Mark Jarman, Joël Dicker, August Willemsen, Theo Thijssen, Ronelda Kamfer, Arie Gelderblom, Joyce Carol Oates, Frans Roumen, Dolce far niente

 

Bij Vaderdag – Dolce far niente

 

Always there door Jean Monti, 2001


Descriptions of Heaven and Hell

The wave breaks
And I’m carried into it.
This is hell, I know,
Yet my father laughs,
Chest-deep, proving I’m wrong.
We’re safely rooted,
Rocked on his toes.

Nothing irked him more
Than asking, “What is there
Beyond death?”
His theory once was
That love greets you,
And the loveless
Don’t know what to say.

 

Mark Jarman (Mount Sterling, 5 juni 1952)
Mount Sterling, de geboorteplaats van Mark Jarman


De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: De waarheid over de zaak Harry Quebert (Vertaald door Manik Sarkar)

‘Het staat er niet goed voor,’ zei hij in de auto toen hij me naar Manhattan bracht. ‘Zeg me in ieder geval dat je energie hebt opgedaan in Florida en dat je opschiet met je boek! Er is een nieuwe schrijver waar iedereen het over heeft… Zijn boek wordt de grote kerstknaller. En jij, Marcus? Wat heb jij voor kerst?’ 
‘Ik ga direct aan het werk!’ riep ik in paniek uit. ‘Het komt wel goed! We gooien er heel veel publiciteit tegenaan en dan komt het allemaal goed! De mensen vonden m’n eerste boek mooi, dus waarom zouden ze het volgende niet mooi vinden?’ 
‘Je begrijpt het niet, Marc. Dat had gekund als we een paar maanden tijd hadden. Dat was de strategie: meedrijven op het succes van je eerste boek en het publiek voeden, geven waar het om vraagt. Het publiek wou Marcus Goldman, maar Marcus Goldman ging het er lekker van nemen in Florida en nu hebben de lezers een boek van iemand anders gekocht. Heb je je weleens in economie verdiept, Marc? Boeken zijn inwisselbaar geworden: mensen willen een boek dat ze bevalt, ontspant en vermaakt. Als jij dat niet voor ze schrijft, doet je buurman het wel, en dan ben jij rijp voor het grofvuil.’ 
Douglas’ georakel joeg me de stuipen op het lijf, en ik ging harder aan het werk dan ooit tevoren: om zes uur ’s ochtends begon ik met schrijven en ik werkte door tot negen of tien uur ’s avonds. Hele dagen zat ik onafgebroken op kantoor te werken: gedreven door een waanzin die gevoed werd door wanhoop krabbelde ik woorden neer, bouwde ik zinnen en bedacht ik de ene verhaallijn na de andere. Maar jammer genoeg bracht ik niets van waarde voort. En ondertussen zat Denise zich hele dagen ongerust te maken over mijn toestand. Aangezien ze niks meer te doen had, geen dictaat op te nemen, geen post te sorteren, geen koffie te zetten, liep ze te ijsberen op de gang. En als ze er niet meer tegen kon, trommelde ze op mijn deur. 
‘Marcus, ik smeek je, laat me binnen!’ kermde ze. 
‘Ga lekker naar buiten, wandelen in het park. Je hebt vandaag nog niks gegeten!’ 
‘Ik heb geen honger! Geen honger!’ brulde ik dan ten antwoord. ‘Eerst het boek, dan eten!’ Ze stond haast te snikken. 
‘Zeg niet zulke vreselijke dingen, Marcus. Ik ga naar de deli op de hoek om je lievelingsbroodje met rosbief te halen. Ik ben zo terug! Tot zo!’ 

 

Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)


De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook alle tags voor August Willemsen op dit blog.

Uit: De zucht naar het Zuiden

“Ze kon niet direct mee; ik hing tien dagen rond in een tentenherberg op Cap Ferret. Toen ik haar kwam ophalen ging er al meteen van alles mis, en ik kreeg sombere voorgevoelens. Ook door een brief van Jaap.
Ze zal nooit hebben beseft dat haar manier van voorlezen een foltering was. Ze sloeg stukken over, als om mij in te peperen dat er tussen Jaap en haar een intimiteit bestond waaraan ik niet kon tippen, en de passages die ze voorlas maakte ze nagenoeg onverstaanbaar door middel van een snuivend, licht spastisch gegrinnik (één van haar uniciteiten, moet ik erbij zeggen), vergezeld van mimiek en gebaren die bedoeld waren uitdrukking te geven aan gevoelens van gekwetst, zelfs gechoqueerd zijn, maar die in feite haar gevleidheid verrieden.
Wat me stak was dat Jaap erin slaagde haar van haar stuk te brengen, en wel met, naar ik aannam, ‘harde waarheden’, die hij, als iets oudere kunstenaar, in de wetenschap dat ze toch wel op hem verliefd zou blijven, zich kon veroorloven, die hem alleen maar interessanter maakten, en waarnaar ik kon raden. Elke nieuwsgierigheid naar de inhoud van die passages zou kinderachtig zijn. Van míjn gevoelens mocht ik niets laten blijken. Want we zouden reizen als vrienden – dat waren we intussen geworden, of we hadden afgesproken het te zijn, of we deden alsof we het waren, of ik had gezegd dat ik het was, of beloofd dat ik het zou zijn, of besloten het te zijn, enfin, dat weet ik echt niet meer. Mijn gevoelens en gedachten, de eerste ondoorzichtig, de tweede onoprecht omdat ze niet anders beoogden dan de gunst van Marians nabijheid ten koste van de herinnering aan haar, kenmerkten zich nu door een haast dostojevskiaanse zelfuitvlakking. Paradoxaal genoeg ontleende ik aan de literaire troost dat Dostojevski’s personages ook zo waren mijn laatste beetje eigenwaarde.
Wat de brief betreft: het enige ter zake doende was de mededeling dat Jaap en Mies niet naar Gerona konden komen. Een beetje voorzichtig ten opzichte van elkaar begonnen we de reis naar het Zuiden.
In Perpignan waren zigeuners. Straten vol. Zigeuners waren mooi. Dat was, alweer, een gegeven. Dus ook díe zigeuners. Marian echter, die met haar zwartbruine lange haar, koolzwarte ogen en donkere huid er bijna zelf een zou kunnen zijn, vond ze wel érg mooi.”

 

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)
In 1966


De Nederlandse schrijver en onderwijzer Theo Thijssen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1879. Zie ook alle tags voor Theo Thijssen op dit blog.

Uit: Kees de jongen

“Erg was dat nou wel niet. Want dat dooie schooltekenen, nooit es landschapjes of zo, dat was toch niks. En op een goeie dag, als -ie eens een schetsboek had, dan kon de meester met z’n hele avondschool naar de maan lopen, en dan zou-ie wel es willen zien!
Maar natuurlik, de schilders moesten je niet voor een schooier aanzien. Moesten natuurlik merken, dat je een fatsoenlike jongen was. Laatst was-ie op een Woensdagmiddag meegeweest met Jansen uit de zevende klas. Ja, die was ook zuur, die zat in de zevende en die droeg al een soort van lange broek! Dat moest z’n moeder hem, Kees, niet lappen! Hij knipte d’r gewoon stukken van af. Alleen zat-ie dan nog verlegen met z’n bénen, want Jansen had van die korte mannensokken ook, en zo’n gekke onderbroek met bandjes. Maar enfin, dan bleef-ie net zo lief alle dagen in huis zitten, tot z’n moeder hem wel fatsoenlik aankleden moèst. Maar Jansen was van buiten, en boerenjongens hebben allemaal van dat mannengoed aan….
Als ze tegen een uur of twee zorgden, dat ze aan de Baarsjes stonden, dan kwamen er twee schilders voorbij en Jansen was daar al dikwijls mee meegeweest.
Goed, ze stonden er, en eindelik kwam de ene schilder er aan. Had je Jansen stom moeten zien doen. Mag ‘k wat dragen, meneer, mag ‘k wat dragen, meneer. Pak maar an, zei de schilder, en Jansen moest die doos en dat stoeltje dragen; ’t was net zo’n soort van bedeljongen. Kees liet even merken dat hij Kees was: nam z’n pet behoorlik af. De schilder zag het niet. Zo liepen ze mee. Neem jij nou het stoeltje, zei Jansen. Nou, dat deed Kees natuurlik, anders had de schilder gauw gezegd: waarom loopt die jongen mee.
Schuin tegenover een werf hielden ze halt. De schilder begon met tekenen, en de hele middag bleef-ie tekenen, die paar oue rottige schuiten op die werf. Hij tekende om een haverklap wat fout, en hij zat het aldoor weer uit te vegen. Kees twijfelde, of het wel een echte schilder was.
De jongens gingen in het gras zitten. Het was nogal vervelend. De schilder zei tegen Jansen: hier is een dubbeltje, haal jij es een half ons baai voor me, ik heb natuurlik m’n tabak weer vergeten. Jansen holde weg. Toen was Kees met de schilder alleen. Wat zou het nou fijn zijn, dacht Kees, als de schilder nou maar begon te vragen. – Of-ie óók wel ‘es geschilderd had, of-ie graag schilder wou worden. Want natuurlik, hij had ook allang gemerkt, dat Kees ’n ander soort jongen was dan Jansen.”

