Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hella Haasse is vandaag precies drie jaar geleden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

In deze zeeën die ik mij verkoos

In deze zeeën die ik mij verkoos,
lig ik verdronken, eindeloos
diep op den bodem, zonder wil.
Het water boven mij staat stil.

Zo ben ik in een transparanten doos
geklonken, ver van storm en hoos
stortzee en vloed – mijn hart doet pijn,
het wil een snelle zeemeeuw zijn,

een zil’vren vis, beweeg’lijk in den stroom.
Maar als een anemoon, die loom
om donker water wiegt en deint
en aan het eigen spel verkwijnt,

sta ik geworteld in vervloekte rust,
van tij noch keertij mij bewust,
diep op den bodem zonder wil.
Het water boven mij staat stil.

 

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, William Rose Benét

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Het woud der verwachting

“Dicht tegen elkaar aangedrukt naderden de paarden trappelend en struikelend door de diepe modder in het laagste gedeelte van de vallei. Maar nu stormden uit de bossen op de helling voor Maisoncelles méér boogschutters te voorschijn, die daar tot dit doel in hinderlaag gelegen hadden. De ruiterij, door een regen van pijlen in de flank getroffen, leed zware verliezen; van meer dan duizend ruiters bereikten maar enkele honderden de smalle terreinstrook tussen de beide legers. De gewonde, dodelijk verschrikte paarden gehoorzaamden hun berijders niet meer. Zij steigerden briesend zijwaarts op de rijen geharnaste ridders in en stichtten daar meer onheil dan de Engelsen teweeggebracht hadden. Mannen en dieren tuimelden over elkaar heen, tussen staal en staal werden lichamen vermorzeld.
(…)

Het kostte Charles, nu hij Boucicauts gezelschap moest missen, grote moeite de lange dagen zonder aanvallen van zwaarmoedigheid en wanhoop door te komen. Te Westminster en Windsor had men hem en zijn lotgenoten nog wat vertier toegestaan, een valkenjacht, wandelingen in nevelige, bladerloze parken, ritten te paard. Maar de Tower was een doolhof van dikke, stenen muren; er groeide wat gras op de binnenplaats, er stond een enkele boom. Hij had horen vertellen dat op die plek terechtstellingen plaatsvonden. ‘Daarom blijft het gras hier kort en bruinachtig,’ zei Richmont. ‘De grond is verzadigd van bloed.’
Charles kwam overigens niet veel op de binnenplaats. Het lopen in de kille, vochtige lucht stemde hem zo mogelijk nog somberder dan het verblijf in zijn kamer.”

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)
Borstbeeld door Ellen Wolff voor de Openbare Bibliotheek, Amsterdam

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, William Rose Benét”

Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

 

 De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is vandaag precies twee jaar geleden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

Uit: Oeroeg

 

“Oeroeg en ik, spelend en op speurtocht in de wildernis – Oeroeg en ik, gebogen over ons huiswerk, over postzegelverzamelingen en verboden boeken – Oeroeg en ik, onveranderlijk samen, in alle ontwikkelingsstadia van kind tot jonge man.

(…)      

 

…maar hoe kon ik in weinig woorden uitleggen wie en wat Oeroeg was? Oeroeg was mijn vriend, vrijwel sinds mijn geboorte het enige levende wezen in mijn omgeving met wie ik iedere fase in mijn bestaan, iedere gedachte, iedere gewaarwording gedeeld had. En dat niet alleen. Oeroeg was meer. Oeroeg betekende – hoewel ik dat toen niet onder woorden kon brengen – het leven op en om Kebon Djati, de bergtochten, het spelen in de tuinen en op de stenen in de rivier, het reizen met de trein, het schoolgaan – het abc van mijn kinderleven.”

(…)

 

“Ik had bij deze mensen nooit het gevoel een buitenstaander te zijn, integendeel. Zelfs in die vervallen desawoning, op een modderig stuk erf, voelde ik mij meer op mijn gemak dan in de holle, schemerdonkere kamers van ons huis. Als ik, na afloop van zo’n bezoek, met Oeroeg de steenachtige weg naar de onderneming afdaalde, scheen het me toe, als had ik afscheid genomen van mijn eigen familie.”

(…)

 

“Ik zei dat ik niet naar school wilde, indachtig aan het stilzitten en ondervragen. Mijn moeder somde de geneugten van mijn toekomstige staat op, maar het vooruitzicht van te leren lezen, rekenen en schrijven had voor mij weinig aantrekkelijks. ‘Gaat Oeroeg mee?’ vroeg ik, toen zij uitgesproken was. Mijn moeder zuchtte. (…) ‘Wees toch niet zo dom. Oeroeg is immers een inlandse jongen.’ ‘Hoeft hij niet naar school?’ hield ik vol. Mijn moeder stond op en kuste mij vluchtig op de wang. ‘Misschien wel,’ zei ze vaag. ‘Naar een ander soort van school, natuurlijk. Ga nu slapen. (…) Je moet nu niet meer in de kampong gaan spelen,’ zei ze, op de wat geprikkelde nerveuze toon die naderende hoofdpijn aankondigde. ‘Je vader heeft het niet graag. Laat Oeroeg hier komen, als je dat prettig vindt. Slaap wel.’”

 

 

 

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit: Doodijs en hemelsteen (Over W. F. Hermans)

“De kracht van De donkere kamer van Damocles (1958) schuilt in de geraffineerde wijze waarop Hermans speelt met de mogelijkheden van de verhouding Osewoudt-Dorbeck. Osewoudt wórdt zijn tegenvoeter, maakt zichzelf tot de zowel bewonderde en benijde, als heimelijk gevreesde en zelfs gehate Dorbeck, het handelende, indrukwekkende negatief van hemzelf. Hij kan dat omdat het imago van de zelfbewuste officier, die in oorlogstijd het recht en de plicht heeft te doden, al in hem bestond als wensdroom, gevoed door zijn eigen gevoel van onmacht en zijn minderwaardigheidsbesef. Osewoudt is de moordenaar die door de omstandigheden de kans krijgt misdaden te plegen welke men eventueel als heldenfeiten zou kunnen interpreteren. Naïef ervaart hij, na de bevrijding, dat hij verdacht wordt van verraad. Door Dorbeck te worden dacht hij de mislukkeling Osewoudt in zichzelf te verstikken. Als hij later inziet dat hij Dorbecks bestaan – onafhankelijk van hemzelf – niet bewijzen kan, vlucht hij in paniek, wordt neergeschoten. De ingewikkelde, illegale acties waarbij Osewoudt/Dorbeck betrokken is, doen denken aan een vergroting van de ondoorzichtige situatie aan het einde van ‘Een ontvoogding’, die Bahloul de kans biedt zich van Mohammed te ontdoen, en dan zelf de plaats van Mohammed in te nemen.

