Jan Faktor, C. K. Williams, Richard Osinga

De Tsjechische, Duitstalige schrijver en vertaler Jan Faktor werd geboren op 3 november 1951 in Praag. Zie ook alle tags voor Jan Faktor op dit blog.

Uit: Trottel

„Die stille Frage meiner Jugend lautete, ob ein Trottel im Leben glücklich werden kann. Und im Grunde war es keine Frage. Um mich herum gab es viele Menschen, die versuchten, mir dies und jenes einzureden — wortlos, versteht sich, einfach durch den Membranendruck ihrer Zuneigung. Sie kannten mich aber nicht, sahen nur meine gesunde Oberfläche. Für mich war meine zukünftige Glücklosigkeit dagegen leicht vorauszusehen. Ich bin als ein Trottel auf die Welt gekommen, bin wie ein Trottel aufgewachsen und musste folgerichtig einer bleiben — zu retten oder gutzureden war da nichts. Gequält bis in die Tiefen meiner auf Dauer erigierten Riechzentralen dachte ich eine ganze Ewigkeit, dass ich die Scham über meine allumfassenden Unzulänglichkeiten nicht überleben werde. Überraschenderweise kam alles anders. Ich habe inzwischen konstant gute Laune, wobei ich mich mitunter unsympathisch finde, wenn ich mich unerwartet in einer Spiegelfläche erwische. Und flüchte gelegentlich vor schlecht gelaunten Individuen, die mein etwas motivloses Innenstrahlen missverstehen könnten. Leider begeben sich viele Menschen Tag für Tag in die Öffentlichkeit, egal wie viele Sorgen um die Gegenwart oder Zukunft (1) sie sich gerade machen. Ich für meinen Teil bin auf den Bürgersteigen unserer Städte eher auf der Suche nach noch mehr Freude, nach dampfendem Optimismus oder einfach spendablem Wohlwollen. Seitdem ich so blendende Laune habe, altere ich nicht. Neulich habe ich beispielsweise wieder mal sechzehn Klimmzüge geschafft. Und ich weiß nicht, wohin das alles noch führen soll. Auch meine Rennradstrecken werden immer länger; was allerdings eher damit zusammenhängt, dass ich mich unterwegs ein bisschen schlauer ernähre. Die Leute essen viel zu viel Käse, fällt mir gerade ein, viel zu fetten Käse und viel zu viel davon — zum Ausklang ihrer sowieso vollsättigenden Mahlzeiten. Manche Erkenntnisse habe ich in meinem Leben spontan im Terrain gewonnen, ohne sie später mühsam aus einem Prostata- oder Nasensekret extrahieren zu müssen. Die gerade angesprochene, seinerzeit ganz und gar ungeplant vorgenommene Feldforschung (2) hängt mit einem Kasein’-starken Erlebnis zusammen. Inzwischen habe ich hier in Deutschland schon mehrere solcher Sättigungsorgien erlebt — mit klarem Kopf und immer noch zystenfreier Leber. Mein ganzes Leben war eine einzige trottelige Feldforschung, habe ich den Eindruck; ein ewig währender Sonderlehrgang. Zum Glück blieb ich naiv genug, um mich immer wieder unter die Menschen zu trauen — wenigstens in einem begrenzten Auslaufradius. Da aß eine intellektuelle Runde viel zu viel von viel zu fettem französischen Käse, fraß sich nach und nach durch alle Sorten — nach einem gehaltvollen Abendbrot, versteht sich — und sinnierte darüber, wie irgendeine humanitäre Katastrophe hätte verhindert werden können und was die Politik dabei wieder falsch gemacht hatte. Wobei die Leute nur das wiederholten, was sie am Vortag in einer einzigen Fernsehsendung gesehen hatten.“

 

Jan Faktor (Praag, 3 november 1951)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Druppels

Zelfs als de regen relatief hard neervalt,
gaat slechts één blad per keer van de kleine boom
die je vorig jaar op het balkon hebt geplant,
dan nog een blad op zijn eigen tijd, en nog een,
beven door de constante druppels,

maar de regen, de wolken zwermden over de stad,
jij aan de piano binnen, je aarzelende muziek,
vermengd met het geraas van de stortbui,
de stroom van beekjes losgelaten uit de dakrand,
de ijzeren balustrades en overstromende goten,

het smelt allemaal met zoveel intensiteit in mij samen
dat ik me wel af moet vragen waarom mijn verlangen
om eeuwig te leven zo is afgenomen dat het me nauwelijks
nog overvalt, en nooit meer zoals het eerder deed,
als spijt van wat ik misschien niet zou meemaken in mijn leven,

