Johan Harstad, Bertolt Brecht

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit:  Hässelby. Het demonteren is begonnen (Vertaald door Paula Stevens)

“Ik zit in de stoel onder het linkerraam. Ik heb de rode sjaal die mijn vader heeft gebreid om mijn nek en draag één bruine wollen sok. De andere heeft hij niet meer af kunnen maken. Mijn vader is twee maanden geleden overleden. Dat is niets nieuws. Er gaan voortdurend vaders dood. Elke dag stort een groot aantal vaders over de rand van de afgrond. Zo hoort het ook. Ze lopen glimlachend binnen op de dag dat je voor het eerst je ogen opendoet, aaien je over je bol en houden je in hun armen. Ze brengen je een paar jaar lang naar de voetbaltraining, lenen je hamer en zaag zodat je een hut in het bos kunt bouwen en geven je op je kop als je ’s avonds te laat thuiskomt. Later vervagen ze, onmerkbaar. Tot ze doodgaan. Geen enkele vader is blijvend. Maar dat denken ze wel, allemaal. Mijn vader is in september gestorven. En om het maar eerlijk te zeggen, ik geloof bijna dat ik blij toe was. Ik schaamde me er toen voor, maar kon het niet helpen dat ik een soort opluchting voelde toen ik hoorde dat hij gestorven was, en een paar dagen later besloot ik het als iets goeds te beschouwen, een mogelijkheid om alles te veranderen. Mijn leven had te lang op pauze gestaan, het beeld had zich als het ware vastgebrand in het scherm, en ik was niet eens zelf vader geworden. Ik had al mijn tijd gebruikt om zoon te zijn. En die klus klaarde ik als de beste.
Mijn vader was negenenzeventig jaar toen het gebeurde. Hij zou zijn bridgevrienden ontmoeten, of bridgekennissen, kun je waarschijnlijk beter zeggen, maar daar kwam hij nooit aan. In plaats daarvan belandde hij op de afdeling Pathologie van het Karolinska Ziekenhuis, in de koelcel in de kelder, in een lade, bedekt met een laken en met een kaartje met zijn naam erop aan de brancard. Mijn vader werd geschept toen hij de straat wilde oversteken, door een vrachtwagen die te hard reed, midden op de Sveavg nota bene, een slappe steenworp van de plek waar Olof Palme twintig jaar eerder was doodgeschoten. Er is iets mis met die straat, dat heb ik altijd al gevonden. En de enige kennis die mijn vader zou ontmoeten was een vroegere buurman uit Göteborg genaamd Bo, die lijkschouwer in dat ziekenhuis bleek te zijn en toevallig die avond dienst had. Dat wil zeggen, ontmoeten is een groot woord. Ze kwamen elkaar in elk geval tegen, mijn vader kwam Bo Ohlsson tegen en hij merkte het niet, merkte niet dat hij werd herkend door een vroegere buurman van wiens bestaan hij niet op de hoogte was geweest, en dat deze man naar ons huis belde, naar onze telefoon, mijn en mijn vaders telefoon. Hij zei:
Hallo. Ongeveer zoals je andere Zweden begroet die je op Lanzarote tegenkomt. Hallo. Je vader is dood. Precies zo. Zonder verdere inleiding, opbouw. Het was een slecht verhaal, in het beste geval. Toen noemde hij zijn naam. En toen moest ik naar het ziekenhuis komen om te bevestigen dat ze de goeie vader hadden.”

 

Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg geboren. Zie ook alle tags voor Bertolt Brecht op dit blog.

 

AAN DE NAGEBORENEN

III

Gij die uit de voed te voorschijn zult komen
waarin wij zijn verdronken. gedenk
wanneer je over onze zwakheden spreekt,
ook de duistere tijden waaraan gij zijt ontkomen.

Wij waren het toch die door de klassenstrijd gingen,
vaker van landen wisselend dan van schoenen,
vertwijfeld, omdat er alleen onrecht heerste
en geen uitkomst.

Daarbij weten we toch :
ook de haat tegen de miserie graaft de rimpels,
ook de woede om het onrecht
maakt de stemmen heser. Ach, wij
die de bodem wilden effenen voor vriendelijkheid
konden zelf niet vriendelijk zijn.

Gij echter – als het zo ver gekomen is
dat de mens zijn medemens zal helpen –
gedenk ons dan met mededogen.

 

Vertaald door Mark Braet

 

Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2022 en ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Johan Harstad, Elizabeth Bishop

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Max, Mischa & het Tet-offensief (Vertaald door Paula Stevens en Edith Koenders)

