Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

Zomer in Gelderland

Weet gij nog hoe een blij geluk verwekte
in onze ziel het eerste feest der zon?
toen, na veel mist en kou, in ’t uitgestrekte
geldersche dal de zomer overwon.

Hoe geurde de appelboom met onbevlekte
roomwitte bloem, al wat hij bloeien kon!
waarrond de vlucht der luid-gonzende insekten
een breeden krans van zingend leven spon.

Hoe hebben wij, weet ge? gekeken naar
het leven onder elken vorm: de verre
en hooge vlucht van blanken oeievaar,

den rooden beuk in ’t licht met het karmijn
der blaren en, ’s avonds, den glans der sterren
in ’t zwarte water van den ouden Rijn.

 

La vita nuova

Wanneer de Zomer ’t woord spreekt der bevrijding
dat in het woud van boom tot boom verzucht,
als ’t licht ontwaakt tot in de verste lucht
door de enkele echo dezer blijde tijding,

gaat alles leven met een begeleiding
van kleur en toon, langs veld en lucht,
in ’t streven tot het allerschoonst: de vrucht
die wordt geboren uit die hooge wijding.

Zooals de Zomer de allerzoetste vrijheid
aan landen schenkt die stralend hij bevrucht,
zoo zal de Liefde, die ik heb geducht,

nieuw krachten geven aan mijn angstig bloed,
en rijpen met haar zegenenden gloed
mijn winterweemoed tot een zomerblijheid.

 

In ’t oude tuintje

In ’t oude tuintje waar zooveel pioenen
in ’t hooge gras gloeien als vlekken bloed,
en waar kastanjeboomen donker groenen
wijl reeds hun bloem verwelkte in den gloed,

staat op een groen-bemosten, marm’ren voet
– herinnering aan heidensche visioenen –
een god met leden sterk en lippen zoet,
die een godin – marmer als hij – blijft zoenen.

Daarachter glanst eene niet te overziene
helblauwe lucht; en zoo stil is het uur
onder de wolk der bloeiend blauw glycienen,

als waar’ de tuin, wen steeds het water weent
langsheen de steenen van den grijzen muur,
lijk ’t marmerbeeld allegoriek versteend.

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)
Cove

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Geprivilegieerde delicten

Het is verboden personen in brand te steken.
Het is verboden personen in brand te steken die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken die zich aan de wettelijke bepalingen houden en in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken van wie niet te verwachten valt dat zij het voortbestaan en de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden in gevaar brengen.
Het is verboden personen in brand te steken voorzover hun gedrag daar geen aanleiding toe geeft.
Het is in het bijzonder ook jongeren die, gezien het gebrek aan zinvolle vrijetijdsbesteding en uit onbekendheid met de desbetreffende bepalingen alsmede op grond van hun stuurloosheid psychisch gevaar lopen, niet toegestaan mensen zonder aanzien des persoons in brand te steken.
Het moet, gelet op het prestige van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, dringend worden afgeraden.
Het hoort niet.
Het is niet gebruikelijk.
Het mag geen regel worden.
Het moet niet.
Niemand is ertoe verplicht.
Het mag niemand worden verweten als hij het nalaat personen in brand te steken.
Iedereen geniet het grondrecht om te weigeren.
Verzoekschriften van deze strekking moeten worden gericht aan de bevoegde instantie.

Nota bene. Wie deze tekst in een andere taal overbrengt, wordt verzocht ‘Bundesrepublik Deutschland’ bij wijze van proef te vervangen door de officiële naam van zijn eigen land. Deze voetnoot moet ook in de vertaling blijven staan.

 

Vertaald door Angela Adriaansz.

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

November

Ik denk aan dezen die geboren werden
in de eenzame uren van dees langen dag,
ik denk aan liefden die verloren werden
en die geen enkle klacht herinn’ren mag.

En ’t lijkt mij of degeen die ’t leven kregen
vandaag, de arme doolaards zullen zijn
die moeten gaan met in hun hart: de pijn,
en in hun ziel: het droef geruisch van regen.

Kom, sluit het venster, liefste, en laat de vlagen
novemberklagend ruischen in den wind!
Uw handen zijn zoo vroom als van een kind;

‘Kom, leg ze op ’t voorhoofd van den moeden man
die aan die hand een weinig vreugd komt vragen
en hoopt nog op ’t geluk dat komen kan…

 

De dubbelganger

’t Is Jan van Nijlen niet
Die zijn gedichten schreef,
Ik ben de dichter
Van de verzen die hij schreef.
Ik was het die,
Terwijl van Nijlen sliep,
Bij lente- en zomertijd
Door bos en weide liep.
Die kruiden zocht en bloemen
En praatte met de dieren,
En die, terwijl hij op een droog kantoor
Zijn ziel en zaligheid verloor,
In zijn plaats naar de wolken keek.
Hij las de boeken die ik kocht,
Ik was de analfabeet, hij de geleerde.
Ik had het druk, hij liet zich rustig leven,
Hij kreeg het geld en werd gedecoreerd.
O muthos deloi! ja,
De fabel leert
Dat hij die het verdient
Nooit wordt geëerd.
’t Is nogal vreemd:
Van Nijlen had geen wroeging
En vond het heel normaal
Dat het zo toeging.