Wat een man van zichzelf verwerkelijkt, schijnt ten nauwste samen te hangen met de rol die de vrouwen in zijn leven vervullen. Arthur in De tranen der acacia’s leeft, zoals zijn oorspronkelijke achternaam Muttah al suggereert, in de ban van dominerende vrouwen als zijn grootmoeder en zuster, tot hij zich in de verhouding met Andrea voor het eerst bewust wordt van zijn mannelijkheid en zijn ambities. De vrouwen die het bestaan van Osewoudt bepalen, zijn krankzinnige moeder en de oudere nicht met wie hij getrouwd is, moet hij kwijt om Dorbeck te kunnen zijn. Marianne, de uit zelfbehoud geblondeerde joodse geliefde van Osewoudt in zijn donkere Dorbeck-gedaante (zij is het ook die hem in haar rol van kapster letterlijk ‘zwart maakt’, en hem in haar omarming een ongekende gewaarwording van viriliteit schenkt), verdwijnt uit zijn leven wanneer hij weer zijn Osewoudt-gedaante aanneemt.”


Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce”

Herinnering aan Hella Haasse

Herinnering aan Hella Haasse

 

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is vandaag precies een jaar gelden overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

 

Uit: De ingewijden

“Tussen akkers en een paar wijngaarden door, kwam hij in het dorp waar hij schoolging, een groep wltgekalkte huizen rondom een plein met een kerk, een kapheneion, een slachthal en een winkel waar levensmiddelen en huisraad werden verkocht. Er was daar ook een halte van de autobus die eenmaal per dag heen en weer reed van Iraklion naar Timbaki aan de baai. ’s Zomers, wanneer er in de kerk les gegeven werd, kon Niko door de openstaande deur aankomst en vertrek van de bus omstreeks het middaguur zien. Al geruime tijd van te voren verzamelden zich mensen die mee wilden rijden op het plein, met manden en zakken en bundels. Zodra de rammelende verveloze bus in een stofwolk door de dorpsstraat naderde, stoof alles naar de kant van de weg; uit het kapheneion werd de post aangedragen, passagiers stapten in en uit, zij die boodschappen mee te geven hadden verdrongen zich om de bestuurder. Niko zat tussen de andere kinderen in de kerk, op voor het begin van de lessen her en der in het dorp geleende stoelen, of bij gebrek aan voldoende zitplaatsen, op de grond, in de hoek die voor de school was vrijgemaakt, zo ver mogelijk van het ikonostasion verwijderd. De versierselen aan het hekwerk en de koperen en zilveren lampen aan lange kettingen, blonken in het halfdonker. Mensen, meest vrouwen, liepen in en uit, soms kwam de pappas even binnen door een zijdeur. De kinderen zaten dicht op elkaar, zij die geen tafeltje of bankje voor zich hadden, schreven op hun knieën of legden het papier vóór zich op de grond. Wie een stoel had kunnen bemachtigen keek neer op de geschoren ronde hoofden van de anderen, die op hun beurt uitzicht hadden op blote vuile voeten op de stoelsporten. De onderwijzeres, een verlegen meisje uit Athene, dat in het dorp met gemengde gevoelens werd beschouwd – kon men lesgeven eigenlijk met een gerust hart toevertrouwen aan een vrouw? – hield toezicht, verbeterde fouten, verdeelde de handvol leesboeken die de school bezat, zei urenlang geduldig regel voor regel de gedichten en prozastukken op die de kinderen uit het hoofd moesten leren. Het rook in de kerk naar wierook en takjes basilicum en naar langgedragen kleren”

.

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, Kees Torn, James Joyce, Eriek Verpale

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

 

Uit: Inkijk

“De hoofdpersoon van Het martyrium (Die Blendung), dr. Peter Kien, ‘geleerde en bibliothecaris’, een sinoloog van wereldreputatie, dwangmatig ordelievend en punctueel, een mensenhater, altijd op zijn hoede ten opzichte van hen die hij ‘de mensen der menigte’ noemt, de massa, die hij gevaarlijk acht omdat zij geen ontwikkeling en geen verstand heeft, leeft letterlijk verschanst binnen de Chinese muur van zijn boeken, zijn prive-bibliotheek. Zijn blindzijn voor de werkelijkheid is de zwakke plek waardoor duivelse hardnekkige domheid zijn wereld binnen dringt in de gedaante van Therese, de huishoudster, belichaming van de materie, de grove zinnelijkheid, de gevreesde massa. Kien loopt te pletter op de Chinese muur van haar cirkelvormig gesteven rok. Haar hebzucht en nieuwsgierigheid en zijn volstrekt subjectieve interpretatie van het begrip ‘leren’ brengen hen tot elkaar. Voor Therese is leren identiek aan ‘mores leren’ volgens fatsoens. en gezagsnormen die de domme massa regeren, en voor Kien is ‘leren’ alleen kennis vergaren uit boeken. Hij geeft aan deze beginnelinge in de cultuur, de draagster van de voor hem zo angstwekkende rok, het enige boek te leen waarvoor hij zich heimelijk schaamt, De broek van Herr von Bredow. Voor Therese is de broek echter symbool van het heiligste, van hem die de broek aanheeft, de door de hysterische oude juffrouw zo vurig begeerde man. Als een priesteres aan een altaar legt zij de beduimelde roman op een fluwelen leeskussen, trekt zij witte handschoenen aan voor zij de bladzijden omslaat. Deze magie-rondom-de-broek legt Kien uit als uitzonderlijke eerbied-voor-het-boek, met verschrikkelijke gevolgen. Het huwelijk met Therese zal regelrecht leiden tot zijn ondergang en die van zijn geliefde bibliotheek. Kien, de eenling, die geen contact, geen aanraking duldt, wil noch kan overgaan tot ‘gemeenschap hebben’. Het is hem niet om een vrouw te doen, maar om een moeder voor zijn boeken. Therese kent nu zijn zwakke plek, zij gaat zijn angst voor hem letterlijk te gelde maken. Kien roept de bescherming in van de conciërge van het flatgebouw, de ex-politieman Benedikt Pfaff, een sentimentele sadistische bruut die zijn vrouw en dochter misbruikt en doodgeranseld heeft, en zich nu uitleeft op bedelaars en op huurders die in gebreke blijven.”

