ik was bang dat ik de heren niet mee zou krijgen. Gerrit heeft veel mensen tegen zich in ’t harnas gejaagd door bijtend kritische opmerkingen.
Om elf uur arriveerden we in Leiden. We namen een taxi naar Oegstgeest (…), het bleek niet ver. Een groot, in de jaren twintig gezet huis, nogal somber, met veel houtwerk overal, vrij luxueus. Ook wat de inrichting betreft, al viel er weinig écht moois te bewonderen, zelfs de Perzische tapijten waren niet bijzonder. Veel exotisch spul, meegebracht van reizen in Oost en West door Heleen, Nagels vrouw. Zij deed open, Nagel kwam de trap af schuifelen. Zijn voeteuvel leek mee te vallen. (…)
Kort na ons kwam ook Adriaan van Dis (halverwege de dertig, schat ik), fors, met grijzend krulhaar, een wat verwijfd gezicht, putje in de kin, hoge stem. Vermoedelijk homo, ik ben er niet zeker van. We dronken een kop koffie in de zitkamer, Nagel weidde over zijn kwalen uit. Van Dis reageerde al te vlot (‘Gevolg van een geslachtsziekte zeker’) en de consumpties waren niet best. Slechte koffie, koek die ik vanwege het uiterlijk veiligheidshalve afsloeg. We gingen aan het werk in een ander vertrek. Mario zat erbij of hij ook lid van de jury was. Het bleek al snel dat Van Dis eveneens Gerrit bovenaan had staan, en Nagel sloot zich onmiddellijk aan hoewel hij de bundel niet gelezen had. Hij begon: ‘dat moeten jullie dan maar niet zeggen natuurlijk.’ Ik vond dat dit echt niet kon. Ik weet niet of ik brutaal geweest ben, maar zei: ‘Trek je dan een half uur terug, lees de bundel, dan heb je ten minste la conscience nette!’ Dat heeft hij gedaan. (…) We hakten de knoop door: als het aan ons ligt, krijgt De os op de klokketoren de Herman Gorterprijs 1981. Ik was heel gelukkig.”

 

Saïd

Vluchtig met armen
vluchtig als getatoueerde meisjes
als een hart met kruislings
mes en pijl, droppend van bloed.
Haar, mos van nachtelijke steppen
bitter doordrenkt met regen,
ogen dieper dan mediterrane zonnen
schroeiend gaten in elke sluier,
in elke handpalm die afwerend
nog doven wil;
aluinen huid
van de schouderaccolade neerwaarts
ruw overklauwd
met faunebeten, vossesporen,
littekens harsig als de wind
in ’t land van Nepal,
voeten, duikelaarsvoeten,
zwaar, maar rennend de herfst uit
in een wervelstorm van bladeren.

 

Toeval

Het wintert in Pompeï. De tijd
van vegen, opruimen, restaureren
en verder graven in de as.
Er zijn recruten ingezet,
soms wordt een kiek gemaakt.

Zes jaar verlopen, en in je tent
’s nachts om drie uur toon je me foto’s:
kijk, toen was ik in dienst,
we groeven een villa op in Pompeï,
het was berekoud, ik heb nog
een munt achterover kunnen drukken, hier!

Weer een paar jaren later blader ik
in een catalogus over Pompeï. Met een schok
herken ik de foto, je dikke trui, je mutsje, het was berekoud, zei je. Het muntje
schuift koel over mijn warme borst.


Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)
Lees verder “Hans Warren, Mustafa Stitou, Hans Maarten van den Brink, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior, Elfriede Jelinek, Robert Pinsky”

Hans Maarten van den Brink

De Nederlandse schrijver en journalist Hans Maarten van den Brink werd geboren in Oegstgeest op 20 oktober 1956. Van den Brink begon als kunstredacteur bij het NRC Handelsblad en fungeerde voor de krant onder meer als correspondent in Spanje. Van 1995 tot 2001 was Van den Brink hoofdredacteur televisie bij de VPRO. Hij zorgde dat programma’s als Andere Tijden, De Nieuwe Wereld, Laat Op De Avond, Sportpaleis De Jong, Veldpost en Waskracht! ontstonden. Vervolgens was van den Brink directeur van een centrum voor hedendaagse kunst in Rotterdam, genaamd Witte de With. Sinds 1 april 2006 is Van den Brink directeur van het Mediafonds. Het rooms-katholieke geloof vormt bij Van den Brinks boeken een vanzelfsprekende achtergrond. In een interview met Liesbeth Eugelink sprak hij de wens uit ooit eens de grote katholieke roman te schrijven.

Uit: Over het water

“We keerden meestal voor de brug van het eerste dorp na de stad, een kilometer of twee voorbij de banpaal, en al kort na dat keerpunt begon er deze middag om ons heen iets te veranderen. Nog steeds was het warm. Maar ook: vocht in de lucht. Geuren die krachtiger werden, en kruidig. Even een kleine bries, een rimpeling over de golven. Vlak daarna ging het water roerloos liggen. Zonder iets te zeggen liet ik de haal aanzwellen en bracht ik het tempo omhoog. Ik wilde thuis zijn voor de regen, maar ook de rivier zelf met zijn uitnodigende gladde oppervlak vroeg om meer kracht. David begreep en volgde. Nog terwijl we geleidelijk versnelden zag ik over dat onwaarschijnlijk gladde wateroppervlak een dichte regen op ons afkomen, een geheimzinnig gordijn dat ons wiegend naderde en hypnotiseerde, als de mantel van een grote, onzichtbare tovenaar. En daarbij een zoete, zware geur, anders dan die van zo-even, die de geur van de regen zelf moest zijn. Planten en bomen bogen hun hoofd, in het emaille van het water verschenen op slag miljarden putjes, maar voor ik me rekenschap had kunnen geven van dat alles was het al bij ons en viel de regen over ons heen, een waas waarin de fijne druppels niet van elkaar te onderscheiden waren maar een gevoel veroorzaakten van volledig omhuld te zijn. Ik zette krachtiger aan. David volgde. Niets was meer droog. Ik voelde hoe mijn hemd zwaar om mij heen rimpelde, ik voelde het water in mijn doorweekte schoenen. Ik zag mijn armen als vanzelf naar voren zwaaien en met een gretigheid die ik nog niet kende de riem in het water zetten. Mijn schouders pakten het gewicht gulzig over en mijn benen zetten onmiddellijk af. Moeiteloos verliet het blad aan het eind van de haal het water en beschreef een perfecte kleine boog tussen borst en knieën. Mijn hoofd leunde een fractie van een ogenblik genietend achterover voor ik, diep adem scheppend, weer achter mijn armen aan naar voren reed. Ik keek voor me uit en zag niet meer de angstwekkend ijle leegte van lucht en water die me ooit duizelig had gemaakt, maar iets dat me steun gaf en vertrouwen.En onuitputtelijke energie. Ik voerde de intensiteit nog iets verder op, zonder nadenken maar op de manier zoals het hoorde, niet door het tempo te verhogen maar door meer kracht te zetten waarna de beweging vanzelf om een hoger tempo vroeg. David volgde. Het was onnatuurlijk stil om ons heen. Het enige wat we hoorden was de allesdoordringende ruis van de regen en daardoorheen, op de voorgrond, het felle tsjak waarmee we het water pakten en het diepere, enigszins holle geluid waarmee onze bladen precies tegelijk het water weer verlieten. Of was het niet de regen die om ons heen ruiste, maar was het mijn eigen bloed, was het onze ademhaling? Achter mij hoorde ik David niet hijgen. Dat moest betekenen dat onze adem dezelfde cadans had, dat zijn hartslag samenviel met de mijne.””

 
Hans Maarten van den Brink (Oegstgeest, 20 oktober 1956)