Helga Ruebsamen, Antonin Artaud

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Even schokkend als de eerste sigaret (Over Meneer Visser’s hellevaart van Simon Vestdijk)

“Dertien jaar was ik toen ik voor het eerst door een romanheld werd overweldigd.
Hij sleurde me het rijk van de schone letteren binnen. Literair ontwaakte ik dankzij deze schoft zonder weerga en ik zal hem niet vergeten; Willem Visser was zijn naam en Simon Vestdijk zijn geestelijke vader.
De romanhelden in meisjesboeken anno 1947 waren pompeuze ballen die thee dronken met opstaande pink. Tekenaar Hans Borrebach heeft ze vast gelegd: vlotte jonge heren, fuifnummers met glanzend achterover gekamd haar.
Maar deze helden waren niet naar het leven getekend. Ze leken in niets op de echte helden die ons hadden bevrijd, soldaten die zopen, pokerden en Harley Davidsons bereden. Zulke lui hadden meer te bieden dan sufkezen in boeken! In boeken bladerde ik maar wat als ik voor straf huisarrest had.
Zo stuitte ik op Visser, die op het Vestdijkplankje stond van mijn moeder. Zij had haar jeugd in Harlingen doorgebracht en er op dezelfde school als de schrijver gezeten. Meneer Visser mocht niet tegen Ina Damman aan leunen, want mijn moeder en haar zussen konden alles in de Ina Damman-boeken duiden, alsof het om hun eigen familie ging, maar van Visser hadden zij niet terug. Zij wisten niet naar wie hij was gemodelleerd.
Had er in de burgerij van Harlingen werkelijk ooit zo’n schurk, zo’n vrouwenhater, rondgelopen? De ergernis die dit boek opriep bij de mensen die het altijd beter wisten dan ik, was voor mij de reden ernaar te grijpen.
Een goede greep! Al na een paar bladzijden kruipt in de donkere ochtend de hoofdpersoon zonder onderbroek onder het bed van zijn vrouw en bolt er zijn rug ettelijke keren hoog op tegen de onderkant van de springveermatras om er de onschuldige slaapster bovenop flink mee uit de droom te schudden.
Een volwassen man die serieus zulke geintjes uithaalt? Ik gaf me gewonnen. Hier wilde ik meer van weten.
Willem Visser uit Lahringen deed en verzon dingen waar personages uit dames- en meisjesromans nooit op zouden komen. Hij was geen volgroeide Hansje in Bosbessenland, maar wel iemand die je in het wild zomaar kon tegen komen, misschien was hij onze buurman wel.
Gloeiend van nieuwsgierigheid las ik voort en jawel, even later zat meneer Visser op de plee en liet gedachten en gevoeg gedetailleerd de vrije loop.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Franse dichter en schrijver Antonin Artaud werd geboren op 4 september 1896 in Marseille. Zie ook alle tags voor Antonin Artaud op dit blog.

 

Tutuguri de rite van de zwarte zon

En beneden, als beneden aan de bittere helling,
in de wrede wanhoop van het hart,
opent zich de cirkel van de zes kruisen,
diep beneden,
als geworteld in de aardemoeder,
ontworteld aan de ontaarde omhelzing van de moeder
die kwijlt.

De aarde van zwarte kool
is de enige vochtige plaats
in deze rotsige spleet.

In de Rite trekt de nieuwe zon door zeven punten
vóór zijn explosie in de monding van de aarde.

En er zijn zes mannen,
één voor iedere zon,
en een zevende man
die de zon is zonder
meer
in blakend zwart en rood vlees.

En de zevende man
nu is een paard,
een paard met een man die hem ment.

Maar juist het paard
is de zon,
niet de man.

Bij het losscheuren van een trom en een lange, vreemde
trompet,
spatten de zes man
die op de grond
ineengerold lagen,
een voor een omhoog als zonnebloemen,
geen bloeiende zonnen,
maar draaiende gronden,
in de lotusbloemen,
en bij ieder openspatten
dreunt de gong hoe langer hoe somberder
en in zichzelf gekeerd
van de trom
totdat men eensklaps in gestrekte draf,
met duizelingwekkende vaart,
de laatste zon ziet komen,
de eerste man,
het zwarte paard met een
naakte man
volkomen naakt
en maagdelijk
op zijn rug.

Na de sprong trekken zij op in slingers en meanders
en het paard van bloedrood vlees danst
en zwenkt zonder ophouden
langs de rand van zijn rots
totdat de zes man
klaar zijn
met het trekken van een kring rondom
de zes kruisen.

En de grondtoon van de Rite is nu juist
afschaffing van het kruis.

Als zij klaar zijn met hun omsingeling
halen zij de aarden
kruisen uit de grond
en de naakte man
op het paard
plant nu
een gigantisch hoefijzer
dat hij gedoopt heeft in een snee van zijn bloed.

 

Vertaald door Hans van Pinxteren

 

Antonin Artaud (4 september 1896 – 4 maart 1948)
Portret door Claudio Tapia Inostroza, 2013

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Helga Ruebsamen, Richard Jones

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Een vrek met woorden

“Verlaine wilde geen romans schrijven, omdat hij geen zin had zich te wijden aan mededelingen die behelsden dat een personage de deur opendeed alvorens naar buiten te gaan, om vervolgens deze deur weer zachtjes dan wel met een klap achter zich te sluiten.
Volgens Verlaine werd het volume van een roman voornamelijk door de hoeveelheid van dit soort vermeldingen bepaald. De korteverhalenschrijver kan het hier van harte mee eens zijn. De gemiddelde lezer echter niet. Want de meeste lezers willen liever een roman lezen dan een kort verhaal. Als je deze lezers vraagt waarom dit zo is, dan komen hun antwoorden neer op het feit dat ze te weinig waar krijgen voor hun geld. Bovendien moeten ze voor dit weinige dan ook nog zoveel moeite doen! Waar de schrijver van een roman de lezer bij de hand neemt en hem meevoert door het bouwwerk van zijn eigen verbeelding en hem van alles hierover uitlegt, kortom de ene deur na de andere voor hem opent en vervolgens ook beleefd deze deuren weer achter hem sluit, ondertussen niets anders van zijn lezer verlangend dan dat deze zich laat meeslepen als een braaf kind dat zich zonder tegenstribbelen laat aansmoezen wie hier aan het woord zijn en wat er aan de hand is, daar verlangt de korteverhalenschrijver, nee, daar eist de korteverhalenschrijver zonder pardon dat zijn lezer zich gaat inspannen!
De romanschrijver is een welbespraakte gids die zijn lezers in een autobus door zijn wondere wereld leidt, ‘links,’ vertelt hij en wat klinkt zijn stem veelbelovend, ‘bevinden zich oude grijze duinen die op hun flanken de korstige dennenbomen dragen die zijn kromgetrokken door de ruwe wind uit zee, rechts in de luwte daar ziet U de lege bollenvelden waar de tulpenkoppen zojuist door mensenhanden koelbloedig zijn afgeslagen… allemaal!’

