What Is So Rare As A Day In June (James Russell Lowell), Marije Langelaar, Karin Fellner

 

Dolce far niente

 

 


Een dag in juni door Antonín Slavíček, 1898

 

 

What Is So Rare As A Day In June

And what is so rare as a day in June?
Then, if ever, come perfect days;
Then Heaven tries earth if it be in tune,
And over it softly her warm ear lays;
Whether we look, or whether we listen,
We hear life murmur, or see it glisten;
Every clod feels a stir of might,
An instinct within it that reaches and towers,
And, groping blindly above it for light,
Climbs to a soul in grass and flowers;
The flush of life may well be seen
Thrilling back over hills and valleys;
The cowslip startles in meadows green,
The buttercup catches the sun in its chalice,
And there’s never a leaf nor a blade too mean
To be some happy creature’s palace;
The little bird sits at his door in the sun,
Atilt like a blossom among the leaves,
And lets his illumined being o’errun
With the deluge of summer it receives;
His mate feels the eggs beneath her wings,
And the heart in her dumb breast flutters and sings;
He sings to the wide world, and she to her nest,
In the nice ear of Nature which song is the best?

Now is the high-tide of the year,
And whatever of life hath ebbed away
Comes flooding back with a ripply cheer,
Into every bare inlet and creek and bay;
Now the heart is so full that a drop overfills it,
We are happy now because God wills it;
No matter how barren the past may have been,
‘Tis enough for us now that the leaves are green;
We sit in the warm shade and feel right well
How the sap creeps up and the blossoms swell;
We may shut our eyes but we cannot help knowing
That skies are clear and grass is growing;
The breeze comes whispering in our ear,
That dandelions are blossoming near,
That maize has sprouted, that streams are flowing,
That the river is bluer than the sky,
That the robin is plastering his house hard by;
And if the breeze kept the good news back,
For our couriers we should not lack;
We could guess it all by yon heifer’s lowing,
And hark! How clear bold chanticleer,
Warmed with the new wine of the year,
Tells all in his lusty crowing!

Joy comes, grief goes, we know not how;
Everything is happy now,
Everything is upward striving;
‘Tis as easy now for the heart to be true
As for grass to be green or skies to be blue,
‘Tis for the natural way of living:
Who knows whither the clouds have fled?
In the unscarred heaven they leave not wake,
And the eyes forget the tears they have shed,
The heart forgets its sorrow and ache;
The soul partakes the season’s youth,
And the sulphurous rifts of passion and woe
Lie deep ‘neath a silence pure and smooth,
Like burnt-out craters healed with snow.

 


James Russell Lowell (22 februari 1819 – 12 augustus 1891)
Cambridge, Massachusetts. De geboorteplaats van James Russell Lowell

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

Trommel

Dat jaar werden we geboren in
een lichaam.
Het viel ons op dat we sloegen.
We sloegen de trom.

Bij elke slag vlogen de vogels op.
Bij elke vierde noot ving een nieuw seizoen aan.
Bij elke 16e noot wierp ik een kind.

Zo leefden we ons leven.
We sloegen de jaren weg.
Paf paf paf!
We sloegen de trom.
We sloegen eenvoudig de trom.
Want dat hadden we geleerd.
We sloegen de trom.

Paf paf paf!
De vlogels vliegen op.
Paf Paf Paf!
Een nieuw seizoen,
Paf Paf Paf!
Weer een kind.
Paf Paf!

Tot onze lichamen begonnen te deformeren, we sloegen
nog harder, tegen de rimpels, het kreukelen
onze verminderde vruchtbaarheid, een stram in ons been.

Paf Paf Paf!
Maar het kind bleef uit.

We sloegen nog wat harder, onze slag kreeg
iets verbetens,
tot we op de 428e noot halt hielden.
We keken naar elkaar en alle kinderen die
ik had geworpen,
wilde goddeloze kinderen,
met wilde goddeloze haren.

En we keken naar de bomen die waren gaan groeien,
Kris kras door elkaar
Een grote teringbende.
De vogels die nerveus op een tak onze
volgende slag afwachtten.

Maar we sloegen niet
We sloegen niet meer

We keken elkaar aan en zaagden de bomen
bouwden een huis, begroeven de trommel diep in de nootzwarte aarde.

