Het hondje (Hieronymus van Alphen), Willem Jan Otten, Horst Bingel

Bij Dierendag

 

A Special Pleader door Charles Burton Barber, 1893

 

Het hondje

Hoe dankbaar is mijn kleine hond
Voor beentjes en wat brood!
Hij kwispelstaart, hij loopt in ’t rond,
En springt op mijnen schoot.

Mij geeft men vleesch, en brood, en wijn,
En dikwijls lekkernij;
Maar, kan een beest zoo dankbaar zijn,
Wat wacht men niet van mij!

 

Hieronymus van Alphen
(8 augustus 1746 – 2 april 1803) Cover

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Jan Otten werd geboren in Amsterdam op 4 oktober 1951. Zie ook alle tags voor Willem Jan Otten op dit blog.

Hoe wij in de handpalm neergeschreven zijn…

Hoe wij in de handpalm neergeschreven zijn,
ik heb het nog niet grondig onderzocht.

Wel schat ik dat het om iets draadloos’ gaat.
Zodra het een van ons alhier te gortig wordt,

bijvoorbeeld in de basiliek de diepdemente vrouw
die, met een tissue en een eeuwigheid te laat,

geschilderd bloed poogt weg te vegen van een houten
wreef, dan gloeit van haar, die niets meer weet,

de naam op in de palm van de hand. Die voelt,
vermoedelijk, hoe koel van lieverlee zijn vlees,

hoe weinig zijn presentia reëel nog scheelt
van onderzodenklam en onverrijsbaar zijn,

en weet: dat ik besta is dat zij streelt.

 

Tegen de weemoed

Een karavaan voddenmannen
trekt al dagen klagend
langs het raam. Jaargetij
van stafrijm. De krant
die uit de schemering
de gang inglijdt is klam.
Commentaren vragen aandacht
voor de dodo, en je weet:
het is oktober. Valt een spin
het afwaswater in. Najaar,
vuurtje in de nevel, slaapje
van de luiheid, de wereld
wordt weer één, zelfs de spreeuwen
boven het station zijn onverdeeld,
waaiers, grandioos vertoon
van tucht, vereende turnsters
die zich voegen naar de beeltenis
van hun bejaarde leider: Weemoed,

vijand van de poëzie, de ogen
van de dichters zien alleen
hun eigen wimpers, druppels,
tranen mist, melancholie.

 

Hij krijgt de tijd

Tussen zijn aankomst en zijn gaan ontkwam
de tijd die nodig was geweest om te bestaan.
Zoveel wist hij. Maar onder aan het strandhotel
richtten zich de golven op en vielen neer.
Soms trad in deze buldering ineens een stilte in.
Het was alsof het eiland dan zichzelf vernam.

Dit is de tel waarin de tijd in haar geheel
opnieuw verstrijken kan. Hij kreeg de tijd!
Hij kreeg de eeuwigheid. Hij kreeg maar liefst
de zee net niet verzwolgen door de zee.

 

Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Buurt, uitwisselbaar

De buurt is
naar, we hebben veel gemeen
de liefde voor katten en honden
en het ongemak in de ochtend wanneer
in deze buurt
een mens sterft planten
ze bomen de dood
is niet zomaar iemand
gisteren de school was net uit
werd een jongen overreden
45 minuten lag hij
op de stoep als ik niet bang
was om op te vallen
zou ik de jongen
een deken hebben gebracht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn blog van 4 oktober 2018 en ook mijn blog van 4 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 4 oktober 2015 deel 2.

Gore Vidal, Horst Bingel

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook alle tags voor Gore Vidal op dit blog.

Uit: Point to Point Navigation: A Memoir

“But now, suddenly, I wanted to be not Puck, or even Mickey Rooney. I wanted to be the identical twin boys who played the prince and the pauper. I wanted to be myself, twice. I do not dare speculate upon what the school of Vienna — I refer, of course, to the Riding School — would make of this. But I don’t think that my response to the film was unusual, particularly if one were the actors’ age and so could easily identify with the notion of the two as really one and that one oneself, or with the general proposition that a palpable duplicate of oneself would be the ideal companion.
A current pejorative adjective is narcissistic. Generally, a narcissist is anyone better looking than you are, but lately the adjective is often applied to those “liberals” who prefer to improve the lives of others rather than exploit them. Apparently, a concern for others is self-love at its least attractive, while greed is now a sign of the highest altruism. But then to reverse, periodically, the meanings of words is a very small price to pay for our vast freedom not only to conform but to consume.
The childhood desire to be a twin does not seem to me to be narcissistic in the vulgar Freudian sense. After all, one is oneself; and the other other. It is the sort of likeness that makes for wholeness, and is it not that search for likeness, that desire and pursuit of the whole — as Plato has Aristophanes remark — that is the basis of all love? As no one has ever actually found wholeness in another human being, no matter of what sex, the twin is the closest that one can ever come toward wholeness with another; and, dare one invoke biology and the origin of our species, there is always, back of us mammals, doomed to die once we have procreated, our sexless ancestor the amoeba, which never dies as it does not reproduce sexually but merely — serenely? — breaks in two and identically replicates.
Anyway, I thought Billy and Bobby Mauch were cute as a pair of bug’s ears, and I wished I were either one of them, one of them, mind you. I certainly did not want to be two of me, as one seemed more than enough to go around even in a “famous” family. Yet doubleness has always fascinated me, as mirrors do, as filmed images do.
The plot is pure Shakespeare. It is also impure Samuel Clemens — or is he by now entirely Mark Twain? Certainly, he was obsessed by twins, and by the likeness of one to the other. But then what does his pen name mean? if it does not mean two or twain or twin? I often wonder what I might have become if Warner Brothers had filmed not The Prince and the Pauper but that blackest of American “twin” fables, Pudd’nhead Wilson.”