maar eerder als een gelaagdheid van momenten zoals deze,
vergankelijk als de mist die van de daken wordt getrokken,
maar toch nadrukkelijk als elke noot van de nocturne,
die je oefent, en, terwijl de storm hapert en verdwijnt
in zijn eigen stralende overgang, steeds weer oefent.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Richard Osinga werd geboren in Haarlem in 1971. Hij studeerde economie en algemene letteren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daarna werkte hij, naast zijn schrijverschap, als diplomaat, internetondernemer, online-marketeer en meest recentelijk zorgondernemer. Hij debuteerde in 2003 met “Bor in Afrika”, dat deels gebaseerd is op zijn ervaringen als diplomaat bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarna verschenen “Klare Taal” en “Wembley”. Dit laatste boek verscheen deels als weblog. In 2011 verscheen “Een Duivel met een Ziel”. In 2019 publiceerde Osinga de roman “Wie de Rechtvaardigen zoekt”. In dat boek beschrijft hij onder meer hoe een Nederlandse diplomaat het Wikipedia-artikel over de door hem bedachte islamitische sekte Qibla al-Qudsiyya schrijft. “Wie de Rechtvaardigen zoekt” stond op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs 2020.  In mei 2021 verscheen zijn roman “Arc”, in 2023 gevolgd door de roman “Munt”.

Uit: Wie de Rechtvaardigen zoekt

“Wie een gedicht wil verwezenlijken
Xin Ai vraagt zich af of je nog kunt zien dat ze heeft gehuild. Ze draagt meer mascara dan normaal en ze heeft haar lenzen verruild voor een Versace-bril. Ze glimlacht gemaakt naar zichzelf in de spiegel. De kuiltjes waar haar vader zo vrolijk van werd verschijnen. Haar Hello Kitty-blik, zoals Trevor het noemt. Ze laat de glimlach los en begint haar make-up terug op haar plankje te zetten. Trevor en Chaz zitten beneden met hun telefoon te pielen terwijl op de oled-tv een documentaire van National Geographic te zien is. Het geluid staat uit, een ranger leunt tegen een pick-uptruck vol dode vogels. Hij spreidt de vleugels van een van de beesten en houdt hem voor de camera. ‘Hey Xini Hoe gaat-ie met m’n meissie?’ roept Trevor van de bank. Zij lijken niets aan haar te zien, dan zal Vasili zeker niets merken. ‘Prima, met jullie?’ ‘Wat voor vraag is dat? Het is vrijdag!’ Boks, high five, dikke smile. ‘Wat kijken jullie?’ ‘Geen idee eigenlijk,’ zegt Chaz terwijl hij verbaasd naar het scherm kijkt. ‘Het ziet er wel smerig uit: Hij pakt de afstandsbediening en zapt naar MTV. Muziek uit de jaren tachtig. MC Hammer danst geluidloos in een harembroek over het scherm. ‘Jij ziet er strak uit, ga je stappen?’ vraagt Trevor.
‘Ik ga wat eten met Vasili.’ ‘Waar ga je heen?’ vraagt Chaz. “Umami Burger”. “Die burgerjoint op University Avenue? Dat is suf! Kan die gast je niet meenemen naar een of andere chique tent? Als wij tweeën op een date zouden gaan dan liet ik een Uber Black voorrijden en nam ik je mee naar die club op Sand Hill Road.” “Het is geen date, we gaan alleen…” “Als jij het zegt,” zegt Trevor.
Vasili staat op de stoep te wachten. Xin vermoedt dat het uit een soort ouderwetse, misschien Oost-Europese beleefdheid is dat hij het restaurant niet binnengaat voor zij er is. Hij draagt een licht kamgaren colbert over een donkerblauwe polo, een nette kaki broek en Nikes. Ze begroet hem met een kus in de lucht net naast zijn wang. Hij heeft een nieuw merk aftershave. Bestellen bij Umami is simpel: een hamburger met parmesan crisp, shiitakes, langzaam geroosterde tomaat, gekaramelliseerde ui en ketchup van het huis. Patat met gekaramelliseerde ui en ketchup van het huis. Patat met truffelaioli, twee IPA’S en je bent klaar. Het gesprek op gang brengen gaat minder eenvoudig. Xin wil het nog niet hebben over wat er vanmiddag is gebeurd, en ze luistert ook maar half naar wat Vasili vertelt over AlphaGo. `Het fascinerende is dat de zetten die AlphaGo doet, door de menselijke go-experts afgedaan werden als verkeerde beslissingen. Ze leverden vreemde stellingen op waaruit geen duidelijk voordeel te halen was, maar uiteindelijk bleken het briljante nieuwe strategische moves die geen mens ooit had kunnen bedenken, omdat alle go-spelers geleerd hebben niet buiten de gebaande paden te treden.’ Waarom raakt het haar zo dat haar project gecanceld is? Ze weet dat dit is zoals het gaat en zoals het moet gaan. Het is eenvoudig om funding te krijgen voor een spannend idee, maar als het niet voldoende oplevert dan gaat de stekker eruit.”