“De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet. Dat is nog wel het ergste, geen ochtend zonder deze allesverslindende teleurstelling: weer een dag. Altijd en eeuwig van voren af aan, godsallemachtig nog aan toe. Nooit gaat een dag verder waar de vorige is opgehouden, een dinsdag die een dinsdag blijft tot de sneeuw komt, maar steeds weer begint alles opnieuw, pedant en zonder uitzondering, iedere vierentwintig uur, tot op de minuut en de seconde nauwkeurig, als een vervelend, voorlijk kind dat indruk probeert te maken met zijn abnormale gevoel voor punctualiteit. Ze hadden best eens kunnen experimenteren met een week die twee keer zo lang was, zodat je tenminste niet de ene na de andere maandag voor je kiezen kreeg. De dagen en de week zijn nog niet om of daar zijn ze alweer, identiek en altijd van dezelfde matige kwaliteit, keurig aan huis afgeleverd, door de brievenbus geschoven, door open ramen naar binnen gegooid, door de schoorsteen gedonderd, je door de strot geduwd, als een abonnement dat je niet kunt opzeggen, terwijl het bedrijf erachter maar niet snapt waarom je ervan af wilt. Ochtendschemering boven Minneapolis/St. Paul. Het zou weleens een mooie dag kunnen worden, zo te zien, nog geen wolkje aan de lucht. Maar helemaal zeker is dat niet, het weer is vaak mooier in de uren voordat de zon opkomt, helderder, zachter en vriendelijker; ik neem aan dat daar een meteorologische verklaring voor is, ik zou erachter kunnen komen door het iemand te vragen, maar ik ben bang dat de persoon in kwestie zijn hoofd zal schudden, zijn papieren met analyses en weersvoorspellingen opzij zal schuiven en met een dappere glimlach zal zeggen: Het weer ’s ochtends? Dat is alleen maar zo om ervoor te zorgen dat we het weer een dag kunnen volhouden. Dat geldt ook voor het ochtendlicht, waarschijnlijk. God moet in de reclame zitten, of op zijn minst een opleiding tot scenograaf hebben gehad. Iets anders kan ik me haast niet voorstellen. ’s Ochtends ziet bijna alles er ook beter uit. Behalve de mens. De mens ziet er juist ’s avonds op zijn best uit. Pas in het pikkedonker toont hij zijn ware gezicht. Vervolgens wordt dat verlicht door de blauwe cijfers van de digitale wekker op het nachtkastje: 04.44. Ik zou moeten slapen, ik kan niet slapen. Ik slaap al een hele poos niet goed, niet meer dan een paar rusteloze uren per nacht. Ik lig wakker in het donker, omgeven door een knisperende stilte, nee geen stilte, maar een verontrustende rust. Anonieme voetstappen over het hoogpolige tapijt in de hotelgang, een slot dat voorzichtig wordt geopend met een sleutelkaan, gekuch of flarden van een vrijpartij (het verschil is moeilijk te horen), misschien een kamer of vijf verderop in de gang. Moeilijk te zeggen welke kamer. Achter twee ramen van de universiteit aan de overkant van de weg brandt licht, vast overijverige of wanhopige studenten die daar de hele nacht hebben gezeten en straks naar huis gaan. Ze bevinden zich in een andere stilte, een mildere stilte, waar aan het einde van de doorwaakte nacht een beloning wacht, wat die ook moge zijn.“

 

Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De kaart

Land ligt in water; is geschaduwd groen.
Schaduwen, of zijn het zandbanken, aan de randen
afgebiesd met lange zeewierige banden
waar wieren naar eenvoudig blauw overhangen vanuit het groen.
Of leunt het land voorover om de zee vanonder op te tillen
en plooit haar onverstoorbaar om zich heen?
Trekt langs de delicaat geelbruine rand van steen
het land van onderen aan de zee?

De schaduw van Newfoundland ligt plat en stil.
Labrador is geel, waar de dromerige Eskimo
het heeft geolied. Wij kunnen deze lieflijke baaien strelen,
onder een loep alsof zij dan zouden gaan bloeien,
of om onzichtbare vissen van een schone leefomgeving te geven.
De namen van kustplaatsen lopen uit in zee,
de namen van steden lopen dwars door de nabije bergen
– de drukker ervaart hier dezelfde opwinding
als wanneer emotie zich te ver te buiten gaat.
Deze schiereilanden nemen het water tussen duim en wijsvinger
als vrouwen die de soepelheid van ellewaar beproeven.

In kaart gebrachte wateren zijn kalmer dan het land,
lenen het land hun eigen golvende structuur:
de Noorse haas rent opgewonden naar het zuiden,
profielen onderzoeken waar zee grenst aan land.
Worden ze hun toegewezen, of kiest elk land zijn eigen kleur?
– Wat bij het karakter of de inheemse wateren ’t beste past.
Topografie trekt niemand voor: west is even ver als noord.
Fijnzinniger dan die van geschiedschrijvers zijn de cartografenkleuren

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Johan Harstad, Elizabeth Bishop

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Chlorine (Vertaald door Deborah Dawkin en Erik Skuggevik)