 

Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)
Portret door Juan F Bastos, 2006

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

 

Thanatos

Je blijft daar beneden op de bodem, het water houdt je vast
nu,
je geeft nooit op, dan redt de man zichzelf, duikt
gewoon op, schenkt zichzelf het leven, noemt
de prijs,
jij kunt het niet, jouw water, de zuigkracht in jou, zij
bestormen je borst, de marteling, alle zielen,
de buurman, ze sneden de huid van zijn lichaam,
je bedekt je oren
hij was het niet, niets kon hij doen, zijn ogen strak
gesloten,
je was nog nooit zo dicht bij de aarde, je smeekt, snel,
niemand kan dat verdragen, je hebt dat niet
gewild,
je gaat de weg alleen, zijn zwijgen, jouw stem, de
dood, de hoop vervliegt, geen hand, de gebeden,
koud, geen Te Deum, je helm omgedraaid,
we hebben niets gezien, het water neemt de doden op,
je blijft, je gaat vast niet dood, de slagbomen, dicht, hier
is geen rechtbank, de rozen, zwart,
wij, de graven, stevig gesloten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn blog van 3 oktober 2018 en ook mijn blog van 3 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 3 oktober 2015 deel 2.

Ludwig Begley, Horst Bingel, Peter Gosse, Lennart van Nieuwenhuijzen, Hendrik Groen

De Amerikaanse schrijver Louis Begley werd geboren als Ludwig Beglejter op 6 oktober 1933 in Stryj (toen Polen, tegenwoordig Oekraïne). Zie ook alle tags voor Louis Begley op dit blog.

Uit: Kill and Be Killed

“Solitude, the charm of Torcello, the island in the Lagoon of Venice on which I had taken refuge after I left New York City, almost daily contemplation in the basilica of the great mosaic of the Last Judgment, and, above all, time had done their work. The wound caused by Kerry’s leaving me closed, but a blush of shame still came over my face when I recalled her parting words: I can’t stand the way you smell when you touch me, you smell of blood. But the wound and the hurt were slowly becoming an attenuated memory, like the recollection of my beautiful mother’s struggle with cancer and her long agony. For all the sorrow, I remained unable to muster any remorse for the way I killed Slobo. Yes, I had watched him bleed, and yes, I had made sure, before I called 911, that he had bled enough for the chances of his being alive and receiving a transfusion when the ambulance brought him from Sag Harbor to the hospital in Southampton to be nil. But the son of a bitch had tortured and killed my beloved uncle Harry, and tortured and killed his beautiful cat, whom I also loved. Was I to hand over that contract killer, wanted by Interpol and who knows how many other police forces, to the Suffolk County D.A. so he could plea-bargain his way to a twelve-, fifteen-year sentence? Never. I’d made no secret of my intention to kill Slobo. A tough, bright, big-time litigator like Kerry, with prosecutorial experience, should have found a way to let me know that if I didn’t play the game according to Hoyle she’d dump me, that self-defense, to which she allowed I was entitled in a confrontation with Slobo, meant only what New York law provided, using no more force than a reasonable man would think was reasonably needed. How was I to understand this new—it had to be new—squeamishness and sanctimony? I smelled of blood!”

 
Louis Begley (Stryj, 6 oktober 1933)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook alle tags voor Horst Bingel op dit blog.

Steine

Unter dem Strom lebst du, sing’ nicht, du hältst, schläfst
du?
Die Tage, dein Tedeum fliegt, vorbei, im Feuer, bleibst
du,
du häkelst noch, du, stets im Garn, siehst ein Gemäuer
jetzt,
setzt Stein auf Stein, schwörst ein den Namen,
Erinnerung.

Unter dem Strom stirbst du, dein Sog, stößt an, du nicht?
Die Tage, in der Waage Licht, gebannt, aufgespießt, im
Staub,
du spinnst dich ein, nur Wasser trägt, du packst dich fest,
im Netz,
klopfst Stein um Stein, kerbst ein den Namen,
Erinnerung.