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, op 8 augustus 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

De lepel

Op sommige dagen denk ik dat ik niets meer nodig heb
in het leven dan een lepel.
Met een lepel kan ik havermout eten,
of de medicijnen innemen die artsen voorschrijven.
Ik kan een vlieg meppen die op de vensterbank slaapt
of op de tafel beuken om aandacht te trekken.
Ik kan beschuldigend naar God wijzen
of herhaaldelijk de lege lucht steken.
Kijkend in de spiegel van de lepel,
kan ik mijn kleine gezicht bestuderen in zijn glimmende kom,
of één oog bedekken om de halve wereld te laten
verdwijnen. Met een lepel
kan ik een tunnel graven naar de vrijheid,
lepel voor lepel vol vuil,
of leven verspillen door maanlicht te vangen
en het de zwartste nacht in te go
oien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 8 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Helga Ruebsamen, Richard Jones

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Beer is terug (Postbode)

“De bel ging. Het was een uur of elf. Dora stond in haar peignoir in haar droomkeuken. Ze stond hier al een poosje, maar ze wilde eigenlijk niets. Behalve misschien weer terug naar bed, met alle dekens over haar hoofd. Een paar uur eerder op deze grauwe winterochtend was Nils humeurig vertrokken omdat zij niets had kunnen verzinnen dat hem een erectie bezorgde. Ze was er nog te slaperig voor geweest. “Heb je gisteravond toch weer te veel gezopen”, snauwde hij haar toe. Zwakjes had zij geantwoord, zo zacht dat hij het niet kon horen, want hij was al bijna de slaapkamer uit: Bij sommige mannen gaat het ook gewoon vanzelf. Hij had het toch gehoord. Hij kwam er zelfs voor terug, boog zich over haar heen en schreeuwde: “Niet met een kouwe koe.” Ze wist al langer dan vandaag dat het niet zo goed ging, met haar en Nils. Maar ze had niet geleerd, zoals talrijke mensen in haar omgeving klaarblijkelijk wel, hoe men een uitgeblust huwelijk nog tot de dood erop volgt in stand houdt. Haar dag was bedorven. Ze had geprobeerd van welke kant ze haar huwelijk liet beste kon beschouwen. Dacht ze terug aan hoe het vroeger was geweest, dan begreep ze dat veel was verloren, zo niet alles. Dacht ze vooruit, aan hoe het moest worden, de volgende twintig jaar, dan zag het er pas echt wurgend uit. Nils kon niets meer van haar verdragen. Als hij niet kwaad was over haar drankgebruik, dan minachtte hij haar omdat ze te veel rookte, en als ze de sigaretten met veel moeite had afgezworen, dan vond hij dat ze te veel vrat. Haar gewicht en omvang mocht ze weleens halveren, had hij haar zondagavond toegebeten, hij ging er nota bene tegen opzien naast zo’n mastodont in bed te schuiven, hij keek liever naar het laatste tv-journaal, met die leuke Pia Dijkstra. “Zal ik dan spelen dat ik Pia Dijkstra ben, die het nieuws voorleest en dat jij dan als inbreker vermomd de studio binnensluipt en mij van achteren bespringt…?” Hoe diep kon een mens zinken? “Hm”, had Nils gezegd, “van achteren, hm, dat zou nog gaan, met niet te veel licht erbij dan. Zeg, jij kunt haar stem toch wel een beetje nadoen, hè?” Waarom was ze, meer dan een kwarteeuw geleden, toen ze trouwde met Nils, van ganser harte gestopt met haar kwakkelende loopbaan in het theater? Om beter voor haar man te kunnen zorgen? Ze speelde de laatste jaren meer en beter toneel dan ze op de planken had gedaan. De bel ging nog eens, niet opdringerig maar heel decent. Don keek door de luxaflex, oei, een boeman stond voor de deur. Ze rilde ervan, maar het was de postbode, met een bivakmuts op.
Ze bestudeerde hem door de spleetjes van de zonwering, ze nam hem van top tot teen op, meer uit gewoonte dan uit veiligheidsoverwegingen. Ze kon aan de verleiding van een pakje toch geen weerstand bieden, daarom ging ze de deur hoe dan ook opendoen. Al zou het de laatste daad van haar leven zijn, al was ze nog in haar smoezelige peignoir. In de gang stelde ze zich voor hoe de dikke roodgekuifde postbode haar met een schot hagel in de onderbuik zou vloeren, hoe hij haar met zijn voet opzij zou schuiven, hoe hij vloekend voor de lege brandkast zou staan en uit woede haar dus alsnog verkrachten. Dan bloedde ze langzaam leeg op het marmer.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

Zijn er gedichten die je niet publiceert?

Zelfs C. P. Kavafis –
cynisch, ascetisch,
onbekend in zijn tijd –
drukte op eigen kosten
gedichten die niemand wou publiceren,
gedichten intiem, persoonlijk,
om te delen met lezers
die hij vrienden noemde.

Maar ik heb honderden gedichten
verstopt in een doos.
Ook al weet ik dat
Kavafis ooit verzen
In zwarte en gouden linten wikkelde
om cadeau te doen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Helga Ruebsamen, Adrian Matejka

