José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier, Tankred Dorst, Peter Stephan Jungk, Jügen Fuchs, Anne Golon, Johannes Kirschweng

De Cubaanse dichter en schrijver José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna. Zie ook alle tags voor José Lezama Lima op dit blog.

 

Old Surrealist Ballad

When the rivulet swells with lashing
snaketails and the piano with its backside turned
displays its shoes shining like the night when it sinks, a sagging armchair whose old wicker
strands are still a plaything for the boy with a big head
Taking shelter from a slice of violin melon
the dancers bump their heads and perspire sawdust
and midnight is as bored
as a chessboard leaned against a blackboard
I had no plan to go, but my keychain was missing
the enormous lock the dog that always follows me
until it goes off licking the back of its leg
The violin like an arm covered with frogs
began releasing drops of evaporated honey
The chief’s canoe crossed the crystal lake
at the stroke of two in the morning
and those who woke up danced with those who were sleeping
The woman we waited for is here and I hid
like a hypocrite behind a child’s box of pencils
which lent me their yellow fingers
and scraps of the accordion like a grapefruit packed in syrup
I used to save tears like bread crumbs
to throw into the pool of sissified alligators
When the doughnut began to puff
the patent leather definitely squealed
and the chiefs canoe was filled with crystal shards.

​Vertaald door Roberto Tejada.

 

 
José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976) 

Lees verder “José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier, Tankred Dorst, Peter Stephan Jungk, Jügen Fuchs, Anne Golon, Johannes Kirschweng”

José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier, Tankred Dorst, Peter Stephan Jungk, Jügen Fuchs, Anne Golon, Johannes Kirschweng

De Cubaanse dichter en schrijver José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna. Zie ook alle tags voor José Lezama Lima op dit blog.

 

Uit: Paradiso (Vertaald door Anneliese Botond en Curt Meyer-Clason)

„Baldovinas Hand zog die Tüllbahnen des Moskitonetzes auseinander, tastete und drückte sanft, als befühle sie einen Schwamm und nicht ein fünfjähriges Kind; dann öffnete sie sein Nachthemd und besah eingehend die Brust des Kindes, das bedeckt war mit Flecken, mit heftig geröteten Rillen, die Brust, die sich dehnte und zusammenzog, als bedürfe es mächtiger Anstrengung, um einen natürlichen Atemrhythmus zu erzielen; sie öffnete auch den Schlitz des Nachthemdes und sah die
Schenkel, die kleinen Hoden von Flecken bedeckt, die immer größer wurden, und bemerkte, als sie die Hände weiter ausstreckte, daß die Beine kalt waren und zitterten. In diesem Augenblick, zwölf Uhr nachts, erloschen die Lichter in den Häusern des Truppenlagers, während die der Schilderhäuser angingen, und die Laternen der patroullierenden Wachposten verwandelten sich in ein wanderndes Ungeheuer, das aus den Wasserlachen tauchte und die Nachtschwärmer verscheuchte.
Baldovina, in Verzweiflung, zerzaust, glich einer Kammerfrau, die mit einem Knaben in den Armen aus einem brennenden Schloß, Saal für Saal, zurückweicht, den Befehlen ihrer fliehenden Herrschaft gehorchend. Sie brauchte unverzüglich Hilfe, denn jedesmal, wenn sie das Moskitonetz auseinanderzog, sah sie den Körper, der sich dehnte und die Flecken noch deutlicher hervorhob; um ihren Fluchtgelüsten nachzugeben, redete sie sich in ihrem Entsetzen ein, sie müsse die beiden anderen Dienstboten suchen. Die Ordonnanz und Truni empfingen sie freudig überrascht. Mit Augen, bereit, alles zu glauben, redete sie, ohne die richtigen Wörter zu finden, von dem Heilmittel, welches das verlassene Geschöpf benötige. Sie beschrieb den Körper und die Flecken, als wüchsen diese vor ihren Augen ständig weiter oder als führte ihre Spirale wie beim Verwackeln des Bügeleisens, wie bei mißratener Sülze langsam zu der gespenstischen blaßrosa Erscheinung, der Ausbreitung dieser Wolken über dem kleinen Körper.“

 

José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976)

Lees verder “José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier, Tankred Dorst, Peter Stephan Jungk, Jügen Fuchs, Anne Golon, Johannes Kirschweng”

Italo Svevo, José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008 en ook mijn blog van 19 december 2009.

 

Uit: Bekentenissen van Svevo (Vertaald door Jenny Tuin) 

 

In de gedachtenwereld van een jongeman uit de gegoede burgerkringen is het menselijk bestaansbegrip nauw verweven met het begrip carrière, en op zeer jeugdige leeftijd denkt men bij carrière aan die van Napoleon. Zonder dat men daarom aspiraties behoeft te hebben om keizer te worden, want het is mogelijk op een heel wat bescheidener niveau toch op Napoleon te lijken. Het meest intensieve leven wordt in grote lijnen weergegeven door het meest rudimentaire geluid, namelijk dat van een golf, die van het moment af dat hij zich vormt voortdurend verandert totdat hij weer in de oceaan is opgelost. En zo verwachtte ook ik een ontwikkelingsgang als van Napoleon en de golf.
Mijn leven wist slechts één enkele toon voort te brengen, zonder enige variatie; een tamelijk hoge toon, waar sommigen me om benijdden, maar die toch afschuwelijk saai was. Mijn vrienden droegen me mijn leven lang dezelfde achting toe en ik geloof dat ik zelf, sedert ik de leeftijd des onderscheids bereikte, evenmin de mening die ik omtrent mezelf had gevormd veel heb gewijzigd.
Het kan dan ook best zijn dat de gedachte aan een huwelijk in me is opgekomen doordat ik het beu werd altijd deze ene toon uit te zenden en op te vangen. Wie het huwelijk nog niet aan den lijve heeft ondervonden houdt het voor belangrijker dan het in werkelijkheid is. Door de gezellin die men kiest wordt het eigen ras, wat beter of wat slechter, in de kinderen vernieuwd. Maar moeder natuur, die dit zo wil en die ons langs de directe weg niet tot dit doel zou kunnen voeren (omdat we aanvankelijk nog volstrekt niet aan kinderen denken) doet ons geloven dat onze echtgenote ook een vernieuwing in onszelf zal teweegbrengen; een vreemde illusie, die door geen enkel bewijs wordt geschraagd. Want de ervaring leert dan men na het huwelijk onveranderd naast elkaar verder leeft, behoudens misschien een nieuwe antipathie jegens degene die zo heel anders is dan wijzelf, of een afgunst tegen iemand die superieur is aan ons.“

 

 

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)

Standbeeld in Triëst

 

Lees verder “Italo Svevo, José Lezama Lima, Paul Nizon, Michel Tournier”

Michelangelo Signorile, Jens Fink-Jensen, Tristan Egolf, Jean Genet, Hanny Michaelis, Italo Svevo, José Lezama Lima

De Amerikaanse schrijver en radiopresentator Michelangelo Signorile werd geboren op 19 december 1960 in Jersey Brooklyn, New York. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Life Outside

 

“I want a body just like that,” Chris tells me, gesturing to a six-foot-two blond man with a lean, chiseled body. We’re standing on a staircase overlooking the main floor at Equinox, the downtown Manhattan gym to which we both belong. Like several other chic New York gyms, Equinox is a workout spa for, among others, countless top fashion models and soap opera stars and well-groomed gay men of every occupation. Chris, who works at an exclusive uptown hair and makeup salon, laments the fact that the gym is filled with “beautiful people” in whose presence he says he feels less than attractive—even though no one has put a gun to his head to join this gym.