Unter dem Strom bleibst du, du singst, im Holz, auf Grund?
Die Tage, auf ewig im Flug, nichts steht, geronnen, im
Sand,
du schläfst fest, die Erde wächst, Kamele, im Horizont,
du sitzt im Stein, stets Dünen atmen,
Erinnerung.

 

In dieser Stunde

Heute redet einer,
er sah zu,
wie sie einen Menschen
mordeten.

Er spricht
wie gestern.
Niemand,
der Einhalt gebietet.

In diesem Moment
werden Würfel gezählt.
Niemand
erfährt den Ausgang
des Spiels.

 
Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Peter Gosse werd geboren in Leipzig op 6 oktober 1938. Zie ook alle tags voor Peter Gosse op dit blog.

Wer weiß, wer es war,
sie zog sich am Fels hoch.

Und als der Adler, gegen den nichts zu machen ist,
dann vorbei war für heute,
zog sie sich ganz hin zu Prometheus.

An den Rücken gebunden, hatte sie Bretter mitgebracht
(So wie man Astholz mitnimmt zum Nachbarberg Elbrus
um im Stahlbau Prijut oben Kascha zu kochen.)

Aus diesen Brettern also hämmerte sie, was weiß ich wie,
eine Rampe in die Wand,
und stehend dann und selbstverständlich
sah sie ihm in die Augen und machte sich bloß.

Die Füße nur, hinter Prometheus’ Armschelln gespannt,
wurden gefühllos,
und die Rückenhaut trieb sie voll Splitter.

Die Felswand hinunter, sah sie dann,
würde es schwer sein.
Doch unten braute inzwischen was Warmes.
Und nur ab und an schrie ins Kissen
Der, den sie liebt.

 

Hamlet

Statt Vaters sitzt dei Mörder auf dem Throne.
Das sieht der Prinz; kein pubertäres Flennen.
Er wird in Töters Eis sein Eisen rennen.
Nur mag sein Dänemark die neue Krone!

Was Hamlet wünscht, scheint Dänemark beschieden.
Besetzt’ den Thron ein Teufel. doch ein Gott
besitzt ihn. Was tun? Hier mit dem Schafott
ungut erreichtem, doch erreichtem Frieden?

Ja. Denn vom Mittel ist der Zweck besudelt.
(Zwar ist auch Ursupators Frieden Frieden.)
Der Fortschritt schreitet, und das Spurblut strudelt.

Wir sehen Hamlet wägen. Wägen? Schaudern
(Tat Untat. Untat Tat), ein scharfes Sieden.
Solange Hamlet ganz ist, muß er zaudern.

 
Peter Gosse (Leipzig, 6 oktober 1938)
Portret door Sighard Gille, 2015

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter Lennart van Nieuwenhuijzen werd in 1991 geboren in Rotterdam. Hij schrijft iedere week poëzie op zondag op de website ThePostOnline. Zie ook alle tags voor Lennart van Nieuwenhuijzen op dit blog.

Stem

Ik ben mijn heftig reageren
op jouw stem gaan controleren
want belofte maakte schuld:
ik heb genoeg de tijd genomen
voor onmogelijke dromen
telkens weer als mijn gedachten
met jouw lachen werd gevuld.


Lennart van Nieuwenhuijzen (Rotterdam, 1991)

 

]De Nederlandse schrijver Hendrik Groen (pseudoniem van Peter de Smet) werd geboren in Amsterdam-Noord in 1930. Zie ook alle tags voor Hendrik Groen op dit blog.

Uit: Pogingen iets van het leven te maken: het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 1/4 jaar

“Donderdag 3 januari
Evert was enthousiast maar wilde niet garanderen dat hij langer zou leven dan ik. Hij had ook een paar bedenkingen. De eerste was dat hij na de voordracht uit mijn dagboek waarschijnlijk uit moest zien naar een andere aanleunwoning. De tweede zorg was de staat van zijn kunstgebit. Dat laatste had te maken met een onzorgvuldige biljartstoot van Vermeteren. Sinds hij staar heeft aan zijn rechteroog moet Vermeteren geholpen worden bij het mikken. Evert, nooit de beroerdste, had achter hem gestaan om aanwijzingen te geven, neus op keuhoogte. ‘Iets naar links en een beetje diep raken en…’ en voor hij klaar was had Vermeteren met de achterkant van zijn keu het gebit van Evert doormidden geramd. Carambole!
Evert loopt erbij of hij aan het wisselen is. Hij is nauwelijks te verstaan omdat hij zo slist. Dat gebit moet gerepareerd worden voor hij kan voorlezen aan mijn baar. Maar, het zal nondedju niet, de kunstgebittenreparateur heeft een burn-out. Twee ton per jaar, een pracht van een assistente, drie keer per jaar naar Hawai en toch overspannen; hoe is het mogelijk. Misschien somber geworden van al die valse oude tanden waar de etensresten soms zo lang tussen zaten dat er maden aangetroffen zijn. Bij wijze van spreken.
De oliebollen die ze beneden in de conversatieruimte serveren, hebben ze dit jaar uit de kringloopwinkel gehaald. Gistermorgen nam ik uit beleefdheid een bol, en daar heb ik twintig minuten over gedaan, met daarbij de aantekening dat ik ook nog een losse veter heb moeten voorwenden om onder tafel het laatste stuk bol in mijn sok te kunnen stoppen.
Vandaar dat er nog schalen vol stonden. Normaal is alles wat hier gratis is binnen een mum van tijd op.”

