De Nederlands schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer werd geboren in Enschede op 20 april 1940. Jan Cremer viert vandaag zijn 70e verjaardag.
Uit: De Hunnen
‘Te vuur en te zwaard veroverden zij de aarde, niets dan stof en as, geblakerde steen, kapotte artilleriewapens omwoelde grond achterlatend. Een verkoold maanlandschap met burchten en steden, ontwortelde bomen en verwoeste kerken, vergaan tot as. Wouden met bleke kronkelende boomkruinen — aan palen gespieste lichamen — en bergen afgerukte ledematen, dode paarden, ingedeukte pantserplaten en kurassen, gebroken lansen en sabels. Met stormbokken ramden ze de poorten in, staken de kerken in brand waarin de bevolking zijn heil had gezocht, verkrachtten en misbruikten de vrouwen, onthoofdden de priesters en edelen, en voerden de afgeslagen hoofden op lansen gestoken mee als trofee. (..) Blinkende sabels werden tot aan het gevest in weke lijven gedreven, tot aan hun knieën waadde men door de ingewanden van mens en paard, de gal werd uit nog levende mensen gesneden, de vrouwen en kinderen werden gemarteld, zwangere vrouwen aan de benen opgehangen, de buik van onder tot boven opengesneden, en het kind dat op de grond gleed, doorstoken.’
(…)
Jan Cremer: Tulpen, Zeefdruk uit 1998
‘Rochelende mensen die kreunden om hulp, anderen die wezenloos voor zich uitstaarden, zacht snikten. Opengereten lichamen waarvan een zoetige strontlucht opsteeg. De stank vermengde zich met de reuk van verbrand vlees. Stukken ingewanden lagen op de straatstenen, een arm, een been, achtergelaten door de zwerfhonden die met stenen waren verjaagd. Omringd door zware balken, stenen en gruis, lagen verpletterde vrouwen en kinderen ineengekrompen op de stoep. Darmen hingen uit kapotte lichamen. Sommige mensen hielden hun mond wijd open. Gestold bloed kleefde op kinnen en wangen. Die waren al te pakken genomen door de jakhalzen, de geheimzinnige roofdieren die razendsnel opereerden in het duister van een bombardement, gouden kiezen met tangen uit de monden trokken, ringen van de vingers sneden en even snel weer verdwenen’.
Jan Cremer (Enschede, 20 april 1940)
De Nederlands dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894.
Con Sordino
Zij zei tot mij: ‘Je bent een prins in bed’.
IJsbloemen waren op het raam gesproeid.
Ons lichaam, tot ontbinding toe vermoeid,
Was tusschen koele lakens in-gebed.
De wereld is herboren na dit sneeuwen
En ik ben weer een kind na deze nacht.
Wees goed voor mijn eenvoudigheid, die zacht
Spreekt als een schilderij der middeleeuwen.
Zie achter dennen het kasteel uitsteken,
En aan den einder als een schuine balk
Het zonlicht op het vrome landschap breken!
Door ’t weiland draaft een ridder met zijn lief:
Hij fluit de honden, en zij ziet den valk
Stijgen, die van haar handschoen zich verhief.
Voor dag en dauw V
Hij was een avond vroeg naar bed gegaan.
Hij kon niet slapen. Het was volle maan.
Uit een café niet ver van ’t huis vandaan
klonk dansmuziek. Hij is weer opgestaan.
Hij had niet veel tijd nodig zich te kleden.
Hij liep snel de drie trappen naar beneden.
Nauwlijks op straat, voerde, na een paar schreden,
de mensenmenigte hem met zich mede.
Hij kreeg een tafeltje bij de muziek.
Maar toen hij, door ’t rumoer der kleine luiden
geërgerd, acht ging slaan op het publiek,
begonnen de gezichten straatgeluiden,
dromen en kinderliedjes te beduiden
en in de dichte mist alarm te luiden.