En begonnen te leven. We pelden en kookten de vruchten
en vertelden onze kinderen het verhaal van de trommel
en we sloegen niet, er brak geen nieuw seizoen aan,
De vogels rusten in een hoge wilg.
En het was goed.

En we vroegen ons af, wie had ons in de eerste plaats die trommel gegeven?
Wie had ons geboden te slaan? Had ons die vogels gebracht, de bomen?
Had ons het ritme opgelegd? En waar waren we eerder? Waarom?

 

 

Het brak

Wat was het precies dat er brak?
Brak het of sleet het?
Ging het geleidelijk aan?
Sloop op de tenen de kracht weg?
Trok kauwgom ongelijk het?

Verweerde het grondstoffelijke?

Gleed het ijlings uit handen? Verloor het?
Raakte het zoek het? Vervloog of doofde?
Of was het gewoon klaar? Fini. Uit. Op het.

Was het te maken? Weer aan te vullen?
Groeit het vanzelf vanuit de wortel weer aan?
Of met bepaalde methodes, procedures?

Hoe krijgen we het weer vol, levend,
warm en zacht zoals het was het?
Moeten we vruchteloos blijven proberen? Is dat het?

Is het te vervangen misschien?
Groeien veren weer aan?
Is er lijm? Gouddraad?
Veert het weer terug?
Wordt dat wat scheef weer recht echt?

 


Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Maar een rimpel in de tijd verder

Steppe, gekreukeld gras zover het oog reikt
Kaf, veen, knopen en pelsdieren in het polderland
Geur, een deining, het broze op- en neergaan
van kuddes, kafnaalden, bloed
en een schok mieren op
de stervende schouder
van een gnoe – dat ben jij.

Gnoe, dus jij – door gras, trilt met je neusgaten
voorwaarts en al je verwanten, zwaden –
zoemende zwaden rond jullie kromme bulten. Jij
laat een keelklank opstijgen, rauw, anderen volgen
langbenig, roodgekleurd op droge aarde het spoor
in het gesis van de halmen. Stil.
Nu til je een hoef op.
Nu druk je hem in deze oever.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Marije Langelaar, Karin Fellner

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

Optellen

Tellen de dagen dat het zin heeft, dat hij honger
heeft, thuisblijft, zijn jas vergeet, meegaat,
stilzwijgt, zijn veters strikt, dooreet,
moddergooit, wazig is, opstandig, bloedend,
doodmager, projectielig.

Leggen onze gevoelens daaromtrent in
doordringende kleuren op tafel, heldergeel,
jammerzwart, gekoesterd bruin, levend rood, mul
groen, bruin in draden, in frommels, in klonten, in
scheuren.

Nodigen rook, wolken, elektriciteit, gevoelens,
angsten, aura uit in bewaarpot.
Sluiten.

Gaan ernstig kijken.
Tellen de tabellen en kleuren op. Uitkomst is een weiland
om het even waar omstreeks een uur of tien
met een vlieger die hard trekt.

 

Nu
ontpoppen de zaden
vangt het barre ochtendlicht de handen

De kale schuur
legt zijn muren voor ons neer

Nu – godswonder rommelt de donder

helle stralen belichten een langzaam toneel

de donkere stier die zijn lief ontkleedt
en paart in een uithoek

dienstplichtig wapperen de vaandels
gedempt vallen vruchten in het zand

Nauwelijks hoorbaar was de dag gegaan
laatste verstommende kreten

 

Vertrek

Wanneer ik in een duistere plek in mijzelf
en de wereld op haar achterste tandwiel
begint het wapperen.

Het leven doet ons pijn
het is een mossige scherpte
glijden het strand in, snijden het water open.

Het ongemak wolft zich door de straat.

Woede slakt uit het woonhuis.
Mijn man in zijn pijnlijkste lichaam.

Schiet nog eenmaal het zaad het lichaam in, mist,
raakt het bed.
We houden onze nek vast.
Zoveel van vastigheid overschat we treffen elkaar
binnenshuis.
Hij heeft een meisje met lange benen mee.
Ik draag een man met regenlaarzen aan.
Het licht als een scherf in onze nek.