 

Sonnet

Mijn leven is een lange ontgoocheling;
en alles wat ik droomde in mijn gedachten,
en alles wat ik dacht in droomen-nachten,
en al wat ‘k vroeg en al wat ik ontving,

leeft niet langer in mijn herinnering
dan gloed van oogen die maar even lachtten
en dan zich sloten, wijl ik lang bleef wachten
of niet dat oog nog éénmaal openging.

En wijl ‘k niet weet of dat het leven is,
dat droomen-sterven en dat droomen-groeien
zonder te weten wat vergeven is,

ga ik naar ’t land waar blij de jonge lent’
heur lachende’ oogen opent, want daar bloeien
droomen van blijheid die geen ander kent…

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Het verhaal van de wolken

Ter bestrijding van stress, kommer, jaloezie en depressie
verdient het aanbeveling naar de wolken te kijken.
Met hun roodgouden avondranden
overtreffen ze Patinir en Tiepolo.
De vluchtigste aller meesterwerken,
moeilijker te tellen dan een rendierkudde,
belanden in geen museum.
Wolkenarcheologie – een wetenschap
voor de engelen. Ja, zonder de wolken
zou alles wat leeft, sterven. Uitvinders zijn het:
zonder hen geen vuur, geen elektrisch licht.
Ja, het verdient aanbeveling om bij vermoeidheid,
woede en vertwijfeling de ogen
ten hemel te wenden.

 

Vertaald door René Smeets

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

De laatste droom

Ik ga naar bed nog enkel om te dromen,
niet van een hemeltuin dien ik niet ken,
maar van de tijd dat ik gelukkig ben
geweest in ’t huis onder de notebomen.

Dan gaat voor mij de ware wereld open,
waar alles echt is, alles licht van toon,
geen paradijs met pauwe’ en antilopen,
maar, klein en doodeenvoudig en gewoon,

een tuin, zoals De Braekeleer heeft geschilderd,
met sneeuw van lelies en papavervuur,
en lilastruiken druipend en verwilderd
tegen de lentewolken en ’t azuur.

 

De laatste dagen

Een blauwe schotel bleef met enkle vruchten,
vannacht in het prieel op tafel staan,
en daarop schijnt, door winde en wilde wingerd,
een laatste straal van de verdoofde maan.

Geen wind beweegt de donkre notelaren,
rond zonnebloem en volle dahlia
gonst geen insekt: ’t is de volmaakte vrede
die eeuwig lijkt, als kwam niets meer daarna.

0 laatste, warme dagen van september,
de weemoed van uw licht gloeit ook in mij,
ik laat, als gij, mij met een glimlach glijden
naar dood en vrede, beiden zo nabij.

 

De bruid

Wie roept er in de nacht? Welk aards gefluister
groeit uit de diepten tot gejuich of klacht,
welk is die stem slechts hoorbaar in het duister?
Wie roept er in de nacht?

Het zwelt, het stijgt; dan wordt het fijn en teder
en kaatst als zeepbel op een effen plas;
het zweeft, zo licht als een verwaaide veder,
over het donker gras.

’t Is het uur dat levens- en liefdedronken,
de aarde het hart heeft ener jongen bruid,
en nachtegaal in bottende eikenstronken
voor ’t eerst van liefde fluit.

Wie roept er in de nacht? De stem der aarde
die juicht in hartstocht en in weelde weent!
Er springen bloesems open als de gaarde
de klacht der bruid verneemt!

De nacht verheelt het wonderlijk gebeuren,
de schone pijn van haar ontvangenis,
maar als des morgens, door oranje deuren,
wijkt koelte en duisternis,

dan trillen duizend blanke silhouetten,
over de bruid die bloost, maar helder lacht
onder ’t gewelf der bomen, bruidsboeketten
ontloken in één nacht!

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Mooie Zondag

De oude baas met bakkebaard,
met breekbare botten,
hoe hij daar op het bankje zit
voor de bunker,
voor zijn eigen bunker.

Hoe hij erbij zit in de ochtendzon
en breit en mompelt.
Wat zei hij?
Wat zei hij?
Mooie zondag vandaag,
Mooie zondag vandaag.

Hoe hij het breiwerk laat zakken,
hoe hij spiedt,
hoe hij hoort,
hoe hij oppast
of iemand de hoek omkomt
om hem dood te slaan.

Hoe hij verder breit,
hoe hij kwinkeleert:
Niemand te zien.
Niemand te zien.
Mooie zondag vandaag.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jan van Nijlen, Werner Söllner

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

Voor hem die al dees dagen

Voor hem die al dees dagen, zonder bate
voor zijn verdriet, zijn eigen ik ontvlood,
en langs de huizen liep met kaken rood
van drift en pijn in ’t harte bovenmate;

Voor hem die, wankel, in zijn trotse nood
de moed niet vond om ’t leven zelf te haten,
die beedlaars tegenkwam langs gore straten
en hun niet gaf hun luttel dagelijks brood;

Voor hem is reuk van rotte blaren zoet,
en d’avondwind een vriendelijke streling,
als ’t laatste licht in sombre lucht verbloedt;

want hij, die al wat troost brengt heeft gemist,
wordt in dit uur zo liefderijk een heling:
uw nacht, oktober! en uw smoorge mist.