“I have been weighed and found wanting. It’s nearly two o’clock, the last lesson of the day, and I am standing at the back of the diving board, right on its edge, and in front of me are the others, others who are going to dive, and soon it will be my turn. But it’s impossible. Come what may. I know it.
But I’ve got to do it. This is the final dress rehearsal. The last chance but one. I must walk out onto the diving board, bend my knees, and push out with all my strength, dive out into the pool, break the water’s surface, kick my way downward, I must reach the bottom of the pool, find the lifeless plastic dummy down there, rescue her, bring her to the surface with me, pull her after me toward land, up onto the slippery tiles of the swimming hall, and save her life. That is what I’ve got to do. And when I’ve done it a slip of paper will come out of her side, out of a waterproof hatch, a note saying she is alive, showing the frequency of her heartbeat, that she is breathing, evenly, and that she will pull through, even though she has been under water for too long, much too long. Now, it’s my turn.
You’ve got to do it. It is one of the requirements for Physical Education in your last year of senior school, and it’s now it counts, and I’ve been dreading this moment, I shan’t manage it, yet I have to save her, I have to get that piece of paper from out of her, otherwise I’ll be defeated, and I’ll flunk P.E., and I can’t afford to do that. So I jump. I dive out over the side and disappear down into the water, get chlorine in my eyes, gasp for air that isn’t there, and my body turns stubbornly in the water and I come floating to the top, breaking through the water’s surface, a foot first and then my head, I barely draw breath, see the teacher standing by the diving board in her white trousers and blue T-shirt, and around her neck hangs the whistle, when she blows it I’ll be finished, then I can come up onto land again, but she doesn’t blow, she shouts out try again!—and I duck my head beneath the water, and far below there’s something red, which must be her, the one that’s drowned, and I need to reach her, so I kick off, my ears hurting, and I kick, kick, but I don’t reach any farther, my lungs are completely empty, I’m aching, and I begin to travel downward, but not fast enough, my body veers off course, twists, and I come floating to the surface, she blows the whistle, next!
When you’ve finished your dive, you get left in peace for a few minutes, get to sit and gather yourself on the bench beside the large windows where the sun comes in and glistens in the water. I sit on the bench, shivering, smelling chlorine, and the next one dives out, I watch him disappear to the bottom, take hold of the dummy, and come back up with her around him, he grabs her under the chin, holds her head high and swims with her into land, pulls her up after him onto the poolside, lays her on the tiles and checks her pulse, presses his lips against her lips of rubber, blows life into her, finds the correct spot and massages her heart, giving her life back, a gift, and the teacher blows the whistle, goes over to him, checks the slip of paper ejected from her waist, it looks fine, excellent graphs, she rips the printout off, staples it in her book under his name, and writes satisfactory, or something of the sort, a grade, then casts the dummy back out again, she drowns anew, undramatically, stoically.”

 

Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De berg

’s Avonds iets achter me.
Ik schrik een seconde, deins terug
Of stop huiverend en verbrand.
Ik weet mijn leeftijd niet.

In de ochtend is het anders.
Een open boek confronteert me,
te dichtbij om comfortabel te lezen.
Zeg me hoe oud ik ben.

En dan stoppen de valleien
ondoordringbare nevels
als katoen in mijn oren.
Ik weet mijn leeftijd niet.

Ik ben niet van plan te klagen.
Ze zeggen dat het mijn schuld is.
Niemand vertelt me iets.
Zeg me hoe oud ik ben.

De diepste afbakening
kan zich langzaam verspreiden en wegzinken
zoals elke vervaagde tatoeage.
Ik weet mijn leeftijd niet.

Schaduwen vallen neer; lichten stijgen op.
Klauterende lichten, oh kinderen!
Jullie blijven nooit lang genoeg.
Zeg me hoe oud ik ben.

Stenen vleugels zijn hier gezeefd
met veren die veren verharden.
De klauwen zijn ergens verloren.
Ik weet mijn leeftijd niet.

Ik word doof. Vogelgeroep
druppelt en de watervallen
zijn ongeschonden. Wat is mijn leeftijd?
Zeg me hoe oud ik ben.

Laat de maan gaan hangen,
de sterren gaan vliegeren.
Ik wil mijn leeftijd weten.
Zeg me hoe oud ik ben.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Derek Otte, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Ambulance (Vertaald door Deborah Dawkin en Erik Skuggevik)

“I’m lying on my back in the ambulance, firmly strapped to the stretcher and we’re driving very fast through town, somebody’s placed an oxygen mask over my mouth, and the man sitting next to me in a red and yellow jacket, who goes constantly from watching me to watching his bleeping instruments, asks me if I can hear him, but doesn’t wait for an answer, and he flicks various switches, attaches things to my body, to my chest, he yells out to the ambulance driver, “Faster, drive faster,” and then, “We’re losing him,” and I’m about to say I can hear him, but he turns his face away, he’s preparing an injection, I think, and I lie completely still, staring into the ceiling, we’re on the motorway, and each time we pass a streetlamp, a shaft of light flashes across the roof and vanishes to the left, and he asks if I can hear him, “Can you hear me,” he talks so loud, his voice almost cracks, “You must be used to this,” I think to myself, “surely, you must have seen worse than this,” and I try to grip hold of the stretcher on the turns, but there’s no sensation in my left arm, as if it’s not there, and my right arm feels weak, practically without strength, and again he asks if I can hear him, looks at me, straight at me, lifts my eyelids, points a flashlight into my pupils, and I want to shut my eyes because the light’s so bright, but he forces them wide open and I roll my eyes and he yells to the man at the wheel that he must drive faster, because I’m dying, and I consider how everything’s happened so fast, and then my focus slips, disappearing into the driver, who turns his head to see the patient lying firmly strapped at the back of the ambulance, and I think “He’s not going to pull through, I must drive faster, drive as hard as I can,” and I’ve switched my blue lights on, and at the back of the ambulance the man whose name I don’t remember is trying to establish contact with the patient, I call switchboard, state our position, tell them we’re on our way, request necessary equipment to be put on standby, we’re just ten minutes away.
I lie firmly strapped to the stretcher, everything’s bleeping all round, and the man in the red and yellow ambulance jacket sits next to me, swinging from side to side as the ambulance swerves through the streets, sirens blaring, and I stare at the roof, saying nothing, and he asks if I can hear him, my eyes meet his, I raise my head, very slowly, and nod, I can hear him, “Good,” he says, “we’re nearly there,” and I lay my head back on the pillow, it aches, I try to hold the stretcher tightly, but there’s no strength in my hands, I realize I’m pissing myself, it’s warm in my crotch and I lie completely still, there’s nothing I can do, I can’t stop it, I can only lie there feeling the urine seep through the my pants, down over my thighs, through my trousers and out onto the mattress, it’ll get cold, I’m so tired, it’ll have to stay there, and the man at my side takes my hand, even though I’ve pissed myself, and tells me I must keep looking at him, “Look at me,” he says, “just keep looking at me,” and I look at him.”