 

Theo Thijssen (16 juni 1879 – 23 december 1943)
Cover


De Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda Kamfer werd op 16 juni 1981 in Blackheath, een voorstad van Kaapstad, geboren. Zie ook alle tags voor Ronelda Kamfer op dit blog.

 

Little Cardo

for Alfonso Cloete and Velencia Farmer

They say it’s the whiteman I should fear, but it’s my own kind
doing all the killing here.
Tupac Amaru Shakur
Cardo was born
but not expected
his mother was sixteen
and his father community builder of the year
his grandmother was a cashier
and his stepgrandfather drank to ease the pain

Cardo was a beautiful child
with dark skin and light eyes
beautiful enough to speak English
he liked playing drie stokkies
and vrottie eier in the street
Tietie Gawa from the mobile said
that Cardo was heaven sent

On the eve of Cardo’s first day
at big school
schoolboys were playing with crackers in the street
Cardo looked through the window
the bullet lodged in his throat
his mother did not cry
the politicians planted a sapling
the Cape Doctor uprooted it
and threw it where the rest
of Cape Town’s dreams lay

on the Cape flats

 

Ronelda Kamfer (Blackheath, 16 juni 1981)


De Nederlandse dichter Arie Gelderblom werd geboren in Nieuw-Lekkerland op 16 juni 1945. Zie ook alle tags voor Arie Gelderblom op dit blog.

 

Dit is het

Dit is een onafzienbare sneeuwjacht
van tekens, zelfs video is tevergeefs
gebleken, dit is het raadsel van adem
en water, dit is het en dat
en alles is het

dit is een eeuwig etmaal van een paar
sekonden, dit is voor ogen te groot
bevonden, dit is een wond en een wand
tussen vrouw en man, dit is
alles en dat

dat zijn de ondoorgrondbare wegen
tussen de sterrennevels, dit zijn de
hemels zonder weten, dit is de dorst
om een mond die licht zal maken
in het onbestaanbare

dit is alles, dit is het en dat en of
het is, is onzeker

 

Papier

papier, wit als een maagd
en jij die op de tijd jaagt, soms een werkelijkheid
aanrandt zonder dat het bed kraakt,
geen kussen dat zich verlegt om je woorden,
verlegen word je ervan

papier dat de namen vraagt voor witter,
geen begin daarmee maak je, je geeft een plant
water met zijn eigen bladeren, je verdraagt je geweten
in de zee van een afwasteiltje

papier dat niet verdragen kan,
ook het hart verdraagt het niet en breekt uit verlatenheid,
tijd gaat voorbij in stilte, de eerste dag bleef altijd
in de winternacht, je houdt het papier in een lasvlam
en grijnslacht.

 

Arie Gelderblom (16 juni 1945 – 12 december 1991)


De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joyce Carol Oates werd geboren in Lockport, New York, op 16 juni 1939. Zie ook alle tags voor Joyce Carol Oates op dit blog.

Uit: A Widow’s Story

“Princeton police officers arrived at the accident scene. An ambulance arrived bearing emergency medical workers. I recalled that one of my Princeton undergraduate students, a young woman, was a volunteer for the Princeton Emergency Medical Unit and I hoped very much that this young woman would not be among the medical workers at the scene. I hoped very much that this episode would not be reported excitedly back and circulated among my students Guess who was in a car crash last night—Prof. Oates!
Strongly it was recommended that “Raymond Smith” and “Joyce Smith” be taken by ambulance to the ER to be examined—especially it was important to be X-rayed—but we declined, saying that we were all right, we were certain we were all right. Yet in the faux-euphoric aftermath of the crash in which there was no pain nor hardly an awareness of the very concept of pain we insisted that we were fine and wanted to go home.
Standing in the cold, shivering and shaky and our car pulverized as if a playful giant had twisted it in his hands and let it drop—there was nothing we wanted so badly as to go home.
We were asked if we were “refusing” medical treatment and we protested we weren’t refusing medical treatment—we just didn’t think that we needed it.
Refused then, the officer noted, filling out his report.
Two police officers drove us home in their cruiser. They were kindly, courteous. Near midnight we entered our darkened house. It seemed that we’d been gone for far longer than just an evening and that we’d been on a long journey. Our nerves were jangled like broken electric wires in the street. I’d begun to shiver, convulsively. I was dry-eyed but exhausted and depleted as if I’d been weeping. I saw that Ray was all right—as he insisted—we were both all right. It was true that we’d come close to catastrophe—but it hadn’t happened. Somehow, that fact was difficult to comprehend, like trying to fit a large and unwieldy thought into a small area of the brain.
I began to feel the first twinges of pain in my chest. When I lifted my arm. When I laughed, or coughed.
Ray discovered reddened splotches on his hands—“I’ve been burnt? How the hell have I been burnt?” He ran cold water onto his hands. He took Bufferin, for pain.”

 

Joyce Carol Oates (Lockport, 16 juni 1939)
Cover

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

Zomeravond

Een rose zon sleept zich tot onder weiden,
waar weer een dag nog even warm in baadt.
Als hier de nacht zijn laken over slaat
is het genotzucht en geen medelijden.

Natuur verwordt tot bed van zachte zijde
nu leven zich aan lust te buiten gaat.
Voor mijn teer hart dat gauw in vlammen slaat.
bestaat niets wreders dan dit jaargetijde.

De morgen houdt zich lichtblauw ingetogen
die transparant de huid der aarde kust,
maar ’s middags wordt de tederheid verzengd.

Pas als de herfst weer dood en leven mengt
wordt elke drift tot zwijgen omgebogen
en al mijn zinnen komen dan tot rust.

 

Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
In de zomer door Piotr Konchalovsky 1939


Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn blog van 16 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Theo Thijssen, Casper Fioole, Frank Norbert Rieter, Giovanni Boccaccio, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: De waarheid over de zaak Harry Quebert (Vertaald door Manik Sarkar)

“In de herfst van 2007 was het een jaar geleden dat mijn eerste roman was verschenen en had ik nog geen regel van de opvolger geschreven. Toen er geen brieven meer op te bergen waren, toen ik in openbare gelegenheden niet meer werd herkend en de affiches met mijn beeltenis uit de grote boekhandels van Broadway waren verdwenen, besefte ik dat roem iets vluchtigs is. Het is een uitgehongerde Gorgo die je moet blijven voeden, anders zal ze je direct vervangen: de politicus van de dag, het sterretje uit de laatste realityshow en de band die pas was doorgebroken namen mijn deel van de aandacht in. Toch waren er nog maar een schamele twaalfmaanden verstreken sindsmijn boekwas verschenen: inmijn ogen een belachelijk korte tijd, maar op de schaal van de mensheid een eeuwigheid. In dat jaar waren er alleen al in Amerika een miljoen kinderen geboren en een miljoen mensen gestorven, ruim tienduizend mensen beschoten, een half miljoen aan de drugs geraakt, een miljoen miljonair geworden, zeventien miljoen van mobieltje veranderd en vijftigduizend omgekomen bij auto-ongelukken, waarbij ook nog eens twee miljoen al dan niet ernstig gewond waren geraakt. En ik had maar één enkel boek geschreven.
Schmid & Hanson, de machtige New Yorkse uitgeverij die me een aardig sommetje geld voor mijn eerste roman had gegeven en die heel veel hoop op me had gevestigd, bestookte mijn agent, Douglas Claren, die op zijn beurt in mijn nek hijgde. Hij zei dat de tijd drong en dat ik absoluut met een nieuw manuscript moest komen en ik deed er alles aan om hem gerust te stellen, om zo mezelf gerust te stellen: ik bezwoer hem dat ik goed opschoot met mijn tweede roman en dat hij zich niet druk hoefde te maken. Maar ondanks alle uren dat ik me op kantoor opsloot, bleef het papier spierwit: de inspiratie was er zonder enige waarschuwing vandoor gegaan en ik had geen idee waar ik die moest terugvinden. En ’s avonds in bed, als ik niet kon slapen, bedacht ik dat de grote Marcus Goldman binnenkort, nog voor zijn dertigste, alweer zou ophouden te bestaan. Die gedachte boezemde me zo’n angst in dat ik besloot op vakantie te gaan om op andere gedachten te komen: ik deed mezelf een maand vakantie cadeau in een paleis in Miami, zogenaamd om nieuwe inspiratiebronnen aan te boren, in de heilige overtuiging dat ontspanning onder de palmbomen me in staat zou stellen om mijn creatieve geest weer op volle toeren te laten draaien. Maar natuurlijk was Florida gewoon een vluchtpoging, en tweeduizend jaar voor mij was de filosoof Seneca ook al eens in die penibele situatie beland: waarheen je ook vlucht, je problemen zoeken een plaatsje in je bagage en reizen overal mee naartoe. Het leek of er bij aankomst in Miami bij de uitgang van het vliegveld een vriendelijke Cubaanse kruier naar me toe kwam rennen die vroeg: ‘Bent u meneer Goldman?’ 