 

Vreugd en vrede

De vreugde is ’t gevoel van de nakende morgen
En tooit elke stond met haar innige lach,
Evenals de vrede, na werken en zorgen
De weemoed versiert van de kwijnende dag.

Wie vreugde nooit eenzaam des morgens liet marren,
Hem zijn alle wondren begrijplijk en klaar;
De stilte der aarde, de schoonheid der starren
Maakt vrede des nachts aan ons hart openbaar.

O vreugde, kom ’s morgens al dansend getreden,
En wek mij met zangen, dat steeds aan mijn zij
Uw lach moge klinken! Maar gij, zachte vrede,
O ga, als het schemert, mijn huis niet voorbij!

 

Aan Platen

Hij die der schoonheid hoogste wetten prees,
de al-heerlijkheid van ’t koninklijke woord,
en ’t laffe volk met angstige twijfel-vrees
vervuld, begeesterend heeft aangespoord

om trotsch te stijgen waar zijn hand naar wees,
hij kon alleen in muzikaal akkoord
verbeelden, wen de schim der stad verrees,
het venetiaansche beeld in ’t duitsche woord.

Hoe ruischt zijn rytmus mijne onmacht toe!
wanneer ik, landend aan dit eenig strand,
met droeven angst mij afvraag waar of hoe

ik klanken vinden zal om te verwoorden
wat hij zag en verkondigde zijn land
in blijden echo, een nog nooit gehoorden.

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

z. t.

Leg de pen neer, alles is
gezegd. De hond aan je voeten, een warm
zakje dat af en toe zucht omdat jij
er nog bent. Op de planken achter je woorden, woorden
woorden. Wanorde en wonderen. Vervulling
en leegte. Je hebt zoveel gesproken en niets
gezegd. Niets over de waarheid, over de vergissing
nog minder.

Voor het raam schreeuwt een merel alsof hij is losgelaten
uit de hel. Zon en aarde, een oud
paar, bij elkaar gehouden slechts door de aantrekkingskracht
van de angst voor elkaar. Of uit de schoot van het zwijgen
de ijzige adem van het geluk nog eens terugkeert?

Maak je geen zorgen, kleine vogel. En niet
getreurd. Om niets en om niemand. Sneller
dan je kunt vergeten zal het huis
leeg zijn. De laatste spullen klaar om op te halen
aan de straat. Ook om jou, kleine
Chimaera in het heelal, treur niet. Geen god, een
gloeiende klomp ijs achtervolgt je.

Niets, droomt
de hond, is gezegd. Hij zegt, dat alles
gedroomd is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook alle tags voor Jacob Cats op dit blog.

 

Als van twee gepaerde schelpen

Als van twee gepaerde schelpen
d’Eene breeckt oft wel verliest,
Niemandt sal u konnen helpen,
(Hoe gy soeckt, oft hoe gy kiest)
Aen een die met effen randen
Iuyst op d’ander passen sou,
d’Eerste Zijn de beste panden,
Niet en gaet voor d’eerste trou.

 

Wilt gij een hups, een rustig wijf?

Wilt gij een hups, een rustig wijf?
Neem eerst uit Nederland het lijf,
Neem dan nog tot zo weerde pand
Het aangezicht uit Engeland,
En vorder nog, geloof je mij,
Een tong uit Brabant dient er bij,
En doe er toe een Hollands hert,
Dat niet te licht verslingerd wert;
Maar zo je wilt de hoogste prijs,
Zo haal de billen van Parijs,

Voeg dit bijeen, geminde vriend,
Zo heb je een wijf, gelijk u dient.

 

Daer den schat is, is het hert

Daer den schat is, is het hert,
En de handt is by de smert,
En d’ooge swiert altijdt,
Daer een jeughdigh herte vrijdt.

 

 
Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Lithografie door Herman ten Kate

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook alle tags voor Friedrich Schiller op dit blog.