 

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, Kees Torn, James Joyce, Eriek Verpale”

In Memoriam Hella Haasse

In Memoriam Hella Haasse

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse is gisteravond in haar woonplaats Amsterdam na een kort ziekbed overleden. Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië. Zie het bericht op Trouw.nl ook alle tags voor Hellas Haasse op dit blog .

Uit: De scharlaken stad

“Soms dreef onhoudbaar verlangen naar frisse lucht hem naar buiten. Hij liep rond door de straten van Florence zonder te weten waar hij zich bevond of wat er om hem heen gebeurde. Hij hoorde klokken luiden, merkte de gloed van avond- of ochtendhemel op, hij had het koud of warm, hij herkende de vertrouwde omtrekken van bepaalde gebouwen. Een enkele maal ging hij welbewust naar een plek buiten de stadsmuren, in de richting van Fiesole, of voorbij San Miniato, om de brede golvende lijnen van het landschap in zich op te nemen. Zijn lichaam, zijn handen vonden een ogenblik rust. Maar nooit en nergens rust voor zijn gedachten. Zijn lichaam, zijn handen, slaven in dienst van de slaven die Julius’ mausoleum zouden schragen. Zijn geest vluchtte in visioenen van het werk waar hij nu naar verlangde als naar de eeuwige gelukzaligheid zelf.- het Medici-monument in San Lorenzo. Wat hij niet had kunnen vinden vóór hij naar Rome ging, de zin en dus de uiteindelijke vorm van die compositie, zag hij nu voor zich met bovenaardse helderheid. Een antwoord op de roep die jaren lang in hem weergalmd had, Adam sta op. Uit het leven over het geheim van de dood heen opstaan naar de eeuwige waarheid. Opstaan uit de kerker die het lichaam is, opstaan uit de macht van het onverbiddelijke lot, opstaan uit de dwang van ruimte en tijd, naar het waarachtige leven van de ziel. Het bestaan op aarde, een droom. Daarna, het verwonderd wakker worden in de dag, in de helderheid van de wereld der ideeën.”

Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Monica Camuglia, Michel Marc Bouchard

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009 en ook mijn blog van 2 februari 2010.

Uit: De scharlaken stad

„Hij wist nauwelijks hoeveel maanden er waren voorbijgegaan sinds zijn terugkeer in Florence. Hij had zich ingegraven in het werk, zoals een mol zich ingraaft in zijn onderaardse koker. Hij was blind en doof voor de buitenwereld. Toen hij, in Rome, onder het vaderlijk knikken en aanmoedigend gesticuleren van paus Clemens, tenslotte zijn handtekening zette onder het nieuwe contract met de heren Della Rovere, had hij beseft dat hij zichzelf onherroepelijk veroordeelde tot dwangarbeid. Hij was bereid slaaf te zijn, niets dan slaaf, verbeten te zwoegen aan zijn taak. Hij wist wel dat hij zich nooit bevrijd zou voelen van schuld vóór die taak beëindigd was. Maar waarom werd hem niet de genade gegund ongestoord te volbrengen wat hij zijn plicht achtte, ongestoord te boeten voor een oud verzuim? In een slotwoord, vóór de audiëntie beëindigd werd, had de paus het vonnis over hem uitgesproken, luid: ‘Het grafmonument wordt voltooid, heren, dat staat nu vast, onze waarde kunstenaar hier heeft het zojuist zwart op wit bevestigd, nu is deze onaangename kwestie wel uit de wereld hopen wij,’ en, fluisterend, alleen voor hém verstaanbaar: ‘maar vergeet intussen het werk aan de Medici-kapel niet, ik reken erop dat u zich ook houdt aan het contract dat u met mij gesloten hebt.’

Sindsdien weer die innerlijke verscheurdheid waarbij ieder ander leed in het niet verzonk. In zijn dromen rees Julius’ mausoleum voor hem op, gezwollen tot geweldige afmetingen, een groep van gestalten reikend tot in de wolken, Mozes, Paulus, Rachel en Lea, giganten van marmer, omhoog gestoten door de aarde zelf, zoals gebergten ontstaan. Langs de plooien van hun gewaden, reusachtige stenen riffen, trachtte hij omhoog te klimmen. een mier, een pover zwak wezen op trillende poten, hoger, hoger, tot waar de personificaties van hemel en aarde de sarcofaag hieven waarin zijn kwelgeest sliep, Julius, wiens hoogmoed hem dit had aangedaan. De macht van die paus-veroveraar verheerlijken, meer dan tien jaren na diens dood, op een tijdstip dat het pauselijk gezag een aanfluiting was en de veroverde gebieden beefden voor de komst van een nog gevreesder vijand – dat scheen hem méér dan dwaasheid, een smaad, een leugen.“

 


Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

Lees verder “Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Monica Camuglia, Michel Marc Bouchard”

Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Michel Marc Bouchard

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

Uit: Heren van de thee

„Verborgen in de diepten van het woud ruiste een waterval. Zij gingen op het geluid af en kwamen bij een stroom die breder en woester was dan de andere riviertjes. Hij begreep dat dit de Tjisondari moest zijn; de steile oever aan de overkant leek hem de natuurlijke grens van de plantage. Maar Djengot, die de omgeving kende, hield vol dat dit niet zo was. Zij liepen langs de Tjisondari totdat zij een plek vonden waar zij wadend en springend van steen op steen konden oversteken. Inderdaad ontdekte hij nog oude tuinen waarvan hij het bestaan niet had vermoed, en enkele min of meer open plekken die geschikt leken voor nieuwe veldjes.
Het liefst was hij dadelijk naar de top van de Goenoeng Tiloe geklommen, om vandaar de omvang van zijn gebied te kunnen schatten – nog had hij geen flauw idee hoe hij de grenzen van de her en der over de berghelling verspreide koffietuinen in kaart moest brengen. Landmeten zou zijn eerste taak zijn. Hij had daar echter deskundige hulp bij nodig. De talloze ravijnen, onbruikbaar voor aanplant, vormden moeilijk te becijferen enclaves.

(…)

Er trok een wolk voor de zon, de eerste van de gestaag rijzende wal die later in de middag in een stortbui uiteen zou breken. Dat het op Gamboeng zo vaak en zo hevig zou regenen, had hij niet voorzien. Die regen en de eenzaamheid (hij had nu in bijna drie maanden geen woord Nederlands gehoord of gesproken) waren de schaduwzijden van zijn Eldorado. Hij dacht soms met een vleug zelfspot aan de grenzeloze verrukking die hem had bevangen toen hij voor de eerste maal op de bergkam stond. Nog beleefde hij dergelijke ogenblikken van puur geluk, wanneer na noodweer bij de uitgang van het druipende oerwoud, of ’s ochtends als hij zijn deur opendeed, het grandioze panorama van de Pantjoer, de Patoeha en de Tambagroejoeng zich voor hem ontvouwde, de Gedeh op de achtergrond, in schakeringen van blauw en violet zichtbaar was, terwijl vlakbij de drietoppige Goenoeng Tiloe zich machtig verhief. Hij ervoer telkens weer dat dit landschap – al meende hij het nu beter te kennen omdat hij het in alle richtingen doorkruist had – zich als het ware terugtrok in een niet te doorgronden eigen bestaan. Hij begreep ook waarom voor de mensen die hier woonden elke boom, steen en bergstroom bezield was, een wezen met een naam, een bijzondere macht.“

Hella_Haasse

Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

De Ierse schrijver James Joyce werd geboren in Dublin op 2 februari 1882. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en mijn blog van 16 juni 2006 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

Uit: A Portrait of the Artist as a Young Man

“Et ignotas animum dimittit in artes.”
ovid, metamorphoses, viii., 18.

ONCE UPON a time and a very good time it was there was a moocow coming down along the road and this moocow that was down along the road met a nicens little boy named baby tuckoo. . . .
His father told him that story: his father looked at him through a glass: he had a hairy face.
He was baby tuckoo. The moocow came down the road where Betty Byrne lived: she sold lemon platt.
O, the wild rose blossoms
On the little green place.
He sang that song. That was his song.
O, the green wothe botheth.
When you wet the bed, first it is warm then it gets cold. His mother put on the oilsheet. That had the queer smell.
His mother had a nicer smell than his father. She played on the piano the sailor’s hornpipe for him to dance. He danced:

Tralala lala,
Tralala tralaladdy,
Tralala lala,
Tralala lala.

Uncle Charles and Dante clapped. They were older than his father and mother but Uncle Charles was older than Dante.
Dante had two brushes in her press. The brush with the maroon velvet back was for Michael Davitt and the brush with the green velvet back was for Parnell. Dante gave him a cachou every time he brought her a piece of tissue paper.
The Vances lived in number seven. They had a different father and mother. They were Eileen’s father and mother. When they were grown up he was going to marry Eileen. He hid under the table.
His mother said:
—O, Stephen will apologise.
Dante said:
—O, if not, the eagles will come and pull out his eyes—

Pull out his eyes,
Apologise,
Apologise,
Pull out his eyes.

Apologise,
Pull out his eyes,
Pull out his eyes,
Apologise.

The wide playgrounds were swarming with boys. All were shouting and the prefects urged them on with strong cries. The evening air was pale and chilly and after every charge and thud of the foot-ballers the greasy leather orb flew like a heavy bird through the grey light. He kept on the fringe of his line, out of sight of his prefect, out of the reach of the rude feet, feigning to run now and then. He felt his body small and weak amid the throng of players and his eyes were weak and watery. Rody Kickham was not like that: he would be captain of the third line all the fellows said.“

James_Joyce_Statue

James Joyce (2 februari 1882 – 13 januari 1941)
Standbeeld in Zürich, Zwitserland

 

De Vlaamse dichter en schrijver Eriek Verpale werd geboren op 2 februari 1952 te Zelzate. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008 en ook mijn blog van 2 februari 2009.

 

Uit: Katse nachten

 

„Ik leg de hoorn neer, neem mijn sigaretten en begeef mij naar een aangrenzend vertrek (’t drukkerskot) alwaar ik haastig in De Standaard begin te bladeren. En daar staat het. In de nacht van eergisteren op gisteren is in de Brugse St-Lucaskliniek op 21-jarige leeftijd de veelbelovende Vlaamse dichter Jotie T’Hooft overleden. Een overdosis. Ik vouw de krant dicht en ga voor het raam staan: achter mijn rug hoor ik de Marchands ratelen, telefoons rinkelen en buiten worden lege goederenwagons gerangeerd. T’Hooft is dood.
Ik heb weinig van hem gelezen en ontmoet heb ik Jotie eigenlijk maar één keer: op een donkere namiddag in december, in Gent, op een of andere redactievergadering. Buiten was het al zo donker dat het wel leek alsof al het nacht was. Het redactielokaal was niet veel meer dan een krottig hok en ook daar was alles duister, zó duister dat ik bij de begroeting “Dag juffrouw” tegen Jotie zei. Ik hield hem voor een meisje. Maanden later stuurde hij nog een briefje waarin hij me in het Zwarte Huis uitnodigde om eens over de Baal Sjem Tov te spreken maar ik moest wel mijn eigen bokes meebrengen.
Ik ben nooit gegaan.“

 

Verpale

Eriek Verpale (Zelzate, 2 februari 1952)

 

De Zwitserse schrijfster Monica Camuglia werd geboren op 2 februari 1960 in St. Gallen. Zie ook mijn blog van 11 januari 2010.