 

 
Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)

Lees verder “Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Theo Thijssen, Casper Fioole, Frank Norbert Rieter, Giovanni Boccaccio, Frans Roumen”

Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Theo Thijssen, Casper Fioole, Giovanni Boccaccio, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Die Geschichte der Baltimores

„Morgen muss mein Cousin Woody ins Gefängnis. Dort wird er die nächsten fünf Jahre seines Lebens verbringen.
Schon auf der Fahrt vom Flughafen in Baltimore zum Haus meines Onkels Saul in Oak Park, wo Woody seine Jugend verbrachte und wir ihm an seinem letzten Tag in Freiheit Gesellschaft leisten wollen, male ich mir aus, wie er durch das Gittertor der imposanten Strafvollzugsanstalt von Cheshire, Connecticut, geht.
Für ein paar Stunden werden wir wieder zusammen sein, das wunderbare Quartett aus Woody, Hille], Alexandra und mir, das früher dort einmal so glücklich war. Noch habe ich nicht die geringste Vorstellung von den Auswirkungen, die dieser Tag auf unser aller Leben haben wird.
Zwei Tage später wird mein Onkel Saul mich anrufen.
Marcus? Onkel Saul hier.«
Hallo, Onkel Saul. Wie geht’s
Hör mir gut zu, Marcus«, unterbricht er mich. »Du musst sofort herkommen. Stell mir jetzt keine Fragen. Es ist etwas Schreckliches passiert.«
Dann ist das Gespräch weg. Erst denke ich, es liegt an der Verbindung, und rufe zurück, aber er geht nicht mehr ran. Als ich es beharrlich weiter versuche, nimmt er irgendwann einmal ab, sagt nur schnell: »Komm nach Baltimore!«, und legt wieder auf.
Wenn Sie dieses Buch in die Hände bekommen, dann lesen Sie es, bitte.
Ich möchte, dass jemand die Geschichte der Goldmans aus Baltimore kennt.“

 

 
Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)

Lees verder “Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Theo Thijssen, Casper Fioole, Giovanni Boccaccio, Frans Roumen”

Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: De waarheid over de zaak Harry Quebert (Vertaald door Manik Sarkar)

“Het eerste halfjaar na het verschijnen van mijn boek deed ik niets anders dan genieten van mijn heerlijke nieuwe bestaan. ’s Ochtends ging ik even langs kantoor om een blik te werpen op alles wat er eventueel over mij geschreven was en de tientallen brieven van bewonderaars te lezen die ik dagelijks ontving en die Denise vervolgens in grote ordners stopte. Dan vond ik dat ik wel genoeg had gedaan en ging ik, innig tevreden over mezelf, flaneren door de straten van Manhattan, waar het onder de voorbijgangers gonsde als ik langskwam. De rest van de dag maakte ik gebruik van de privileges die de roem me verschafte: het recht om te kopen wat ik wilde, het recht op een vip-loge in Madison Square Garden bij wedstrijden van de Rangers, het recht om over de rode loper te lopen met muzikanten van wie ik in mijn jeugd de platen had gekocht en het recht om uit te gaan met Lydia Gloor, dé televisiester van het moment, om wie iedereen vocht. Ik was een beroemd schrijver: ik had het gevoel dat ik het mooiste beroep van de wereld had. En omdat ik ervan overtuigd was dat mijn succes nooit voorbij zou gaan, sloeg ik geen acht op de signalen van mijn agent en mijn uitgever toen ze er bij me op aandrongen dat ik aan mijn tweede roman zou beginnen.
In de zes maanden daarna drong het langzaam tot me door dat de wind uit een andere hoek begon te waaien: de brieven van bewonderaars werden schaarser en op straat werd ik minder vaak aangesproken. Niet lang daarna begonnen de voorbijgangers die me nog herkenden te vragen: ‘Waar gaat uw volgende boek over, meneer Goldman? En wanneer komt het uit?’ Ik begreep dat ik aan het werk moest en dat deed ik ook: ik schreef ideeën op losse blaadjes en typte verhaallijnen uit op de computer. Maar het stelde allemaal niets voor. Dus kwam ik met andere ideeën en bedacht ik andere verhaallijnen. Maar ook die waren niet geslaagd. Daarom kocht ik een nieuwe computer, in de hoop dat die inclusief sterke ideeën en uitstekende verhaallijnen werd geleverd. Tevergeefs. Toen veranderde ik van methode: ik legde tot laat in de avond beslag op Denise en dicteerde haar allerlei invallen die volgens mij geweldige bon mots, prachtige zinnen en buitengewone invalshoeken voor romans waren. Maar de volgende dag vond ik mijn woorden vaal, mijn zinnen gammel en mijn invalshoeken uitvalswegen. En zo begon de tweede fase van mijn ziekte.”

 

 
Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)

Bewaren

Lees verder “Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu, Frans Roumen”

Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu, Frans Roumen

De Zwitserse schrijver Joël Dicker werd geboren op 16 juni 1985 in Genève. Zie ook alle tags voor Joël Dicker op dit blog.

Uit: Die Wahrheit über den Fall Harry Quebert

„Das Buch war in aller Munde. Ich konnte in New York nicht mehr in Ruhe durch die Straßen schlendern oder durch den Central Park joggen, ohne dass Spaziergänger mich erkannten und ausriefen: »He, das ist Goldman! Der Schriftsteller!« Manche hefteten sich mir sogar im Laufschritt an die Fersen, um mir die Fragen zu stellen, die sie so beschäftigten: »Was Sie da in Ihrem Buch schreiben, ist das wahr? Hat Harry Quebert das wirklich getan?« In meinem Stammcafé im West Village schreckten manche Gäste nicht einmal davor zurück, sich an meinen Tisch zu setzen und mir ein Gespräch aufzudrängen: »Ich lese gerade Ihr Buch, Mr Goldman. Ich kann es einfach nicht aus der Hand legen! Das erste war ja schon gut, aber das hier …! Hat man wirklich eine Million Dollar abgedrückt, damit Sie es schreiben? Wie alt sind Sie denn? Knapp dreißig? Dreißig Jahre und haben schon so viel Kohle gescheffelt!« Sogar meinen Doorman hatte ich dabei ertappt, wie er immer dann, wenn er nicht gerade die Tür aufhalten musste, die Nase in das Buch steckte, und kaum hatte er es ausgelesen, nagelte er mich vor dem Fahrstuhl fest, um mir sein Herz auszuschütten: »Das ist also mit Nola Kellergan passiert! Wie grauenhaft! Wie kann man nur so etwas tun? Sagen Sie, Mr Goldman, wie ist so etwas möglich?«
Die New Yorker Society schwärmte von meinem Buch. Es war kaum zwei Wochen zuvor erschienen und versprach bereits der größte Verkaufserfolg des Jahres auf dem gesamten amerikanischen Kontinent zu werden. Alle wollten wissen, was sich im Jahr 1975 in Aurora zugetragen hatte. Überall wurde darüber berichtet: im Fernsehen, im Radio, in den Zeitungen. Ich war noch nicht einmal dreißig und durch dieses Buch, erst das zweite meines Lebens, zum gefragtesten Autor des Landes avanciert.
Dieser Fall, der Amerika so in Aufregung versetzte und der den Kern meiner Erzählung bildet, war einige Monate zuvor im Frühsommer wiederaufgerollt worden, nachdem man die Überreste eines seit dreiunddreißig Jahren verschollenen Mädchens entdeckt hatte. Damit begannen die Ereignisse in New Hampshire, von denen hier die Rede sein wird und ohne die das Städtchen Aurora im restlichen Amerika mit Sicherheit unbekannt geblieben wäre.“

 

 
Joël Dicker (Genève,16 juni 1985)

Lees verder “Joël Dicker, August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu, Frans Roumen”

August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Casper Fioole, -minu, Frans Roumen

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook alle tags voor August Willemsen op dit blog.