Uit:Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande

“Philipp der Zweite sieht die Frucht einer That verloren, die ihm seine fürstliche Ehre, und wer weiß, ob nicht den heimlichen Stolz seines stillen Bewußtseins kostet. Hartnäckig und ungewiß ringt mit dem Despotismus die Freiheit; mörderische Schlachten werden gefochten; eine glänzende Heldenreihe wechselt auf dem Felde der Ehre; Flandern und Brabant war die Schule, die dem kommenden Jahrhundert Feldherren erzog. Ein langer verwüstender Krieg zertritt den Segen des offenen Landes, Sieger und Besiegte verbluten, während daß der werdende Wasserstaat den fliehenden Fleiß zu sich lockte und auf den Trümmern seines Nachbars den herrlichen Bau seiner Größe erhub. Vierzig Jahre dauerte ein Krieg, dessen glückliche Endigung Philipps sterbendes Auge nicht erfreute, – der ein Paradies in Europa vertilgte und ein neues aus seinen Ruinen erschuf, der die Blüthe der kriegerischen Jugend verschlang, einen ganzen Welttheil bereicherte und den Besitzer des goldreichen Peru zum armen Manne machte. Dieser Monarch, der, ohne sein Land zu drücken, neunmalhundert Tonnen Goldes jährlich verschwenden durfte, der noch weit mehr durch tyrannische Künste erzwang, häufte eine Schuld von hundert und vierzig Millionen Ducaten auf sein entvölkertes Land. Ein unversöhnlicher Haß der Freiheit verschlang alle diese Schätze und verzehrte fruchtlos sein königliches Leben, aber die Reformation gedeihte unter den Verwüstungen seines Schwerts, und die neue Republik hob aus Bürgerblut ihre siegende Fahne.
Diese unnatürliche Wendung der Dinge scheint an ein Wunder zu grenzen; aber Vieles vereinigte sich, die Gewalt dieses Königs zu brechen und die Fortschritte des jungen Staats zu begünstigen. Wäre das ganze Gewicht seiner Macht auf die vereinigten Provinzen gefallen, so war keine Rettung für ihre Religion, ihre Freiheit. Sein eigener Ehrgeiz kam ihrer Schwäche zu Hilfe, indem er ihn nöthigte, seine Macht zu theilen. Die kostbare Politik, in jedem Cabinet Europens Verräther zu besolden, die Unterstützungen der Ligue in Frankreich, der Aufstand der Mauren in Granada, Portugals Eroberung und der prächtige Bau vom Escurial erschöpften endlich seine so unermeßlich scheinenden Schätze und untersagten ihm, mit Lebhaftigkeit und Nachdruck im Felde zu handeln. Die deutschen und italienischen Treppen, die nur die Hoffnung der Beute unter seine Fahnen gelockt hatte, empörten sich jetzt, weil er sie nicht bezahlen konnte, und verließen treulos ihre Führer im entscheidenden Moment ihrer Wirksamkeit. Diese fürchterlichen Werkzeuge der Unterdrückung kehrten jetzt ihre gefährliche Macht gegen ihn selbst und wütheten feindlich in den Provinzen, die ihm treu geblieben waren. Jene unglückliche Ausrüstung gegen Britannien, an die er, gleich einem rasenden Spieler, die ganze Kraft seines Königreichs wagte, vollendete seine Entnervung; mit der Armada ging der Tribut beider Indien und der Kern der spanischen Heldenzucht unter.”

 


Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)
Cover

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

De harmonikaspeler

Gezeten op den drempel van een huis,
speelt hij gewichtig, stoer en onbaatzuchtig
voor iedereen. Zij, die het vaderhuis
nimmer vergeten en zij, die voortvluchtig

dolen van land tot land: de dichters, de matrozen,
de reizigers, die zonder énen cent,
het land ontdekken door hun droom verkozen,
luistren naar ’t schreien van zijn instrument.

Hij weent, hij juicht, de goede goochelaar,
en door zijn droomrig, langoureus gebaar
voelt iedereen zich weer het dwaze kind:

de rentenier vergeet zijn lieve renten,
de filosoof zijn kostbaarste argumenten,
de veertigjaarge dat hij heeft bemind.

 

De oude kroeg

Ik houd zozeer van die verlaten kroegen
buiten de stad in het namiddaguur,
men droomt er rustig, wachtend op den vroegen
schemeravond, naast een gezellig vuur.

Sedert een eeuw misschien ligt hier wit zand
op de geschuurde en uitgesleten planken.
Alles is oud, de stoelen en de blanke
tafels. Dit is een huis, een vaderland.

‘k Zie door het raam een tuin die druipt van regen,
de winterlucht is mistig, grijs en geel,
en alles wat ik lijdzaam heb verzwegen
dringt plots in kroppend snikken naar mijn keel.

En toch ben ik gelukkig, want nooit kende
mijn jeugd den vrede die ik nu gevoel;
‘k weet mij nu nader bij mijn menslijk doel:
de dood, maar zonder ’t masker der ellende.

 

 
Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)
Rond 1910

 

De Duitse schrijver Arnold Zweig werd op 10 november 1887 in een gematigd religieuze joodse familie geboren in Glogau, Neder-Silezië (nu Głogów, Polen). Zie ook alle tags voor Arnold Zweig op dit blog.