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Olijfje

“Olijfje en ik betrokken onze laatste haveloze zolder, omdat we uit alle nette kamers gelazerd werden, want we waren oud maar opgewekt en lustten een slokje. Ons kon het trouwens niet meer schelen waar we overwinterden. We waren van laag naar hoog gerezen en weer in sneltreinvaart naar beneden geraasd, wij hadden het allemaal wel gezien. We hadden ons misdragen in park Marlot en we waren voor hoer gescholden op het Zieken, we toefden als dames op het buiten van graaf Loeki tot hij de laatste adem uitblies, we voeren over de Hollandse binnenwateren en de Zeven Zeeën in de zeezeilwaardige bark van schout-bij-nacht b.d. Hendrickx, met c k x en we hadden patat verkocht in een kraam bij het voetbal-VUC-terrein waar we onder de toonbank sliepen, alle drie, inclusief immers Pimmetje de hond, kortom, wij keken niet zo nauw meer.
Behalve dat we graag een glaasje meedronken daar waar het voorhanden was, beweerden boze tongen dat Olijfje en ik het met elkaar hielden. Misschien was dat soms zo, maar we hadden ook veel andere zaken aan ons hoofd, bij voorbeeld hoe op onze leeftijd, bejaard maar nog te ver van onze AOW vandaan, aan contanten te komen. Wij trokken natuurlijk, elke maandagmorgen haalden wij elk fl. 80,- bij de Beierse Bank, maar dat was een basisbedrag en daar konden we niet van leven zoals ons paste. We deden dus nu en dan zwart werk, maar zo min mogelijk omdat er weinig bevredigend zwart werk te verrichten valt en wij bietsten een los tientje hier en een los geeltje ginder – wat nog steeds aardig opliep al was het niets meer vergeleken bij de vrije ontvangsten van weleer. Daarom treurden we niet, want onze behoeften waren ook teruggelopen. We hoefden ons zozeer niet meer te kleden en te soigneren. Dat zou in mijn geval toch geen rendement meer opleveren. Het had ook nooit écht zoden aan de dijk gezet, voor wat mij betreft.
Olijfje dirkte zich bewust niet meer op, anders had ze ongetwijfeld nog goed uit de voeten gekund, beter dan menig jong ding, mager en sjiek als ze was. Maar ze had er genoeg van, zei ze. Al haar vroegere verdiensten, die niet gering waren, zijn als as door een zuchtje wind weggeblazen en waarom zou ze zich nu nog meer uitsloven dan nodig was? Olijfje had rijk kunnen zijn en zeer goed getrouwd, van adel desnoods en alles, als ze er niet te aardig voor was geweest. En te onverschillig. Haar devies was dat alles of uit de lengte of uit de breedte moest komen. Waarmee ze bedoelde dat ze, als ze bij voorbeeld wél met graaf Loeki getrouwd was, nu vermoedelijk dood getreiterd zou zijn door zijn nabestaanden en als ze haar gelden wél had beheerd, nu wel een huis had gehad, maar geen vrolijke herinneringen, wel alle kopzorgen die bezit geeft. Zo dacht Olijf en vanzelfsprekend dacht ik zo ook.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

KOGEL ONDERDELEN

Slaghoedje (messing + lood)

De kogelbasis is gemaakt van het soort messing dat anders
een klaslokaaldeurknop of een goedkope ring zou zijn geweest in een
van die prequarantaine verzamelplaatsen met kansspelen
& lichten die verrassen & verrukken. Of gegoten in nieuwe Franse
hoorns voor de ondergefinancierde jeugdband – geen solo’s voor de hoornisten,
maar ze zijn nog steeds cruciaal voor het orkest. In het midden van de koperen
basis: een ontsteker gemaakt van lood. Een ontsteker is alleen goed in ontploffen,
maar het lood heeft zijn liefde misschien in nauwgezette briefjes gekrast
met ouderwetse schrijfkunst. Of is onderdeel geworden van de verf achter
een periodiek systeem der elementen achterin het klaslokaal
van een openbare school: Pb, atoomnummer 82. Het is daar, waar het Romeinse
aquaducten en wijnvaten bekleedt aan de andere kant van het rijk. Het is daar,
waar het reactoren en hun straling dichtbij zich houdt als een vriend in nood.
Walkman-batterijen raken weer leeg tijdens een slow jam…
de stemmen worden dikker en dieper in de loden correctie. In een andere
leven, zou het slaghoedje waarschijnlijk een andere kant zijn opgegaan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Helga Ruebsamen, Adrian Matejka

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Het lied en de waarheid

“De tokeh liet zich zelden zien, maar hij riep om de zoveel tijd luid zijn eigen naam, zodat wij en andere tokehs wisten dat hij er was. Hoe vaker de tokeh riep, des te meer geluk hij bracht. Iedereen kon hem verstaan, ook wij. Zodra de tokeh begon, hielden wij op met praten. Zachtjes telden wij mee. Een… twee… drie, het duurde lang. Zou er nog wel een volgende roep komen? Ja, nog een. Snel verder, vier, vijf, zes, zeven. Dan werd het hoe langer hoe spannender, omdat bij negen keer het geluk zou gaan stromen. Riep de tokeh twaalf keer, dan kregen wij een lang leven, veel dappere zonen, een bekoorlijke dochter en een onmetelijk fortuin. Mijn moeder vertelde later dat de tokeh in de nacht voordat wij naar Europa vertrokken, dertien keer had geroepen. Als de tokeh een paar keer had geroepen, als bijna niemand meer sprak op de waranda, werd ik naar mijn kamer gebracht. Voor mij begon ’s nachts een ander leven. Zodra de zon was ondergegaan, hoefde ik niet meer te onthouden wat er overdag was gebeurd, de nacht wiste de harde en witte dingen uit zoals de spons op het zwarte schoolbord van mijn moeder haar krijtletters uitwiste. ’s Nachts kon ik zeggen en doen wat ik wilde. Ik hoefde het alleen maar te zien in mijn hoofd en het gebeurde al. Als ik uit bed wilde, naar buiten toe om de maan te zien, dan werd ik meteen uit mijn bed getild en op de arm meegenomen. De nachtmensen liefkoosden mij, lachten altijd en vroegen niets. Van de nachtmensen kreeg ik roze siroop zoveel als ik wilde en zachte groene en roze kleefkoek erbij. Overal mocht ik aankomen. Overal mocht ik naar kijken. Als ik iets zei, kirden ze vrolijk of klakten ze bewonderend met hun tong. Ze vroegen mij nooit iets, maar ze gaven wel altijd antwoord. Wij spraken honderduit, de nachtmensen en ik, of we elkaar nu woord voor woord verstonden of niet. Nachtmensen droegen namen van het werk dat ze overdag deden, baboe, kokki, djait, djongos, kebon. Ze hadden ook nog wel andere namen, die zangerig klonken; die kende ik ook.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Gymnopédies No. 2″

In NYC hebben we vissen beslopen
in filets van geluiden: lever
voertuigen en askleurige deuren

die dichtklappen, verkopers
enkelvin & silhouet-

gevormde woorden in zoute
verwachtingen. Mijn dochter

& ik liepen door een paar
slank gemetselde blokken
die roken naar snappers

& afro glans zonder afros
in zicht. Op warrig getande

straten, namen we de natte
steegjes dubbel waar dingen van de haak

sprongen zoals slimme zeevruchten
voor de lunch. We scheidden

de perfecte en overvloedig overwinterde

straten. Mijn dochter zei: ik ken
dit gedeelte als een vermoeide pianiste
rustend op haar bank.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault, Femke Brockhus, Dik van der Meulen, Fieke Gosselaar