 

Uit: IRRTUM 2012

 

Eine Stunde vor Mitternacht, das Jahr 2013 beginnt in 59 Minuten und 20 Sekunden. Steht dieses eine Jahr tatsächlich für den Beginn einer neuen Epoche?

Ein Glas Limoncello in der einen, eine Zigarette in der anderen Hand wiege ich in der Hängematte, die zwischen zwei weiß verputzten Säulen aufgespannt ist. Die beiden Säulen stützen auch das Dach der kleinen, liebevoll eingerichteten und fürsorglich gepflegten Veranda vor unseren beiden Schlafzimmern. Das Bistro und die acht Schlafräume der schmucken Pension sind auf vier verschiedene Terrassen verteilt und fügen sich so perfekt in die Wölbungen des Hanges, sodass ihre

Größe von außen betrachtet unterschätzt wird. Der steile Hang reicht vom
vulkanischen Grat bis hinab zum pechschwarzen Meer nach Filicudi Porto. Aus dieser etwas erhobenen Perspektive wirken die Schiffe auf dem Meer wie Spielzeug; und doch erreichen wir über den Fußpfad durch den Kakteenwald den Badestrand in zwanzig Minuten. Mein Blick schweift am Dach vorbei nach oben; der Himmel ist übersät mit funkelnden Punkten, nur der Mond versteckt sich noch hinter dem Krater. Sobald er zum Vorschein kommt, verwandelt sich das dunkle Wasser in einen Teppich goldener

Plättchen. Eines von der Sorte Wunder, die nur in der Poesie angemessen gewürdigt werden.

So wie es aussieht, muss ich um Mitternacht alleine auf das neue Jahr anstoßen. Nathan ist erschöpft und vor einer Stunde in einen tiefen Schlaf gefallen. Das ist völlig in Ordnung. Außerdem habe ich so ein fantastisches inneres Gefühl, das ich auch gut alleine auskosten kann. Morgen um elf werde ich das Schiff nach Hause nehmen und zu Lia, meiner Tochter zurück- kehren. Sie ist bei ihrem Vater in Zürich. Nathan bleibt noch ein paar Tage.”

 

 

Camuglia

Monica Camuglia (St. Gallen, 2 februari 1960)

 

De Canadese toneelschrijver Michel Marc Bouchard werd geboren op 2 februari 1958 in Saint Coeur-de-Marie, Quebec. Zie ook mijn blog van 2 februari 2009.

 

Uit: La Contre-Nature de Chrysippe Tanguay, écologiste

 

“Encore au lit? Debout! Il y a une heure que vous devriez être dans la grande salle en train d’y laver les planchers. Laïos, debout! Qui a couché avec vous? Qui a couché avec vous? Mon dieu! Quelle puanteur!v Quelle orgie! J’aurais les mains en sang que vous ne comprenderiez rien encore. Savez-vous ce que la Bible raconte à ce sujet? Diane/La Religieuse.

(…)

 

:”Quand la police est arrivée, y t’ont trouvé caché dans le placard. Y ont dessiné le profil d’Alice, ta femme, avec un craie. T’as pris la craie pis sur le profil, t’as dessiné les yeux, la bouche, les seins, le ventre d’Alice. T’as rajouté un pénis, des testicules, pis t’a écrit sur le ventre “Sébastien”. Après tu t’es mis à brailler devant ton chef d’oeuvre. Y a un photographe du journal où tu travaillais qu’y a mis sa main sur ton épaule pis y t’a dit; Braille pas chum, à c’t’heure, t’es une vedette!” LAÏOS.“

 

Michel_Marc_Bouchard

Michel Marc Bouchard (Saint Coeur-de-Marie, 2 februari 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Hella Haasse, James Joyce, Eriek Verpale, Michel Marc Bouchard, James Dickey, Xuân Diệu, Ayn Rand, Johann Ch. Gottsched, William Rose Benét, Gostan Zarian, Ludwig Eichrodt, Michael Öchsner

De Nederlands schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008.

Uit: Zelfportret als legkaart

 „Zodra de dag aanbreekt, meestal nog vóór het ogenblik waarop wij vanzelf opduiken uit de slaap, komt de kleine cavalcade uit de kinderkamer aan iedere vorm van geleidelijk ontwaken bij voorbaat paal en perk stellen. Twee paar snelle beentjes trappelen over het zeil, twee energieke kleine lichamen storten zich op ons. Ik houd mij slapende, maar zij laten zich niet voor de gek houden. Door mijn oogharen heen zie ik boven mij het onderzoekende waakzame gezichtje van de jongste: onder verwarde krullen breed voorhoofd, bolle wangetjes, twee blinkende bedrieglijk onschuldige ogen. Terwijl zij dromerig ea schalks tegelijk naar mij tuurt, als een van die barok-engeltjes bij wie zij in molligheid en buitelzucht niet achterstaat, knijptzij mij deskundig hard in mijn arm en eist: mamma opstaan, pap koken.