 

Uit: Braziliaanse brieven

 

“Een alleraardigste man, eigenaar van de onbenulligste Portugese naam die er bestaat, José Maria da Silva, en tot nu toe de enige mens op aarde die mijn leeftijd juist wist te schatten. ‘Je krijgt er kijk op, in dit bedrijf’, was zijn verklaring. Hij bood me ten afscheid ettelijke bellen cachaça aan, zodat er niets kwam van mijn voornemen zaterdagochtend vroeg naar Rio te gaan. Achteraf viel het nog mee dat ik de bus van elf uur haalde. Aankomst zes uur. Met een taxi naar wat ik omschreef als ‘fatsoenlijk hotel met redelijke prijs’. De prijs was redelijk, maar de ambiance was van een goedkope liederlijkheid en verloedering die werkelijk tot braken noodde. Het is me intussen duidelijk geworden dat vrijwel elk hotel dat niet zéér duur is, in het centrum, een hoerenkast is. Hoererij is trouwens niet tot bepaalde straten beperkt, maar lijkt zo’n beetje in het hele centrum de gewoonte te zijn. Die kast waar ik in ’73 met Noor zat was heel rustig vergeleken met het kot waar ik de eerste avond in Rio belandde. Daar komt bij dat tegenwoordig zelf de meest nederige van deze etablissementen radio op de kamers hebben met voorgeprogrammeerde popmuziek, en vaak ook nog televisie met porno en geweld, wat tot gevolg heeft dat de keet nog groter is en langer duurt dan wanneer er alleen maar wordt geneukt. Rekening houden met een ander is de mensen werkelijk volkomen vreemd. Om drie, vier, tot vijf uur in de nacht gelach en gegil, dreunende muziek, gesla met deuren – en toen ik, vroeg in de ochtend, eindelijk een beetje slaap vatte, droomde ik dat ik thuis was gekomen. Maar ik was niet alleen. Er waren vreemde mensen bij, met wie ik een opera aan het instuderen was.”

 

 

 

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

Lees verder “August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, Casper Fioole, -minu, Frans Roumen”

August Willemsen, Casper Fioole, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook alle tags voor August Willemsen op dit blog.

 

Uit: Braziliaanse brieven

„Vrijdag 20 juli vroeg terug naar São Paulo. Op de bank: geen geld. De HBU zal nu reclameren en het geld naar de HBU in Rio sturen. São Paulo was, na twee dagen provinciestad, een verademing. Dat cosmopoliete. In de lift van het hotel trof ik een receptionist en een hotelgast. Receptionist, tegen mij: ‘Hier is een landgenoot van u’. Ik kijk naar de man. Zuidamerikaanser kon het niet: klein, donkerharig, besnord, vermetele strohoed. Hij zegt: ‘Ik ben Argentijn.’ Ik zeg: ‘Ik ben Hollander.’ ‘O,’ zegt de receptionist, ‘ik dacht dat u Paraguayo was.’ Het maakt allemaal niets uit. De hotelbaas is Galiciër, de receptionisten zijn Brazilianen, de kokkin spreekt Spaans en de wasvrouw Italiaans, verhaspeld met Spaanse en Portugese woorden. En iedereen verstaat iedereen. Op grond van uiterlijk wordt geen enkele (althans zelden de juiste) conclusie getrokken met betrekking tot herkomst.

Laatste avond in São Paulo. Ik loop, enigszins in gedachten met gebogen hoofd, over de São João, en zie opeens vonken en brandende dingen vlak voor mijn voeten neervallen. Ik kijk omhoog: uitslaande brand in een wolkenkrabber. Toen zag ik dat er wel al politiewagens waren, maar blijkbaar had men het niet nodig gevonden het trottoir af te zetten. Ik maakte dat ik naar de overkant kwam. Brand op de zesde verdieping, vooral gevoed door gordijnen en luxaflex zonneschermen voor de open ramen. Het vuur klom razend snel hoger. Bij elke nieuwe verdieping die werd bereikt steeg gejuich en applaus uit de menigte op. De brandweer had het vuur gauw geblust, het zat voornamelijk aan de voorkant. Maar zeven verdiepingen waren toch geblakerd. En de mensen maar juichen, als betrof het een voetbalwedstrijd.

Later op de avond nam ik nog even afscheid van ‘mijn’ Portugees, een kroegbaas op de hoek. Vreemd dat een Portugees in Brazilië, voor mij, toch weer iets ‘eigens’ heeft (Europa?).“

 

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

Lees verder “August Willemsen, Casper Fioole, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu”

August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook mijn blog van 16 juni 2010 en eveneens alle tags voor August Willemsen op dit blog.

 

Uit: Ischa Meijer, De interviewer en de schrijvers.August Willemsen

„Van meet af aan ben ik geïntrigeerd geweest door het fenomeen taal.

In het begin van de oorlog waren er in een school bij ons om de hoek Duitse soldaten gelegerd, en ik herinner me nog hoe ik gefascineerd werd door hun spraak, die vreemde, boeiende klanken. ’s Avonds in bed probeerde ik die te imiteren, dan probeerde ik op mijn heel eigen manier Duits te spreken. Zoals andere jongetjes van mijn leeftijd met autootjes speelden, was ik met taal in de weer. In Duitsland leerde ik vrij snel Duits praten, en vervolgens kwamen daar die twee Franse krijgsgevangenen aanzetten, met wie ik zeer goed kon opschieten – ja, dat werden mijn Grote Vrienden; vooral die ene, die Rémy heette, een vrij jonge, mooie kerel, in wiens taal ik buitengewoon geïnteresseerd raakte, en op den duur kon ik toch wel echt met hem converseren in een mengelmoesje van Frans en Duits. Ik zat de hele tijd bij die twee Franse jongens in onze schuur. En ze gingen dood.

Mei ’45 gingen we weer terug naar Nederland. Ik was volkomen rustig. Pas veel later heb ik me gerealiseerd hoe chaotisch en verwarrend het toen om ons heen moet zijn geweest. Mijn moeder, mijn zuster en ik reisden met vrachtwagens en treinen door dat ontredderde land – die trip was wel georganiseerd, maar ik weet nog steeds niet hoe of door wie.

Mijn middelste broer heeft de oorlog grotendeels doorgebracht in een Oostenrijks jeugdstormkamp en hij is, als dertienjarige jongen, op eigen houtje naar Amsterdam teruggekeerd; ik weet nog steeds niet op welke wijze. Daar heeft men het in de familie ook nooit over gehad. Die was er ineens ook weer. Mijn oudste broer van achttien had in de tussentijd op het huis gepast en naar het schijnt een behoorlijk ruige periode doorgemaakt. Hij was het helemaal niet eens met mijn vader en wilde absoluut niet met zijn moeder, zusje en mij naar Duitsland. Met hem praat ik nog wel eens over vroeger – maar dan hebben wij het voornamelijk over de familiegeschiedenis, oftewel: hoe heeft het zover kunnen komen dat mijn vader die fatale keuze maakte?

In het kort komt het hierop neer: hij heeft zijn niet onaanzienlijke kapitaal tijdens de beurskrach van ’29 verloren, weet dat lot aan De Joden en zag vervolgens Het Heil uit Duitsland komen.“

 

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

Lees verder “August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu”

August Willemsen, Joyce Carol Oates, Derek R. Audette, -minu, Ferdinand Laholli, Torgny Lindgren, Elfriede Gerstl

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook mijn blog van 16 juni 2006, mijn blog van 13 juni 2007  en mijn blog van 29 november 2007.

 Uit: Mensagem – de boodschap die niet aankwam

 

Mensagem (Boodschap) is het enige door Fernando Pessoa (1888-1935) bij zijn leven in boekvorm uitgegeven dichtwerk. Het verscheen een jaar voor zijn dood, in 1934. Wat is Mensagem? Waarom is het de enige gepubliceerde dichtbundel?

In de meest algemene termen: Mensagem is een mythische interpretatie van verleden en heden van Portugal, en een daarop gebaseerd visioen van zijn toekomst. De publicatie van het boek en het boek zelf hebben elk hun geschiedenis. Om met het laatste te beginnen: Pessoa heeft het boek niet zozeer geschreven, als wel samengesteld met (voor het merendeel) eerder geschreven gedichten. Het eerste dateert van 1913, vier werden geschreven tussen 1918 en 1922, vijftien in 1928, zes in 1934, en de andere daartussenin. Wat ze allemaal bindt is een aspect dat in het meeste van Pessoa’s overige poëtische werk geheel ontbreekt: zijn nationalisme.

Dit nationalisme van Pessoa schrijft men over het algemeen toe aan zijn in het buitenland doorgebrachte jeugd. Van zijn zevende tot zijn zeventiende leefde hij in Zuid-Afrika, waar zijn stiefvader Portugees consul was. Zoals bij wel meer ontheemden gebeurt, voelde Pessoa bij terugkeer in Portugal, in 1905, een grote drang zich te herintegreren in het culturele milieu van zijn geboorteland. In sommige opzichten werd hij Portugeser dan de Portugezen.