Uit: Erziehung vor Verdun

“Es ist schweinisch, zu denken, daß man gerade jetzt in die Hände der Deutschen fallen mußte, kurz vor Toresschluß, kurz, bevor sie den Schwindel hier abblasen müssen, weil es ihnen an der Somme den Atem verschlägt vor der Wucht des französisch-englischen Angriffs. Zwar ist man dem Höllenofen mit heilen Gliedern entkommen, und wenn man sich vernünftig benimmt, wird man ja wohl die paar Monate Gefangenschaft noch aushalten; dennoch bleibt es zum Kotzen, wie eine Viehherde abgeführt zu werden. Man hat die Schluchten, die ehemaligen Wälder hinter sich, die aus lauter zerhackten Trichterfeldern bestehen; hinter sich die Maashöhen, den Abstieg nach Azannes; hier ist schon heiles Land, sozusagen, rechts unten fließt ein Bach, steigen die Höhen auf, die runden grünen Kuppen der lothringischen Landschaft. Wenn es wenigstens zur Tränke ginge! Hitze, Staub und Schweiß plagen die vierzig, fünfzig marschierenden Viererrotten in den blaugrauen Waffenröcken, Stahlhelmen oder zweizipfeligen Kappen.
Links an der Straße, man biegt um eine Ecke, winken zwei große Tröge, in die je ein Strahl klaren Wassers fällt. Dort waschen deutsche Armierungssoldaten ihre Kochgeschirre. Die Franzosen heben die Köpfe, straffen sich, beschleunigen den Schritt. Die bayrischen Wachtmannschaften wissen auch, was Durst heißt, und werden ihnen Zeit lassen, zu trinken oder die Feldflaschen zu füllen. Schließlich sind die Mannschaften beider Heere einander erbitterte Feinde nur während der Kämpfe; und außerdem hat sich bei den Franzosen längst herumgesprochen, daß Armierer unbewaffnete Arbeitssoldaten sind, jüngerer und älterer Landsturm, harmlose Leute.
Ein weitläufiges Barackenlager, schwarz gegen den blauen Himmel, überhöht die stäubende Straße; Treppen führen von ihm hinab. Immer mehr Schipper laufen herzu, das Schauspiel lockt sie, außerdem ist Mittagspause. Nun, je mehr Hände, desto schneller wird man getränkt werden. Im Augenblick umlagert ein blaugrauer Klumpen von durstigen Männern die Tröge, braune Gesichter, alle bärtig, recken sich hoch, Dutzende von Armen strecken sich aus, Becher und Kochgeschirre, ja die Gesichter werden in die Flut getaucht, die durchsichtig, mit leisen Kringeln auf dem Grund der Tröge spielt.”

 

 
Arnold Zweig (10 november 1887 – 26 november 1968)
DVD cover van de gelijknamige DDR – tv-serie uit 1973

 

De Nederlandse dichter, schrijver, zanger en producer Rick de Leeuw werd geboren in Haarlem op 10 november 1960. Zie ook alle tags voor Rick de Leeuw op dit blog.

 

Onze wilde wereld

onze wilde wereld
kraakt in zijn voegen
de regen slaat binnen
door een gat in het dak
voor onze wilde
wereld
vergeet wat geweest is
en bij wie kan je schuilen
als de duisternis valt

onze wilde wereld
een warme opwarming
we troffen elkaar
in het kloppende hart
van onze wilde wereld
en langzaam vergleed de tijd
een tijd met ons mee

één moment en het is weg
je kijkt om je heen
en er is niets dat je herkent
één moment en het is weg
en wie haalt mij hieruit
als jij er niet meer bent

onze wilde wereld
moe en versleten
als een oude jas
meer vertrouwd dan echt warm
onze wilde wereld
we missen ‘m nu al
zeg nog
één keer gedag

want vroeger of later
gebeurt het ook met ons
vroeger of later
het gebeurt ons allemaal.

 


Rick de Leeuw (Haarlem, 10 november 1960)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

Über den Dächern von Amsterdam

In einer fremden Stadt
im Lande Nie
hat mich mein Vater besucht.

Ich hab ihn gerufen. Auf dem Dach
eine Taube, auf dem Fensterbrett die blinde
fremdelnde Katze, auf dem Tisch eine Tasse
Kaffee. Wolken aus Milch.

Er hat auf dem Korbstuhl
gesessen, zögernd und still. Ein bißchen
entfernt. Als sei er, wie früher, anderswo
zuhause. Und dort jemand anders. Genosse
Gott zum Beispiel, im irdischen Paradies
im Exil. An den Händen dünne
altersfleckige Haut.

Mit lauter Stimme
hab ich erzählt. Von Angstlust
und Schuld, von Krieg und Schweigen
in mir. Vom Erbe. Von früher und nie.
Alles vielleicht. Ich weiß nicht. Das Leben
um mich herum wächst und wächst
wie Aluminium. Drüsengeräusche, Hitze
und Kälte. In einem. Daß ich mich verstehe
aufs Bellen seit einiger Zeit.

Draußen hat es zu regnen
begonnen. Es ist nicht so einfach, hat er
mit meiner Stimme gesagt, wie du
es dir machst. Sein Kopf hat nicht mehr
gewackelt. Und Mutter? Es ist einfacher
schwer. Traum, es ist Zeit. Hast du
Fahrkarten für die Tram?