“My whole life is like—well, I’m surrounded by the top five percent in the world,” he observes, referring to society’s hierarchy of physical beauty. “It’s really intimidating a lot of the time. I mean, I work all day at the salon, doing the hair of models and actors, and then I come here at the end of the day, and it’s the same thing.”

Chris will never have the body of the blond man he pointed out because that man is over six feet tall and lanky, and Chris is five foot seven with a thicker, sturdier build. But, at thirty years old, Chris is quite handsome in his own right and has a muscular, tight body, attractive enough to get his share of stares in this attitude-driven place. Chris has just come off of a relationship with a personal trainer who is drop-dead gorgeous. Yet Chris feels inadequate when it comes to his looks. He wants more, he says.

Over espresso at a nearby caf‚, Chris spells it out more clearly: “I want to be physicalperfection in the eyes of gay men—totally physically appealing, like the ultimate. The perfect tits and butt, bulbous biceps. I want to achieve symmetry, big and in proportion. I would look like the cover of an HX [Homo Xtra, a New York bar giveaway known for its covers of hot men]—lean, sculpted, muscular, virile, a stallion, a guy that would make your mouth water. I want to know what it’s like to walk down the street and have everyone look at you, absolutely everyone. I want to know what it’s like to really feel like an object.”

What does he believe all of this will do for him?

“Honestly, and I’m embarrassed to say it, but I’m hoping it will boost my self-esteem,” he admits. “I don’t know how to boost my self-esteem now. My feeling is, ‘Get a great body and people will admire you. Get a great body and everything will be okay.’ There’s that voice inside me that of course says that all of that is full of shit. But it’s not powerful enough to overcome this magnetic pull, the promise of what the perfect body might bring. It’s this belief that if I can just get the perfect body, then I wouldn’t be insecure. I would feel more confident. I wouldn’t be afraid of certain gay environments.”

 

Michelangelo_Signorile

Michelangelo Signorile (New York, 19 december 1960)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

Chinesischer Morgen

Die Sonne hängt jetzt tief
Die Schatten der Bäume sind schwarz
Wie Felder verschlungener Zeit
Goldenes Licht breitet sich aus
Vermischt sich mit dem Lenzgrün
In Baumkronen und den großen Rasen

Es ist Abend und Gedenkzeit
Zeit für die Reisen der Träume
Hier sind Enten und Geborgenheit
Und es ist immer noch Nacht in China
Ein gewaltiges Dunkelreich Über Gobi
Bevor das Licht und der Tag heranrollen

Es ist immer noch Nacht in China
Eine Milliarde Träume herrschen
Während der Lichtrand sich nähert
Hervorflimmert wie eine Tierherde
Hinter den blauen Bergkämmen
Und Über die große Mauer kriecht

Bald ist es Morgen in China
Auf Pekings Boulevards und in
Sälen aus Gold und Stimmen
Bald keilt sich das Licht hinein
Zu den Kaisergräben und Vogelkäfigen
So wahr die Sonne des Volkes ist

Bald sind meine chinesischen Geschwister
Wieder auf dem Weg durch den Morgen
An den Kais von Schanghai
Und den schattigen Alleen Kantons
Auf den großen göttlichen Flächen
Wo ich einst meine Spuren setzte.

 

Fink-Jensen

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

De Amerikaanse schrijver en musicus Tristan Egolf werd geboren op 19 december 1971 in San Lorenzo del Escorial in Spanje. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Kornwolf

 

At once, it was clear Ephraim and Jonathan had made a mistake. And terribly, irreversibly so-there was no way to angle the buggy around with a full lane of steadily oncoming traffic. Their own lane, devoid of an adequate shoulder, was backed up for three hundred yards from the Sprawl Mart-a ten-acre superstore complex-ahead.

An oncoming tour bus gradually slowed to a crawl on approaching Jonathan’s buggy. Ephraim looked up to see walleyed Redcoats staring down on them. One of them slammed his head to the tinted window in mute incapacitation. The driver’s voice came over the intercom: “Don’t worry folks, these people are guaranteed nonviolent. Just try to remember: The camera steals their souls. So, if you must, try and shoot on the sly.”

Flashbulbs exploded. Ephraim winced. He singled out one of the cameras and pointed. The Redcoat blinked, apparently startled. Ephraim threw him a middle finger and whirled on Jonathan, agitated, motioning: “Where’s the stereo?” Jonathan glanced over one of his shoulders, into the boot. Ephraim followed his gesture and, presently, pulled up the battery-powered player. Then he inserted Reign in Blood.

Jonathan reached for the stereo, desperately trying to silence the roar.

But Ephraim, inwhite-knuckled rapture, blocked his attempt with a sweep of one leg and then went on, much to the shock of surrounding motorists (if equally geared to the protesters’ cheering) to tighten the reigns, angle the buggy out into the oncoming lane, and charge.“

 

egolf

Tristan Egolf (19 december 1971 – 7 mei 2005)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook mijn blog van 19 december 2006 en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit : Les Bonnes

 

« La chambre de Madame. Meubles Louis XV. Au fond, une fenêtre ouverte sur la façade de l’immeuble en face. A droite, le lit. A gauche, une porte et une commode. Des fleurs à profusion. C’est le soir. L’actrice qui joue Solange est vêtue d’une petite robe noire de domestique. Sur une chaise, une autre petite robe noire, des bas de fil noirs, une paire de souliers noirs à talons plats.

Claire, debout, en combinaison, tournant le dos à la coiffeuse. Son geste –le bras tendu– et le ton seront d’un tragique exaspéré.

Et ces gants ! Ces éternels gants ! Je t’ai dit souvent de les laisser à la cuisine. C’est avec ça, sans doute, que tu espères séduire le laitier. Non, non, ne mens pas, c’est inutile. Pends-les au-dessus de l’évier. Quand comprendras-tu que cette chambre ne doit pas être souillée ? Tout, mais tout ! ce qui vient de la cuisine est crachat. Sors. Et remporte tes crachats ! Mais cesse !

Pendant cette tirade, Solange jouait avec une paire de gants de caoutchouc, observant ses mains gantées, tantôt en bouquet, tantôt en éventail.

Ne te gêne pas, fais ta biche. Et surtout ne te presse pas, nous avons le temps. Sors !

Solange change soudain d’attitude et sort humblement, tenant du bout des doigts les gants de caoutchouc. Claire s’assied à la coiffeuse. Elle respire les fleurs, caresse les objets de toilette, brosse ses cheveux, arrange son visage.

Préparez ma robe. Vite le temps presse. Vous n’êtes pas là ? (Elle se retourne.) Claire ! Claire !

Entre Solange.

Solange

Que Madame m’excuse, je préparais le tilleul (Elle prononce tillol.) de Madame.