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Het lied en de waarheid

“Elke dag, zodra de zon onderging, klommen langs de muren van onze waranda kleine hagedissen omhoog.
‘Daar zijn de tjitjaks al.’
De nachtmensen staken de lampen aan, in de kamers en op de waranda. De theemevrouwen namen afscheid en gingen naar huis. De dag was voorbij, de nacht begon.
Mijn moeder liep mee met de visite tot onder de waringin en wuifde de bezoeksters en hun kinderen na. Ik stond op de waranda en luisterde naar de geluiden die van de Lembangweg kwamen. Ik kon horen dat de auto’s naar boven reden, de berg op, waar de zon al in de vulkaan lag te slapen. Of dat ze naar beneden gingen, naar Bandoeng, de stad waar de dierentuin was en de kliniek van mijn vader. Er was vaak feest in de stad, dan reden de auto’s sneller.
Mijn moeder kwam terug; ik hoorde haar zingen voordat ik haar zag. Ze haastte zich niet, ze slenterde en stond af en toe stil, zodat de lichte vlek, die zij in het donker was, maar heel langzaam groter werd. Als het eenmaal zover was dat ik meer van haar kon onderscheiden dan de kleur van haar jurk, dan zag ik ook haar witblonde krulletjes en zelfs haar lichte ogen.
Ze was dan al zo dichtbij dat ze mij kon aanraken.
‘Ziezo, de waranda is weer voor ons alleen,’ zei mammie. Ze strekte zich uit op de sofa en wenkte mij. ‘Al dat bezoek,’ zuchtte ze, ‘en nooit eens iemand met wie je kunt praten.’
D e tjitjaks hadden hun plaats gevonden. Ze waren aan het plafond verstard tot versierselen van hout. Maar met bliksemsnelle uitschieters maakten ze alle insecten buit die in hun nabijheid verzeilden.
In de kamers en op de waranda brandden de lampen, zodat de nacht niet boven op ons kon vallen.
De nacht maakte dat er geen verschil meer was tussen binnen en buiten. Koelte en duisternis waren ’s nachts overal. Iedereen was veilig, mens, dier en plant, onder een donkere koepel zo groot als de wereld.
Wanneer de lucht, de aarde en het water dezelfde donkere tint hadden gekregen, kwam de tokeh. Iedere nacht wachtte ik op de tokeh. Hij was de grote broer van de tjitjaks.
Ik hoefde pas naar bed als de eerste tokeh zich had laten horen.
Alle andere nachtdieren waren er dan al: vliegende honden, krekels, brulkikkers. Hun luidruchtig concert was in volle gang.”

 

 
Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

 De Franse dichter en schrijver Antonin Artaud werd geboren op 4 september 1896 in Marseille. Zie ook alle tags voor Antonin Artaud op dit blog.

Uit: Van Gogh le suicidé de la société

« Non, il n’y a pas de fantômes dans les tableaux de Van Gogh, pas de drame, pas de sujet et je dirai même pas d’objet, car le motif lui-même qu’est-ce que c’est ?
Sinon quelque chose comme l’ombre de fer du motet d’une inénarrable musique antique, comme le leitmotiv d’un thème désespéré de son propre sujet.
C’est de la nature nue et pure vue, telle qu’elle se révèle, quand on sait l’approcher d’assez près.
Témoin ce paysage d’or fondu, de bronze cuit dans l’ancienne Egypte, où un énorme soleil s’appuie sur des toits si croulants de lumière qu’ils en sont comme en décomposition.
Et je ne connais pas de peinture apocalyptique, hiéroglyphique, fantomatique ou pathétique qui me donne, à moi, cette sensation d’occulte étranglée, de cadavre d’un hermétisme inutile, tête ouverte, et qui rendrait sur le billot son secret.
(…)

Je ne décrirai donc pas un tableau de Van Gogh après Van Gogh, mais je dirai que Van Gogh est peintre parce qu’il a recollecté la nature, qu’il l’a comme retranspirée et fait suer, qu’il a fait gicler en faisceaux sur ses toiles, en gerbes comme monumentales de couleurs, le séculaire concassement d’éléments, l’épouvantable pression élémentaire d’apostrophes, de stries, de virgules, de barres dont on ne peut plus croire après lui que les aspects naturels ne soient faits.”

 

 
Antonin Artaud (4 september 1896 – 4 maart 1948)
Affiche

 

De Franse schrijver François René de Chateaubriand werd geboren op 4 september 1768 in Saint Malo. Zie ook alle tags voor René de Chateaubriand op dit blog.

Uit: René (Vertaald door A. S. Kline)

“Tents, half-built houses, the foundations of fortifications, clearings full of Negroes, clusters of Whites and Indians, served to provide a contrast between the social and savage ways of life, in the one small space. Towards the east, in the background, the sun was rising among the jagged peaks of the Appalachians, drawn like figures of azure on the golden reaches of sky; in the west, the Mississippi’s waves rolled by in magnificent silence, and with inconceivable grandeur formed a boundary to the picture.
The young man and the missionary spent a while admiring this striking scene, the Sachem lamenting his inability to enjoy it; then Père Souël and Chactas seated themselves on the grass at the foot of the tree; René took his place between them, and after a moment’s silence, he spoke to his companions as follows:
‘In beginning my tale, I cannot avoid a brief moment of shame. The tranquillity in your hearts, that of venerable men, and the calm of nature around me make me blush for the turmoil and agitation within my soul.
How you must pity me! How wretched my eternal disquiet must seem to you! You who have exhausted all the sorrows of life, what can you think of young man without strength or virtue, who finds his own torment in himself, and can only complain of ills he himself has engendered? Oh, do not condemn him; he has been punished more than enough!
I cost my mother her life in bringing me into the world; I was cut from her womb. I had a brother whom my father blessed, because he was the eldest son. As for me, delivered at the outset to the hands of strangers, I was raised far from the paternal roof.
By temperament I was impetuous, my character inconsistent. By turns loud and joyful, silent and sad, I gathered young companions round me; then, abandoning them suddenly, would sit in solitude, contemplating the fugitive clouds, or listening to the rain falling on the leaves.
Every autumn, I returned to the paternal chateau, situated among forests, beside a lake, in a remote province.
Timid and constrained in front of my father, I found ease and contentment only with my sister Amélie. A similar gentleness in temperament and taste bound me closely to that sister; she was a little older than me. We loved to climb the hills together, sail the lake, and traverse the woods when the leaves were falling: walks whose memory still fills my soul with delight. O you enchantments of childhood and its haunts, will you ever lose your sweetness?”