Ik moet weg, ik zeg het hem.
Hij maakt een afwijzende beweging.
Het stuiptrekken, het missend grijpen
in onze ogen is geen ontmoeting
geen vallen
enkel een wond waarbinnen ons kind.

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Deze kleine vrouw zit in het loof
van haar gedachten en schommelt

zonder onderwerp is zij slechts
lindebollen een boom
paddenstoelen buiten gebruik

ziet met gesloten oogleden:
van mij en van jouw is een schild
van veren het blaast

de korrels in de borst weg
het stenen pantser bestrijkt
zij met luchtdraden nu

is niets meer bijzonder
platanen langs de snelweg tegen
het raam gesmeerde vlieg,

gerafeld als distelkoppen,
het knettert: neuronaal

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Marije Langelaar, Karin Fellner

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

VONK

En ze vroegen me terug voor dat radioprogramma
ik weet nog steeds niet waarom
want ik had vooral gezwegen
maar de presentator benadrukte dat men daar
nood aan heeft vandaag de dag.
Dus zat ik daar weer achter een microfoon
en zweeg
en ontkrachtte vervolgens alle fenomenen, ideeën,
gestalten, dingen en wezens. En mijzelf natuurlijk
en de presentator die zenuwachtig aan zijn snor ging
wrijven. Dat ging me goed af. Ik had mijn talent ontdekt.
En vanuit het niets vertelde ik over het vonkje, klein
en zoemend waardoor ik voorzichtig weer in de
wereld, getallen, fenomenen, planeten, materialen
en mensen ging geloven. Er zit een vonk in u.
Jazeker vonk in u. Want die vonk is in mij, ik weet
verder niets mijn denkkracht is nihil, geen zicht,
geen gehoor, ik zwem in het niets maar ik weet
er is een vonk in deze tafel, deze lamp en in u beste
luisteraar.
Ik was dusdanig op dreef dat mijn woorden vlam vatten.
Er zit een vonk in u beste presentator! Ik
smeet het over de tafel.
Hij werd zo bleek en ongemakkelijk dat ik mijn
woordvoering staakte.
Vlammend en trillend begaf ik mij naar huis, ging
vlammend en trillend in mijn bed liggen. Viel in een
vlammende en trillende slaap werd vlammend en
trillend weer wakker.

En schreef meteen bij het ontwaken een brief naar
de krant waarin ik mijn droom uitlegde. Alles moet
vlam vatten lieve mensen. En
van geestdrift ging ik naar buiten op straat de
mensen de hand schudden
want stilzitten op een bankje in het park daar kon
ik niet meer aan.
Ik wilde alle mensen aanraken en bevestigen er is
een vonk in u schreeuwen. En zo slijt ik mijn dagen
tegenwoordig ja nogal een contrast met hoe ik ooit
doof blind stom en leeg begon.
Nu bedenk ik hinkel- en andere kinderspelletjes en
bij elke sprong op de stoep roep ik hard en
eenvoudig Vonk! Vonk! Nu!

 

APPELS EN PEREN

Dit is de kleinste ruimte mij te wringen in het lichaam
van appels en peren.
O god hoe moet ik dit overleven
die knetterende traagheid

ik wil racen, struikelen, schitteren
en nu lig ik hier.
Welja goed ik heb innerlijke communicatie met alle andere
peren in deze straat, in de wereld feitelijk maar het enige
wat ze me zenden is beelden van de zon die op
of ondergaat, glooiend landschap
het geplukt worden krakend vermorzeld.

Ik ben verrekte niet zo dienstbaar.

Het tollen van traagheid.

Had ik maar een nek en een bijl en een schuur.

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Eén eenheid zien is gelijk aan driekwart van een gemompel

Nogmaals verdonkerde rammen, een bord vol
moleculaire structuren en rondzwervende sterrenstelsels.

Eureka, de schuwe, de zeldzame dikkopvlinders,
hoe ze bij het rollen met de ogen naar het absurde terugfladderen.

Zo wankelt het gebogen hoofd op de gebogen handen,
zwaargewicht, fantoom, hoeveel vadem diep.