Dit uitte zich al vroeg in het schrijven van artikelen met patriottische strekking en in het opstellen van plannen voor een titanisch werk van epische toon en Sebastianistische strekking. Sebastianistisch? Daarover straks. Eerst verder met de ontstaansgeschiedenis van Mensagem.“

 

 

De zee Portugees

 

O zilte zee, wat van uw zout tezamen

Zijn door Portugal geweende tranen!

Hoeveel moeders hebben niet voor u geleden,

Hoeveel zoons hebben vergeefs gebeden!

Hoeveel meisjes bleven manloos zitten

Opdat wij u, o zee, zouden bezitten!

 

Was het dit waard? Alles is alles waard

Wanneer de ziel zichzelf aanvaardt.

Wie varen wil voorbij het verst verschiet

Moet voorbij pijn, voorbij verdriet.

God gaf de zee gevaren, diepten, kolken.

Maar in haar weerspiegelt hij de wolken.

 

 

Vertaald door August Willemsen

 

Willemsen

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Joyce Carol Oates werd geboren in Lockport, New York, op 16 juni 1939.

 

The Lovers

Locked in love as the sky to its mock color
in a frieze of love like beauty in ancient profile
the lovers are a blantant litany
the lovers are hoarse with shouting of each other
their zeal eyeless and terrible
their moods promiscuous
as shiny black flies

 

Locked in love like the glowing bodies of wrestlers
in a panic of love as God pushes from every pore
the lovers laugh shrilly
the lovers see nothing funny
locked in love they are immortal
they are writhing in pain

 

Unlocked they would be like us
like us faintly quizzical
full-faced and glad of borders, walls,
ceilings, sills,
margins and boundaries and floors
and knowing what we are not

 

Locked in love they are tortured by Furies of thought:
Should one fail, what would the other do?
Should one lose faith, how would the other survive?
Mere death would canonize them
it is not mere death they fear

 

it is not mere death they fear

 

 

 

Waiting

 

Too many gulls to be counted.
Unrhythmic waves—immense, shallow—
the sucking noises never predictable.
He waits on the beach, his arms tight around his knees.
He is not a child, he sits too heavily.

 

A Canada goose flies in, the wings ungainly, noisy.
Seven mallards ride the waves
and there are innumerable sailboats, all silent.
Is this perfection?
He waits for the next wave to change everything.

 

 

Joyce+Carol+Oates

Joyce Carol Oates (Lockport, 16 juni 1939

 

 

 De Canadese dichter, artiest en musicus Derek Raymond Joseph Audette werd geboren op 16 juni 1971 in Hull, Quebec.

 

 

A Nameless Poet

 

I just read the work

of some nameless poet.

A poet

who posts some of his work

on his web site.

The poetry was ok

I suppose,

not great,

not even good

really.

but ok

 

However,

the man

who wrote it,

seemed to be

an asshole

of sorts.

 

“Thank you for not smoking cigarettes”

read a message on his website.

well,

fuck him!

I smoked the whole time I was reading

his mediocre poetry

and

I enjoyed my smoke

immensely.

I wish I could have

enjoyed

his work

a tenth of as much

as I enjoyed my smoke!

 

“My life is shit!”

exclaimed every one of his damned poems!

“Life, in general, is shit!”

exclaimed every one of his damned poems!

“Everybody hates me!”

exclaimed every one of his damned poems!

“And, none of it is my fault!”

exclaimed every one of his damned poems!

 

Fuck him.

He should probably

take up

smoking,

he might lighten up a bit.

 

 

Derek_R_Audette

Derek R. Audette (Hull, 16 juni 1971)

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 16 juni 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008 en ook mijn blog van 16 juni 2009.

 

 

 

De Zwitserse schrijver en columnsit -minu (eig. Hans-Peter Hammel) werd geboren op 16 juni 1947 in Basel. Zie ook mijn blog van 16 juni 2009.

 

Uit: Vom Inselkoller und den Glühwürmchen

 

Inselkoller ist schrecklich. Und ich habe ihn.
Wenn die Vipern das Einzige sind, das dir entgegenzügelt, brauchst du andere Gesellschaft. Hornissenschwärme kreisen wie brummende Kampfflugzeuge über dir. Und Innocent macht beim kleinsten Brummer gleich in grösster Panik: «Schlag sie tot. Ich bin allergisch. Sieben können ein Pferd töten…» Ist er ein Gaul?
Ich beruhige ihn mit Kamille und wünschte mir Ferien auf dem sterilen Mars. Da hält dich auch das vielbesungene Röslein am Wegerand nicht auf Erden zurück. Oder das Balllettcorps der Lichtkäfer, die hier wie ein Transvestitenauftritt Glimmerschwänzchen und den Namen «Luciole» tragen.
Über die Glühwürmchen könnte ich ja stundenlang ein Liedlein singen. Tante Irmchen, die mit der Nasenwarze und den stets etwas verklebten
Pfefferminz-Bonbons im Gummitäschchen, das gute Irmchen also hat in seiner besten Zeit stets das Lied vom «Glühwürmchen… Glühwürmchen glimmre…» hingefiepst. Um ehrlich zu sein – es hat damit sämtliche Hochzeitsgesellschaften und Trauergäste mit seinem «glimmre… glimmre… schimmre… schimmre» zum Wahnsinn getrieben. Und nachdem Irmchen von einem besoffenen Lastwagenfahrer plattgefahren war und links und rechts wie ein Pizzateig von der Krankenbarre lampte, als sie ihr diese Reanimationskiste ansetzten und Vollgas gaben, da kam sie nochmals hoch, verbeugte sich kurz und krächzte: «Schimmre… flimmre». DAS WARS DANN AUCH. ENDE VOM LIED. ENDE DER KATASTROPHE. ENDE DES GLIMMERFIMMERWAHNSINNS.

 

Minu

-minu  (Basel, 16 juni 1947)

 

De Albanese dichter en vertaler Ferdinand Laholli werd geboren op 16 juni 1960 in Gradishta. Zie ook mijn blog van 16 juni 2009.

 

 

Pretending

 

I am afraid to hear

and see

 

You are afraid to hear

and see

 

They are afraid to hear

and see.

 

We all pretend

that we know all about the world.

 

 

The Suicide Of Leaves

 

They long

to turn to gold

and now they fall

one

by one,

wailing.

 

 

Vertaald door Zana Banci en Anthony Weird

 

 

Laholli

Ferdinand Laholli (Gradishta, 16 juni 1960)

 

De Zweedse dichter en schrijver Torgny Lindgren werd geboren op 16 juni 1938 in Raggsjö. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008 en ook mijn blog van 16 juni 2009.

 

Uit: Bathsheba  (Vertaald door Tom Geddes)

“Now King David was striken with frost in his body, to his very bones. It was the month of zif, when to everyone else the heat seemed unbearable. He could get no sleep; he became more and more like a solitary bird on a rooftop.
They covered him over with layer upon layer of sheepskins, skins that had been displayed before the face of the Lord, and yet still he shook and shivered incessantly from cold.
And wine, wine which had in Mephiboshet produced an over-abundance of warmth and sleep, he could not swallow – it merely trickled out from the corner of his mouth.
And Bathsheba said: ‘Woman is the warmest of all God’s creatures. Let us find him a woman who is in her warmest years.’
For she knew: both kings and gods had been awakened to renewed life, had even arisen from the dead in the shimmering heat exuded by youth.
It was Abishag from Shunem they found. Solomon found her. He called her the Shunammite after the city where he found her. It was said of her that withered trees she touched bor fruit within ten days, and that infertile asses became pregnant at ounce if she slapped their hind quarters. It was for these reasons that Solomon asked to see her. Babylonian merchants thought her real name was Ishtar. She had once been taken out into the desert and red-blossomed oleanders had grown up in her footprints.
When Solomon saw her, he realized at once that she was the one who could cure the King. If the frost in his body could withstand Abishag the Shunammite, then it was incurable. The sun had burned her dark brown: she had once been the guardian of a vineyard. Her teeth resembled a flock of newly-washed ewes, her hair was long and gleaming black, and her breasts were firm and pointed.“

 

 

TorgnyLindgren

Torgny Lindgren (Raggsjö, 16 juni 1938)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Elfriede Gerstl werd geboren op 16 juni 1932 in Wenen. Zie ook mijn blog van 16 juni 2008 en  ook mijn blog van 16 juni 2009.

 

ich schreibe also … was …

1.
schreiben ersetzt ersehntes sprechen?
verstanden werden wollen
was für ein wahnsinn
als ob der wind lesen könnte
na ja schreiben in ehren
schreiben ist der beste koch
das schreiben kommt
das schreiben geht
ich schreibe … also bin ich?