De Moeder De Vrouw
Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden,
worden weer buren. Een minuut of tien
dat ik daar lag, in ’t gras, mijn thee gedronken,
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd –
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.
Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer
kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij ’t roer,
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
De Nederlandse dichter en vertaler Jean Pierre Rawie werd geboren op 20 april 1951 in Scheveningen.
Verstokt rondeel
Nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden,
een hoop gelazer en getob ;
toch ken ik nog de harteklop
van elke vrouw waar ik mee vrijde.
Ik schreef gedichten tussenbeide,
maar loste het probleem niet op:
nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden,
een hoop gelazer en getob.
Hoe dikwijls trok ik niet ten strijde
en keerde met bebloede kop
weerom, gesjochtener dan Job ?
– Toch blijf ik mij mijn passie wijden,
nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden.
Herfstwandeling
Reeds vroeg ontstegen aan het bed
waarin ook zij wel heeft gelegen
wie doen en laten toen mij tegen-
woordig vaak nog aan het denken zet,
ging ik de herfst in. Allerwegen
stond boomskelet na boomskelet
van alle allerliefsten het
verkoold geraamte in de regen.
Wat is dat toch ontzettend met
relaties die hun einde kregen;
al was je ze ook zeergenegen,
je hebt er jaren van gezwegen
en dan opeens kom je ze tegen
terwijl je op iets anders let.
Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 20 april 1951)
De Vlaamse dichter en schrijver Jozef Hugo Maria Deleu werd geboren in Roeselare op 20 april 1937.
Uit: Cultuur als schoudervulling
“In het culturele leven van nagenoeg alle westerse landen leidt de tegenstelling tussen intellectuele cultuur en consumptiecultuur tot gelijkaardige fenomenen. Deze worden vertaald in zeer herkenbare slogans die door sommige politici en promotoren van de consumptiecultuur, met alle moderne publicitaire middelen, als alleenzaligmakend worden aangeprezen. Ik denk hierbij aan slogans als: cultuur moet zichzelf bedruipen; cultuur mag niet elitair zijn – en daarmee bedoelt men dat ze oppervlakkig en niet kritisch mag zijn -; cultuur mag de overheid niet veel kosten; enzovoort. U kent die kreten. U kent die slogans die alleen tot doel hebben de culturele prestaties en waarden te reduceren tot consumptieartikelen, die niet belangrijker worden geacht voor de mens en zijn geestelijk avontuur op deze planeet dan een goed ogende minijurk of een paar aardige sportschoenen.
De strijd tussen de consumptiecultuur en de intellectuele cultuur woedt thans in alle hevigheid. Men hoeft slechts te luisteren naar de radio, te kijken naar de televisie, een krant, een weekblad of een tijdschrift open te slaan, of men wordt, in geheel het westen, geconfronteerd met een lichtzinnig geflirt met slogans en holle leuzen. Er gaat een fascistoïde drammerigheid van uit, die herinneringen oproept aan de somberste tijden uit de geschiedenis van onze beschaving. Veel zogenaamde intellectuelen doen er in domme onwetendheid aan mee (collaboreren dus!) en verwaarlozen de uitbouw van een authentiek cultuurbewustzijn dat gebaseerd moet zijn op kennis van het verleden, intense beleving van het heden en een open oog voor de toekomst.”
Jozef Deleu (Roeselare, 20 april 1937)
De Amerikaanse schrijver, essayist en criticus Steven Michael Erickson werd geboren op 20 april 1950 in Los Angeles.
Uit: Zeroville
“17.
Across the street, on an island in the middle of the intersection, is a club called the Peppermint Lounge. Another kid with long hair points Vikar north, up the boulevard into the canyon. “Check it out,” he advises, staring at Vikar’s head, “about half way up you’ll come on this old [expletive] house where people crash.” The hippie adds, in a manner at once conspiratorial and breezy, “Lots of chicks up there who don’t wear anything, man.”
18.