De oudste heeft een rutschbaan ontdekt, de dekenhelling tussen mijn opgetrokken knieën en het bed, en laat zich daar gillend van plezier met veel overbodig gespartel telkens opnieuw langs omlaagglijden. Er is geen ontkomen meer aan, wij moeten er iut. In de buizen van de waterleiding het ruisende en gorgelende geluid, signaal van ochtendacdviteit bij zij- en bovenburen. Op straat nadert het flessengerinkel van de melkboer. De kinderen trekken de overgordijnen open, melden dat de zon schijnt, dat er vogels in de tuin zitten. Het kleintje, wijdbeens voor de glazen deur, herhaalt tot in het oneindige de bezwerende tweetonige kreet in mineur die zij iedere ochtend tot de vogels richt: Duifie… kom nou…

Dit is het ogenblik waarop dromen en halfdromen verbannen, ideeën, visioenen en projecten die zich in de korte spanne tijds tussen slapen en waken op de voorgrond van het denken dringen, aandacht, vormgeving eisend, tijdelijk teruggewezen moeten worden. Nu komt, langzaam maar onafwendbaar, het oppermachtige mechaniek van de werkdag op gang, de motor die van pool tot pool door alle etmalen heen de menselijke bedrijvigheid aanzet. De vroege ochtend is nog chaos. In een onderdeel van een seconde moet de eerste beslissende slag geleverd worden om tegenzin en moedeloosheid, de afweerhouding van de onwillige geest voor de Sisyphus-arbeid die te wachten ligt, te overwinnen.“

 

haase

Hella Haasse (Batavia, 2 februari 1918)

 

De Ierse schrijver James Joyce werd geboren in Dublin op 2 februari 1882. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en mijn blog van 16 juni 2006 en ook mijn blog van 2 februari 2008.

Uit: Dubliners

 

“There was no hope for him this time: it was the third stroke. Night after night I had passed the house (it was vacation time) and studied the lighted square of window: and night after night I had found it lighted in the same way, faintly and evenly. If he was dead, I thought, I would see the reflection of candles on the darkened blind for I knew that two candles must be set at the head of a corpse. He had often said to me: “I am not long for this world,” and I had thought his words idle. Now I knew they were true. Every night as I gazed up at the window I said softly to myself the word paralysis. It had always sounded strangely in my ears, like the word gnomon in the Euclid and the word simony in the Catechism. But now it sounded to me like the name of some maleficent and sinful being. It filled me with fear, and yet I longed to be nearer to it and to look upon its deadly work.

Old Cotter was sitting at the fire, smoking, when I came downstairs to supper. While my aunt was ladling out my stirabout he said, as if returning to some former remark of his: “No, I wouldn’t say he was exactly . . . but there was something queer . . . there was something uncanny about him. I’ll tell you my opinion. . . .” He began to puff at his pipe, no doubt arranging his opinion in his mind. Tiresome old fool! When we knew him first he used to be rather interesting, talking of faints and worms; but I soon grew tired of him and his endless stories about the distillery.

“I have my own theory about it,” he said. “I think it was one of those . . . peculiar cases. . . . But it’s hard to say. . . .” He began to puff again at his pipe without giving us his theory. My uncle saw me staring and said to me: “Well, so your old friend is gone, you’ll be sorry to hear.”

“Who?” said I.

“Father Flynn.”

“Is he dead?”

“Mr. Cotter here has just told us. He was passing by the house.”

I knew that I was under observation so I continued eating as if the news had not interested me. My uncle explained to old Cotter.

“The youngster and he were great friends. The old chap taught him a great deal, mind you; and they say he had a great wish for him.”

“God have mercy on his soul,” said my aunt piously.”

 

james_joyce

James Joyce (2 februari 1882 – 13 januari 1941)
Standbeeld in Dublin

 

De Vlaamse dichter en schrijver Eriek Verpale werd geboren op 2 februari 1952 te Zelzate. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008.

 

Hoog bezoek

 

Er is altijd een zonderling
die mij wil spreken,
bijvoorbeeld als ik uien sta te bakken,
gezouten kaantjes of tout court spek.
Die zonderling is God.

Hij belt nooit aan.
Hij komt mijn keuken zomaar binnen,
neemt mij de pan uit de handen.
O Veni, Veni Creator!
Alles brandt aan.

Want God houdt niet van orde,
niet van regelmaat, heeft geen gezag.
De vlam in de pan. Precies zijn schepping:
te veel hartstocht en te weinig maat.

 

Verpale

Eriek Verpale (Zelzate, 2 februari 1952)

 

De Canadese toneelschrijver Michel Marc Bouchard werd geboren op 2 februari 1958 in Saint Coeur-de-Marie, Quebec. Hij studeerde theaterwetenschappen aan de universiteit van Ottawa. Sinds zijn debuut in 1983 heeft hij al 25 stukken op zijn naam gebracht. Hij ontving o.a de Prix Journal de Montreal en de Prix du Cercle des critiques de l’Outaouais

 

Uit: Des Yeux de verre / Something In Their Eyes

 

“Les journalistes vont faire un maudit saut en me voyant. Le buffet va leur rester pris dans le gosier. « Chers journalistes… » Moi aussi, j’suis capable de parler à du monde qui sont pas là. « Chers journalistes, comme toutes les ptites filles, je veux me marier avec mon père. » Photos! Chers journalistes : « Je le veux! Pour le meilleur pis pour le pire pis disons que le pire est faite. Ça va être la première fois qu’une mariée va rentrer à l’église, pas au bras de son père, mais au bras de son futur mari, qui est son père!”

 

Bouchard

Michel Marc Bouchard (Saint Coeur-de-Marie, 2 februari 1958)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver James Dickey werd geboren op 2 februari 1923 in Atlanta, Georgia. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008.

 

The Dusk of Horses    

 

Right under their noses, the green

Of the field is paling away

Because of something fallen from the sky.

 

They see this, and put down

Their long heads deeper in grass

That only just escapes reflecting them

 

As the dream of a millpond would.

The color green flees over the grass

Like an insect, following the red sun over

 

The next hill. The grass is white.

There is no cloud so dark and white at once;

There is no pool at dawn that deepens

 

Their faces and thirsts as this does.

Now they are feeding on solid

Cloud, and, one by one,

 

With nails as silent as stars among the wood

Hewed down years ago and now rotten,

The stalls are put up around them.

 

Now if they lean, they come

On wood on any side. Not touching it, they sleep.

No beast ever lived who understood

 

What happened among the sun’s fields,

Or cared why the color of grass

Fled over the hill while he stumbled,

 

Led by the halter to sleep

On his four taxed, worthy legs.