 


Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

 

De Noorse schrijfster en journaliste Åsne Seierstad werd geboren in Oslo op 10 februari 1970. Zie ook alle tags voor Åsne Seierstad op dit blog.

Uit: A Hundred and One Days. A Baghdad Journal

“First comes the light. It filters through eyelids, caresses its way into sleep, and slips into dreams. Not the way it usually does, white and cool, but golden.
Half-open eyes peer towards a window framed by long lace curtains, two patterned chairs, a rickety table, a mirror and a chest of drawers. A gaudy sketch hangs on the wall: a bazaar where shadows of women in long, black shawls slide through dark alleyways.
I’m in Baghdad!
So this is what the morning light is like here. Furtive.
The next revelation awaits behind the wispy curtains: the Tigris.
It is as though I have been here before, the view jumps out from my childhood Bible. The meandering river, the rushes, the little palm-clad islands, the trees towering nobly above their reflection in the water.
From far below the cacophony of car horns reaches me, dull roars and sharp high-pitched squeals, a snailing chaos. The road follows the river bank.
I arrived under cover of darkness, a journey of twelve hours from the Jordanian to the Iraqi capital. Night fell long before we reached Baghdad. A few scattered street lights shone palely. Without our being aware of it we crossed the river.
Euphrates and Tigris – the starting point of everything. Even the Flood had its origins here: the land between the two rivers – Mesopotamia. The Tigris is a treacherous river. Under layers of mud, on the river plain, archaeologists have uncovered towns. The cataclysms led to the accounts of God’s judgement, the Flood that covered the whole world. The waters of the Tigris made the Hanging Gardens bloom. The Garden of Eden was somewhere near; the Tower of Babel within easy reach. From this country Abraham and Sarah were exiled.”

 


Åsne Seierstad (Oslo, 10 februari 1970)
Cover

 

De Nederlandse dichteres, schrijfster en theatermaakster Marjolijn (barones) van Heemstra werd geboren in Amsterdam op 10 februari 1981. Zie ook alle tags voor Marjolijn van Heemstra op dit blog.

 

Meer hoef dan voet

De hond verspert mij het pad, stokstijf, zijn tong
een roerloze vis tussen de tanden, zijn grom
een ondergronds geluid, als door lagen korst
gedempt

en ik denk aan de man die zei: We weten niet
waarheen de dieren zijn die zich traag, in duizend,
duizend jaren, onttrokken aan het zicht.
We weten niet over welke rand ze tuimelden,
welke zee het laatste exemplaar verzwolg.
Hij noemde de kieuwslak met vijf platte windingen,
de schrikvogel die liever liep dan vloog,
de majorcahaas, het reuzenhert,
niemand weet met zekerheid in welk bos,
welk veld het reuzenhert verdween.

De hond blaft naar mijn sporen,
in de verte zwaait een riem,een mens
die in mij een naaste herkent
maar ik weet wat de hond weet:
er zijn dieren verdwenen
en mijn afdruk is meer hoef
dan voet.

 

Aan een ruimtevaarder
(Voor André Kuipers)

Ik ben een cluster dode zonnen, hardgeworden overschot
vol weerstand, zelfs met maximale aanloop
kaatst de lucht mijn sprong nog voor kniehoogte terug
ik drijf alleen op water en zelfs dat maar tijdelijk
de ruimte tussen mijn gespreide armen
vangt geen wind.

Ik ga in zoogdiergang, van zand naar zand
kom niet boven het rumoer van vee
het geroezemoes van zee of ooghoogte
ik moet de satellieten maar geloven;
het kleurig stromend ozonvel
het fijne edelstenen ei.

Ik weet van vacuümgevaren
het netwerk van nevels en cellen
speldenknoppen poorten naar het licht
andersom heb ik de reis al vaak gemaakt
dit nietig sterrenstoffenlijf uitvergroot
tot lege zalen.

Maar jij hebt ontsnappingssnelheid
stapt straks met veren voeten de explosie in
telt jezelf tussen de sterren
zwemt in de afwezigheid van grond en getijden
ziet ons voor de vlekken die we zijn.

Als jij met niks dan lucht op je rug
in het schijnsel van het eerste moment —
wil je richting het duister draaien
en wil je zeggen dat ik er ben?

 

 
Marjolijn van Heemstra (Amsterdam, 10 februari 1981)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Derek Otte werd geboren in Rotterdam op 10 februari 1988. Zie ook alle tags voor Derek Otte op dit blog.