Van onderaf wordt er getrokken de aardemassa trekt aan een draad,
komt het denken in evenwicht via fysieke kaarten.

Wat zegt dat ons, madame?
Denkt u dat deze Regel van Drie van de nacht kan worden opgelost?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Salman Rushdie, Karin Fellner

De Indisch-Britse schrijver en essayist Salman Rushdie werd geboren in Bombay op 19 juni 1947. Zie ook alle tags voor Salman Rushdie op dit blog.

Uit: Quichot (Vertaald door Martine Vosmaer enKarina van Santen)

“Er woonde eens, op een reeks tijdelijke adressen her en der in de Verenigde Staten van Amerika, een reiziger van Indiase komaf, gevorderde leeft ij d en afnemende geestelijke vermogens, die, vanwege zij n liefde voor hersenloze televisie, een veel te groot deel van zij n leven in het gele licht van smakeloze motelkamers had doorgebracht met onmatig tv-kijken, en als gevolg daarvan een merkwaardige vorm van hersenbeschadiging had opgelopen. Hij verslond ochtendprogramma’s, dagprogramma’s, latenightshows, soaps, sitcoms, vrouwenfilms op Lifetime, ziekenhuisdrama’s, politieseries, vampier- en zombieseries, de ware belevenissen van huisvrouwen uit Atlanta, New Jersey, Beverly Hills en New York, de relaties en ruzies van hotelketenerfgenames en zelfbenoemde sjahs, de capriolen van mensen die beroemd waren geworden door vrolijke naaktheid, de vijftien minuten roem van jonge mensen met veel volgers op de sociale media vanwege hun door plastische chirurgie verkregen derde borst, of hun na een ribverwijdering verworven taille waarmee ze het onmogelijke figuur van de barbiepop van Mattel probeerden te imiteren, of, nog eenvoudiger, vanwege hun talent om grote karpers te vangen in schilderachtige decors gekleed in niets meer dan een minimale string-bikini; naast zangwedstrijden, kookwedstrijden, wedstrijden voor ondernemingsplannen, wedstrijden om in de voetsporen van topmanagers te treden, wedstrijden tussen op afstand bediende monstertrucks, modewedstrijden, wedstrijden om de liefde van vrij gezellen, mannen en vrouwen, honkbalwedstrijden, basketbalwedstrijden, voetbalwedstrijden, worstelpartij en, kickbokspartij en, extreme sporten, en natuurlijk, missverkiezingen. (Hij keek niet naar ijshockey. Voor mensen met zij n etnische overtuiging en tropische jeugd was hockey, dat in de VS ‘veldhockey’ werd genoemd, een sport die op gras werd gespeeld. Hockeyen op ij s was, in zij n ogen, het absurde equivalent van schaatsen op een grasveld.)Omdat hij bij na volledig opging in de stof die hem geboden werd, via, in de oude tij d, de kathodestraalbuis, en in de nieuwe tijd van flatscreens, via lcd, plasma en organische licht-emitterende diodeschermen, viel hij ten prooi aan die steeds vaker voorkomende psychische stoornis waarbij de grens tussen waarheid en leugens vloeiend en vaag is geworden, zodat hij nu en dan merkte dat hij niet in staat was het een van het ander te onderscheiden, realiteit van ‘reality’, en zichzelf begon te beschouwen als een vanzelfsprekende burger (en potentiële bewoner) van die denkbeeldige wereld achter het scherm waaraan hij zo verknocht was, en die hem, en dus iedereen, dacht hij , de morele, sociale en praktische richtlijnen bood waar alle mannen en vrouwen zich aan zouden moeten houden.”

 

 Salman Rushdie (Bombay, 19 juni 1947)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Toch een rimpel in de tijd verder

Steppe, gewatteerde grassen zover het oog reikt
kafjes, blaadjes knopen en vachtdragers in marstempo
geuren, een golf, het zachte op en neer
van kudden, kafnaalden, bloed
en een hoop mieren op
de stervende schouder
van een gnoe – dat ben jij.