 
Hendrik Groen (Amsterdam-Noord, 1930)
Scene uit de tv-serie met Kees Hulst (Hendrik Groen) en André van Duin (Evert Duiker), 2017

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse, Lennart van Nieuwenhuijzen

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

Laatste bezoek

Tussen vreemden ligt hij
onder marmeren Latijn.
In dode taal spreekt hij
niet aan.

Na die foto stierf hij
vijftien jaar
tot hier.

Het paars van de azalea’s
herinnert aan
zijn laatste lippen.

Dag vader, zeg ik
tegen niemand meer.

 

Vrije val

Als giervalk hing ik in de ijle lucht aan
de vlerken van mijn vindingrijke vader.
Ontstegen aan zijn dwaaltuin raakte ik
buiten mijzelf. Al maar hoger vogel
kreeg ik weidser zicht. Naar de hemel
streefde ik, naar het zonneklare licht.
Godzucht bracht me in extase, lang-
zaamaan smolt alles wat ik was.

In mijn val doorzag ik het ijdele van
mijn vlucht, de draagwijdte van wat
vader me had meegegeven. Onderste-
boven viel ik naar het alledaagse

terug. Wie redt mijn gezicht, mijn daze
kop, wie brengt mij weer tot stand?

 

Zoiets

Er kwam sneeuw over de wereld,
spierwit en naakt begonnen we ons
hardop te herinneren wie we waren,
wie we hadden willen zijn.

‘Zoiets,’ antwoordde ik op al haar vragen
en ik ging er nog eens goed voor liggen
om me meer voor haar geest te halen
maar spreken was er niet meer bij.

Later dwarrelde ze blank en licht
van me vandaan en weer later hield ook
het sneeuwen op en dekte ik me toe
met het laken dat haar warmte nog had.

En nog later kwam er opnieuw sneeuw
over de wereld en over me heen.

 
Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)
Hier na zijn benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau in 2014

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse, Lennart van Nieuwenhuijzen”

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

Waas

Hij wuift het kanten waas
van de beslagen ruit.
De blaren vallen,
zegt hij half luid.
Trage halen
van zijn hand
wissen de herfst
in zicht.

Zij kijkt hem
in zijn uitgeleefde nek
en denkt: verrek
toch met je weer,
kijk naar je schedel,
je vergaan gezicht.

 

Contact

Ze tilt de hoorn van de haak,
verbindt er oor en mond mee,
noemt de naam die bij zijn voor-
naam hoort, achter de hare stond.

Ze moet herstellen.

Het is nog al te vers
dat ze zichzelf hervond,
kind weer van haar eerste man,
haar vader werd, diens naam hernam.

Haar tong die lang in coma lag
wordt fluisterend gewekt.
Door het contact wint zij aan stem.

Mond-op-mondbeademing
verkwikt haar toegesnoerde keel.

 

Zoektocht

Ik vraag het de man die naast zijn Groningse stadsbus bij
de remise recreëert, vraag het in Dorkwerd de gele vrouw
die de bermen fatsoeneert, vraag het de bode in Sauwerd die
met zijn post passeert, herhaal het in Adorp voor de werker
die de weg herstructureert, maar een weet waar jij existeert.
Wel de buitenstaander op het Pieterpad die jou exact traceert.

Nabij het Reitdiep duikt je krans van essen op. Wat houd jij
de door schelpen ingelijste pakweg honderd doden hoog!
Dat jij bewaard mag blijven, stille hoop voor wie rust zoekt.
Bij een graf vind ik een strofe die ik hier met jou verbind:

Wie legt me uit hoe alles werkt
hoe groot het gat is tussen nu en nooit
en hoe het komt dat ik nu merk
jij bent echt dichterbij dan ooit.

 
Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)
Portret door Robert Terwindt, 2004

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse”

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

De herfst

heeft weer flink uitgepakt:
de bruinrode loper uit, eikels
voor de pijp, kastanjes voor
het vuur, paddestoelen om tot
sprookjes in te keren. De zon
weerlicht aan de grond, ritselt
tussen afgeleefd blad en overal
het wuiven en zwaaien, depressies
binnen en buiten. Alles trekt
zich terug, de takken in hun
boom, de bomen in hun wortels,
de mens in zijn dromen. Wisseling
van jas, sjaal wordt das,
rooksignalen van overlevenden.