Ja. Vollmond
überm Leidseplein. Außerirdische
mit Augen, Mündern, Ohren. Das Herz, höre
ich, schlägt. Zwischen den Rippen. Links
unterm Portemonnaie. Es ist Zeit, höre ich
eine Stimme, erfinde. Für ein paar
Gulden. Von Blinden, Stummen, Tauben.

 


Werner Söllner (Arad, 10 november 1951)
Arad, stadhuis

 

De Amerikaanse dichter Vachel Lindsay werd geboren op 10 november 1879 in Springfield, Illinois. Zie ook alle tags voor Vachel Lindsay op dit blog.

 

To The United States Senate

And must the Senator from Illinois
Be this squat thing, with blinking, half-closed eyes?
This brazen gutter idol, reared to power
Upon a leering pyramid of lies?

And must the Senator from Illinois
Be the world’s proverb of successful shame,
Dazzling all State house flies that steal and steal,
Who, when the sad State spares them, count it fame?

If once or twice within his new won hall
His vote had counted for the broken men;
If in his early days he wrought some good —
We might a great soul’s sins forgive him then.

But must the Senator from Illinois
Be vindicated by fat kings of gold?
And must he be belauded by the smirched,
The sleek, uncanny chiefs in lies grown old?

Be warned, O wanton ones, who shielded him —
Black wrath awaits. You all shall eat the dust.
You dare not say: “To-morrow will bring peace;
Let us make merry, and go forth in lust.”

What will you trading frogs do on a day
When Armageddon thunders thro’ the land;
When each sad patriot rises, mad with shame,
His ballot or his musket in his hand?

In the distracted states from which you came
The day is big with war hopes fierce and strange;
Our iron Chicagos and our grimy mines
Rumble with hate and love and solemn change.

Too many weary men shed honest tears,
Ground by machines that give the Senate ease.
Too many little babes with bleeding hands
Have heaped the fruits of empire on your knees.

And swine within the Senate in this day,
When all the smothering by-streets weep and wail;
When wisdom breaks the hearts of her best sons;
When kingly men, voting for truth, may fail: —

These are a portent and a call to arms.
Our protest turns into a battle cry:
“Our shame must end, our States be free and clean;
And in this war we choose to live and die.

 


Vachel Lindsay (10 november 1879 – 5 december 1931)
Portret door Ted Keylon

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay, Henry van Dyke, Aka Morchiladze

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Jacob Cats op dit blog.

 

Eerste Trouw

Als van twee gepaarde schelpen
D’ene breekt, of wel verliest,
Niemand zal u kunnen helpen —
Hoe men zoekt, hoe nauw men kiest
Aan een, die met effen randen
Juist op d’ ander passen zou.
D’oudste zijn de beste panden,
Niets en gaat voor d’ eerste trouw;
D’eerste trouw, die leert het minnen,
D’eerste trouw is enkel vreugd,
D’eerste trouw, die bindt de zinnen,
Zij is ’t bloempje van de jeugd.
Naar mijn oordeel: twee-maal trouwen
Dat is veel niet zonder pijn;
Drie-maal kan niet als berouwen,
Want hoe kan der liefde zijn?
Houd uw eerste lief in waarden,
Eertse met een vollen zin;
’t Is een hemel opter aarden,
Zo je paart uit rechte min.

 

Is ´t oog verrast, ´t beest is in last

Beziet, het moedig dier de Leeuwe staat gebonden,
Omdat men zijne aard ten leste heeft gevonden:
Ach! Sampson is gevat, omdat zijn machtig haar
Werd, door een ontrouw wijf, zijn vijand openbaar.

Wil iemand in der haast zijn vijand overwinnen,
Die lere zijne grond en aangeboren zinnen.
Want zo hij dat geheim ten volle weten kan,
Daar is geen twijfel aan, hij is er meester van.

 

 
Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Standbeeld in Groede

Lees verder “Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay, Henry van Dyke, Aka Morchiladze”

Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Jacob Cats op dit blog.

 

Zo vorst, zo volk

Zie doch eens: in deze poel
Was te voren geen gewoel,
Geen geruchte, geen geschil;
Alle dingen waren stil,
Al de vogels zonder nijd,
Al de vogels zonder strijd;
Maar een schreeuwer, metter vlucht,
Hier gevallen uit de lucht,
Maakte, door zijn hees geschal,
Twist en oproer overal;
Maakte dat het ganse rot
Kwam gesprongen uit het kot,
Kwam zo fel hier in gestort
Dat het water troebel wordt.
Het is nut te zijn geloofd
Dat een vies, een zeldzaam hoofd,
Dat alleen een enig man
Ganse rijken storen kan.
Dan het is ook wel gezien
Heden en in oude tiên,
Dat een enig hoofd geveld
’t Ganse land in ruste stelt.

 

Al draagt de aap een gouden ring

Al draagt de aap een gouden ring,
Zo is het toch een lelijk ding
Al heeft de sim een gulden rok,
Zo is ‘et toch maar enkel jok;
Want schoon zij met een grote pracht,
Wordt deftig in het spel gebracht,
En dat ze voor de eerste maal
Komt prachtig treden op de zaal,
Komt wonder moedig aan de dag:
Zij is een aap, gelijk ze plach’;
Want eer men nog de rolle sluit,
Zo kijken hare grillen uit,
Want zijde, goud, fluweel, satijn,
En geven niet als enkel schijn.
De vors die huppelt naar de poel,
Al zat hij op een gouden stoel.