 

 
René de Chateaubriand (4 september 1768 – 4 juli 1848)
Portret door Anne Louis Girodet Trioson, 1811

 

De Nederlandse dichter en schrijver Constantijn Huygens werd geboren op 4 september 1596 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Constantijn Huygens op dit blog.

 

‘k Zag dieven uit mijn huis…

‘k Zag dieven uit mijn huis met zak en pakken gaan.
Ik volgde ze wat ras en sprak ze zoetjes aan.
‘k Zei, mannen, met verlof, wilt gij mij wel eens tonen,
dewijl ge mij verhuist, waar ik omtrent ga wonen?

 

Bomen

Van stomme schepselen en weet ik geen als bomen,
Die onze biddende gedaante nader komen:
Wij strekken evenzo ons handen hemelwaart;
Maar onze wortelen zijn machtig vast in d’ aard.

 

Aan de sneeuw

Droog water, koele wol, wit roet, gehakte veren,
Wees welkom boven op mijn beste hoed en kleren,
Ik zie niet hoe men u met reden haten zou,
Die ons van boven brengt de warmte met de kou.

 

 
Constantijn Huygens (4 september 1596 — 28 maart 1687)
Portret door Jan Lievens, ca, 1627-1630

 

De Amerikaanse schrijver Richard Nathaniel Wright werd geboren in Roxie, Mississippi op 4 september 1908. Zie ook alle tags voor Richard Wright op dit blog.

Uit: A Father’s Law

“What was that?”
“I was talking to my wife, Mary Jane. Spill it. What’s the trouble?”
“A message for you. The commissioner wants to see you at two o’clock,” Mary Jane informed him. “So hustle up here. And don’t wear your uniform.”
“Two o’clock? Tonight?”
“Naw. This morning. It’s past midnight now. And it’s urgent.”
“But what about?”
“I’m not the commissioner, Ruddy. You understood what I’ve said?”
“I got it.”
“You sound like you were dead to the world.”
“I was sleeping like a log. I was dreaming. I was coaching a rookie to direct traffic.”
“Traffic? I bet it was flowing north and south! Ha, ha!”
“You dirty-minded gal!”
“Ha, ha! See you, Ruddy!”
Click!
He hung up and stared into space, vaguely aware that his wife had flooded the room with light.
“Who was that, Ruddy?”
“Mary Jane. The commissioner’s secretary.”
“Why in God’s name is she calling you at this hour?”
“It’s her duty, honey. I got to go in at the commissioner’s at two . . .”

 

 
Richard Wright  (4 september 1908 – 28 november 1960)

 

De Engelse schrijfster Mary Renault werd op 4 september 1905 geboren als Mary Challans in Forest Gate in Essex. Zie ook alle tags voor Mary Renault op dit blog.

Uit: De Perzische Jongen (Vertaald door Frédérique Halbardier).

“Toen ik bij de handelaar lag, was Darius tot koning uitgeroepen. Aangezien het geslacht van Ochos uitgestorven was, was hij slechts door zijdelingse afstamming van koninklijken bloede; maar het scheen dat het volk hem welgezind was. Datis, mijn meester, bracht nooit nieuws in de harem omdat hij vond dat vrouwen er alleen voor moesten zorgen dat zij mannen behaagden, en eunuchen dat ze hen bewaakten. Maar de oppereunuch placht ons alles te vertellen wat hij in de bazaar had gehoord, want hij genoot van die gewichtigheid; en waarom ook niet? Het was alles wat hij had. Darius de nieuwe koning, zei hij, bezat zowel schoonheid als moed. Toen Ochos oorlog had gevoerd tegen de Kardoesiërs en hun reusachtige kampioen de krijgslieden van de koning uitgedaagd had, was alleen Darius naar voren getreden. Hij was zelf zeseneenhalve voet lang en hij had de man doorboord met één enkele werpspeer, waarmee hij zijn roem voorgoed gevestigd had. Er was overleg gepleegd en de magiërs hadden de hemel geraadpleegd; maar niemand in de raad had zich tegen Bagoas’ keuze durven verzetten, hij werd te zeer gevreesd. Het scheen echter dat tot dusver de nieuwe koning niemand had vermoord; naar verluidde was zijn optreden minzaam en mild. Toen, ik dit hoorde, terwijl ik met de pauwenveren waaier mijn mees teres koelte toewuifde, kwam de herinnering in mij op aan mijn vaders verjaarsfeest, het laatste van zijn leven; de gasten die over het smalle pad de berg op reden en door de poort naar binnen kwamen, de stalknechten die hun paarden wegleidden; mijn vader die met mij aan zijn zijde hen bij de deur verwelkomde. Eén man torende boven de anderen uit en zag er zo op en top als een krijgsman uit dat hij zelfs in mijn ogen niet oud leek. Hij was knap, al zijn tanden waren nog gaaf en hij gooide mij in de lucht op als een baby, zodat ik lachte. Werd hij niet Darius genoemd? Maar de ene koning of de andere, dacht ik terwijl ik de waaier bewoog, wat schiet ik ermee op? Weldra was dit alles oud nieuws en nu werd er over het Westen gesproken. Daar woonden barbaren over wie ik mijn vader had horen praten, roodharige wilden die zich blauw schilderden; ze woonden ten noorden van de Grieken, een stam die Macedoniërs werd genoemd. Eerst hadden ze rooftochten ondernomen; daarna hadden ze de onbeschaamdheid gehad om ons de oorlog te verklaren en de satrapen langs de kust waren zich aan het bewapenen. Maar volgens het laatste nieuws was hun eigen koning niet lang na de dood van koning Arses vermoord, bij een of ander openbaar schouwspel waar hij naar hun barbaars gebruik onbeschermd rondgelopen had. Zijn opvolger was nog maar een jonge knaap zodat er geen reden meer was tot ongerustheid.”

 

 
Mary Renault (4 september 1905 – 13 december 1983)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Femke Brockhus werd geboren in 1989 in Alkmaar.Zie ook alle tags voor Femke Brockhus op dit blog.