An hour later, halfway up Laurel Canyon Boulevard, grand stone steps swirl into the trees, to a ruin a little like Gloria Swanson’s mansion in Sunset Boulevard. William Holden’s role in Sunset Boulevard was written for Montgomery Clift, who turned it down because he was afraid the character of a younger man kept by an older actress was too much like him; at the time Clift was seeing an older actress, one of the rare romantic relationships with a woman he had. Someone at the country store in the belly of the canyon tells Vikar the house is where Harry Houdini lived while trying to become a movie star in the twenties, making movies with titles like The Man From Beyond, Terror Island, The Grim … The Grim … The Grim what …?”
Steve Erickson (Los Angeles, 20 april 1950)
De Finse schrijver Arto Paasilinna werd geboren op 20 april 1942 in Kittilä in Lapland.
Uit: Der liebe Gott macht blau (Vertaald door Regine Pirschel)
“Gott ist ein gutaussehender Mann. Er ist 178 Zentimeter groß, ein wenig stämmig, aber wohlproportioniert und von aufrechter Haltung. Seine Gesichtszüge sind ebenmäßig, mit gerader Nase und hoher Stirn, der Blick ist von sanfter Bestimmtheit, wenn auch recht müde. Gottes Ohren stehen
nicht ab, und sie sind frei von Ohrenschmalz. Er hat weder Kinn- noch Oberlippenbart. Sein Haar ist brünett, er trägt es glatt und gescheitelt, auf der rechten Seite – von ihm aus betrachtet –, es ist kurz, und an den Schläfen schimmert es grau. Trotzdem wirkt Gott noch nicht sehr alt. Seine Finger sind lang, schmal und unberingt. Gott hat keinen Adamsapfel.
Er trägt einen grauen, gut sitzenden Flanellanzug, dessen Schnitt verrät, dass er aus den 50er Jahren stammt. Das Jackett ist zweireihig und hat schwarze Knöpfe, die Hosen sind mit Aufschlägen gearbeitet. Dazu trägt er schwarze Halbschuhe zum Schnüren aus weichem Leder, Größe 42. Gott bevorzugt kurze Unterhosen. Unter dem Jackett trägt er eine Weste und unter der Weste Hosenträger. Sein Hemd ist aus Baumwolle von guter Qualität, und es hat kein Herstelleretikett, dasselbe gilt auch für seine übrige Kleidung.
Gott benutzt kein Parfüm, und er riecht nicht nach Schweiß. Der Duft, der ihn umgibt, ist sanft männlich, seine Stimmlage ein klangvoller Bariton. Er strahlt ein selbstverständliches Charisma aus und wirkt sehr kultiviert. An seinen Augen sieht man, dass er außerordentlich intelligent ist. Auf seiner edlen Stirn haben sich Furchen gebildet, die von Anstrengung und Müdigkeit zeugen.”
Arto Paasilinna (Kittilä, 20 april 1942)
Zie voor alle zes bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 20 april 2007 en ook mijn blog van 20 april 2008 en mijn blog van 20 april 2009.
De Britse schrijver en journalist Sebastian Faulks werd geboren op 20 april 1953 in Newbury.
Uit: Birdsong
“The boulevard du Cange was a broad, quiet street that marked the eastern flank of the city of Amiens. The wagons that rolled in from Lille and Arras to the north drove directly into the tanneries and mills of the Saint Leu quarter without needing to use this rutted, leafy road. The town side of the boulevard backed on to substantial gardens, which were squared off and apportioned with civic precision to the houses they adjoined. On the damp grass were chestnut trees, lilacs, and willows, cultivated to give shade and quietness to their owners. The gardens had a wild, overgrown look and their deep lawns and bursting hedges could conceal small clearings, quiet pools, and areas unvisited even by the inhabitants, where patches of grass and wild flowers lay beneath the branches of overhanging trees.