Gnoe dus jij – door het gras, met je neusgaten trilt
vooruit en alle verwanten, zwaden
zoemende zwaden rond je kromme bulten. Bij jou
ontstaat een keelgeluid, rauw, anderen volgen
langbenig, rood getint, over droge aarde het spoor
in het gesis van de stengels. Stil.
Nu til je een hoef op.
Nu druk je hem in deze oever.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juni ook mijn blog van 19 juni 2020 en eveneens mijn blog van 19 juni 2019 en ook mijn blog van 19 juni 2018.

Marije Langelaar, Karin Fellner

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

IJmuiden

Komen samen deze cellen met een vorm van ambitie
glijden slanggelijk een buis door die ons klemt
hier moeten we wennen zoveel keren willen we vluchten!
In plaats daarvan spreken we ons moed in, een oor wordt
gevormd, we zullen horen! We dragen ogen we zullen
zien, we knipperen plichtsgewijs, de vingers groeien we
zullen tasten. Vreugdevol worden we en vol
verwachting.
We komen naar buiten, slaan een kreet nog schriller dan
het licht. We zijn blind, doof, stom en lam tegelijk.
Horrific thoughts enter dan zijn we een van hen. Ze
vieren onze komst uitbundig. Noemen ons baby. Het zit
ons niet mee trekken ons terug ergens ver in de hersens zo veel
humptiedumptie kunnen we niet aan.
We laten ons volgieten met al hun gedachten, ze hijsen
ons in broekpakken, luiers, we kirren en het is slechts bij
flitsen ineens voor de zee van IJmuiden, dat we ons
vaaglijk herinneren waren wij niet eens zo’n zee die
opspringt aan rotsen, die fonkelt.

 

Zand

Ik werd wakker dat jaar aan het strand
mijn vogellichaam
sterk vermagerd.

Ik schrok van mijn vriend die naast mij lag.
Volledig van zand.
Begon hem zachtjes te graven.

Hij bood geen enkele weerstand
kwam enkele keren klaar maar totaal
misplaatst ik voelde me eenzaam
ondertussen.

Ik riep er dieren bij en kinderen:
zij groeven mee, werktuigelijk of
vastbesloten sommige uit innerlijke roeping.

Wij vonden vele zaken, voorwerpen, substanties,
het allervieste en eveneens een woord
tussen de zandhersens geklemd, licht trillend.
Ik nam het tussen mijn vingers
we vormden een kring en bekeken het woord
dat zich nog in zo’n oertoestand bevond.
Het was nog onuitgesproken, ongevormd maar het was bijna
op een zinuiglijk niveau konden we het tasten.
Ik hield zijn handen, in hoeverre dat kon, toen we allen
gezamenlijk het woord,
dat hij zo ziep verborgen en in oerprincipiële toestand
bij zich had
begonnen uit te spreken.
En hoe langzaam herhalend en de honden die blaften
ondersteunend en het waaide onafgebroken
zijn ogen begonnen te glanzen en
toen eindelijk werd hij wakker.

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

neem deze kapseizende dagen

neem deze kapseizende dagen
in de holle vorm van de stad
strijken uren de zeilen
het reservoir is leeg
in het broze wad heeft iemand
de stop eruit getrokken en weg
kolkt de zee van de dag in
eergisteren. we’re closed.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Jaap Robben, Karin Fellner

De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

Eenpersoonslijf

Jij wil vrijen
zoals een vos
een konijn uitkleedt.

Dat helpt niet.

Mijn hart
houdt het jouwe niet bij
en daarnaast
heb ik al te weinig plek voor mijzelf
in dit krap eenpersoonslijf.

Wij begonnen niet
zoals alles altijd
met zomaar twee mensen,
tussen twee momenten.

Wij waren niet
de kans op toeval.

Jij vond ons uit.

 

Verloren liefs

Verloren dingen worden weer van zichzelf.
Kwijtgeraakte knikkers, zonnebrillen in zee
en weggewaaide woorden.

Behalve het liefs
dat ik jou nog nariep,
maar dat je niet meer hoorde
omdat je al bij de brug fietste.

Dat dwaalt met de wind
voor altijd door
eindeloos op zoek
naar jouw oor.

 

Kwijt

Hoe kwijt kan iets zijn
wanneer ik het met dichte ogen
nog steeds kan zien?