 

Tuin

Tuin weer slagroomtaart,
hier en daar een wakkere
krokus, kaarsje wegens
het verjaren. Te mooi
om aan te snijden met
maat vierenveertig.
Toch moet de vis gelucht
onder het borstplaat
van de vijver.

Weer terug achter het
warme kijkglas tel ik
de achten die ik achter-
liet. Alleen bij sneeuw
de kraakheldere afdruk
van mijn ijsbeerbestaan.

 

Uitrijden

Hier is je sleutel, rinkelt hij.
Hij zal ervan lusten.

Onderweg, beide handen aan het stuur,
ben ik weerloos onder zijn vingeren.

Geen mens die onder de ijlte
van mijn stof zijn geile spin
vermoedt tot in de kilte van mijn grot.

Ik zoek de boom
waarmee ik hem de dood insla.

 
Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Yaşar Kemal, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse”

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

Beheer

Hoe ik met het houden
van ouders begon,
toen ik mij kwijt was
in een kind.

Tweemaal ouder werden zij
mijn oudste kinderen.

Zwakker wordend sterkten zij
in mij aan totdat zij ademden
als in hun eerste albums.

Hoe ik hun levens afstof,
restaureer, hun klein museum
conserveer.

Hoe ik verouder tot grijze wees
van onvergankelijke ouders.

Hoe het nooit meer ophoudt
toen te worden.

 

Vloedlijn

Nooit moeder zo nabij
als bij Bordeaux. De cel
waaruit ik bel, maakt
nu het vloed is bijna

water. Ik voed de navel
streng van duizend kilo
meter ouderwets met
munten. Cijfers geven aan

hoelang ik nog mag luisteren
naar adem die mij leven gaf.
De haren in mijn oren rijzen
van de dingen die zij fluisterend

kan zeggen nu ik zover weg ben.
Als ik naar vader dreg, bekent
zij mij zijn dood vlakbij.
Ik hoor hem sterven in haar stem.

Tweemaal per week spoelt moeder
aan, ebt vader weg. En ik maar
staren over zee, mijn droge lippen
in de schelp van haar oor.

 

Nacht

Laat mij vannacht niet naar mijzelf gaan
liefste, doe me dat niet aan, het licht
is weg,de kans is groot dat ik verdwaal
te midden van de woestenij van je gericht.

Ik ben wellicht een lijfeigene van niets
maar liever die dan als een overspelige
te worden heengezonden om nadien
weer te vergaan in het luchtledige.

Duld me in de plooien van je slaap
ik ducht geen afstand als je wenst
dat we elkaar niet naken

maar wek me morgenochtend met de mond
waarmee je me omzichtig ging verkennen
tot je al mijn lippen had gevonden.

 
Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse”

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

 

Zee

Kon je maar beklijven
in de lauwe baai
waaruit je ooit kwam
maar je blijft
de dagelijkse drenkeling
tot aan de laatste schemering.

Kon je je maar in haar
bergen maar je legert je
aan haar rand dolend
in jezelf achteloos
verkerend tussen lotgenoten

die zoals jij de tint
van het land aannamen,
zilten kameleons, vlezen
korrels: loom droog sepia.

 

Blik

Hoe ziet mijn huis mij arriveren?
Wat hebben de meubels zonder mij
verricht: mijn warmte gekoesterd,
mijn katten vertroeteld?

O, kon ik mijzelf eens vanuit mijn bank
zien naderen, een blik werpen op de man
die vanaf het trottoir naar me zwaait
alsof hij gelukkig huiswaarts keert.

 

 

Witheid

In de witte winter in het witte huis
in de witte kamer in het witte bed
op het witte laken fluister ik
in het witte oor dat naast me ligt

de lichte dingen van de liefde.
Wij sluipen de sneeuw in, schuiven
onze lijven warm, schuilen in het
schuim, worden watten poppen.

Terug uit de witte winter in het
witte huis in de witte kamer
in het witte bed op het witte
laken smelten wij mond op

mond samen tot het witte wezen
dat wij zijn als de nacht begint.

 
Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulrich, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Horst Bingel, Peter Gosse”

Victor Vroomkoning, Ulrike Ulric, Horst Bingel, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Victor Vroomkoning op dit blog.

 

Slaap

Maak mij dood
van elf tot acht, laat
zo weinig van mijn dromen
heel dat ik ontwaak

alsof ik word geboren
en niet met zoveel vragen
meer tot leven kom dan waar-
mee ik ingeslapen ben.

Wat betekenen tenslotte
negen uren dood
op zoveel geeuwen leven.