Behind the gardens the river Somme broke up into small canals that were the picturesque feature of Saint Leu; on the other side of the boulevard these had been made into a s
eries of water gardens, little islands of damp fertility divided by the channels of the split river. Long, flat-bottomed boats propelled by poles took the town dwellers through the waterways on Sunday afternoons. All along the river and its streams sat fishermen, slumped on their rods; in hats and coats beneath the cathedral and in shirtsleeves by the banks of the water gardens, they dipped their lines in search of trout or carp.
The Azaires’ house showed a strong, formal front toward the road from behind iron railings. The traffic looping down to the river would have been in no doubt that this was the property of a substantial man. The slate roof plunged in conflicting angles to cover the irregular shape of the house. Beneath one of them a dormer window looked out on to the boulevard. The first floor was dominated by a stone balcony, over whose balustrades the red ivy had crept on its way up to the roof. There was a formidable front door with iron facings on the timber.”
Sebastian Faulks (Newbury, 20 april 1953)
De Franse dichter, schrijver en etholoog Michel Leiris werd geboren in Parijs op 20 april 1901.
Uit: Notes sur la poésie
“Moins comme un long bavardage que comme un récit de rêve d’une ampleur démesurée, tel m’apparaît l’ensemble de mes écrits, considéré à cette distance où ce qu’on a vécu et ce qu’on a imaginé ne sont plus qu’une grisaille si indistincte qu’on en vient presque à se demander si même ce qu’il y avait là de plus réel (de plus physiquement ressenti) a jamais existé.
Attachant essentiellement du prix au jaillissement présent du chant, je manque du goût de relire ce que j’ai publié autrefois ou naguère, et ces pages diverses — visant la plupart à une connaissance de soi que je prétends poursuivre mais qui s’avère illusoire, les fruits de ma quête restant éparpillés dans une foule de morceaux plus ou moins littéraires que le temps me fait oublier alors que ces résultats devraient se rassembler en une formule ou une figure saisissable d’un coup (chimère certaine, car il faudrait que ce portrait, résumé absolu, me montre pris à tous les niveaux sous un angle embrassant les âges différents que j’ai traversés) — j’en laisse le contenu s’engloutir dans les fondrières d’une mémoire inapte par ailleurs à me restituer plus que des bribes de mon passé. Pour un peu, je me dirais que mes années n’ont été que la matière d’une arithmétique follement abstraite (des décennies auxquelles s’ajoutent des décennies) et que tous ces récits, impressions, réflexions ou pures constructions mentales que j’ai couchés sur le papier ne pèsent rien. Pas plus, en tout cas, qu’un songe fait il y a longtemps et qui a perdu toute signification, si tant est qu’il ait vraiment signifié quelque chose à l’époque même où j’étais habité par lui.”
Michel Leiris (20 april 1901 – 30 september 1990)
De Franse schrijver Emmanuel Bove (eig. Emmanuel Bobovnikoff) werd geboren op 20 april 1898 in Parijs.
Uit: Le Pressentiment
“Le soir de ce même jour, il écrivit quelques pages sur un de ses camarades de lycée, un certain Louis Geoffroy, qui avait été tué aux Eparges. Puis il écouta la T.S.F. des voisins. Il ne se sentait pas très bien. Il éprouvait une sorte d’oppression, de difficulté à respirer, comme si, le lendemain matin, une démarche pénible l’attendait. Il regrettait d’avoir fait répandre le bruit qu’il donnait des consultations. C’eût été naturel s’il avait été un vieil homme de loi retors. Mais, négligent comme il l’était, ne serait-il pas plus nuisible qu’utile à ses clients ? On ne s’improvise pas avocat de quartier. Il aurait dû réfléchir avant de se lancer dans cette voie. M. Benesteau était d’autant plus peiné de son erreur qu’il semblait en découler qu’il en avait commis une autre en rompant avec sa famille. Ne pouvait-on pas déduire de ses actes qu’il manquait complètement de discernement ?”
Emmanuel Bove (20 april 1898 – 13 juli 1945)
Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 20 april 2009.
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn vorige blog van vandaag.