Each thinks he awakens where

 

The sun is black on the rooftop,

That the green is dancing in the next pasture,

And that the way to sleep

 

In a cloud, or in a risen lake,

Is to walk as though he were still

in the drained field standing, head down,

 

To pretend to sleep when led,

And thus to go under the ancient white

Of the meadow, as green goes

 

And whiteness comes up through his face

Holding stars and rotten rafters,

Quiet, fragrant, and relieved.

 

 

Dickey

James Dickey (2 februari 1923 – 19 januari 1997)

 

De Viëtnamese dichter Xuân Diệu werd geboren op 2 februari 1916 in Gò Bồi, gemeente Tùng Giản. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007 en ook mijn blog van 2 februari 2008.

 

 

The Sea

 

I don’t deserve to be the ocean blue
But I want thee to be the white beach sand
The sandy beach stretching calmly its hue
Under the crystal sun.

 

The comely beach of yellow sand
Extending to the rows of pine
So dreamily and quietly
For eons by the roaring brine.

 

Let me be the clear turquoise swells
That kiss ceaseless thy yellow sand
The gentle kiss that softly dwells
The quiet kiss that has no end.

 

I will kiss thee again, again
From here clear to eternity
Till none of this wide world remains
Before my heart can beat calmly.

 

There’re times when I would fain surge in
As if to crush thy edges dear
It’s when my billows roar passion
To drown thee in ceaseless love sheer.

 

I don’t deserve to be the ocean blue
But want to be the turquoise sea
To sing eternal songs by thee
In endless love for dear thee true.

 

So when the foam comes boiling white
And wind gusts in from everywhere,
Insatiably I’ll kiss with might
‘Cause I love so thy sand edge bare.

 

 

Vertaald door Thomas D. Le

 

XuanDieu

Xuân Diệu (2 februari 1916 – 18 december 1985)

 

De Amerikaanse schrijfster van Russische komaf Ayn Rand (eig. Alissa “Alice” Zinovievna Rosenbaum) werd geboren in Sint-Petersburg op  2 februari 1905. Zie ook mijn blog van 2 februari 2007

Uit: The Fountainhead

Our country, the noblest country in the history of men, was based on the principle of individualism. The principle of Man’s inalienable rights. It was a country where a man was free to seek his own happiness. To gain and produce, not to give up and renounce. To prosper, not to starve. To achieve, not to plunder. To hold as his highest possession, a sense of his personal value. And as his highest virtue, his self-respect. Look at the result. That is what the collectivists are now asking you to destroy. As much of the earth has been destroyed. I am an architect. I know what is to come by the principle on which it is built.

We are approaching a world in which I cannot permit myself to live. My ideas are my property. They were taken from me by force, by breach of contract. No appeal was left to me. It was believed that my work belonged to others – to do with as they pleased. But they had a claim upon me, without my consent. That it was my duty to serve them, without choice or reward. Now you know why I dynamited Cortlandt. I designed Cortlandt. I made it possible. I destroyed it. I agreed to design it for the purpose of seeing it built as I wished. That was the price I set for my work. I was not paid.“

 

Rand_Ayn

Ayn Rand (2 februari 1905 – 6 maart 1982)

 

De Duitse schrijver Johann Christoph Gottsched werd geboren in Juditten (bij Koningsbergen) op 2 februari 1700. Hij hervormde het theater in classicistische zin: met name het drama is op zijn instigatie een hoog ontwikkelde kunstvorm geworden. Hij was de zoon van een protestants dominee en studeerde theologie en filologie. In 1724 verhuisde hij naar Leipzig; vanaf 1730 werkte hij er als professor aan de universiteit, alwaar hij de filosofie van Christian Wolff onderwees, alsmede logica en poëtica. Hij leidde van de ideeën van Wolff een regelsysteem voor het theater af, dat hij in 1730 publiceerde als Versuch einer Critischen Dichtkunst vor die Deutschen. Hiermee oogstte hij een aantal jaren grote belangstelling: de grondgedachte was dat een toneelstuk, en de dichtkunst in het algemeen, een afspiegeling van de realiteit moet zijn. Dit, op zijn beurt, hield een radicale zuivering van alle barokke elementen in, ten gunste van een bijzonder rigoureuze aristotelische eenheid van plaats, handeling en tijd.

 

Uit: Sterbender Cato

 

Cato
Prinzessin, diese Stadt kann Eure Zuflucht sein,
Selbst Cato schließet sich in ihre Mauren ein.
Rom seufzet, und es steht das Capitol in Flammen!
Hier zieht die Freiheit noch die letzte Kraft zusammen,
Mit der die Republik gewiß zugrunde geht,
Und wenn sie einmal fällt, wohl niemals aufersteht.
Das beste Kriegesvolk hat sich hieher gezogen;
Doch ist uns sonderlich die Tugend selbst gewogen:
Sie schützet Turn und Wall, ja selbst die Billigkeit
Scheut hier die Waffen nicht und folgt uns in den Streit.
Hier laß ich unsern Rat noch einst zusammenkommen;
An Anzahl hat er zwar sehr merklich abgenommen:
Doch an der Hoheit nicht, so ihm die Tugend gibt,
Die mehr ein redlich Herz als Glanz und Ansehn liebt.
Hier können Könige noch eins so sicher wohnen,
Als wo man sie verehrt, als auf den höchsten Thronen.
Das Recht beschützt Euch selbst; drum dämpfet Gram und Pein
Und bauet nur, wie Rom, hinfort auf mich allein.
Mein Schicksal lenkt mich stets, die Bosheit zu bestreiten,
Und sollt ich mir dadurch mein eigen Grab bereiten!

Arsene
Nein, Herr, ich bitte, gebt der Ahndung kein Gehör!
Das höchstbedrängte Rom braucht so ein Haupt noch mehr,
Denn zweene können itzt nicht wohl entbehret werden,
Im Himmel Jupiter und Cato hier auf Erden.
Wiewohl, es kömmt vielleicht Pharnaz in kurzem her;
Darum entfern ich mich.
Sein Anblick fällt mir schwer.

gottsched
Johann Ch. Gottsched (2 februari 1700 – 12 december 1766)

 

De Amerikaanse dichter en uitgever William Rose Benét werd geboren op 2 febrari 1886 in Fort Hamilton, Brooklyn, New York. Hij studeerde aam Yale University, waar hij de Yale Record en Yale Courant  uitgaf. Na WO I begon hij te werken voor The Nation’s Business, vanaf 1920 voor de New York Evening Post waarvoor hij samen met anderen de Literary Review en de Saturday Review of Literature bedacht.