 

ik hou van mensen die blijven…

ik hou van mensen die blijven, zei hij,
we stonden samen onder het afdak te turen
naar het kantwerk van de winterbomen
en door zijn woorden had ik moeite om weg te gaan

hij voerde me door de geschonden lanen van zijn jeugd,
langs vergane boomgaarden, nabij tere beken,
voor een gesloopt huis hield hij halt en
keek heimelijk door het venster van zijn eerste liefde
aarzelend sloop er zomer in zijn stem
en ik zag dat hij even weg was

 

Stemmen

Geef mij de stem van die ene mens,
geef mij de stem van mijn vader
in mijn oren tot mijn verre ogen
hem ontwaren tussen de tenoren
tot ik weer zijn handen voel
waarmee ik die van mij ging meten,
welpenhandjes met de vuisten van een vent.

En dat dan de stem van mijn zoon
mij roept met de stem van mij
met de stem waarom ik roep.


Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

Lees verder “Victor Vroomkoning, Ulrike Ulric, Horst Bingel, Heinrich Federer, Ludwig Begley, Maria Dąbrowska, Peter Gosse”

Victor Vroomkoning, Horst Bingel, Ludwig Begley, Heinrich Federer, Maria Dąbrowska, Peter Gosse

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2006 en ook mijn blog van 6 oktober 2007 en ook mijn blog van 6 oktober 2008 en ook mijn blog van 6 oktober 2009.

Spiegel

Ik haal mijn vader in.

De roos die als confetti
op zijn schouders sneeuwde,
de slierten lang gehouden
haar – resten serpentine
om de leegte van zijn schedel
op te sieren -, de schamele
guirlande van zijn baard
die de krachteloze kin
bewimpelde: ontluistering
die ik herken in bange ogen
blikken van zelfbespiegeling.

 

Overleg

Mijn zoon spant bogen
samen met mijn vader.
Zij lijken sprekend
op grote mensen die gemeen-
zaam aan het werk terloops
wijsheden verkondigen.

Terwijl mecano-onderdelen
tot een brug worden gesmeed
legt vader uit dat sommigen
na honderd jaar de over-
kant bereiken.

Zijn wij sommig?
leidt het kind hem af.
Vader geeft geen antwoord
maar een schroef terug
die niet past.

De brug vlot naar zijn einde
als de onvermijdelijke god
weer boven water komt.
Of die dan sommig is?
Sommiger dan wij,
probeert vader.

 

Latijn

Hoe het huis wekelijks meeleefde
als hij neerstreek, steeds hetzelfde
ritueel, zongend onderaan de trap,
flarden Latijnse mis, dronken
tenor maar helder alsof hij alleen
beschonken het hoog akkoord kon
halen, klossend naar zijn hemel-
bed, roeden uit hun klemmen wippend,
een wonder dat hij elke keer weer
boven raakte waar de halve nacht
zijn vrouw, onze moeder, waakte
die hem kapittelend ontving
maar spoedig inbond als zijn Latijn
in een onvervalste smartlap over-
ging, ze mee ging neurien met haar
gevallen engel en hij genas
aan haar borst. Dank ik mijn genese
aan zulk een lucide verbond?

 vroomkoning

Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

 

De Duitse dichter, schrijver, graficus en uitgever Horst Bingel werd geboren in Korbach op 6 oktober 1933. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2008 en ook mijn blog van 6 oktober 2009.

Taube

Du triffst die Taube im Flug, sie ist nicht blau, was
staunst du, sie ist nicht blau,
die Taube sitzt rot schon tief im Horizont, sie wartet mit
dir, bei Tag, nachts, sie spreizt ihr Gefieder,
sie wartet,
sie wartet doch nicht.

Du siehst die Taube so nah, sie ist jetzt dein, was
staunst du, sie ist doch dein,
die Taube spitzt ewig scharf deinen Schnabel, hinter dem
Horizont, bei Nacht, tags, sie spitzt ihn ja
dir, sie fliegt nur,
sie fliegt stets allein.

Du hörst die Taube im Flug, sie bleibt dein Schatten, was
staunst du, sie grüßt nicht,
die Taube ist nun arg bunt im Horizont, sie ist sonst gar
nichts, bei Tag, nachts, doch hinter dem Regen,
sie trägt dich,
sie trägt dich im Kopf.


Poesiealbum

Das Schreiben von Gedichten, es kann
doch keine Sünde sein, du trinkst auch
mit einer Schönen nicht immer nur
Wein, schon sitzt im Herzen
der alte, der Wurm
Vergißmeinnicht und
bleibt sitzen auf
einem, einem
Liebesgedicht.

 bingel

Horst Bingel (6 oktober 1933 – 14 april 2008)
Korbach

 

De Amerikaanse schrijver Louis Begley werd geboren als Ludwig Beglejter op 6 oktober 1933 in Stryj (toen Polen, tegenwoordig Oekraïne). Zie ook mijn blog van 6 oktober 2008 en ook mijn blog van 6 oktober 2009.