Claire

Disposez mes toilettes. La robe blanche pailletée. L’éventail, les émeraudes.

Solange

Tous les bijoux de Madame ?

Claire

Sortez-les. Je veux choisir. (Avec beaucoup d’hypocrisie.) Et naturellement les souliers vernis. Ceux que vous convoitez depuis des années.

Solange prend dans l’armoire quelques écrins qu’elle ouvre et dispose sur le lit.

Pour votre noce sans doute. Avouez qu’il vous a séduite ! Que vous êtes grosse ! Avouez-le !

Solange s’accroupit sur le tapis et, crachant dessus, cire des escarpins vernis. »

 

Jean Genet

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

 

De Nederlands dichteres Hanny Michaelis werd geboren in Amsterdam  op 19 december 1922. Zie ook mijn blog van 19 december 2008.

Onbekommerd

Onbekommerd toont Amsterdam
haar rotte gebit, haar aan aardgas
stervende bomen, haar onrein water
waarin de zon zich weerkaatst.
Uit ontelbare vervuilde neusgaten
blaast ze kwaadsappige dampen
over haar daken vol televisie-antennes
en duiven, waarboven de hemel
licht wordt en weer donker, sterren
balanceren een paar minuten op de spits
van een kerktoren, carillons
mengen hun valse stemmen in
de oorverdovende musique concrète
van auto’s, ambulances, pneumatische
boren, sloophamers, hei-installaties
en overal kruipen mensen in en uit
de schulp van hun huis, hun krot,
hun dierbare, gehate puinhoop.

  

Neem mij tot je

 Neem mij tot je
als brood. Drink mij,
adem mij in.

De binnenkant van je huid
zal ik kussen, je gebeente
verwarmen. Je hart
dat als een
getergde vogel
tegen de kooi van je ribben slaat,
zal ik liefkozen zachter dan
het licht de toppen der bomen.

Om alles wat mij
niet langer lief kan zijn.
smeek ik je: lijf mij in.
Buiten jou kan ik niet leven.

michaelis

Hanny Michaelis (19 december 1922 – 11 juni 2007)

 

 

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2007 en ook mijn blog van 19 december 2008.

 

Uit: Zeno Cosini (Vertaald door Piero Rismondo)

 

“Guido war nämlich in England kommerziell ausgebildet worden und hatte von dort viele nützliche Kenntnisse mitgebracht. Die «Cassa» enthielt, ganz wie es sich gehörte, einen wunderbaren Eisentresor und einen vergitterten Schalter. Unser «Privatraum» war ein Luxuszimmer, dessen Wände eine herrliche goldbraune Tapete bedeckte. Ferner standen darin die beiden

Schreibtische, ein Sofa und eine Anzahl höchst bequemer Klubsessel.

Nun mußten wir uns um die Beschaffung der Bücher und der andern notwendigen Utensilien kümmern. Ich hatte die diesbezüglichen Dispositionen zu treffen. Kaum war mir das Wort entfahren, daß die eine oder andere Sache notwendig sei, als sie auch schon ankam. Es wäre mir zwar weitaus lieber gewesen, meine Anordnungen nicht so prompt befolgt zu sehen, aber schließlich hielt ich es für meine Pflicht, Guido auf alles aufmerksam zu machen, was meiner Meinung nach in ein Büro gehörte. Hierbei glaubte ich, den großen Unterschied zwischen mir und Guido zu entdecken. Meine Kenntnisse veranlaßten mich zu Reden, ihn aber zu Taten. Sobald er irgend etwas von meinen Kenntnissen vernahm, dachte er nicht weiter darüber nach, sondern kaufte blindlings. Oft entschloß er sich zwar, nichts zu unternehmen, weder zu kaufen noch zu verkaufen; aber auch dies schien mir der Entschluß eines Mannes zu sein, der sich schon seit langem über alles klar ist. Ich hätte auch im Nichtstun mit viel größeren Zweifeln und Bedenken zu kämpfen gehabt.

Bei den erwähnten Anschaffungen war ich sehr vorsichtig. Ich ging einmal zu Olivi und maß seine Buchhaltungs- und Kopierbücher auf den Millimeter genau ab. Der junge Olivi half mir dann auch bei der Eröffnung der Bücher, wobei er mir das Prinzip der doppelten Buchhaltung erklärte. Das ist gar nicht schwer, man vergißt es nur leicht. Auch bei der Aufstellung der Bilanz (wenn es einmal so weit sein sollte) wollte mir der junge Olivi helfen.

Wir wußten noch immer nicht, welches Geschäft wir in diesem Büro eigentlich betreiben wollten. (Heute weiß ich, daß auch Guido es nicht wußte.) Jedenfalls besprachen wir die Frage der Organisation. Ich erinnere mich, daß tagelang darüber verhandelt wurde, wo die Angestellten untergebracht werden sollten, falls man welche benötigte. Guido schlug vor, sie alle, soweit Platz da war, in der «Cassa» unterzubringen. Aber der kleine Luciano, vorläufig unser einziger Angestellter, erklärte, daß sich in der «Cassa» niemand aufhalten dürfe, der nicht direkt mit ihr zu tun habe Es war recht bitter, von unserem Laufburschen belehrt zu werden.”

 

italo_svevo_umberto_veruda

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)
Svevo (r) met de Italiaanse schilder Umberto Veruda (l)

 

De Cubaanse dichter en schrijver José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2008.

Uit: Mijn ziel rust niet in een asbak  (Vertaald door Stefaan van de Bremt)

“Sediment 

Als we onze armen twee jaar lang in zee lieten hangen, zou onze huid de hardheid evenaren van die van het grootste en nobelste aller dieren, of die van het altijd weer opduikende monster. Ferm inzepen en schrobben met zee-egelstekels. Een krab opknabbelen en uit piano-tokkelende vingertoppen weer uitwasemen. Eigenschappen die opdagen langdurig worden afgewezen, met tegenzin en goed fatsoen. Met hemelse weerzin. Met bovenaards dédain om zoveel lichtzinnigheid en treklustige zwerfzucht verleent de ondergedompelde arm een bijzondere waardigheid aan zijn kramp en zijn doelloosheid, verdraagt gelaten het doodtij en daarna de miserabele sieraden die boren in zijn vlees tot ze gezegend worden met een roze dauwgeklingel, wellicht om er een streek van zandkorrels als oogappels van te maken, waar de holle schaar, de beschroomde voet zich laten vervoeren met de natuurlijke lichtheid van lucht, ingedikt door hard, zilverig licht. Zodra de ondergedompelde arm tot woonvertrek is geworden van uitdijende kringen en luchtbellen, onwillige bult voor doortastende verklikkers, ziet hij zich omringd door het insect als vliegende stip; terwijl de zeeslak als tijdstip, uitzinnig maar tergend traag, zich vastzet in dat stukje vlees en aarde, met ambachtelijk meesterschap aangehard door steeds nieuwe veelvouden van de golfslag. Zo wordt dit ondergedompelde deel, beveiligd door de bewijskracht van rust, teruggegeven door echo en eb, als een bovenmenselijk, smetteloos geheim. Na verloop van tijd muteert de ondergedompelde arm niet in een onderzeese boom, integendeel: hij geeft een groter beeld terug van een onwaarschijnlijk tastbaar lichaam, een lichaam dat beantwoordt aan die ondergedompelde arm. Tergend traag als van leven naar droom; als van droom naar leven, hagelwit.”