 

 
Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Portret door Michiel Jansz van Mierevelt, 1634

Lees verder “Jacob Cats, Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Werner Söllner, Vachel Lindsay”

Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Jacob Cats, Werner Söllner

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Friedrich Schiller op dit blog.

 

Der Flüchtling

Frisch athmet des Morgens lebendiger Hauch,
   Purpurisch zuckt durch düstrer Tannen Ritzen
Das junge Licht und äugelt aus dem Strauch;
      In goldnen Flammen blitzen
      Der Berge Wolkenspitzen.
Mit freudig melodisch gewirbeltem Lied
   Begrüßen erwachende Lerchen die Sonne,
   Die schon in lachender Wonne
Jugendlich schön in Aurora’s* Umarmungen glüht.

      Sey, Licht, mir gesegnet!
      Dein Strahlenguß regnet
Erwärmend hernieder auf Anger* und Au*.
      Wie silberfarb flittern
      Die Wiesen, wie zittern
Tausend Sonnen in perlendem Tau!

      In säuselnder Kühle
      Beginnen die Spiele
         Der jungen Natur.
      Die Zephyre* kosen
      Und schmeicheln um Rosen,
Und Düfte beströmen die lachende Flur.

Wie hoch aus den Städten die Rauchwolken dampfen!
Laut wiehern und schnauben und knirschen und stampfen
      Die Rosse, die Farren*;
      Die Wagen erknarren
         Ins ächzende Thal.
      Die Waldungen leben,
Und Adler* und Falken und Habichte schweben,
Und wiegen die Flügel im blendenden Strahl.

      Den Frieden zu finden,
      Wohin soll ich wenden
         Am elenden Stab?
      Die lachende Erde
      Mit Jünglingsgeberde
         Für mich nur ein Grab!

Steig’ empor, o Morgenroth, und röthe
   Mit purpurnem Kusse Hain und Feld!
Säus’le nieder, Abendroth, und flöte
   Sanft in Schlummer die erstorbne Welt!
      Morgen – ach! du röthest
         Eine Todtenflur,
Ach! und du, o Abendroth! umflötest
      Meinen langen Schlummer nur.

 

Die Worte des Wahns

Drei Worte hört man, bedeutungschwer,
    Im Munde der Guten und Besten.
Sie schallen vergeblich, ihr Klang ist leer,
    Sie können nicht helfen und trösten.
Verscherzt ist dem Menschen des Lebens Frucht,
So lang er die Schatten zu haschen sucht.

So lang er glaubt an die goldene Zeit,
    Wo das Rechte, das Gute wird siegen –
Das Rechte, das Gute führt ewig Streit,
    Nie wird der Feind ihm erliegen,
Und erstickst du ihn nicht in den Lüften frei,
Stets wächst ihm die Kraft auf der Erde neu.

So lang er glaubt, daß das buhlende Glück
    Sich dem Edeln vereinigen werde –
Dem Schlechten folgt es mit Liebesblick;
    Nicht dem Guten gehöret die Erde,
Er ist ein Fremdling, er wandert aus
Und suchet ein unvergänglich Haus.

So lang er glaubt, daß dem ird’schen Verstand
    Die Wahrheit je wird erscheinen –
Ihren Schleier hebt keine sterbliche Hand;
    Wir können nur rathen und meinen.
Du kerkerst den Geist in ein tönend Wort,
Doch der freie wandelt im Sturme fort.

Drum, edle Seele, entreiß dich dem Wahn
    Und den himmlischen Glauben bewahre!
Was kein Ohr vernahm, was die Augen nicht sahn,
    Es ist dennoch das Schöne, das Wahre!
Es ist nicht draußen, da sucht es der Thor;
Es ist in dir, du bringst es ewig hervor.

 

Die zwei Tugendwege

Zwei sind der Wege, auf welchen der Mensch zur Tugend emporstrebt;
Schließt sich der eine dir zu, thut sich der andre dir auf.
Handelnd erringt der Glückliche sie, der Leidende duldend.
Wohl ihm, den sein Geschick liebend auf beiden geführt!

 

 
Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805) 
Monument in Frankfurt

Lees verder “Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Jacob Cats, Werner Söllner”

Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Jacob Cats, Aka Morchiladze

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Friedrich Schiller op dit blog.

 

Geburtstagsgedicht

Rastlos vorwärts musst du streben,
nie ermüdet Stille stehn,
willst du die Vollendung sehn,
musst ins Breite dich entfalten,
soll sich deine Welt gestalten,
in die Tiefe musst du steigen,
soll sich dir das Wesen zeigen,
nur Beharrung führt zum Ziel,
nur die Fülle führt zur Klarheit,
und im Abgrund wohnt die Wahrheit.