 

Nou en of

een soort van onverschilligheid
wellicht nog wel ons grootste goed
omdat het hier uiteindelijk
vrijwel niemand iets kan schelen
of jij mijn of andere kijk
of ik op stand en jij de wijk
of jij nou u terwijl ik jij
één voor allen
allen voorbij

mede-, Neder-, anderlander
hier werkt wie er werken ken
wie d’r hier doorgaans weinig vrij
boeit het meestal toch vrij weinig
of jij zondag of toch vrijdag
of ik jou moet of jij mij mag
of jij nou wit terwijl ik zwart
soms hand in hand
vaak hart tot hart

al lijken we als dag op nacht
onze strijd gelijkenissen
het zou er hier toe kunnen doen
wat zou het uit moeten maken
of jij van dame of toch heer
of ik met minder jij met meer
of jij nou groots waar ik dan klein
vooruit komt voort
uit anders zijn

kaders tralies
hokjes fabels
ik heb jou als
jij dan mij hebt
geen goed of slecht
slechts nep of echt
hier zijn we wij
en zonder zij

een soort van onverschilligheid

 


Derek Otte (Rotterdam, 10 februari 1988)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob (Jac.) van Hattum werd geboren in Wommels op 10 februari 1900. Zie ook alle tags voor Jac. Van Hattum op dit blog.

 

De zwervende monnik

Zeg: God – en zie: op zijn gelaat
vertrekt zich slechts een enk’le spier,
maar ’t is, of een gemarteld dier
zijn felle klauwen naar U slaat.

Want onder dit grootmogend Woord
heeft men in ’t machtige convent
zijn ongebreideldheid gesmoord
en hem slechts boeten toegekend.

En die een zesde werelddeel
in kaart bracht en ook vinden zou,
was elke litanie te veel,
de pij het mind’re kleed der vrouw.

Hij wilde dolende alom
en niets, dan enkel zwervend zijn
en van convent en trotse dom
viel elke zuilengang te klein.

Vloekend het opgedrongen lot,
gelofte brekend’ en ontvlucht,
werd hem de groote naam van God
meer ontzagwekkend en geducht.

Zeg: God – en zie: op zijn gelaat
vertrekt zich slechts een enk’le spier,
maar ’t is, of een gemarteld dier
zijn felle klauwen naar U slaat.

 

 
Jac. van Hattum (10 februari 1900 – 19 augustus 1981)
Eind jaren 1960

 

De Duitse schrijfster Simone Trieder werd geboren op 10 februari 1959 in Quedlinburg. Zie ook alle tags voor Simone Trieder op dit blog.

Uit: Individuum

“An sonnigen Tagen steht er an einem Tischchen vor dem Kiosk und spielt mit seinen Kunden Schach. Zwischendurch versorgt er die Hungernden mit neuen Nachrichten aus der Königsebene. Schnell sind sie satt und nicken zufrieden in dem Bewusstsein, grad kein König zu sein, bei den Problemen. Und schon stellt sich der Hunger nach dem nächsten Blatt ein. Sie sehen nicht, dass der blondlockige Zeitungsverkäufer selbst ein König ist, der seinen Königs kollegen die Dame wegnehmen kann.
In seinem Kiosk zwischen Playboy und Geo, über Bild und unter Brigitte wippt an einer Wäscheleine, gehalten von nur einer Klammer, das ernste Porträt eines Literaten, dessen schmale Bändchen zu verkaufen er bereit ist.“
Grad gegenüber, genau am Eck ist der Zigarren­laden. Der Händler, dessen Frauen den Laden am Leben halten, ist nur zeitig, ganz zeitig anzutreffen, wenn er schon oder noch betrunken den frühen Zigarettenkäufern mit dem Wechselgeld den immer gleichen Kommen­tar zum wechselnden poli­tischen Geschehen gibt: Es ist alles längst abgemacht und wir sind die Dummen. Kein Käufer widerspricht, denn er braucht seine Zigaretten. Vielleicht ist gar nicht der Chef, sondern nur eine Aushilfe, bis die Damen ihre Einkäufe erledigt haben. Oder die Post.
Wo die Schlangen der Ent­täuschten nicht abreißen, der Versandfirma den Traumpullover zurück zu senden, weil er wider Erwarten kein Traum war. Zwischen die Ent­täuschten mischen sich die Hoffnungs­vollen mit roten Hektikflecken am Hals. Ihre Pakete und Brief­umschläge enthalten Wer­bungen um Liebe, um einen Job, um Geld, die sie den blassen Damen hinter dem Schalter verschämt anvertrauen. Regungslos profes­sionell stapeln die Hoffnung auf Ent­täuschung bis unter die Decke. Nur ein Ticken in einem der Pakete kann sie irritieren. Sie schauen sich an, legen das Ohr an die einzelnen Pakete. Ein böser Blick streift die Kunden: Wir tun doch alles, was ihr von uns verlangt. Und ihr trachtet uns nach dem Leben. Dann klingelt ein Wecker. Da hat einer mit dem guten Gewissen, dass er das Postgeschäft erledigt hat, sich erschöpft niedergelegt und verpasst nun grad, woran ihn der Wecker erinnern sollte. An der Post vorbei geht eine Hausfrau und spricht in ihr Nokia-Handy: Du kannst die Kartoffeln jetzt aufsetzen.”

 


Simone Trieder (Quedlinburg, 10 februari 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Bertolt Brecht werd op 10 februari 1898 in de Zuid-Duitse stad Augsburg geboren. Zie ook alle tags voor Bertolt Brecht op dit blog.