 

jose-lezama-lima

José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e december ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Tristan Egolf, Michelangelo Signorile, Jens Fink-Jensen, Jon Smith, Jean Genet, Hanny Michaelis, Italo Svevo, José Lezama Lima

De Amerikaanse schrijver en musicus Tristan Egolf werd geboren op 19 december 1971 in San Lorenzo del Escorial in Spanje, waar zijn vader als journalist werkte. Hij groeide echter op in Washington (D.C.), Louisville, en Lancaster. Zijn ouders scheidden, zijn moeder hertrouwde en Egolfs stiefvader adopteerde hem. Egolfs brak zijn opleiding af en begon door het land te reizen, levend van allerlei korte jobs of van de opbrengsten die hij als straatmuzikant bij elkaar speelde. Eerder had hij gespeeld in een punkband en in Doomed to Obscurity. Ook was hij een tijd politiek actief. In 1998 verscheen bij Gallimard zijn debuutroman Lord of the Barnyard dat door de kritiek zeer gunstig ontvangen werd. In 2001 volgde Skirt and the Fiddle, waarmee hij zijn naam als schrijver definitief vestigde, hoewel het minder goed verkocht dan zijn debuut. Hij werkte aan een derde boek toen hij in mei 2005 met een geweer een einde aan zijn leven maakte.

Uit: Skirt and the Fiddle

I was told nothing of the show beforehand. My agent never called. The union didn’t warn me. The coordinator probably never knew I existed … From start to finish, I received no more than a fleeting message by way of Jane Doe: “Yes, Mr. Evans-please report to the Balecroft Civic Center this evening at eight o’clock for a suit-and-tie affair …”

A “suit-and-tie affair,” she called it. The term induced panic. I spent all afternoon rounding up a tux, feeling more ill equipped than uninformed …

Seated on the southbound at twenty past seven. Chain-smoking Merits from station to station. Fiddle in lap. No other passengers. Power lines crossing the wall outside.

At some point, a tramp staggered into the car. He kicked a beer can, fell down flat. The doors hissed shut. The can trickled out. Beer pooled together in the floor-mat grooves. I watched it slide as the train pulled away, level off even in the blackened express lane, then track forward on deceleration, balling up filth, breaking new ground. I offered myself to its languorous crawl, void in the cease-fire, calm for a moment …

Slowly, the events of my week replayed. And a terrible week it had been, at that. From losing/relinquishing/quitting (I’m not sure which) my post at the Philtharmonic, to audits, the flu and receipt of a FINAL eviction notice by mail that morning, the only thing I hadn’t managed to blow was my gig with the musical union.

Indeed, there are seasons and there are seasons …

This one made life in a squat seem rational.

-If ever I got out of Philth Town alive, bragging rights were sure to follow-across my chest in block capitals: I survived the port of extremes. You could empty out pool halls in Lisbon on that. Or not. In truth-Christ, what a week-i survived bachelorhood was more like it. And that was still pending …”

Egolf

Tristan Egolf (19 december 1971 – 7 mei 2005)

 

De Amerikaanse schrijver en radiopresentator Michelangelo Signorile werd geboren op 19 december 1960 in Jersey Brooklyn, New York. Hij bezocht de Newhouse School of Public Communications aan de Syracuse University, waar hij afstudeerde in journalistiek. In die tijd realiseerde hij zich ook dat hij homosexueel was, maar hield het nog voor anderen verborgen. Midden jaren tachtig, werkend voor een pr-bureau, begon hij de manier waarop de overheid omging met aids aan de kaak te stellen. In 1988 werd hij, na een bijeenkomst van de protestgroep ACT UP, homoactivist.  Binnen enkele dagen werd hij al gearresteerd wegens het verstoren van een lezing van de toenmalige kardinaal Ratzinger (en huidige paus Benedictus XVI) in Peter’s Evangelical Lutheran Church. Signorile was medeoprichter en redacteur van het gay magazine OutWeek in 1989 en stond al snel in het centrum van de debatten over het „outen“ van beroemdheden. Daarnaast schreef hij ook voor bladen als The New York Times, USA Today, en The Los Angeles Times. Tegenwoordig is hij dagelijks te horen op de radio in zijn The Michelangelo Signorile Show.

 

Uit: Queer in America

 

It was electrifying. Chills ran up and down my spine as I watched the protesters and then looked back at Ratzinger. Soon, anger swelled up inside me: This man was the embodiment of all that had oppressed me, all the horrors I had suffered as a child. It was because of his bigotry that my family, my church—everyone around me—had alienated me, and it was because of his bigotry that I was called “faggot” in school. Because of his bigotry I was treated like garbage. He was responsible for the hell I’d endured. He and his kind were the people who forced me to live in shame, in the closet. I became livid.
I looked at Cardinal O’Connor, who had buried his head in his hands, and I recognized the man sitting next to him. It was O’Connor’s spokesman and right-hand man, Father Finn, who had been the dean of students back at my high school, Monsignor Farrell. A vivid scene flashed in front of my eyes: the horrible day when I was in the principal’s office talking to the principal, the guidance counselor, and the dean; the day they threw me out because I was queer. I looked back at Ratzinger, my eyes burning; a powerful surge went through my body. The shouting had subsided a bit because some of the brothers had gotten in front of the room to calm the crowd. The police had arrived and were carting away protesters.
Suddenly, I jumped up on one of the marble platforms, and looking down, I addressed the entire congregation in the loudest voice I could. My voice rang out as if it were amplified. I pointed at Ratzinger and shouted, “He is no man of God!” The shocked faces of the assembled Catholics turned to the back of the room to look at me as I continued: “He is no man of God—he is the devil!”

 

michelangelo-signorile

Michelangelo Signorile (New York, 19 december 1960)

 

De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Fink-Jensen maakte zijn debuut als literair schrijver, toen op 4 juni 1975 in het Deense dagblad “Information” één van zijn korte verhalen, Juni 1995, werd gepubliceerd. In mei 1976 werden vier van zijn gedichten gepubliceerd in het tijdschrift “Hvedekorn”. Hij bracht in 1981 zijn eerste boek uit, een gedichtenbundel met de titel Verden i et øje (De wereld in een oog). Zijn eerste proza, een verzameling korte verhalen met de titel Bæsterne (De beesten) verscheen in 1986. In 1976 deed hij eindexamen in de moderne talen aan de kostschool Herlufsholm en vervulde vervolgens zijn dienstplicht. Hij studeerde in 1986 af als architect aan de Kunstacademie, School van Architectuur, te Kopenhagen. Aan dezelfde academie studeerde hij in 1997 af als multimediaontwerper. Samen met keyboardspeler Fredrik Mellqvist en saxofonist Jens Severin treedt Fink-Jensen op met een multimediashow. Deze show is een combinatie van voordracht, een diavoorstelling en muziek en wordt opgevoerd op onder andere scholen en festivals.

 

 

MOON! LOOK AT ME!