Mad Blake

 

Blake saw a treeful of angels at Peckham Rye,

And his hands could lay hold on the tiger’s terrible heart.

Blake knew how deep is Hell, and Heaven how high,

And could build the universe from one tiny part.

Blake heard the asides of God, as with furrowed brow

He sifts the star-streams between the Then and the Now,

In vast infant sagacity brooding, an infant’s grace

Shining serene on his simple, benignant face.

 

Blake was mad, they say, — and Space’s Pandora-box

Loosed its wonders upon him — devils, but angels indeed.

I, they say, am sane, but no key of mine unlocks

One lock of one gate wherethrough Heaven’s glory is freed.

And I stand and I hold my breath, daylong, yearlong,

Out of comfort and easy dreaming evermore starting awake, —

Yearning beyond all sanity for some echo of that Song

Of Songs that was sung to the soul of the madman, Blake!

 

benet

William Rose Benét (2 februari 1886 – 4 mei 1950)
Portret door Luis Quintanilla

 

 

De Armeense schrijver  Gostan Zarian werd geboren op 2 februari 1885 in Shemakha, voormalige hoofdstad van Azerbeidzjan. Hij werd in 1895 door familie naar de College Germain in Asniere, nabij Parijs, gestuurd. Hij zette zijn studies voort in Brussel, waar hij al in het Frans en het Russisch publiceerde en uiteindelijk van Emile Verhaeren het advies kreeg in het Armeens te gaan schrijven. Ook daarna heeft hij buiten de Kaukasus gewoond om zo nu en dan alleen op vakantie terug te keren naar zijn geboorteland Azerbaijan en zijn moederland Armenie. Tussen 1925 en 1963 leidde hij een nomadisch bestaan tussen plaatsen als Parijs, Rome, Florence, het eiland Korfu, het eiland Ischia en New York. In 1963 keerde hij definitief terug naar het toenmalige Sovjet Armenie waar hij nog een boek schreef dat gecensureerd werd gepubliceerd (The Ship on the Mountain).

Uit: The Ship On The Mountain (Vertaald door Shant Norashkharian)

 

As he was coming down he stopped in front of the ancient church which stood above the monastery.

What a miracle it was, that this temple still remained standing! Built on the foundations of a former pagan altar, from the first centuries of Christianity, it had witnessed fierce, dreadful centuries loaded with events and eras molded with iron blood. Dead were great nations, gone were peoples and races, yet it had remained standing.

Unmaintained, orphaned, miserable.

A twisted roof, stones emptied of their cement and eaten by seasons. The broken windows were full of mislaid stones, the doors destroyed, the rafters fallen down.

It was a poor silhouette. A soul beggar.

Inside a few candles were shimmering. Herian, whose attention and mind were directed downward, where Zvart was, wanted to pass by the church in a hurry, but did not, and instead stopped in front of the door and without negotiating with himself, entered inside.

As if someone was calling him.

The church was empty. Humid, cold. There was the smell of honey-candle and putrid vegetation. He stood in front of the altar, the only lighted area. A large Bible with yellowed pages sat open. Small candle-holders supported dripping candles. The murky lights of the flames were disturbing the surrounding darkness by throwing large shadows.”

 

zarian-kostan

Gostan Zarian (2 februari 1885 – 11 december 1969)

 

De Duitse dichter Ludwig Eichrodt werd geboren op 2 februari 1827 in Durlach bij Karlsruhe. Sinds 1845 studeerde hij in Heidelberg en Freiburg rechten, filosofie en geschiedenis. In 1871 werd hij in Lahr Oberamtsrichter. Samen met zijn studievriend Adolf Kußmaul schiep hij de figuur van de Schwabische dorpsschoolleraar Gottlieb Biedermeier voor wie „seine kleine Stube, sein enger Garten, sein unansehnlicher Flecken und das dürftige Los eines verachteten Dorfschulmeisters“ het hoogste geluk op aarde betekenen. Naar deze figuur is een een hele periode in de kunst- en literatuurgeschiedenis genoemd: De Biedermeier.

 

 

Der Kunstdichter

 

Auf das Sonett ein nett Sonett zu machen,

Darauf verfallen wird alsbald ein Dichter,

Sofern ihm sonst nichts beifällt, und der Richter

Wird leicht bestochen durch die Siebensachen.

 

Die guten Freunde halten schon das Lachen,

Gerne zufrieden ist das Zunftgelichter,

Das, selbstbeseelt vom Nürenberger Trichter,

Unendlich fühlt, es könn’ es auch so machen.

 

So den Beruf zur Dichtung aufzuzeigen,

Muß ich nur schnelle das Sonett besingen,

Jedoch ich glaub’, ich darf sofort schon schweigen;

 

Ist Alles doch bekannt, was mag entflammen,

Gottlob, die Form schon stutzet uns die Schwingen,

Auch sind die vierzehn Zeilen jetzt beisammen.

 

nach_eichrodt

Ludwig Eichrodt (2 februari 1827 – 2 februari 1892)

 

De Duitse dichter en leraar Michael Öchsner werd geboren op 2 februari 1816 in München. Hij is vooral bekend gebleven als tekstschrijver van de oorspronkelijke hymne van Beieren uit 1860. Naast gedichten en liederen schreef hij schoolboeken en gaf hij een schoolkrant uit.

 

Für Bayern (Fragment)

 

Gott mit dir, du Land der Bayern,
Deutsche Erde, Vaterland!
über deinen weiten Gauen
ruhe Seine Segenshand!
Er behüte deine Fluren,
schirme deiner Städte Bau
und erhalte dir die Farben
Seines Himmels Weiß und Blau.

 

oechsner

Michael Öchsner (2 februari 1816 – 8 oktober 1893)