Uit: Laat het stil zijn

“We wachten talloze malen.
Ik denk aan de beste manier van alleen zijn. Verstopt in de kast, achter vaders zwarte pak dat ruikt naar oud verdriet. De warme eenzaamheid, het stof, de geur van alles wat opgeborgen is en blijft. Kijkend vanuit het donker door de nauwe kier tussen de deuren naar hen die mij zoeken. Ze roepen mijn naam: ruth, ruth, ruth. Ze zoeken mijn naam alsof mijn afwezigheid een geheim is dat ontfutseld moet worden. Ze denken: hoe meer ze me zeggen, hoe meer ze me maken. Maar ik bepaal zelf wanneer ik er weer ben.
Ik voel dat Carmel niet slaapt. Ze leunt te licht en beweegt te weinig. Ze houdt haar ogen dicht. Ze denkt dat als genoeg mensen denken dat ze slaapt, ze eigenlijk ergens ook echt slaapt, al is het in andermans gedachten. Ze is altijd goed geweest in het begrijpen van een eigen werkelijkheid.
(Ze schrikt als iemand blindelings haar gedachten kan raden. Ik zal daarom niet zeggen dat ze moet gaan slapen.)
De wereld kan over haar heen razen als ze in haar bed naar het plafond tuurt. Slap niet, eerder broos. Ze is als zo’n pluizenbol op een dunne stengel, ze buigt eindeloos mee met alle windrichtingen maar geeft alles als een vlaag abrupt trekt. Ze glimlachte naar me toen ik haar dit eens zei, ik weet niet zeker of ze zichzelf herkende of het niet begreep.
Ik ruik moeders nek. De zachte huid die ze elke morgen inwrijft met talgpoeder en wat olie uit een flesje die ik soms, als ik heel voorzichtig ben en niet meer dan drie druppeltjes uit het tuitje in mijn hand kan vangen, in haar nek mag uitsmeren. (Ze zegt dat het alleen nodig is als ze in de zon heeft gezeten, maar ik denk dat het meer van doen heeft met een chic Frans etiket dat op het flesje zit.) Ze ruikt roosachtig of zeepachtig, gemengd met een geur van geschuurd hout die uit de planken van de vloer komt en het wol van haar vele vesten.”

 

 
Femke Brockhus (Alkmaar, 1989)

 

De Nederlandse schrijver, biograaf en neerlandicus Dik van der Meulen werd geboren in Neede in 1963. Zie ook alle tags voor Dik van der Meulen op dit blog.

Uit: Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker

“Wie was eduard Douwes Dekker als kind? Was hij de bedeesde, beïnvloedbare Woutertje Pieterse, of waren de eigenschappen al zichtbaar van de latere literaire en maatschappelijke amokmaker? Of had hij van allebei in zich? De bronnen zijn niet duidelijk en niet betrouwbaar; de kroongetuige, Douwes Dekker/Multatuli, spreekt zichzelf tegen.
Multatuli is altijd bang geweest dat zijn publiek het verhaal van Wouter Pieterse als een autobiografie zou lezen. In 1879, toen zijn eerste bundel Ideeën voor de zesde maal werd herdrukt, schreef hij in een voetnoot: ‘De door sommigen geopperde mening dat de Wouter-geschiedenis myn biografie wezen zou, is bespottelyk van ongerymdheid.’
Maar het was nooit moeilijk hem op tegenstrijdigheden te betrappen. Meer dan eens heeft Multatuli in zijn Ideeën beschouwingen ten beste gegeven die als een vrijbrief of zelfs een aansporing tot biografische plundertochten gelezen kunnen worden. In dit geval hoeven we niet eens zover te zoeken. In dezelfde eerste Ideeënbundel merkte Multatuli op:
Als den lezer de Spectator van Van Effen bekend is, zal-i zich herinneren dat daarin voorkomt de heel aardige beschryving ener burger-vryaadje. Ik houd die beschryving voor echt, en vergeef onzen Justus gemakkelyker ’t afluisteren dan ’t verzinnen. ’t Eerste is nagenoeg geoorloofd, ja zelfs byna plicht in iemand die mensen bestudeert om Spectators of Ideeën te schryven. Wie ’t afkeurt, moet ook den geneesheer veroordelen die z’n patiënt bespiedt met het doel diens kwalen te leren kennen, om ze te genezen.
Kunst als observatie van de werkelijkheid. Het idee is oud. Het zou betekenen dat de geschiedenis van Wouter althans gedeeltelijk op eigen waarneming heeft berust. Zijn telkens terugkerende verzekering dat hij geen romanschrijver was maar chroniqueur van de waarheid, zegt in dit verband minder, want waarheid was voor Multatuli niet hetzelfde als de historische werkelijkheid. ‘Er is altyd waarheid in poëzie’, schreef hij, ‘en waar wy ze niet ontdekken, ligt de schuld aan ons.’ Het zou voor menig biograaf een motto kunnen zijn.”

 

 
Dik van der Meulen (Neede, 1963)

 

De Nederlandse dichteres, schrijfster en juriste Fieke Gosselaar werd geboren in 1982 in Finsterwolde en combineert het schrijven met haar werk als strafrechtjuriste bij de Rechtbank Noord Nederland. Ze schrijft poëzie in het Gronings en proza in het Nederlands. Ze publiceerde onder meer in bloemlezingen van Dichters in de Prinsentuin, Dag van de Grunneger Toal en in de bundel Verrassend Nedersaksisch. Ook verschijnt haar werk regelmatig in het Groninger literatuur tijdschrift Krödde. In 2013 verscheen haar debuutbundel Nova Zembla. Sinds de zomer van 2012 leest ze elke vrijdagmorgen een column voor in het programma De Centrale van RTV Noord. Het Vlaamse tijdschrift Kluger Hans publiceerde een van haar Nederlandstalige korte verhalen. In augustus 2014 verscheen haar prozadebuut Tussen de anderen. Verder heeft ze opgetreden op festivals als Explore The North en Hongerige Wolf en op podia als Vera en Perdu.