 

Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

Voer XI

in het klooster dwalen ze / rond bedekte bloembedden
verzamelen zon, doden / leven in de mulch
langzaam gaan ze zitten

dit is vasten, ze zeggen / honger is beperkt
in het angelus luiden wacht / een donker brood
van binnen zoet

staren ze verbaasd naar de loze
belofte van amandelbloesem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2019 en ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1.

Vikram Seth, Karin Fellner

De Indische dichter en schrijver Vikram Seth werd geboren op 20 juni 1952 in Kolkata. Zie ook alle tags voor Vikram Seth op dit blog.

 

What’s in it?

I heard your name the other day
Mentioned by someone in a casual way.
She said she thought that you were looking great.
A waiter passed by with a plate.
She reached out for a sandwich, and your name
Went back from where it came.

But like a serious owlet I stood there,
Staring in mid-air.
I frowned, then followed her around
To hear, just once more, that sirenic sound –
Those consonants, those vowels – what a fool!
I show more circumspection as a rule.

I love you more than I can say.
Try as I do, it hasn’t gone away.
I hoped it would once, and I hope so still.
Someday, I’m sure, it will.
No glimpse, no news, no name will stir me then.
But when? But when?

 

Evening Scene from my Table

Evening is here, and I am here
At my baize table with a glass,
Now sipping my unfizzy beer,
Now looking out where on the grass

Two striped and crested hoopoes glean
Delicious insects one by one.
A barbet flies into the scene
Across the smoky city sun.

My friends have left, and I can see
No one, and no one will appear.
This must be happiness, to be
Sitting alone with birds and beer.

In a brief while the sun will go,
And grand unnerving bats will fly
Westward in clumped formations, slow
And dark across a darkened sky.

 

Protocols

What can I say to you? How can I retract
All that that fool my voice has spoken –
Now that the facts are plain, the placid surface cracked,
The protocols of friendship broken?
I cannot walk by day as now I walk at dawn
Past the still house where you lie sleeping.
May the sun burn these footprints on the lawn
And hold you in its warmth and keeping.

 

Vikram Seth (Kolkata, 20 juni 1952)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

Voer IX

in de aanhanger met dekzeilen en touwen / rammelen ze het kleine stadje in
gaan doordrenkt het café binnen / te goedkope chocolat chaud
uitzicht op de rotonde

naar beneden naar het toilet / langs verpakte goederen
snellen de ogen vooruit / stoppen suiker onder het shirt
noodproviand voor onderweg

gepolijste pleinen bij de supermarkt
bedelen ze of stelen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juni ook mijn blog van 20 juni 2019 en ook mijn blog van 20 juni 2015 deel 2.

Salman Rushdie, Karin Fellner

De Indisch-Britse schrijver en essayist Salman Rushdie werd geboren in Bombay op 19 juni 1947. Zie ook alle tags voor Salman Rushdie op dit blog.

Uit: The Golden House

Regarding his own missing wife he was silent. In his house of many photographs, whose walls and mantelpieces were populated by rock stars, Nobel laureates, and aristocrats, there was no image of Mrs. Golden, or whatever she had called herself. Clearly some disgrace was being implied, and we gossiped, to our shame, about what that might have been, imagining the scale and brazenness of her infidelities, conjuring her up as some sort of most high-born nymphomaniac, her sex life more flagrant than any movie star’s, her divagations known to one and all except to her husband, whose eyes, blinded by love, continued to gaze adoringly upon her as he believed her to be, the loving and chaste wife of his dreams, until the terrible day when his friends told him the truth, they came in numbers to tell him, and how he raged!, how he abused them!, calling them liars and traitors, it took seven men to hold him and prevent him from doing harm to those who had forced him to face reality, and then finally he did face it, he accepted it, he banished her from his life and forbade her ever again to look upon her sons. Wicked woman, we said to one another, thinking ourselves worldly-wise, and the tale satisfied us, and we left it there, being in truth more preoccupied by our own stuff, and only interested in the affairs of N. J. Golden up to a certain point. We turned away, and got on with our lives. How wrong we were.
What is a good life? What is its opposite? These are questions to which no two men will give the same answers. In these our cowardly times, we deny the grandeur of the Universal, and assert and glorify our local Bigotries, and so we cannot agree on much. In these our degenerate times, men bent on nothing but vainglory and personal gain—hollow, bombastic men for whom nothing is off-limits if it advances their petty cause—will claim to be great leaders and benefactors, acting in the common good, and calling all who oppose them liars, envious, little people, stupid people, stiffs, and, in a precise reversal of the truth, dishonest and corrupt. We are so divided, so hostile to one another, so driven by sanctimony and scorn, so lost in cynicism, that we call our pomposity idealism, so disenchanted with our rulers, so willing to jeer at the institutions of our state, that the very word goodness has been emptied of meaning and needs, perhaps, to be set aside for a time, like all the other poisoned words, spirituality, for example, final solution, for example, and (at least when applied to skyscrapers and fried potatoes) freedom. But on that cold January day in 2009 when the enigmatic septuagenarian we came to know as Nero Julius Golden arrived in Greenwich Village in a Daimler limousine with three male children and no visible sign of a wife, he at least was firm about Murray between 1901 and 1903 by the architectural firm of Hoppin & Koen, who, to make room for it, had demolished two of the original houses put up in 1844 by the estate of the merchant Nicholas Low.