 

2.
versteh ich denn was ich da sag
& bin ich der hüter meiner gedanken
& wie und wann gehören sie mir
in buchform eh klar – habs nicht
so gemeint –
& und wenn mir einer zufliegt
wie die birne vom baum
was dann

 

 

Elfriede_Gerstl

Elfriede Gerstl (16 juni 1932 – 9 april 2009)

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

August Willemsen, Joyce Carol Oates, Ferdinand Laholli, Derek R. Audette, -minu, Torgny Lindgren, Elfriede Gerstl, Erich Segal, Jean d’Ormesson, Anna Wimschneider, Theo Thijssen, John Cleveland, Giovanni Boccaccio, Frans Roumen

De Nederlandse schrijver essayist en vertaler August Willemsen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1936. Zie ook mijn blog van 16 juni 2006, mijn blog van 13 juni 2007, mijn blog van 16 juni 2007 en mijn blog van 29 november 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008.

Uit: Kinderjaren (Graciliano Ramos)

 

“Het eerste wat ik in mijn geheugen heb bewaard was een vaas van geglazuurd aardewerk, vol pitomba’s,1verborgen achter een deur. Ik weet niet waar ik die hebgezien, wanneer ik die heb gezien, en indien een deel van dit voorval van lang geleden niet overvloeide in een ander, zou ik menen dat het een droom was. Misschien herinner ik mij niet eens de vaas zelf; het kan zijn dat het beeld van een rank en glanzend voorwerp me is bijgebleven omdat ik erover heb gesproken tegen mensen die het later hebben bevestigd. In dat geval bewaar ik dus niet de herinnering aan een merkwaardig stuk serviesgoed, maar mijn weergave ervan, gestaafd door mensen die de vorm en deinhoud ervan hebben vastgelegd. Hoe dan ook, de verschijning moet hebben berust op werkelijkheid. Men had mij in die tijd het begrip ‘pitomba’s’ bijgebracht – en pitomba’sdienden mij ter aanduiding van alle bolvormige voorwerpen. Later legde men mij uit dat deze generalisering onjuist was, en dat bracht me in verwarring. Er viel een tweede gat in het dikke wolkendek dat over mij lag: ik ontwaarde een heleboel gezichten, hoorde woorden zonder betekenis. Hoe oud zou ik zijn geweest? Volgens berekening van mijn moeder zo’n twee of drie jaar. De herinnering aan een uur of aan een paar minuten van lang geleden doet me niet veronderstellen dat ik een goed stel hersens had. Nee. Het was, zover ik me kan voorstellen, tamelijk gewoon. Ik geloof zelfs dat het een uitgesproken beroerd stel hersens werd. Maar dat ene uur van vroeger, die paar minuten, herinner ik me heel goed. Ik bevond me in een reusachtig lokaal met vuile muren. Het was ongetwijfeld nietreusachtig, zoals ik aannam: later heb ik soortgelijke lokalen gezien, en ze waren maar heel kleintjes. Mij echter leek het enorm. Daartegenover strekte zich een binnenplaatsuit, eveneens enorm, en aan het eind van de binnenplaats groeiden enorme bomen, zwaar van pitomba’s. Iemand had de pitomba’s veranderd in sinaasappelen. Dieverbetering beviel me niet: sinaasappelen, die ik waarschijnlijk al eerder had gezien, betekenden niets. Het lokaal was vol mensen. Een oude man met lange baard troonde voor een vuilzwarte tafel, en een aantal jongetjes, gezeten op banken zonder leuning, hielden velletjes papier in hun handen en blčrden: ‘Een b met een a – b, a: ba; een b met een e – b, e: be. En zo verder, tot aan u. Op lagere scholen in het binnenland heb ik het alfabet op verschillende manieren horen galmen. Maar geen enkele zoals deze, en de steedseendere dreun, de letters en de pitomba’s overtuigen me ervan dat het lokaal, de bomen die waren veranderd in sinaasappelbomen, de banken, de meester en de leerlingen werkelijk hebben bestaan.”

 

Vertaald door August Willemsen

 

 

willemsen

August Willemsen (16 juni 1936 – 29 november 2007)

 

De Amerikaanse schrijfster Joyce Carol Oates werd geboren in Lockport, New York, op 16 juni 1939. Zie ook
mijn blog van 16 juni 2007
en ook
mijn blog van 16 juni 2008.

 

 

how gentle

 

how gentle are we rising

easy as eyes in sockets turning

 

intimate the hardness: jaw

upon jaw, forehead warm

 

upon forehead

kisses quick as breaths, without volition

 

Love: I am luminous

careless as love’s breathing

 

fluorescent glowing the fine

warm veins and bones

 

your weight,

the sky lowered suddenly

 

I am loved: a message

clanging of a bell in silence

 

you are quickened with surprise

our horizons surrender to walls

 

Are we wearing out

our skins’ defenses? —

 

turning to silk, texture of flashy

airy surfaces scant as breaths?

 

I am loved: the noon slides gently

suddenly upon us

to wake us

 

 

Waiting On Elvis, 1956

 

This place up in Charlotte called Chuck’s where I

used to waitress and who came in one night

but Elvis and some of his friends before his concert

at the Arena, I was twenty-six married but still

waiting tables and we got to joking around like you

do, and he was fingering the lace edge of my slip

where it showed below my hemline and I hadn’t even

seen it and I slapped at him a little saying, You

sure are the one aren’t you feeling my face burn but

he was the kind of boy even meanness turned sweet in

his mouth.

 

Smiled at me and said, Yeah honey I guess I sure am.

 

 

oates2

Joyce Carol Oates (Lockport, 16 juni 1939)

 

 

De Albanese dichter en vertaler Ferdinand Laholli werd geboren op 16 juni 1960 in Gradishta. Omdat zijn vader naar de VS gevlucht was werd de familie gedwongen om vanuit Korça daar naartoe te verhuizen. Later werd Laholli er dertig jaar lang toe toe gedwongen om in Savra te gaan wonen. Pas in 1987 was hij in staat zijn opleiding aan een avondschool af te maken. In 1990 emigreerde hij naar Duitsland. Tegenwoordig woont hij in Bückeburg. Laholli schrijft gedichten en proza en vertaald vanuit het Duits naar het Albanees.

 

 

WE ARE SHADOWS

 

We are shadows

dragged

over ignorance.

 

Perhaps we once were people

now replaced

by shadows.

 

 

 

TIME PRESENT

 

The shirt of my dreams

was shredded

by the sun

of waiting.

My skin

feels

the sting

of nothing.

Vertaald door Zana Banci en Anthony Weird

 

 

laholli
Ferdinand Laholli (Gradishta, 16 juni 1960)

 

 

 

De Canadese dichter, artiest en musicus Derek Raymond Joseph Audette werd geboren op 16 juni 1971 in Hull, Quebec. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008.

 

 

A Pantoum For The Night Sky

  

The heavens shimmer with points of light

They poke their image through a canopy of dark

raging and churning with awesome might

They burn themselves a wondrous mark

 

They poke their way through a canopy of dark

to shine upon our imagination

They burn themselves a wondrous mark

For countless eons will they occupy their station

 

To shine upon our imagination

it is a goal for which they do not strive

For countless eons will they occupy their station

reminding man it is a mystery to be alive

 

It is a goal for which they do not strive

Raging and churning with awesome might

Reminding man it is a mystery to be alive

The heavens shimmer with points of light

 

 

 

Double Slit

  

Humor

humor and soup

and philosophy

and dreams of artificial splendor –

a thick, black turd

floating in the punchbowl

of life’s

over inflated

expectations

 

a stream

a stream of thought

a stream of consciousness

 

does consciousness stream?

 

perhaps

 

but

I hear tell

that it moves

both as a particle

and a wave

 

 

DerekRAudett

Derek R. Audette (Hull, 16 juni 1971)

 

 

De Zwitserse schrijver en columnsit -minu (eig. Hans-Peter Hammel) werd geboren op 16 juni 1947 in Basel. Hij is in Basel een locale beroemdheid, maar ook buiten die stad bekend. Hij volgde vanaf 1967 een opleiding tot journaqlist en is columnist voor de Basler Zeitung en andere Zwitserse kranten. Al 38 jaar leeft hij samen met de advocaat Anwalt Christoph Holzach, sinds 2007 in een geregistreerd partnerschap.