 

Come up to me, trees

Like a rain immersing the fields

Come up and grow

And for that split second

My life will last

 

Climb down to me, sky

Seize me by your stars

With your endless, wet night

And gentle sapphire sea

Look at me moon, at the frontier

Of my ultimate love

I reflect myself in you

And to my pleasure

I see my beloved’s face.

 

 

Vertaald door Sheema Kalbasi

 

Fink Jensen

Jens Fink-Jensen (Kopenhagen, 19 december 1956)

 

 

De Britse schrijver Jon Smith werd geboren op 19 december 1975 in Londen en groeide op in de Merseyside. Hij studeerde amerikanistiek aan de universiteit van Reading en gaf daarna een jaar lang Engelse les in Zuid-Korea. Vanaf 1988 werkte hij voor verschillende internetbedrijven, zoals Amazon.co.uk en Kitbag.com en begon in 2002 zijn eigen bedrijf Toytopia. Werkend voor dit bedrijf schreef hij de eerste schetsen voor Toytopia, en voor The Blokes Guide To Pregnancy die allebei verschenen in 2004.

 

Uit: The Bloke’s Guide to Pregnancy

 

Quite early on in pregnancy, you can expect your partner to receive a visit from the so-called ‘breast fairy,’ officially known as engorgement…. Thanks to man’s new best friend, colostrum, your partner’s breasts will defy gravity and often belief. You will bear witness to your partner transcending the alphabet in cup sizes, all within a matter of weeks…. It may be that your partner expresses annoyance at her larger breasts, and feigns resentment at any Pamela Anderson comparisons, but this is probably more to do with the cost of replacement bras than displeasure at having bigger boobs…. Once breastfeeding is replaced with solids, your partner’s breasts will return to their pre-pregnancy state. Life is just not fair.

 

jon_smith

Jon Smith (Londen, 19 december 1975)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook mijn blog van 19 december 2006 en ook mijn blog van 19 december 2007.

 

Uit: Le condamné à mort et autres poèmes

 

A la mémoire de Maurice Pilorge, assassin de vingt ans

Le vent qui roule un cœur sur le pavé des cours,
Un ange qui sanglote accroché dans un arbre,
La colonne d’azur qu’entortille le marbre
Font ouvrir dans ma nuit des portes de secours.

Un pauvre oiseau qui tombe et le goût de la cendre,
Le souvenir d’un œil endormi sur le mur,
Et ce poing douloureux qui menace l’azur
Font au creux de ma main ton visage descendre.

Ce visage plus dur et plus léger qu’un masque,
Et plus lourd à ma main qu’aux doigts du receleur
Le joyau qu’il convoite ; il est noyé de pleurs.
Il est sombre et féroce, un bouquet vert le casque.

Ton visage est sévère : il est d’un pâtre grec.
Il reste frémissant aux creux de mes mains closes.
Ta bouche est d’une morte et tes yeux sont des roses,
Et ton nez d’un archange est peut-être le bec.

[…]

Sur mon cou sans armure et sans haine, mon cou
Que ma main plus légère et grave qu’une veuve
Effleure sous mon col, sans que ton cœur s’émeuve,
Laisse tes dents poser leur sourire de loup.

O viens mon beau soleil, ô viens ma nuit d’Espagne,
Arrive dans mes yeux qui seront morts demain.
Arrive, ouvre ma porte, apporte-moi ta main,
Mène-moi loin d’ici battre notre campagne.

Le ciel peut s’éveiller, les étoiles fleurir,
Et les fleurs soupirer, et des prés l’herbe noire
Accueillir la rosée où le matin va boire,
Le clocher peut sonner : moi seul je vais mourir.

  

_Jean_Genet

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

 

De Nederlands dichteres Hanny Michaelis werd geboren in Amsterdam  op 19 december 1922. In 1949 publiceerde zij  haar eerste bundel, getiteld Klein voorspel.  De oorlog, waarin zij haar beide ouders verloor, drukte een groot stempel op haar werk.  Michaelis was van 1948 tot 1959 getrouwd met Gerard Reve. Ze leerden elkaar kennen in 1947 bij de uitreiking van de Reina Prinsen Geerligsprijs, die dat jaar was toegekend aan Gerard, en waarbij Hanny een eervolle vermelding kreeg. In 1963 maakte ze de (geautoriseerde) vertaling van Reve’s bundel The acrobat and other stories onder de titel Vier wintervertellingen. Het huwelijk van Hanny Michaelis en Gerard Reve werd ontbonden toen Reve ervoor koos voor zijn homoseksualiteit uit te komen en met een man te gaan samenleven. Michaelis en Reve bleven wel zeer goed bevriend. Hanny Michaelis bezocht Gerard Reve nog met enige regelmaat. Haar gezondheid stond echter niet toe dat ze in april 2006 op zijn begrafenis aanwezig was. Na Wegdraven naar een nieuw Utopia (1971) verschenen er geen nieuwe bundels meer van Michaelis. Wel verschenen nog de bloemlezing Het onkruid van de twijfel (1989), de Verzamelde gedichten (1996) en een bundel met jeugdherinneringen in proza Verst verleden (2002). In 1995 ontving zij de Anna Bijns Prijs voor haar gehele oeuvre.

 

 

Sinds die nacht

 

Sinds die nacht die ons
weer bijeen moest brengen
en die ons verder dan ooit
van elkaar heeft vervreemd
ben je langzaam maar zeker
aan mijn gedachten ontglipt.
Alleen vraag ik me soms nog af
hoe je rode kater het maken zou
die ’s morgens natgeregend op het bed
sprong en ons onder luid gesnor
geestdriftig kopjes gaf alsof
er iets viel goed te maken.
Hij was liever voor ons
dan wij voor elkaar, maar hij
had dan ook niets te vrezen.

 

 

 

Jaren later

 

Jaren later
op een heldere middag
vol nuchtere geluiden
en bezigheden in een huis
dat je nooit heeft gekend,
herinner ik mij plotseling
hoe zacht je ogen werden
als je mij aankeek.

En even verschijn je mij
ten voeten uit, onverwacht
overgekomen uit het tijdeloze.
Zo zacht zijn je ogen
dat ze mij verzoenen
met je weggaan, sneller
en onverwachter dan je komst.

 

Michaelis

Hanny Michaelis (19 december 1922 – 11 juni 2007)

 

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006  en ook mijn blog van 19 december 2007.

Uit: Ein Leben (Una Vita, vertaald door Barbara Kleiner)

«Meine liebe Mama,

gestern abend erst erhielt ich Deinen guten und schönen Brief.

Sei unbesorgt, Deine große Schrift hat nichts Rätselhaftes für mich¸ auch wenn ich ein Wort nicht entziffern kann, verstehe ich, oder glaube ich doch zu verstehen, was Du wolltest, als Du die Feder in dieser Art übers Papier wandern ließest.