 

Hoffnung

Es reden und träumen die Menschen viel
Von bessern künftigen Tagen,
Nach einem glücklichen goldenen Ziel
Sieht man sie rennen und jagen.
Die Welt wird alt und wird wieder jung,
Doch der Mensch hofft immer Verbesserung.

Die Hoffnung führt ihn ins Leben ein,
Sie umflattert den fröhlichen Knaben,
Den Jüngling locket ihr Zauberschein,
Sie wird mit dem Greis nicht begraben,
Denn beschließt er im Grabe den müden Lauf,
Noch am Grabe pflanzt er – die Hoffnung auf.

Es ist kein leerer schmeichelnder Wahn,
Erzeugt im Gehirne des Toren,
Im Herzen kündet es laut sich an:
Zu was Besserm sind wir geboren!
Und was die innere Stimme spricht,
Das täuscht die hoffende Seele nicht.

 

Die Führer des Lebens

Zweierlei Genien sinds, die dich durchs Leben geleiten,
Wohl dir, wenn sie vereint helfend zur Seite dir stehn!
Mit erheiterndem Spiel verkürzt dir der eine die Reise,
Leichter an seinem Arm werden dir Schicksal und Pflicht.
Unter Scherz und Gespräch begleitet er bis an die Kluft dich,
Wo an der Ewigkeit Meer schaudernd der Sterbliche steht.
Hier empfängt dich entschlossen und ernst und schweigend der andre,
Trägt mit gigantischem Arm über die Tiefe dich hin.
Nimmer widme dich einem allein. Vertraue dem erstern
Deine Würde nicht an, nimmer dem andern dein Glück.

 

 
Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)
Charlotte Schiller – Schillers Gartenhaus in Jena, aquarel, ca. 1798

Lees verder “Friedrich Schiller, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Jacob Cats, Aka Morchiladze”

Friedrich Schiller, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Jacob Cats, Alejandro Zambra

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Friedrich Schiller op dit blog.

Uit:Der Spaziergang unter den Linden

„Wollmar und Edwin waren Freunde und wohnten in einer friedlichen Einsiedelei beisammen, in welche sie sich aus dem Geräusch der geschäftigen Welt zurückgezogen hatten, hier in aller philosophischen Muße die merkwürdigen Schicksale ihres Lebens zu entwickeln. Edwin, der glückliche, umfaßte die Welt mit frohherziger Wärme, die der trübere Wollmar in die Trauerfarbe seines Mißgeschicks kleidete. Eine Allee von Linden war der Lieblingsplatz ihrer Betrachtungen. Einst an einem lieblichen Maientag spazierten sie wieder; ich erinnere mich folgenden Gespräches:

Edwin. Der Tag ist so schön – die ganze Natur hat sich aufgeheitert, und Sie so nachdenkend, Wollmar?

Wollmar. Lassen Sie mich. Sie wissen, es ist meine Art, daß ich ihr ihre Launen verderbe.

Edwin. Aber ist es denn möglich, den Becher der Freude so anzuekeln?

Wollmar. Wenn man eine Spinne darin findet – warum nicht? Sehen Sie, Ihnen malt sich jetzt die Natur wie ein rothwangigtes Mädchen an seinem Brauttag. Mir erscheint sie als eine abgelebte Matrone, rothe Schminke auf ihren grüngelben Wangen, geerbte Demanten in ihrem Haar. Wie sie sich in diesem Sonntagsaufputz belächelt! Aber es sind abgetragene Kleider und schon hunderttausendmal gewandt. Eben diesen grünen wallenden Schlepp trug sie schon vor Deukalion, eben so parfümiert und eben so bunt verbrämt. Jahrtausende lang verzehrt sie nur mit dem Abtrag von der Tafel des Todes, kocht sich Schminke aus den Gebeinen ihrer eigenen Kinder und stutzt die Verwesung zu blendenden Flittern. Es ist ein unfläthiges Ungeheuer, das von seinem eigenen Koth, viele tausendmal aufgewärmt, sich mästet, seine Lumpen in neue Stoffe zusammenflickt und groß thut und sie zu Markte trägt und wieder zusammenreißt in garstige Lumpen. Junger Mensch, weißt du wohl auch, in welcher Gesellschaft du vielleicht jetzo spazierest? Dachtest du je, daß dieses unendliche Rund das Grabmal deiner Ahnen ist, daß dir die Winde, die dir die Wohlgerüche der Linden herunterbringen, vielleicht die zerstobene Kraft des Arminius in die Nase blasen, daß du in der erfrischenden Quelle vielleicht die zermalmten Gebeine unsrer großen Heinriche kostest? Pfui! Pfui! Die Erderschütterer Roms, die die majestätische Welt in drei Theile rissen, wie Knaben einen Blumenstrauß unter sich theilen und an die Hüte stecken, müssen vielleicht in den Gurgeln ihrer verschnittenen Enkel einer wimmernden Opernarie frohnen.“

 

Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)
Portret door Louis Ammy Blanc, 1861

Lees verder “Friedrich Schiller, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Jacob Cats, Alejandro Zambra”