 

Richard Osinga (Haarlem, 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e november ook mijn blog van 3 november 2020 en eveneens mijn blog van 3 november 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Jan Faktor

De Tsjechische, Duitstalige schrijver en vertaler Jan Faktor werd geboren op 3 november 1951 in Praag. Zowel de moeder van Jan Faktor, Františka Factorová, als zijn grootmoeder waren overlevenden van de Duitse Jodenvervolging in bezet Tsjechoslowakije. Nadat de Praagse Lente was onderdrukt, woonde Factor twee jaar in de Hoge Tatra. Vanaf 1973 werkte hij als systeembeheerder en programmeur bij een datacenter in Praag. Jan Factor trouwde met de auteur en psychoanalyticus Annette Simon, een dochter van Christa Wolf. Ze verhuisden allebei in 1978 naar Oost-Berlijn, waar hij werkte als slotenmaker werkte en in een kleuterschool. Hij raakte al vroeg betrokken bij de underground literaire scene van Oost-Berlijn. In het jaar van de verandering, 1989, was Factor medewerker van de nieuwsbrief “Neue Forum” en later medewerker van de krant “Die Andere”. Zijn roman “Georgs Sorgen um die Vergangenheit oder im Reich des heiligen Hodensack-Bimbams von Prag” werd in 2010 genomineerd voor de Preis der Leipziger Buchmesse en stond op de shortlist voor de Deutsche Buchpreis. Voor zijn roman “Trottel” ontving hij de Wilhelm Raabe Literatuurprijs.

Uit: Georgs Sorgen um die Vergangenheit oder Im Reich des heiligen Hodensack-Bimbams von Prag

„Die ersten Sorgen um meinen Penis machte ich mir schon vor etwa fünfzig Jahren im Kindergarten damals nur aus rein hygienischen Gründen. Um mit der Penisspitze nicht die Klobrille oder sogar die Innenseite der Schüssel zu berühren, griff ich beim Pinkeln mit der Hand zwischen meine Schenkel und drückte meinen Apparat senkrecht nach unten. Damit wollte ich gleichzeitig verhindern, daß der Urinstrahl durch den Spalt unterhalb der Klobrille meine heruntergelassene Hose benäßte.Was machst du da? fragten dann die Erzieherinnen, die die Zufluchtsorte der Aufsässigen häufig kontrollierten.
– Nichts, nichts weiter.
Offenbar konnte ich meine Lippen und meinen Unterkiefer gerade frei bewegen. Man klebte mir den Mund nur an den Tagen mit Klebeband zu, an denen ich ununterbrochen redete und nicht anders zu stoppen war. Das papierene Klebeband wurde von den Erzieherinnen immer großzügig angeleckt, und ich mußte den Mund fest verschlossen halten, um die Feuchtigkeitslinie meiner Lippen vor der klebrigen Fremdspucke zu schützen. Bald spürte ich schon, wie der Klebestreifen trocknete, sich zusammenzog und meinen Mund ein bißchen kleiner machte. Dazu muß man wissen: Wir die Kleinen wie die Großen lebten damals in Prag, ohne darunter sonderlich zu leiden, in einer totalitären Gesellschaft.
Wenn ich mir meinen Penis heute ansehe und mich kurz konzentriere, bekomme ich umgehend das Gefühl, daß es sich um ein ästhetisches Gebilde handelt. Er sieht schön aus, etliche Details im Eichelbereich finde ich sogar wunderschön. Seine Ästhetik entdeckte ich allerdings erst relativ spät, etwa ein Jahrzehnt nach seinem Erwachsenwerden, etwa dreizehn Jahre nach seiner späten Beschneidung, die meine Mutter nicht mehr aus nächster Nähe verfolgen, nicht mehr liebend begleiten konnte. Meine Mutter badete und pflegte mich in meiner Kindheit mit großer Inbrunst, strahlte dabei jedesmal intensiv als ob sie mich gerade frisch geboren hätte. Daß ich in die Länge wuchs und immer großflächiger gesäubert und gepflegt werden mußte, störte sie überhaupt nicht. Wenn eines Tages der strenge Tantenrat nicht eingeschritten wäre, hätte meine Mutter sicher weitergemacht und ich hätte mich heute als Mutters Pflegefall präsentieren können.
Wie man sich dank dieser kleinen Information denken kann, war ich Mutters einziges Kind. Es ist aber nicht die ganze Wahrheit: Ich hatte um mich herum mehrere mütterliche Wesen zur Auswahl und war auf meine Mutter nicht unbedingt angewiesen. Sie fiel als Bezugsperson sowieso öfter aus. Aber sie liebte mich trotz ihrer häufigen Depressionen und trotz meiner Widerspenstigkeit über alles, und ich versuchte später, ihre Liebe mit allen Mitteln weiterzugeben.“

 

Jan Faktor (Praag, 3 november 1951)