Ich lese Deine Briefe immer wieder; sie sind so einfach, so gut, sie gleichen Dir; sie sind Fotografien von Dir. Ich liebe sogar das Papier, auf dem Du mir schreibst! Ich erkenne es wieder, der alte Creglingi verkauft es, und wenn ich es sehe, erinnere ich mich an die gewundene, aber reinliche Hauptstraße in unserem Dorf. Ich sehe mich wieder dort, wo sie sich zu einem Platz weitet, in dessen

Mitte das Haus von Creglingi steht, niedrig und klein, das Dach in Form eines Kalabreserhuts, das Ganze ein einziges Loch, der Laden! Drin er, eifrig dabei, Papier zu verkaufen, Nägel, Fusel, Zigarren

und Stempelmarken, langsam, aber mit den aufgeregten Gebärden eines Menschen, der schnell machen will, indem er zehn Menschen auf einmal bedient, oder besser gesagt, indem er einen bedient und die anderen neun dabei unruhig im Blick behält. Grüß ihn bitte vielmals von mir. Wer hätte gedacht, daß ich je Lust verspüren würde, diesen brummigen Geizkragen wiederzusehen?

Du mußt nicht glauben, Mama, daß es einem hier nicht gutgeht; ich bin es, dem es schlechtgeht!

Ich kann mich nicht damit abfinden, Dich nicht zu sehen, so lang so fern von Dir zu sein, und es steigert meinen Schmerz, wenn ich denke, daß auch Du Dich allein fühlen wirst in dem großen Haus weitab vom Dorf, wo Du partout wohnen bleiben willst, weil es nun einmal uns gehört. Außerdem habe ich wirklich das Bedürfnis, unsere gute Luft zu atmen, die rein und ursprünglich ist. Hier atmet man eine gewisse dikke, verräucherte Luft, die ich bei meiner Ankunft schwer über der Stadt liegen sah, in Form eines riesigen Kegels, wie bei uns im Winter der Dunst über dem Teich, von dem man aber weiß, woraus er besteht; er ist reiner. Die Menschen, die hier leben, sind alle, oder doch fast alle, heiter und gelassen, weil sie nicht wissen, daß man anderswo um so vieles besser leben kann.”

Svevo

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)

 

De Cubaanse dichter en schrijver José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna. Zie ook mijn blog van 19 december 2006.

 

An Obscure Meadow Lures Me

 

An obscure meadow lures me,

her fast, close-fitting lawns

revolve in me, sleep on my balcony.

They rule her beaches, her indefinite

alabaster dome re-creates itself.

On the waters of a mirror,

the voice cut short crossing a hundred paths,

my memory prepares surprise:

fallow dew in the sky, dew, sudden flash.

Without hearing I’m called:

I slowly enter the meadow,

proudly consumed in a new labyrinth.

Illustrious remains:

a hundred heads, bugles, a thousand shows

baring their sky, their silent sunflower.

Strange the surprise in that sky

where unwilling footfalls turn

and voices swell in its pregnant center.

An obscure meadow goes by.

Between the two, wind or thin paper,

the wind, the wounded wind of this death,

this magic death, one and dismissed.

A bird, another bird, no longer trembles.

 

 

Vertaald door Nathaniel Tarn

 

jose_lezama_lima

José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers ook mijn vorige blog van vandaag.

Jean Genet, Italo Svevo, José Lezama Lima, Michel Tournier

De Franse schrijver Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Zie ook mijn blog van 19 december 2006.

Uit: Pompes funèbres

“…Le temps d’un battement de paupières et tout était pourtant dans l’ordre terrestre, sauf qu’il me restait cette sorte d’affaissement qui succède à l’acte d’amour, une grande tristesse, et le dépaysement dans mon propre pays.
Je sors d’un rêve que je ne puis rapporter.
Un rêve ne peut être fixé. Il s’écoule et chacune de ses images constamment se transforme puisqu’il n’existe que dans le temps et non dans l’espace. Puis l’oubli, la confusion… mais ce que je peux dire, c’est l’impression qu’il m’a fait.
A mon réveil, je savais que je sortais d’un rêve où j’avais commis le mal (je ne sais par quelle action : meurtre, vol ?) mais j’avais commis le mal, et j’éprouvais le sentiment de connaître la profondeur de la vie. Quelque chose comme si le monde avait une surface sur laquelle nous glissons (le bien) et une épaisseur où l’on ne s’enfonce que rarement, plus rarement qu’on ne croit (je note tout de suite qu’il s’agissait ainsi en rêve d’un séjour en prison).
Je crois que ce rejet du monde par le monde peut donner une humilité ou un orgueil, ou vous obliger à rechercher de nouvelles règles de vie, que ce nouvel univers vous permette de voir l’autre monde.
Il serait difficile d’expliquer pourquoi dans la cour de cette prison passait le cortège funèbre de tous les rois de la Terre. Ce n’est pourtant pas l’instant d’être imprécis. En réalité chaque roi, chaque reine, chaque prince royal, vêtu d’un manteau de cour de velours noir à traîne et coiffé de la couronne d’or fermée, voilée de crèpe le plus souvent, menait le deuil de tous les autres rois. Déjà étaient passés devant elle presque tous les rois du monde—ce qui veut dire d’Europe, quand la bonne vit s’avancer un carosse doré traîné par des chevaux blancs vêtus de deuil. Une reine y était assise, le sceptre au poing et le poing aux genoux. Elle était morte. A pied, une autre reine suivait, dont le visage était voilé. On ne pouvait les reconnaître. On savait que c’était des rois, des reines et des princes à leur couronne et à la raideur un peu timide de leur marche.
Malgré la dignité et l’éloignement forcé auxquels les oblige la vie, ces monarques parurent très près de la boniche qui les regardait défiler, avec étonnement, mais sans plus de crainte ni d’émerveillement qu’elle n’eût regardé passer une bande d’oies conduites par le jars. Ce cortège donnait vraiment l’impression de la richesse, les bijoux de deuil y étaient avec profusion, sauf qu’il n’y avait pas une fleur, un feuillage, si ce n’est brodés d’argent sur noir. La reine d’Espagne, reconnue grâce à son éventail, pleura beaucoup. Le roi de Roumanie était maigre, presque sans chair, et blanc. Tous les princes allemands le suivaient.
Et chacun, dans ce cortège, était seul, pris, capturé dans un bloc de solitude d’où il ne pouvait rien voir que lui-même et l’exceptionnelle magnificence- non d’un destin – mais de la trace de ce destin qu’il continuait. Leur solitude enfin, et leur indifférence permettaient à la bonne d’être maîtresse d’elle-même en face de ces personnages hautains. Elle les regarda comme sa patronne regardait le samedi de son balcon passer les noces.
Je suis soudain seul parce que le ciel est bleu, les arbres verts, la rue calme, et qu’un chien marche aussi seul que moi, devant moi. J’avance lentement, mais fortement. Je crois qu’il fait nuit. Ces paysages que je découvre, ces maisons avec leurs réclames, les affiches, les vitrines au milieu de quoi je passe en souverain sont de la même substance que les personnages de ce livre, que les visions que je découvre quand ma bouche et ma langue sont occupées dans les poils d’un oeil de bronze où je crois reconnaître un rappel des goûts de mon enfance pour les tunnels. J’encule le monde..”

JeanGenet

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

 

De Italiaanse schrijver Italo Svevo (pseudoniem van Aron Hector Schmitz) werd geboren op 19 december 1861 in Triëst. Zie ook mijn blog van 19 december 2006.