Uit: Mistler’s Exit

I understand, said Mistler.
Really, there was no need to rush the conversation. The waiting room was empty. Bill Hurley had become Mistler?s family doctor fifteen years earlier, succeeding to the practice of an uncle, who died on the tennis court of a ruptured aneurism upon double-faulting in the fourth game of the fourth set of his club?s senior doubles championship, when the score was forty?love. By now, he was also a friend. The secretary had specifically asked Mistler to stop by toward the end of the afternoon, when Dr. Hurley would be through with other patients. Just the same, as soon as Mistler arrived, she began to apologize, because the doctor was running late.
Don?t worry, he told her. For once, I don?t mind waiting.
That was the truth. An interval of empty time seemed vastly preferable to what would follow. In fact, if there was a reason to hurry, once Mistler had reluctantly
abandoned a two-year-old issue of Glamour and found himself in Hurley?s office, the place where Hurley interrogated and decreed, the reluctant flesh having been poked and kneaded into yielding its secrets in the adjoining cubicle that housed the examination table and a reliable scale, the only piece of Hurley?s equipment Mistler was fond of, it had to be that the place was so ugly. With its stacks of manila envelopes containing, Mistler supposed, X rays and EKG tapes, apparently untouched since the time of Hurley?s uncle (if indeed either the uncle or the nephew had ever examined their contents, which Mistler was not ready to take for granted), the fake antique desk, small enough to fit in a college dormitory room, cluttered with pharmaceutical company doodads, and, on the walls, prints of ducks alongside diplomas that traced Hurley?s progress from his New Jersey prep school through the last board certification, this room spoke of indifference and small economies. One would not have tolerated such a thing in any other high-priced service business. Did it ever occur to doctors to have discussions that broke the patient?s heart outside the office, over a cup of coffee, or a drink, if they were unwilling to spend money on furniture? One could, after all, with a minimum of skill, maneuver the patient into paying the check, or bury the disbursement in the statement as a stool test or the like. Most lawyers Mistler dealt with would have considered either a lead-pipe cinch.“

 begley

Louis Begley (Stryj, 6 oktober 1933)

 

De Zwitserse schrijver en priester Heinrich Federer werd geboren op 6 oktober 1866 in Brienz. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2009.

Uit: Der gestohlene König von Belgien

Wie viele glänzende Fünffränkler sind mir schon durch die Finger gegangen! Rund sind sie und rollen weg und rollen zu, – und wenn einem am Abend des Lebens noch einer zur Zehrung der letzten Stunden bleibt, ist’s gut und ist’s auch genug. Aber ein ehrlicher muss es sein.

Springt mir – doch nein, es pressiert ihm ja nicht! – spaziert mir so ein Silbermond in die Hand, dann schaue ich flugs, was für ein thronendes Wesen er trägt. Ist es die freie Mutter Helvetia, so lacht mir mein eidgenössisches Herz im Leibe. Obwohl sie ein so rauhes und steifes Gesicht macht wie eine junge Stiefmutter, wenn sie zum erstenmal in die Stube voll Stiefbuben und Stiefmädchen blickt und merkt, dass dies Geschlecht schwer zu bändigen ist und gleich tiefe Augen macht und die Knochen hart in die Wangen springen lässt: – es muss eben doch meine richtige Frau Mama sein und wer’s nicht glaubt, der sehe einmal ringsum die Urnerberge und vor allem dieses Weibes goldene Bernerzöpfe an! Ist das nicht helle, dicke Schweiz? – Die Welschlandkönige, Sohn, Vater und Grossvater lassen ihren Schnurrbart zugleich mit ihren Staatsschulden weit über die Münze hinauswachsen. Das stört mich wie alle Prahlerei.

Wogegen der dritte Napoleon mit seinem spitzen Bärtchen und Ludwig XVIII. im Behagen seines Doppelkinns mich weder kalt noch warm machen.

Aber gern seh’ ich das lange, verlebte Gesicht des belgischen Leopold. Nicht als ob ich für diesen eisigen Monarchen schwärme, – da wäre ich wohl ein selten dummer Hans. – Aber an dieses Silbergeld knüpft sich ein sündiges Abenteuer meiner Jugend, das ich nie vergessen kann. Unter den Augen des belgischen Leopold habe ich meinen ersten Diebstahl verbrochen. So oft ich nun den Fürsten sehe, erröte ich, selbst heute noch, wo ich glaube, dass auch die Könige zuweilen vor uns erröten dürften. Und jedesmal wird mir doch wieder seltsam leicht. Denn es war auch mein letzter und schwer gesühnter Diebstahl.

federer

Heinrich Federer (6 oktober 1866 – 29 april 1928)

 

De Poolse schrijfster Maria Dąbrowska werd geboren op 6 oktober 1889 in Russów bij Kalisz. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2009.