Uit: Die heilige Johanna der Schlachthöfe

“DER FLEISCHKÖNIG PIERPONT MAULER BEKOMMT EINEN BRIEF VON SEINEN FREUNDEN IN NEW YORK.
Chicago, Schlachthöfe

MAULER liest einen Brief: „Wie wir deutlich merken, lieber Pierpont, ist der Fleischmarkt seit kurzer Zeit recht verstopft. Auch widerstehen die Zollmauern im Süden allen unseren Angriffen. Demnach scheint es geraten, die Hand vom Fleischhandel zu lassen, lieber Pierpont.“ Diesen Wink bekomme ich heute von meinen lieben Freunden aus New York. Hier kommt mein Kompagnon.
Er verbirgt den Brief.
CRIDLE: Warum so finster, lieber Pierpont?
MAULER: Erinnere, Cridle, dich, wie wir vor Tagen –
Wir gingen durch den Schlachthof, Abend war’s –
An unsrer neuen Packmaschine standen.
Erinnere, Cridle, dich an jenen Ochsen
Der blond und groß und stumpf zum Himmel blickend
Den Streich empfing: mir war’s, als gält er mir.
Ach, Cridle, ach, unser Geschäft ist blutig.
CRIDLE:Die alte Schwäche also, Pierpont?
Unglaublich fast, du, der Gigant der Packer
Des Schlachthofs König, vor dem Schlächter zittern
Zergehst in Schmerz um einen blonden Ochsen!
Verrat’s, ich bitt dich, niemand außer mir.
MAULER:O treuer Cridle!
Ich hätte nicht zum Schlachthof gehen sollen!
Seit ich in dies Geschäft hineinging, also sieben
Jahre, vermied ich’s, Cridle, ich vermag’s
Nicht länger: heute noch geb ich es auf, dies blutige Geschäft.
Nimm du’s, ich geb dir meinen Anteil billigst.
Dir gäb ich ihn am liebsten, denn wie du
Mit dem Geschäft verwachsen bist, ist’s keiner.
CRIDLE:Wie billig?
MAULER:Darüber kann’s bei alten Freunden
Wie du und mir kein langes Handeln geben.
Schreib zehn Millionen!”

 


Bertolt Brecht (10 februari 1898 – 14 augustus 1956)

 

De Russische dichter en schrijver Boris Leonidovich Pasternak werd geboren in Moskou op 10 februari 1890. Zie ook alle tags voor Boris Pasternak op dit blog.

 

Wind

I am no more but you live on,
And the wind, whining and complaining,
Is shaking house and forest, straining
Not single fir trees one by one
But the whole wood, all trees together,
With all the distance far and wide,
Like sail-less yachts in stormy weather
When moored within a bay they lie.
And this not out of wanton pride
Or fury bent on aimless wronging,
But to provide a lullaby
For you with words of grief and longing,

 

The Drowsy Garden

The drowsy garden scatters insects
Bronze as the ash from braziers blown.
Level with me and with my candle,
Hang flowering worlds, their leaves full-grown.

As into some unheard-of dogma
I move across into this night,
Where a worn poplar age has grizzled
Screens the moon’s strip of fallow light,

Where the pond lies, an open secret,
Where apple bloom is surf and sigh,
And where the garden, a lake dwelling,
Holds out in front of it the sky.

 

I Grew. Foul Weather, Dreams, Forebodings…

I grew. Foul weather, dreams, forebodings
Were bearing me – a Ganymede –
Away from earth; distress was growing
Like wings – to spread, to hold, to lead.

I grew. The veil of woven sunsets
At dusk would cling to me and swell.
With wine in glasses we would gather
To celebrate a sad farewell,

And yet the eagle’s clasp already
Refreshes forearms’ heated strain.
The days have gone, when, love, you floated
Above me, harbinger of pain.

Do we not share the sky, the flying?
Now, like a swan, his death-song done,
Rejoice! In triumph, with the eagle
Shoulder to shoulder, we are one.

 

 
Boris Pasternak (10 februari 1890 – 30 mei 1960)

 

De Surinaamse dichteres Carry-Ann Tjong-Ayong werd op 10 februari 1941 in Paramaribo, Suriname geboren Zie ook alle tags voor Carry-Ann Tjong-Ayong op dit blog.

 

Baanzand

verschroeide kindervoetjes
reppen zich door hete
kristallen korrels op weg naar
Bersaba
waar de
parakoranti kruimelig
lokken in de hutten
van pinabladeren
en droge stokken

in de middagkoelte
opgefrist door zuurwater
en pompelmoes
slepen zij
door de
nu weldadig
koele parels
hun weg terug
naar GeGe’s
rithmisch lonken

en de goudrode vonken
die de ijzeren draak
laat ontsnappen
als hij
zijn weg baant
onder de volle maan
in de oktobermaand
van
vakantiekindervreugd

baanzand
dat door
mijn vingers glijdt
als de sprookjes
die Ouma
mij toefluistert
met haar
warme stem
vol mystieke wonderen
van weleer

 


Carry-Ann Tjong-Ayong (Paramaribo, 10 februari 1941)
Hier tijdens een optreden samen met Patrick Karijowidjojo, 2008

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Derek Otte, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Buzz Aldrin, what happened to you in all the confusion? (Vertaald door Deborah Dawkin & Erik Skuggevik)