Uit: Zeno’s Conscience

 

Review my childhood? More than a half-century stretches between that time and me, but my farsighted eyes could perhaps perceive it if the light still glowing there were not blocked by obstacles of every sort, outright mountain peaks: all my years and some of my hours.

The doctor has urged me not to insist stubbornly on trying to see all that far back. Recent things can also be valuable, and especially fantasies and last night’s dreams. But there should be at least some kind of order, and to help me begin ab ovo, the moment I left the doctor, who is going out of town shortly and will be absent from Trieste for some time, I bought and read a treatise on psychoanalysis, just to make his task easier. It’s not hard to understand, but it’s very boring.

Now, having dined, comfortably lying in my overstuffed lounge chair, I am holding a pencil and a piece of paper. My brow is unfurrowed because I have dismissed all concern from my mind. My thinking seems something separate from me. I can see it. It rises and falls… but that is its only activity. To remind it that it is my thinking and that its duty is to make itself evident, I grasp the pencil. Now my brow does wrinkle because each word is made up of so many letters and the imperious present looms up and blots out the past.

Yesterday I tried to achieve maximum relaxation. The experiment ended in deepest sleep, and its only effect on me was a great repose and the curious sensation of having seen, during that sleep, something important. But it was forgotten by then, lost forever.”

 

svevo

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 19 december 2006.

De Cubaanse auteur José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna.

De Franse schrijver Michel Tournier werd geboren op 19 december 1924 in Parijs.

José Lezama Lima, Michel Tournier, Jean Genet, Italo Svevo

De Cubaanse auteur José Lezama Lima werd geboren op 19 december 1910 in Havanna, Cuba.. Als oprichter en hoofdredacteur van het toonaangevende tijdschrift Origines was hij jarenlang de spil van de Latijns-Amerikaanse literatuur. Hoewel auteurs als Borges, Cortázar, García Márquez, Vargas Llosa en meer recentelijk Isabel Allende in ons taalgebied over bekendheid niet te klagen hebben gehad, bleef de aandacht voor het werk van Lezama Lima beperkt tot een enkele aflevering van het tijdschrift Bzzlletin, dat in 1981 een vertaling van het eerste hoofdstuk van zijn roman Paradiso publiceerde. Helemaal onopgemerkt bleef dat niet: Hugo Claus sprak er zijn bewondering over uit en ook Lucebert haastte zich na lezing om er een Duitse vertaling van te bestellen. Toch zou het nog twintig jaar duren voor het werk van Lezama Lima in een min of meer overzichtelijke vorm bij het Nederlandse publiek zou worden geïntroduceerd. In 2001 verscheen dankzij de inspanningen van In de Knipscheer en vertaler Stefaan van de Bremt de bundel Mijn ziel rust niet in een asbak, een overzicht van het proza, de poëzie en de poëzieopvattingen van Lezama Lima. Zijn eerste gedichtbundel Muerte de Narciso (De dood van Narciso, 1937) toonde al de barokke verbeeldingskracht van de dichter en zijn rijke culturele achtergrond.

 

 Uit: Mijn ziel rust niet in een asbak

 

SEDIMENT

Als we onze armen twee jaar lang in zee lieten hangen, zou onze huid de hardheid evenaren van die van het grootste en nobelste aller dieren, of die van het altijd weer opduikende monster. Ferm inzepen en schrobben met zee-egelstekels. Een krab opknabbelen en uit piano-tokkelende vingertoppen weer uitwasemen. Eigenschappen die opdagen langdurig worden afgewezen, met tegenzin en goed fatsoen. Met hemelse weerzin. Met bovenaards dédain om zoveel lichtzinnigheid en treklustige zwerfzucht verleent de ondergedompelde arm een bijzondere waardigheid aan zijn kramp en zijn doelloosheid, verdraagt gelaten het doodtij en daarna de miserabele sieraden die boren in zijn vlees tot ze gezegend worden met een roze dauwgeklingel, wellicht om er een streek van zandkorrels als oogappels van te maken, waar de holle schaar, de beschroomde voet zich laten vervoeren met de natuurlijke lichtheid van lucht, ingedikt door hard, zilverig licht. Zodra de ondergedompelde arm tot woonvertrek is geworden van uitdijende kringen en luchtbellen, onwillige bult voor doortastende verklikkers, ziet hij zich omringd door het insect als vliegende stip; terwijl de zeeslak als tijdstip, uitzinnig maar tergend traag, zich vastzet in dat stukje vlees en aarde, met ambachtelijk meesterschap aangehard door steeds nieuwe veelvouden van de golfslag. Zo wordt dit ondergedompelde deel, beveiligd door de bewijskracht van rust, teruggegeven door echo en eb, als een bovenmenselijk, smetteloos geheim. Na verloop van tijd muteert de ondergedompelde arm niet in een onderzeese boom, integendeel: hij geeft een groter beeld terug van een onwaarschijnlijk tastbaar lichaam, een lichaam dat beantwoordt aan die ondergedompelde arm. Tergend traag als van leven naar droom; als van droom naar leven, hagelwit.

LIMA

José Lezama Lima (19 december 1910 – 9 augustus 1976)

 

De Franse schrijver Michel Tournier werd geboren op 19 december 1924 in Parijs. Hij komt uit een gezin van germanisten. Zijn vader en moeder ontmoetten elkaar tijdens hun studie germanistiek aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs, en zorgden ervoor dat hun zoon ‘met één been in Duitsland’ opgroeide. Hij voelt zich zowel deel van de Duitse als van de Franse cultuur. Als Tournier zes jaar oud is, is zijn gezondheid ronduit slecht. Zo slecht zelfs dat zijn ouders het advies krijgen weg te gaan uit Parijs en ergens in een klein dorpje te gaan wonen. En dat doen ze. Het gezin verhuist naar Saint-Germain-en-Laye, een plaatsje niet ver bij Parijs vandaan. Zijn schooljaren brengt hij voor een belangrijk deel door op privé-scholen in de omgeving van Saint-Germain-en-Laye. De ervaringen daar zullen in veel van zijn latere boeken terugkeren, waaronder in De elzenkoning. Maar dat hij die boeken ooit zal schrijven is voor de middelbaar scholier Michel volkomen ondenkbaar. De filosofie is zijn grote roeping. Hij wil professor in de filosofie worden. Aanvankelijk kent de weg die hem daarheen moet voeren weinig obstakels. Hij studeert aan de Sorbonne, vertrekt naar Tübingen in het zuiden van Duitsland om daar te gaan studeren en doet bij terugkeer in Frankrijk vol zelfvertrouwen het agrégation-examen. Hij denkt dat hij tot de besten zal behoren, rekent zelfs op een eerste plaats, maar eindigt tot zijn verbijstering op de laatste. Michel is te trots om een tweede poging te wagen, evenals zijn beroemde voornaamgenoot Michel Foucault, die ook faalt maar het jaar daarop gewoon een herkansing doet. Hij is te diep gekrenkt in zijn trots. Zijn generatie haalt hem aan alle kanten in. Gillez Deleuze, een voormalig klasgenoot van hem, wordt een succesvol filosoof, een andere klasgenoot, de intussen in vergetelheid geraakte Roger Nimier, debuteert zeer succesvol met een roman en Michel Butor en Michel Foucault groeien respectievelijk uit tot geprezen romancier en invloedrijk filosoof. Het duurt even voordat hij zijn aanvankelijke tegenslag heeft verwerkt en zijn eerste boek schrijft. Michel Tournier is tweeënveertig als hij zijn eerste roman publiceert. Vrijdag of het andere eiland heet de roman waarmee Tournier in 1967 debuteert.