Uit: Nights and Days

„In the old days, the Niechcic family lived more or less like all the rest of the squirearchy. They maintained close and varied relations with their relatives – even with the most remote – who usually held estates similar to theirs or, what amounted to the same thing, suburban gardenlands supplying comparable agricultural income.

They felt themselves to be an intimate part of a powerful self-sufficient tribe, which had its own jargon of kinship and friendliness, pondered how to educate its children aloof from outside influences and, in general, conducted its business in such a way that movement outside the tribe, or even outside the local ever-expanding family structure, was rare. The grandfather of Bogumił Niechcic, Maciej, however, had begun to drift slowly out of the family world.

More and more often he received into his home friends and acquaintances from outside the clan: scientists, professors, artists, journalists, members and activists of political parties, people of doubtful origin or those who also left their own circle. The tale went out that Maciej Niechcic gave away heart, mind and, last but not least, money to perfect strangers. He acquired a reputation as a restless man and his own people began to avoid him.

What extenuated these antics in the minds of his more sympathetic relations was Maciej’s supposed ambitious desire to emulate the great nobles, magnates and celebrities who traditionally patronized science, art and politics.

Soon, however, it became evident that Niechcic was a stranger to such ambitions: it was not in the least evident that the significance and splendor of his house was increasing in any sense. On the contrary, Maciej Niechcic seemed to be doing everything to become poorer and less conspicuous. For example, after the rising of 1830, he conceived the idea of exchanging one of his hereditary estates for another which, for some reason or other, suited his purposes better.“

 Dąbrowska

 Maria Dąbrowska  (6 oktober 1889 – 19 mei  1965)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Peter Gosse werd geboren in Leipzig op 6 oktober 1938. Zie ook mijn blog van 6 oktober 2008.

Uit: Genug. Nach Puschkin

Genug, Freund, es ist Zeit. Ich will nun Stille.
Die Jahre gehn. Wir werden Hülle.
Ich weiß nicht mehr, wer du bist, wer ich bin.
Wir möchten sein. Doch sieh: wir siechen hin.

Was ist denn sein? Gelöstsein – das ist alles.
So dacht ich einst auf Flucht: ein arbeitvolles
Gelassenes Genießen: dies der Ort!
Ihn träum ich manchmal noch. Der Traum geht fort.

gosse

 Peter Gosse (Leipzig, 6 oktober 1938)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulrike Ulrich werd geboren in op 6 oktober 1968 in Düsseldorf. Zij studeerde in Münster germanistiek, kunstgeschiedenis en communicatiewetenschappen. Daarna werket zij in Bochum op het gebied van de computerlinguistiek. In 1999 trok zij naar Wenen waar zij werkte aan de Schule für Dichtung. Ulrich schrijft gedichten, proza, draaiboeken, columns en hoorspelen en is tevens werkzaam als uitgeefster van bloemlezingen. Sinds 2002 woont zij in Zwitserland. Zie ook mijn blog van 25 april 2010.

Der Hund ist tot

Der, der den Hund begraben hat, der hat vergessen, wo er liegt. Der hat kein Kreuz gemacht und keine Kerbe. Der hat von Breitengraden keine Ahnung und weiß nicht mal, in welcher Gegend. Ob er den Hund in halbgefrorner Erde, in abgesacktem Sand, in Torf, in Lehm. Er weiß es nicht.
Jetzt suchen alle nach der Leiche. Mit Wünschelruten, Satelliten, Schäfer­hunden. Mit Archäo­logen, Patho­logen, Kopf­geld­jägern, Agenten, Agenturen und Experten. Mit Boden­truppen und mit Religion.
Der, der den Hund begraben hat, der hat den Hund nicht mal gekannt. Er hat ihn bloß gefunden. Der, der den Hund begraben hat, der fürchtet sich vor Hunden, selbst vor toten. Er hat so tief gegraben, wie er konnte. Ob er vor Jahren, Tagen, vor Jahrzehnten. Er weiß es nicht. Er weiß auch nichts vom Leichengift.
Weil niemand wirklich weiß, wo er begraben liegt, gibt es an jeder Ecke Hundegräber, und jeder hält ein andres Grab für das verbürgte. Sie weinen Tränen über Maulwurfshügel, sie klagen, schreien, werfen Blumen, sich zu Boden, einander vor, am falschen Grab zu stehn und sagen: Das Grab ist leer.
Der, der den Hund begraben hat, der leidet lang schon unter Amnesie. Seit er am Grab des ungekannten Hundes stand. Er weiß nicht, wer er ist noch was er wollte. Er wird von niemandem erkannt. Er ist mit niemandem verwandt. Doch jeder fragt ihn nach dem Weg. Er weiß ihn nicht.

 ulrich

Ulrike Ulrich (Düsseldorf, 6 oktober 1968)