It is a Tuesday. There can be no doubt. I see it in the light, the traffic outside the windows will continue to stream all day, slowly, disinterestedly, people driving back and forth from habit, rather than necessity. Tuesday. The week’s most superfluous day. A day that almost nobody notices amongst all the other days. I read somewhere, I don’t remember where, that statistics showed there were 34% fewer appointments made on an average Tuesday than on any other day. On a worldwide basis. That’s how it is. On the other hand a considerably greater number of funerals are held on Tuesdays than during the rest of the week. They sort of bunch up, you never get on top of it.”
****

I had a friend.
And had this not been so, I would never have ended up with a large sum of money in my inside pocket, and been almost run over, I would never have rescued a person from the sea or been thrown out of various bars. I would not have come centimetres from jumping eleven hundred metres down from a mountain, I would never have tried building a boat, and last, but not least, I might never have disappeared.
But I had a friend.
Jørn.
Jørn played in a band.
And I’d said yes. It was some weeks ago now. He’d asked me one evening, as we sat in his flat in Storhaug. Jørn and Roar were going over with his band, Perkleiva, at the end of July, together with another Norwegian band, The Kulta Beats from Trondheim, they were going to play at some festival over there, on the Faeroe Isles, a gig they’d been offered through the Stavanger Council, so far as I understood. Stavanger and Tórshavn were twinned towns, and Stavanger wanted to do its bit for the Faeroese National Day, Olsok. Some Danish band, whose name I never remember, were invited too, as well as all the Faeroese artists. That was what I’d been told. More or less. And that I was going with them in the guise of being their soundman. Although it was probably just Jørn’s way of trying to drag me along, drag me out, show me that it could be good doing concerts, playing in a band, he’d never totally abandoned the idea of us two playing together, of me singing. He really wanted me to sing. But I’d kept my mouth shut. Officially, for the organisers, the reason for my coming was Claus. Claus was Perkleiva’s producer, but he and his girlfriend were expecting a baby, it could arrive any minute, so he’d cancelled, understandably, more preoccupied with ultrasound than the sound of guitars. And I was, well yes, I needed a holiday, and sure, I’d always enjoyed travelling, and no, I had no other plans.”

 

 
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)
Cover Noorse uitgave

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Derek Otte, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Carry-Ann Tjong-Ayong”

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Derek Otte, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Paste/nak, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Darlah (Vertaald door Gabriele Haefs)

„Dieses Bild wurde von James Irwin von Apollo 15 auf dem Mond aufgenommen. Der Astronaut auf dem Foto ist David R. Scott.“
„Aber wer ist die andere Person im Hintergrund?“
„Das wissen wir nicht.“
„Das wisst ihr nicht? Was zum Teufel wird hier eigentlichgespielt?“
„Alles zu seiner Zeit, Johnson. Alle Informationen, um die du hier bittest, werden zugänglich gemacht werden, wenn wir einstimmig beschließen, das Projekt weiterzuverfolgen. Aber erst dann. Und jetzt lasst uns über etwas anderes reden. Wie erklären wir, dass wir seit vierzig Jahren einen unbenutzten Stützpunkt auf dem Mond haben, ohne dass irgendwer davon erfahren hat?“
„Unbenutzt? Willst du damit sagen, dass sich dort noch nie jemand aufgehalten hat?“‚ fragte einer der im Raum anwesenden Astronauten. »Was ist mit denen, die den Stützpunkt konstruiert haben?“
„Die waren nie dort. Sie haben die Module montiert, sie auf der Oberfläche aufgestellt und sind zur Erde zurückgekehrt.“
Ein Mann erhob sich und sagte mit einem dümmlichen Lächeln: „Wir lancieren das als Geschenk. Und erzählen, dass wir vierzig Jahre gebraucht haben, um alles zu testen und uns davon zu überzeugen, dass es perfekt funktioniert.“
„Tut es das?“‚ fragte ein anderer.
„Im Prinzip ja“, antwortete der Mann mit dem dämlichen Lächeln.
„Im Prinzip ist aber nicht gut genug, oder was?“
„Es muss reichen. Für mehr fehlt uns die Zeit. Wir können ja nicht gut eine neue Station bauen, oder? Wir müssen innerhalb der nächsten fünfzehn Jahre wieder hin, sonst ist es zu spät.“

 

 
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Derek Otte, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Paste/nak, Carry-Ann Tjong-Ayong”

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: 172 Hours on the Moon

“That’s the stupidest thing I’ve ever heard,” Mia Nomeland said, giving her parents an unenthusiastic look. “No way.”
“But Mia, honey. It’s an amazing opportunity, don’t you think?”
Her parents were sitting side by side on the sofa, as if glued together, with the ad they had clipped out of the newspaper lying on the coffee table in front of them. Every last corner of the world had already had a chance to see some version of it. The campaign had been running for weeks on TV, the radio, the Internet, and in the papers, and the name NASA was on its way to becoming as well known around the globe as Coca-Cola or McDonald’s.
“An opportunity for what? To make a fool of myself?”
“Won’t you even consider it?” her mother tried. “The deadline isn’t for a month, you know.”
“No! I don’t want to consider it. There’s nothing for me to do up there. There’s something for me to do absolutely everywhere except on the moon.”
“If it were me, I would have applied on the spot,” her mother said.
“Well, I’m sure my friends and I are all very glad that you’re not me.”
“Mia!”
“Fine, sorry. It’s just that I . . . I don’t care. Is that so hard for you to understand? You guys are always telling me that the world is full of opportunities and that you have to choose some and let others pass you by. And that there are enough opportunities to last a lifetime and then some. Right, Dad?”
Her dad mumbled some sort of response and looked the other way.
Her mother sighed. “I’ll leave the ad over here on the piano for a while, in case you change your mind.”
It’s always like this, Mia thought, leaving the living room. They’re not listening. They’re just waiting for me to finish talking.”