Uit: Het land houdt van stilte

“Op de landbouwgronden groeiden de gewassen door de seizoenen heen tot aan de laatste dijk waarachter de kwelders lagen en de Dollard begon. Het land van Siebo lag in de Reiderwolderpolder, terwijl zijn boerderij midden in het dorp stond. Hij had zijn boerderij tien jaar geleden gekocht, nadat zijn oudere broer de boerderij van hun ouders op het Hogeland had overgenomen. Vaak keerden gasten van de bed and breakfast van zijn vrouw enthousiast terug van een fietstocht. Ze informeerden naar aardbevingen, maar die waren hier niet of ze werden niet erkend. ‘Morgen willen we rondrijden in het aardbevingsgebied,’ lieten ze weten. Meena wees ze dan de weg via de afgebrokkelde muren van de dertiende-eeuwse kruiskerk aan de rand van Woldendorp naar het aardbevingscentrum rondom Slochteren. Siebo vertelde over de familieboerderij op het Hogeland waarvan de muren al enkele jaren bijeen werden gehouden door tientallen houten stutten. Zijn broer had met zwarte viltstift pijltjes op de wanden getekend die wezen naar de scheuren, omdat de schade-experts van de NAM deze niet altijd wilden zien. Siebo was er dan ook niet rouwig om dat hij destijds op zoek moest naar een andere plek voor zijn bedrijf. `Waar de familie Feikens woonde,’ kreeg hij in het begin steevast te horen als hij aan iemand uit het dorp uitlegde welke boerderij hij had gekocht. Later werd dat zijn antwoord. Soms wist iemand nog te vertellen dat daarvoor de familie Doornbos er had gewoond. Siebo had de hele inboedel kunnen overnemen van de overleden boer, maar dat wilde hij niet. Hij kon zich niet voorstellen dat iemand daarmee ooit het land had bewerkt. De dochter had nog gezegd dat haar vader een speciale manier had om de trekker aan de praat te krijgen. Als je er voorzichtig mee omging, met liefde, dan werkte alles, had haar vader altijd gezegd, maar ze begreep wel dat Siebo de voorkeur gaf aan een lege opgeruimde schuur die hij zelf kon vullen met machines en werktuigen. Ze had gespannen de schuur in gekeken en wist niet in welke hoek ze moest beginnen met opruimen.”

 

 
Fieke Gosselaar (Finsterwolde, 1982)

Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault, Marijn Sikken, Femke Brockhus, Dik van der Meulen

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog en ook mijn blog van 4 september 2010.

Helga Ruebsamen

“Het zelfportret van een schrijver moet natuurlijk uit al zijn personages bestaan, want een schrijver schrijft omdat hij zoveel mensen tegelijk is. (Er huizen zoveel zielen in zijn borst.) Een schrijver kun je aanroepen bij de naam van zijn personage, dan kijkt hij om. Ik zou het zelfportret van een schrijver of een schrijfster nooit of te nimmer vertrouwen. Schrijvers! Vandaag zijn zij Blauwbaard, morgen zijn bruid.
Mijzelf vertrouw ik ook geen zelfportret toe, ik ben nog niet eens te vertrouwen waar het mijn eigen naam betreft. De voorzienigheid heeft mij een naam toegespeeld, die hier niet altijd even gemakkelijk wordt verstaan. Wat zegt u? Hoe zei u? Oh, Heldere Zuupzager, juist ja. Zeg dat dan meteen, hoor je ze vaak denken. Ik kan mijn geluk niet op dat ik nu zomaar een ander kan zijn, zonder er eerst zelf een heel karakter voor te hebben moeten verzinnen. Tijdenlang stel ik me aan iedereen voor als Heldere Zuupzager, waarna het caleidoscopisch gerommel met de klinkers en de medeklinkers begint. In alle mogelijke rangschikkingen, in schier ondenkbare lettercombinaties word ik nu vervolgens benoemd, geroepen en aangeschreven, totdat iemand ineens zegt: hee, Helga Ruebsamen. Ik schrik daar flink van, wat doen we? We gaan de letterlijke waarheid toch niet rauw opdissen? De werkelijkheid versieren we, verzoeten of verzilten wij al naar gelang van onze smaak van dit moment, plooien we naar onze inzichten van dit ogenblik.
Helse Gluurdame, zei de donkere, landerige stem van een telefoniste een tijdje geleden en ik was weer intens gelukkig. Helse Gluurdame, waarom was ik er zelf eigenlijk nooit opgekomen als pseudoniem. Ik presenteerde mij overal parmantig als Helse Gluurdame en niemand keek er vreemd van op. De mens is van schokbeton aan het worden, gelukkig maar, als je bedenkt wat ons nog allemaal te wachten staat.
Helse Gluurdame is na een glorieus leventje vol schittering en uitspatting nu langzaam aan, aftakelend, op weg naar huis. Binnenkort staat die Helga Ruebsamen weer voor mijn deur. Hoe saai, hoe oervervelend, hoe voorspelbaar om mij dan weer met mijzelf te verenigen, aan mijzelf is zonder verzinsels en hersenspinsels niets aan.”

 

 
Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)
Jakarta (voormalig Batavia)

Lees verder “Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault, Marijn Sikken, Femke Brockhus, Dik van der Meulen”

In Memoriam Helga Ruebsamen

In Memoriam Helga Ruebsamen

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen is op 82-jarige leeftijd overleden. Haar uitgeverij liet weten dat de schrijfster stierf in de nacht van maandag op dinsdag in haar woonplaats Den Haag. Helga Ruebsamen is op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook mijn blog van 4 september 2010 en eveneens alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog

Uit:Het lied en de waarheid

“Elke dag, zodra de zon onderging, klommen langs de muren van onze waranda kleine hagedissen omhoog.
‘Daar zijn de tjitjaks al.’
De nachtmensen staken de lampen aan, in de kamers en op de waranda. De theemevrouwen namen afscheid en gingen naar huis. De dag was voorbij, de nacht begon.
Mijn moeder liep mee met de visite tot onder de waringin en wuifde de bezoeksters en hun kinderen na. Ik stond op de waranda en luisterde naar de geluiden die van de Lembangweg kwamen. Ik kon horen dat de auto’s naar boven reden, de berg op, waar de zon al in de vulkaan lag te slapen. Of dat ze naar beneden gingen, naar Bandoeng, de stad waar de dierentuin was en de kliniek van mijn vader. Er was vaak feest in de stad, dan reden de auto’s sneller.
Mijn moeder kwam terug; ik hoorde haar zingen voordat ik haar zag. Ze haastte zich niet, ze slenterde en stond af en toe stil, zodat de lichte vlek, die zij in het donker was, maar heel langzaam groter werd. Als het eenmaal zover was dat ik meer van haar kon onderscheiden dan de kleur van haar jurk, dan zag ik ook haar witblonde krulletjes en zelfs haar lichte ogen. Ze was dan al zo dichtbij dat ze mij kon aanraken.
‘Ziezo, de waranda is weer voor ons alleen,’ zei mammie.
Ze strekte zich uit op de sofa en wenkte mij. ‘Al dat bezoek,’ zuchtte ze, ‘en nooit eens iemand met wie je kunt praten.’
De tjitjaks hadden hun plaats gevonden. Ze waren aan het plafond verstard tot versierselen van hout. Maar met bliksemsnelle uitschieters maakten ze alle insecten buit die in hun nabijheid verzeilden.
In de kamers en op de waranda brandden de lampen, zodat de nacht niet boven op ons kon vallen. De nacht maakte dat er geen verschil meer was tussen binnen en buiten. Koelte en duisternis waren ’s nachts overal. Iedereen was veilig, mens, dier en plant, onder een donkere koepel zo groot als de wereld.
Wanneer de lucht, de aarde en het water dezelfde donkere tint hadden gekregen, kwamen de tokeh. Iedere nacht wachtte ik op de tokeh. Hij was de grote broer van de tjitjaks.
Ik hoefde pas naar bed als de eerste tokeh zich had laten horen. Alle andere nachtdieren waren er dan al: vliegende honden, krekels, brulkikkers. Hun luidruchtig concert was in volle gang.
De tokeh liet zich zelden zien, maar hij riep om de zoveel tijd luid zijn eigen naam, zodat wij en andere tokehs wisten dat hij er was. Hoe vaker de tokeh riep, des te meer geluk hij bracht. Iedereen kon hem verstaan, ook wij. Zodra de tokeh begon, hielden wij op met praten. Zachtjes telden wij mee. Een… twee… drie, het duurde lang.
Zou er nog wel een volgende roep komen? Ja, nog een. Snel verder, vier, vijf, zes, zeven. Dan werd het hoe langer hoe spannender, omdat bij negen keer het geluk zou gaan stromen. Riep de tokeh twaalf keer, dan kregen wij een lang leven, veel dappere zonen, een bekoorlijke dochter en een onmetelijk fortuin.”