 

Uit: Song Contest

Also – Onkel Alphonse schaut immer. Onkel Alphonse gilt alles andere als schwul. GANZ IM GEGENTEIL! Er ist ein Hurenbock der ersten Güteklasse.
Jetzt aber, wo ein Zürcher Intelligenzblatt «Sind die Lovebugs schwul genug?» titelte, muss ich mich fragen: Spielt uns Alphonse etwa mit seinem «die hat aber toll Holz vorm Haus»-Theater die grosse Schau? Dann allerdings spielt er sie besser als die Lovebugs.
Natürlich habe ich auch geglotzt. Schon bei der Vorentscheidung. BESONDERS bei der Vorentscheidung. Das hatte weniger mit homophilen Gefühlen als mit meinem chauvinistischen Herzlein zu tun.
DENN IN DER VORENTSCHEIDUNG WAREN DIE BASLER JA NOCH DRIN.
Aber spätestens als das schwedische Operngirl «die Stimme» mezzosopranieren liess und die Norweger jede Note mit Liegestützen unterstützten, wusste ich: AUCH NÄCHSTES JAHR WIRD DER CONTEST NICHT IN DER SCHWEIZ STATTFINDEN. Da muss man nicht schwul oder Fachmann sein. Ich meine: Ein bisschen krachen muss es eben schon. Hier helfen auch Ausflüchte wie «wir wollten einfach mal einen andern Weg aufzeichnen» keine Bohne. Wettbewerb ist Wettbewerb – da gehts nur um eins: den Sieg.

 

Minu

-minu  (Basel, 16 juni 1947)

 

 

De Zweedse dichter en schrijver Torgny Lindgren werd geboren op 16 juni 1938 in Raggsjö. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008.

 

 

Gemeentelijk IV

 

Vrede in onze tijd tussen Vimmerby en Hultsfred

– wie hijgend verslag uitbrengt voor hij valt

weet waar het om gaat,

de keuze van de kieskeurige voor pensees of paardebloemen bij het avondmaal,

de keuze van de braker om te behouden of te verwerpen,

de roep van de verkleumende om hogere loonschalen,

de macht van de vertegenwoordigers over de vertegenwoordigden.

 

Zij die ons vertegenwoordigen hebben hun plicht terdege beseft.

Ze eten ons eten, ze drinken onze wijn, ze genieten

van onze kinderhand, ze slapen de slaap die wij zo goed

zouden kunnen gebruiken. Ja, inderdaad,

ze vertegenwoordigen ons.

 

De meerderheid heeft altijd gelijk, zelfs als de meerderheid

van de meerderheid vaak helemaal geen gelijk heeft. En als die gelijk heeft

is dat in plaats van jou. Duim omhoog of duim omlaag?

Weet je zeker dat het jouw duim is?

De muis die een berg baarde

moet dat toch hebben gemerkt.

 

 

Vertaald door Hans Kloos

 

 

Lindgren

Torgny Lindgren (Raggsjö, 16 juni 1938)

 

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Elfriede Gerstl werd geboren op 16 juni 1932 in Wenen. Zie ook mijn blog van 16 juni 2008. Elfiede Gerstl is na een lang ziekbed eerder dit jaar, op 9 april, aan kanker overleden

 

 

der papierene garten

 

keine wespen & bienen

kein gekäfer

überhaupt kein getier

kriecht mich hier an

fliegt mir in hautnähe

 

in meinem papierenen garten

der in meiner wohnung wächst

pflücke ich nach laune

sätze von wittgenstein

oder geniesse gedichtzeilen von artmann

 

oft sind halt kräuter & rüben benachbart

wie ordne ich sie und wozu

ich freu mich ja heimlich

    über meinen verwilderten garten

 

 

 

bei kleinen krisen leise zu sprechen

 

1

ich bin konstant

mit mir verwandt

zugleich ein fliessen dem ich folge

ich seh mit freude und entsetzen

wie sätze mich vernetzen und ersetzen

 

2

bin ich der sätze komisches konstrukt

und war auch dieses nicht schon wo gedruckt

die sätze kommen

die sätze gehen

muss ich das wirklich alles verstehen

 

3

bin ich aus sprache oder nicht

auf füssen gehendes gedicht

ich weiss nicht wer da spricht

 

 

ElfriedeGerstl

Elfriede Gerstl (16 juni 1932 – 9 april 2009)

 

De Amerikaanse schrijver en literatuurwetenschapper Erich Segal werd op 16 juni 1937 in Brooklyn, New York, geboren. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007. 

 

Uit:  Love Story

 

„”Listen, Harvard is allowed to use the Radcliffe library.”

“I’m not talkinglegality, Preppie, I’m talking ethics. You guys have five million books. We have a few lousy thousand.”

Christ, a superior-being type! The kind who think since the ratio of Radcliffe to Harvard is five to one, the girls must be five times as smart. I normally cut these types to ribbons, but just then I badly needed that goddamn book.

“Listen, I need that goddamn book.”

“Wouldja please watch your profanity, Preppie?”

“What makes you so sure I went to prep school?”

“You look stupid and rich,” she said, removing her glasses.

“You’re wrong,” I protested. “I’m actually smart and poor.”

“Oh, no, Preppie. I’m smart and poor.”

She was staring straight at me. Her eyes were brown. Okay, maybe I look rich, but I wouldn’t let
some ‘Cliffie — even one with pretty eyes — call me dumb.

“What the hell makes you so smart?” I asked.

“I wouldn’t go for coffee with you,” she answered.

“Listen — I wouldn’t ask you.”

“That,” she replied, “is what makes you stupid.”

Let me explain why I took her for coffee. By shrewdly capitulating at the crucial moment — i.e., by pretending that I suddenly wanted to — I got my book. And since she couldn’t leave until the library closed, I had plenty oftime to absorb some pithy phrases about the shift of royal dependence from cleric to lawyer in the late eleventh century. I got an A minus on the exam, coincidentally the same grade I assigned to Jenny’s legs when she first walked from behind that desk. I can’t say I gave her costume an honor grade, however; it was a bit too Boho for my taste. I especially loathed that Indian thing she carried for a handbag. Fortunately I didn’t mention this, as I later discovered it was of her own design.“

 

 

Segal

Erich Segal (New York, 16 juni 1937)

 

De Franse schrijver en essayist Jean d’Ormesson (eig. Jean Lefèvre, comte d’Ormesson) werd geboren op 16 juni 1925 in Parijs. Hij is afkomstig uit een adelijke familie. Zijn vader was lid van het volksfront van Leon Blum en werkte in verschillende landen als ambassadeur. Jean d’Ormesson groeide voor een groot deel buiten Frankrijk opgegroeid. Na zijn werk bij de Unesco in Parijs werd d’Ormesson directeur van het conservatieve dagblad Le Figaro. Hij begon boeken te schrijven. In 1971 kreeg hij de prijs van de Académie française voor zijn historische roman ‘La Gloire de l’emipre’.

 

Uit: Presque rien sur presque tout

 

Pour un esprit, venu d’ailleurs, qui tomberait sur cette Terre et qui en ignorerait tout, l’eau serait un objet de stupeur presque autant que le temps. L’eau est une matière si souple, si mobile, si proche de l’évanouissement et de l’inexistence qu’elle ressemble à une idée ou à un sentiment. Elle ressemble aussi au temps, qu’elle a longtemps servi à mesurer, au même titre que l’ombre et le sable. Le cadran solaire, le sablier, la clepsydre jettent un pont entre le temps et la matière impalpable de l’ombre, du sable et de l’eau. Plus solide que l’ombre, plus subtile que le sable, l’eau n’a ni odeur, ni saveur, ni couleur, ni forme. Elle n’a pas de taille. Elle n’a pas de goût. Elle a toujours tendance à s’en aller ailleurs que là où elle est. Elle est de la matière déjà en route vers le néant. Elle n’est pas ce qu’on peut imaginer de plus proche du néant: l’ombre, bien sûr, mais aussi l’air sont plus si l’on ose dire – inexistants que l’eau.

Ce qu’il y a de merveilleux dans l’eau, c’est qu’elle est un peu là, et même beaucoup, mais avec une délicatesse de sentiment assez rare, avec une exquise discrétion. Un peu à la façon de l’intelligence chez les hommes, elle s’adapte à tout et à n’importe quoi. Elle prend la forme que vous voulez : elle est carrée dans un bassin, elle est oblongue dans un canal, elle est ronde dans un puits ou dans une casserole.“

 

jean-d-ormesson1

Jean d’Ormesson (Parijs, 16 juni 1925)

 

 

De Duitse schrijfster en boerin Anna Wimschneider werd geboren op 16 juni 1919 in Pfarrkirchen. Toen zij acht jaar was verloor zij haar moeder die in het kraambed stierf. Vanaf toen moest zij op de boerderij helpen. Zij werd in 1985 beroemd door haar autobiografie „Herbstmilch“ die in 1988 verfilmd werd. Mede door de film werd het boek een bestseller. In 1991 verscheen nog “Ich bin halt eine vom alten Schlag”, een bundel verhalen uit het boerenleven.