 

 
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Marjolijn van Heemstra, Jac. van Hattum, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong”

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: 172 Hours on the Moon (Vertaald door Tara F. Chace)

“That’s the stupidest thing I’ve ever heard,” Mia Nomeland said, giving her parents an unenthusiastic look. “No way.”
“But Mia, honey. It’s an amazing opportunity, don’t you think?”
Her parents were sitting side by side on the sofa, as if glued together, with the ad they had clipped out of the newspaper lying on the coffee table in front of them. Every last corner of the world had already had a chance to see some version of it. The campaign had been running for weeks on TV, the radio, the Internet, and in the papers, and the name NASA was on its way to becoming as well known around the globe as Coca-Cola or McDonald’s.
“An opportunity for what? To make a fool of myself?”
“Won’t you even consider it?” her mother tried. “The deadline isn’t for a month, you know.”
“No! I don’t want to consider it. There’s nothing for me to do up there. There’s something for me to do absolutely everywhere except on the moon.”
“If it were me, I would have applied on the spot,” her mother said.
“Well, I’m sure my friends and I are all very glad that you’re not me.”
“Mia!”
“Fine, sorry. It’s just that I . . . I don’t care. Is that so hard for you to understand? You guys are always telling me that the world is full of opportunities and that you have to choose some and let others pass you by. And that there are enough opportunities to last a lifetime and then some. Right, Dad?”

 
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong”

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Buzz Aldrin, What Happened to You in All the Confusion? (Vertaald door Deborah Dawkin)

“It is a Tuesday.There can be no doubt about that.I see it in the light, the traffic outside the windows will continue to stream all day, slowly,disinterestedly, people driving back and forth out of habit rather than necessity.Tuesday.The week’s most superfluous day. A day that almost nobody notices among all the other days. I read somewhere, I don’t remember where, that statistics showed there were 34 perccent fewer appointments made on an average Tuesday than on any other day.Ona worldwide basis.That’s how it is.On the other hand a much greater number of funerals are held on Tuesdays than during the rest of the week.They sort of bunch up, you never get on top of it.
I had a friend. And had this not been so, I would never have ended up with a large sum of money in my inside pocket, and been almost run over, I would never have rescued a person from the sea nor been thrown out of various bars. I would not have come inches from jumping three thousand feet down from a mountain, I would never have tried building a boat,and last, but not least, I might never have disappeared. But I had a friend. Jørn. Jørn played in a band. And I’d said yes. It was some weeks ago now. He’d asked me one evening, as we sat in his apartment in Storhaug. Jørn and Roar were going over with his band, Perkleiva, at the end of July, together with another Norwegian band, the Kulta Beats from Trondheim, they were going to play at some festival over there, on the Faroe Isles, a gig they’d been offered through the Stavanger Council, as far as I understood. Stavanger and Tórshavn were twinned towns,and Stavanger wanted to do its bit for the Faroese National Day, Olsok. Some Danish band, whose name I can never remember, were invited too, as well as all the Faroese artists.That was what I’d been told. More or less. And that I was going with them in the guise of being their soundman.”

 
Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind, Carry-Ann Tjong-Ayong”

Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Buzz Aldrin, What Happened to You in All the Confusion? (Vertaald door Deborah Dawkin)

„The person you love is 72,8 percent water and there’s been no rain for weeks. I’m standing out here, in the middle of the garden, my feet firmly planted on the ground. I bend over the tulips, gloves on my hands, boots on my feet, small pruning shears between my fingers, it’s extremely early, one April morning in 1999 and it’s beginning to grow warmer, I’ve noticed it recently, a certain something has begun to stir, I noticed it as I got out of the car this morning, in the gray light, as Iopened the gates into the nursery, the air had grown softer, more rounded at the edges, I’d even considered changing out of my winterboots and putting my sneakers on. I stand here in the nursery garden,by the flowers so laboriously planted and grown side by side in their beds, in their boxes, the entire earth seeming to lift, billowing green,and I tilt my head upward, there’s been sunshine in the last few days, a high sun pouring down, but clouds have moved in from the North Sea somewhere now, Sellafield radiation clouds, and in short intervals the sun vanishes, for seconds at first, until eventually more and more time passes before the sunlight is allowed through the cumulus clouds again.I lean my head back, face turned up, eyes squinting, with the sun being so strong as it forces its way through the layers of cloud. I wait.Stand and wait. And then I see it, somewhere up there, a thousand, perhaps three thousand feet above, the first drop takes shape and falls, releases hold, hurtles toward me, and I stand there, face turned up, it’s about to start raining, in a few seconds it will pour, and never stop, at least that’s how it will seem, as though a balloon had finally burst, and I stare up, a single drop on its way down toward me,heading straight, its pace increases and the water is forced to change shape with the speed, the first drop falls and there I stand motionless, until I feel it hit me in the center of my forehead, exploding outward and splitting into fragments that land on my jacket, on the flowers beneath me, my boots, my gardening gloves. I bow my head. And it begins to rain.”


Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

Lees verder “Johan Harstad, Åsne Seierstad, Simone Trieder, Bertolt Brecht, Boris Pasternak, Jakov Lind”