 

 
Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog en ook mijn blog van 4 september 2010.

Uit: The Song and the Truth (Vertaald door Paul Vincent)

“Every day, as soon as the sun went down, tiny lizards climbed up the walls of our veranda.
“Look, the tjitjaks are here.”
The night people lit the lamps, in the rooms and on the veranda. The ladies who’d come to tea took their leave and went home. The day was over, and night was beginning.
My mother accompanied her guests as far as the waringin tree and waved to the visitors and their children as they left. I stood on the veranda listening to the sounds coming from the Lembang road. I could hear the cars driving uphill, up the mountain, where the sun was already asleep in the volcano. Or hear them driving downhill, to Bandung, the town where the zoo was and my father’s clinic. There were often parties in town, and the cars drove faster then.
My mother came back; I could hear her singing before I saw her. She didn’t hurry, she sauntered along, stopping now and then, so that the bright spot she formed in the darkness grew larger only very slowly. When it reached the point where I could make out more than the color of her dress, I could also see her platinum blond curls and even her bright eyes. By then she was so close that she could touch me.
“Well, we’ve got the veranda to ourselves again,” said Mummy. She stretched out on the settee and beckoned to me. “All those visitors,” she sighed, “and never anyone you can talk to.”
The tjitjaks had found their places. On the ceiling they had frozen into wooden ornaments, but they pounced like greased lightning on any insects that strayed close to them.
The lamps burned in the rooms and on the veranda, so that night could not descend on us.
The night abolished the distinction between inside and outside. At night it was cool and dark everywhere. Everything was safe–people, animals, and plants–beneath a dark dome as large as the world.
When the sky, the earth, and the water had attained the same dark hue, the toké arrived. I waited for the toké every night. He was the big brother of the tjitjaks. I did not need to go to bed before the first toké had called.
By that time all the other nocturnal creatures were there: flying foxes, crickets, bullfrogs. Their noisy concert was in full swing.”

 

 
Helga Ruebsamen (Batavia, 4 september 1934)

Lees verder “Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault”

Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog en ook mijn blog van 4 september 2010.

Uit: Bär ist zurück (Vertaald door Christiane Kuby)

 „Postkarten aus Foulksmills.
Wenn Fiona McGrath ihre krummen Finger nach etwas ausstreckt, was sie haben will, dann kriegt sie es auch. Immer. Wie ich darauf komme? Wer mir das erzählt hat? Vielleicht Denis Keane selbst, vor langer Zeit. Aber Denis Keane, den hat sie nicht gekriegt. Oder doch? Sie antworten nie direkt, diese Iren. Sie spinnen eine dramatische Geschichte zusammen und schleichen wie die Katze um den heißen Brei. Iren sind mitreißende Fabulierer, die einen so betören, daß man vergißt, was man eigentlich wissen wollte. Oder besser gesagt, man will die Antwort gar nicht mehr hören. Daß ich Fiona McGrath leicht finden konnte, war kein Wunder. Sie arbeitet immer noch in demselben alten Hotel in Foulksmills. Das Hotel ist in den vergangenen vierzehn Jahren wunderschön restauriert worden, und meiner Meinung nach hat Fiona dort jetzt alle Fäden fest in der Hand. Doch natürlich war ich nicht auf der Suche nach ihr, sondern nach Denis Keane, dem Helden meiner Vergangenheit. Durch seine lyrischen, schamlosen Postkarten hatte er mich lange genug an seine Existenz erinnert. Seinetwegen war ich also in Irland, wenn auch, ehrlich gesagt, etwas widerstrebend. Irland ist ein schönes Land, ein magisches Land, aber wenn es nach mir gegangen wäre, wäre ich nie mehr hingefahren. Wenn die Postkarten einfach weiter gekommen wären, hätte ich wahrscheinlich die Finger davon gelassen. Den Herzensergüssen, die mir heute noch die Schamröte ins Gesicht treiben, wenn ich sie mir in Erinnerung rufe, fügte Denis Keane jedesmal einen treuherzigen Satz über seine Pferde und die Erfolge hinzu, die er mit ihnen erzielt hatte. Die Pferde, die ich gut gekannt hatte. Doch kein Wort mehr über unsere Easter Rising. Wohl über ihren Sohn April Pool, der ab seinem zweiten Lebensjahr mit Denis Keane zusammen alles gewann, was man gewinnen konnte. Die Leistungen von Denis und April Pool konnte ich eine Weile sogar im Fernsehen verfolgen, beide waren jahrelang Lieblinge des Publikums auf internationalen Turnieren. Es ist vierzehn Jahre her, daß ich Denis kennenlernte. Ich hatte mir schon kurz danach verboten, mich allzu häufig an unsere Begegnungen zu erinnern. Sie durften mich nicht zu sehr beschäftigen. Es hatte auch keinen Sinn, daran zurückzudenken.“

 

 
Helga Ruebsamen (Batavia, 4 september 1934)
 

Lees verder “Helga Ruebsamen, Antonin Artaud, René de Chateaubriand, Constantijn Huygens, Richard Wright, Mary Renault”