 

Uit: Herbstmilch

 

„Wir Kinder hatten ein fröhliches Leben. Die Eltern waren fleißig, Großvater arbeitete auch noch mit, obwohl er schon zwischen 80 und 90 Jahre alt war. Wenn er sich rasiert hat, mit einem langen Messer, schauten wir Kinder zu, denn das war sehr lustig. Der Spiegel hing an der Wand, und der Großvater schnitt ganz komische Gesichter, die Knie hat er an die Bank gestemmt, und weil er so zitterte, machte die Bank so lustige Töne.

Im Frühling lag draußen vor der Hofeinfahrt ein großer Wiedhaufen, den die Mutter mit dem Hackl in Bündel hackte. Da spielten wir Kinder, krabbelten auf dem Haufen herum, da wimmelte es nur von Kindern. Die Zapfen von den Fichten, das waren unsere Rosse, die Reigerl von den Föhren unsere Kühe, die Eicheln unsere Schweine. Aus den großen Rindenstücken wurde dann ein Hof gebaut. Rindenstücke waren auch unsere Wagen, an die mit einem Faden oder einer leichten Schnur unsere Tiere eingespannt wurden. Als Getreide nahmen wir Spitzwegerich, Breitwegerichblätter waren unser Geld, und alle möglichen Gräser hatten ihre Bedeutung und machten unseren Spielzeugbauernhof reich.“

 

 

Anna Wimschneider

Anna Wimschneider (16 juni 1919 – 1 januari 1993)

 

De Nederlandse schrijver en onderwijzer Theo Thijssen werd geboren in Amsterdam op 16 juni 1879. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007. 

 

Uit: Schoolland

 

„Hij greep het krijt al en begon aan de som. Achter z’n rug wenkte ik vol verstandhouding m’n klas toe, dat ze zich stil moesten houden; en ik wist, ze hoopten ’t zelfde als ik: dat de jongen het nulletje zou vergeten.

De gast werkte door; toen hij aan ’t gevaarlijke punt was gekomen, werd de klas hoorbaar onrustig, en hij hield op, en keek wantrouwig om.

‘Vooruit, maak ’em nou even áf,’ zei ik gemeen, om hem tot argeloos verder gaan te verleiden.

Maar ’k had het niet erg getroffen; want de jongen verijdelde de hele samenzwering, door kalm te zeggen: ‘Ja… van meester Kraak moeten we nou zeggen: ’t gaat nul maal, hier zet ik die nul, en dan mag ’k weer een cijfer bij halen, en weer gewoon verder gaan. Zo doen wij altijd.’

En hij bleef beleidvol met het krijtje in z’n hand staan wachten, alsof-ie zeggen wou: ‘En als jullie ’t hier anders willen, óók goed, maar dan doe ik niet mee; ik hou me aan m’n eigen meester.’ Hij was zó trouwhartig-rustig, dat ik me werkelijk ’n beetje schaamde voor m’n spekulatie.

‘Nou maar jij weet het precies, zo zijn wij ’t hier ook aan ’t leren, zie je, maak ’m maar even af.’

De klas grinnikte me toe, en Joost de Haas vergat zich en maakte een familiaar gebaar tegen mij met z’n hand onder aan z’n kin: je hebt een strop! De gast maakte kalm het sommetje verder goed.

‘Hoe héét je?’ vroeg ik hem. Het was een merkwaardige jongen, want hij nam bedaard de borddoek, om even het krijt van z’n vingers te vegen, met ’n zeker aplomb, of-ie zelf schoolmeester was.

 ‘Veen,’ antwoordde hij, en toen keek-ie naar de kaart in de hoek, alsof-ie te kennen wou geven: dáár kwam ik eigenlijk voor.

‘Ja, pak ’em maar,’ zei ik, ‘zeg Veen, je moet ’n beetje stommer zien te worden, dat je zitten blijft, en hier in de klas komt, ik wil je wel hebben.’ Hij scheen in die vorm het kompliment wel te waarderen, want nu liet-ie eindelijk z’n ernst schieten, en terwijl hij wegging met de kaart, zei hij lollig: ‘Als-ik gek ben, eerder niet.’

 

Theo_Thijssen

Theo Thijssen (16 juni 1879 – 23 december 1943)
Beeld van Theo Thijssen in de Amsterdamse Jordaan, gemaakt door Hans Bayens

 

 

 

De Engelse dichter John Cleveland werd geboren op 16 juni 1613 in Loughborough. Hij kreeg een opleiding in Cambridge waar hij lector voor rhetorica werd aan het St John’s College. Hij was een tegenstander van Oliver Cromwell en verloor daardoor in 1645 zijn positie. In 1655 werd hij gevangengezet, maar Cromweel liet hem weer vrij. Zijn Poems werden gepubliceerd in 1656.

 

 

Epitaph on the Earl of Strafford

 

HERE lies wise and valiant dust

Huddled up ’twixt fit and just,

Strafford, who was hurried hence

‘Twixt treason and convenience.

He spent his time here in a mist,

A Papist, yet a Calvinist;

His Prince’s nearest joy and grief,

He had, yet wanted all relief;

The prop and ruin of the state;

The people’s violent love and hate;

One in extremes loved and abhorred.

Riddles lie here, or in a word —

Here lies blood; and let it lie

Speechless still and never cry.

 

 

cleveland

John Cleveland (16 juni 1613 – 29 april 1658)

 

De Italiaanse dichter en schrijver Giovanni Boccaccio werd geboren in Florence of Certaldoi in juni of juli 1313. Zie ook mijn blog van 16 juni 2007 en ook mijn blog van 16 juni 2008.

 

Uit: Das Dekameron (Vertaald door Karl Witte)

 

Es ziemt sich, ihr liebwerten Damen, ein jedes Ding, das der Mensch unternimmt, mit dem heiligen und wunderbaren Namen dessen zu beginnen, der alle Dinge geschaffen hat. Darum denke ich denn, der ich als erster bei unseren Erzählungen den Anfang machen soll, mit einer jener wunderbaren Fügungen zu beginnen, deren Kunde unser Vertrauen auf ihn als den Unwandelbaren bestärken und uns lehren wird, seinen Namen immerdar zu preisen. Es ist offenbar, daß die weltlichen Dinge insgesamt vergänglich und sterblich sowie nach innen und nach außen reich an Leiden, Qual und Mühe sind und unzähligen Gefahren unterliegen, welchen wir, die wir mitten unter ihnen leben und selbst ein Teil von ihnen sind, weder widerstehen noch uns ihrer erwehren könnten, wenn uns Gottes besondere Gnade nicht die nötige Kraft und Fürsorge verliehe. Was diese Gnade anbetrifft, so haben wir uns keineswegs einzubilden, daß sie um irgendeines Verdienstes willen, das wir hätten, über uns komme, vielmehr geht sie nur von seiner eigenen Huld aus und wird den Bitten derer gewährt, die einst wie wir sterblich waren, jetzt aber, weil sie während ihres Erdenwallens seinem Willen folgten, mit ihm im Himmel der ewigen Seligkeit teilhaftig sind. An sie, als an Fürsprecher, die unsere Schwäche und Gebrechlichkeit aus eigener Erfahrung kennen, richten wir vor allem jene Bitten, die wir vielleicht nicht wagten, unserem höchsten Richter gegenüber laut werden zu lassen.“

 

 

Boccaccio

 Giovanni Boccaccio ( juni of juli 1313 – 21 december 1375)
Portret door Andrea Del Castagno, rond 1450

 

 

En als toegift bij een andere verjaardag:

 

 

Klassiek
voor Arno

Ik heb een handdoek om mij heen geslagen
die nog naar hem ruikt en zo is hij hier
en heel dicht bij me, gunt me het plezier
wat liefde van zijn geur liet, op te dragen.

Hij douchte zich en als om mij te plagen
had hij de celdeur schijnbaar op een kier
gezet. Nu luister ik naar een klavier-
concert, om – Brahms – mijn hartslag te verlagen.

Niet dat zijn naakte lichaam in mij lust
schiep ooit, of toch wel ooit, maar nooit voor lang en
ofschoon geen hartstocht ons dat toch verbood,

maar met die innige, volmaakte rust,
waarmee hij me kust, op mond kust en op wangen,
raakt hij een leven, dieper dan de dood.

 

towl
Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957)
Standing Man with Towel door Walter Stuempfig, 1957

 

Frans Roumen, Uit: Elk woord van mij is zonde,

Uitgeverij Berend Immink, Nijmegen 1984)

 

 

De Nederlandse dichter en vertaler Frans Roumen (Wessem, 16 juni 1957) woont en werkt in Nijmegen. Zie ook  mijn blog van 16 juni 2008.  mijn blog van 16 juni 2007.  en mijn blog van 16 juni 2006.