 

Salman Rushdie (Bombay, 19 juni 1947)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

Voer I

hullen zich in stemmen / motregenen op onthoofde
platanen boven plassen /weggedoken voorbijgangers
ze zitten

aan de bar, pastis / malen machines francs
verspreiden geruchten / bestijgen de Pyreneeën
slurpen ze

koffie, zijn helden van
vage moed, gaan op pad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor de schrijvers van de 19e juni ook mijn blog van 19 juni 2019 en ook mijn blog van 19 juni 2018.

Marije Langelaar, Karin Fellner

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

Stoel

Ik stond naast een tafel en het verontrustte mij dat ik zo
alleen was en opeens hoorde ik het kloppen erg
zachtjes weliswaar maar iets maakte zich kenbaar.
Het was zo subtiel dat ik moest knielen, zo vond ik de
stoel en ik raakte het hout zoals je een tong raakt, ik
legde mijn vinger in een nerf, het begon onmiddellijk te
schemeren en dieren stonden om ons heen.
Inmiddels was ik al niet veel groter dan een speldenpunt
en innerlijk dronken de stoel zond mij zijn gedachten, vrij
technisch maar gevolgd door het ruisen van bomen
voor even, een seconde of drie werd ik stoel. Het was zalig, zalig
dat hout in mijn wervels! De klop in mijn been, een bestaan
zonder bloed of gedachten. En stil te staan eeuwig. En
opgetild. En altijd die functie en een
innerlijk waaien van de bomen afkomstig.

 

Aan tafel

Vragen wij vandaag aandacht voor de lucht
Zie haar trillen!
Kijk hier buigt zij rond de schoorsteen!
Hier wordt zij uitgespuugd!
Kijk hier raakt zij water!
Vliegt zij over een ijsschots!
en rent door de huizen!
De lucht gaat in het schaap!
De lucht gaat in de bever!

Hier verdwijnt lucht in het toetje!
Kijk die vla haar vasthouden!
Die moet!
Die moet in een kind terechtkomen!

En jawel we tellen af!
Drie!
De lepel wordt geheven!
Twee!
Het vliegtuig vliegt al aan!
Een!
De lucht gaat in het kind

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

gemaaid gras: je tast

gemaaid gras: je tast
het af in de borst, een groen
gevoel, toetst de duurzaamheid
van weiden, honger naar
tuinen beauty beyond
production uit rode klaver,
het zoete uiteinde van de halmen
in de mond een koele
belofte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Marije Langelaar, Richard Powers, Raymond Radiguet, Geoffrey Hill, Bert Schierbeek, Aster Berkhof, Karin Fellner, Mirjam Pressler, Ivan Gontsjarov