 

Uit : Vendredi ou la vie sauvage

 « Lorsque Robinson reprit connaissance, il était couché, la figure dans le sable. Une vague déferla sur la
grève mouillée et vint lui lécher les pieds. Il se laissa rouler sur le dos Des mouettes noires et blanches tournoyaient dans le ciel redevenu bleu après la tempête. Robinson s’assit avec effort et ressentit une vive douleur a l’épaule gauche. La plage était jonchée de poissons morts, de coquillages brisés et d’algues noires rejetés par les flots. A l’ouest, une falaise rocheuse s’avançait dans la mer et se prolongeait par une chaîne de récifs. C’était là que se dressait la silhouette de La Virginie avec ses mats arrachés et ses cordages flottant dans le vent”.

Tournier

Michel Tournier (Parijs, 19 december 1924)

 

Jean Genet werd geboren op 19 december 1910 in Parijs. Genet was een kind uit een buitenechtelijke relatie. Zijn moeder liet hem achter bij het Burgerlijk Armbestuur (Assistance Publique). Jean bracht zijn vroege jeugd door in opvanghuizen. Korte tijd verbleef hij bij een stiefgezin in het dorp Alligny-en-Morvan, waar hij boeken las en dagdroomde in een bedompt buitentoilet waar het rook naar oude bomen en zompige aarde. Op zijn tiende werd hij veroordeeld voor diefstal en belandde hij in een jeugdgevangenis. Hij was onschuldig, maar omdat de wereld hem desondanks tot dief had verklaard, besloot hij deze reputatie na te leven. “Ik verwierp de wereld die mij verworpen had,” schreef Genet later. Op 19-jarige leeftijd ontsnapte Jean Genet uit de gevangenis. Hij sloot zich aan bij het vreemdelingenlegioen, om al snel weer te deserteren. Tien jaar zwierf hij doelloos door Europa en bracht hij – door veroordelingen voor landlopen, homoseksualiteit, prostitutie, diefstal en smokkelen – veel tijd door in Europese gevangenissen. Aan het einde van deze periode vond hij zichzelf in Nazi-Duitsland terug. Vanaf 1942 schreef Jean Genet autobiografische boeken waarin de bourgeoisie belachelijk wordt gemaakt en de pracht van diefstal en homoseksualiteit wordt gevierd. In 1948 werd hij voor de tiende keer veroordeeld wegens inbraak, waardoor hij automatisch tot levenslang werd veroordeeld. Dankzij petities van André Gide, Jean Cocteau, en zijn latere vriend Jean-Paul Sartre, kwam hij toch vrij. Als dank schreef hij een gedicht waarin de waarden van criminelen en het meditatieve leven in de gevangeniscel wordt geprezen. Met zijn eerste twee toneelstukken: Les Bonnes (De Meiden, 1947) en Haute Surveillance (Onder Toezicht, 1949) vestigde hij naam als avant-gardistisch toneelschrijver.

 

Uit: The Thief’s Journal

“In my time, the Ramblas were frequented by two young mariconas who carried a tame little monkey on their shoulders. It was an easy pretext for approaching clients: the monkey would jump up on the man they pointed out to it. One of the mariconas was called Pedro. He was pale and thin. His waist was very supple, his step quick. His eyes in particular were splendid, his lashes immense.

In fun, I asked him which was the monkey, he or the animal he carried on his shoulder. We started quarreling. I punched him. His eyelashes remained stuck to my knuckles; they were fake. I had just discovered the existence of fakes.”

GENET

Jean Genet (19 december 1910 – 15 april 1986)

 

Italo Svevo is het pseudoniem van Aron Hector Schmitz, geboren op 19 december 1861 in Triëst. In 1873 vertrok hij naar Duitsland om zich de Duitse taal eigen te maken en het was tijdens deze periode dat hij in aanraking kwam met en zich ging interesseren voor de literatuur. In 1878 keert hij terug naar Triëst om te studeren. Na twee jaar moet hij echter vanwege de financiële situatie zijn studie opgeven en gaan werken bij een bank. Hij heeft echter zijn voorliefde voor literatuur niet kunnen onderdrukken. Hij kwam vaak in de bibliotheek en ging zich steeds meer interesseren voor negentiende-eeuwse Franse schrijvers en de filosofie van Schopenhauer. Zijn eerste roman, Una vita(Een leven)schrijft hij in 1892, net na de dood van zijn vader. Het is de eerste keer dat hij het pseudoniem Italo Svevo gebruikt. In 1896 trouwt hij met zijn nicht Lidia Veneziani. Met haar krijgt hij één dochter: Letizia. Zijn tweede roman Senilità (in het Nederlands vertaald als Een man wordt ouder) schrijft hij in 1898. Het wordt echter geen succes. Tussen 1899 en 1912 werkt hij voor zijn zwager. Ondanks dat literatuur niet meer de eerste plaats lijkt in te nemen in het leven van Svevo, is het in deze periode dat zijn werken Un marito (Een echtgenoot), Le avventure di Maria (De avonturen van Maria) en nog een tiental andere verhalen totstandkomen. In 1907 leert hij Joyce kennen. Uit die ontmoeting bloeit een vriendschap op. Joyce leert hem Engels en houdt zo zijn interesse voor de literatuur in leven. De theoriën van Freud geven een nieuwe impuls aan zijn interesse voor de psychoanalyse. In 1915 vlucht zijn familie uit Triëst uit angst voor de Eerste Wereldoorlog. Svevo blijft alleen achter om het bedrijf te runnen. Dit moet enkele jaren later echter zijn deuren sluiten en dit geeft hem de kans om zich weer op zijn literaire activiteiten te storten. Zo vertaalt hij onder andere samen met een neef Freuds Über den Traum naar het Italiaans. In 1919 begint hij met het schrijven van zijn derde roman, La coscienza di Zeno (Bekentenissen van Zeno). Het zou zijn beroemdste en meest geprezen werk worden. Tijdens zijn laatste jaren schreef hij aan een vierde roman: Le confessioni di un vegliardo. Op 13 september 1928 verliest hij het leven als gevolg van een auto-ongeluk.

 

Uit: De bekentenissen van Zeno

“De analyse moest als geëindigd w
orden beschouwd, omdat mijn ziekte was onthuld; mijn kwaal was dezelfde als die waarmee wijlen Sophocles destijds de arme Oedipus had opgescheept: ik had mijn moeder bemind en mijn vader willen vermoorden. Verrukt luisterde ik naar zijn diagnose. Het was een ziekte die mij tot de hoogste adelstand verhief. Een grandioze ziekte, waarmee onze voorouders zich mythologische roem hadden verworven. En zelfs nu ik hier alleen zit met de pen in mijn hand, maak ik me nog niet kwaad. Ik lach er hartelijk om.”

svevo

Italo Svevo (19 december 1861 – 13 september 1928)