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

Vrij

Hier is het donker, lawine, golf, grot.
Sinds een week of twee heb ik mij met de grootst mogelijke
concentratie naar de stad toe bewogen en nu lig ik hier voor een
uit steen gehouwen kade waarop illuminiserend licht valt.
Naast mij een dier,zo weinig opmerkzaam,zijn hartslag rilt
obsceen tegen mij aan.In die korte momenten waarin ik helder
ben vraag ik mij af: ben ik een wezenlijk deel van de rivier?
Wanneer ik ontsnap zal zij dan sterven? Is het de bedoeling dat ik
ontsnap? Zijn er daar soortgenoten? Kan ik daar leven en ben ik
daar eerder geweest?
Ik word korzelig van al die vragen –
terugzinken in de diepte tussen de makaziplanten of eruit kruipen?
Iets moet gebeuren,zodat ik mijn nek,wervels,tong
schrap zet alles doordrenk van mijn wilskracht uit het zwart te
geraken,ik zing wanneer ik door de buis door de adem door
de vlijmscherpe haken alles zo nauw en gevaarlijk maar ik zing
en gevaarlijk vrij op de grond stort

 

Stad

Op hoeven draaft de stad de nacht door
lange teugels om gebouwen zweepslagen op het plein
van opwinding luiden de klokken
bakstenen laten hun greep los
fietsen ratelen de straat op, fornuizen. Genoeg.
De stad strijkt neer bij een oever
door het rinkelen en gongen ontwaken de vissen
glad en radeloos

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Amerikaanse schrijver Richard Powers werd geboren op 18 juni 1957 in Evanston, Illinois. Zie ook alle tags voor Richard Powers op dit blog.

Uit: Tot in de hemel (Vertaald door Jelle Noorman)

“Het staatsburgerschap wekt honger naar de onontgonnen wereld. De twee pakken hun roerend goed bijeen en beginnen aan de landreis over de uitgestrekte, met weymouthdennen overdekte vlakten, via de donkere beukenwouden van Ohio, door de opener eikenbossen van het Middenwesten, helemaal naar de nederzetting bij Fort Des Moines in de nieuwe staat Iowa, waar de overheid land dat nog maar gisteren werd verkaveld weggeeft aan eenieder die het bewerken wil. Hun naaste buren wonen twee mijl verderop.
Dat eerste jaar beploegen en beplanten ze zo’n vijftig acres. Mais, aardappelen en bonen. Ze werken bikkelhard, maar voor zichzelf. Beter dan marineschepen bouwen voor welk natie dan ook.
Dan volgt de prairiewinter. De kou knaagt aan hun levenswil. In de blokhut vol kieren daalt hun bloed “s nachts naar het nulpunt.
Elke morgen moeten ze een wak slaan in de waskom om ten minste hun gezicht af te spoelen. Maar ze zijn jong, vrij en gedreven – de enige stutten van hun eigen bestaan. De winter krijgt hen er niet
onder. Nog niet. De zwartste wanhoop in hun hart wordt samengeperst tot diamant.
Wanneer het opnieuw tijd is om te planten, is Vi in verwachting. Hoel drukt zijn oor tegen haar buik. Ze moet lachen om zijn van ontzag vertrokken gezicht.‘Wat zegt het?’
Hij antwoordt in zijn hoekige, bonkige Engels‘Voed me!’
In mei dat jaar ontdekt Hoel zes kastanjes in een zak van de kiel die hij droeg op de dag dat hij zijn vrouw ten huwelijk vroeg. Hij duwt ze in de aarde van West-Iowa, op de boomloze prairie rond
de blokhut. De boerderij is honderden mijlen verwijderd van de natuurlijke habitat van de kastanje en duizend mijl van de kastanjefestijnen van Prospect Hill. Met elke maand die verstrijkt, kost
het Hoel meer moeite ze zich voor de geest te halen, die groene wouden in het oosten.
Maar dit is Amerika, waar mens en boom de wonderbaarlijkste omzwervingen maken. Hoel plant, begiet en denkt: Op een dag zullen mijn kinderen aan de stammen schudden en gratis kunnen eten.
Hun eerstgeborene sterft als zuigeling, gedood door iets wat nog geen naam heeft. Microben bestaan nog niet. God is de enige die kinderen wegneemt en zelfs, met ondoorgrondelijke regelmaat,
tijdelijke zielen meegrist van de ene wereld naar de ander.”

 

Richard Powers (Evanston, 18 juni 1957)
Cover

 

De Franse schrijver Raymond Radiguet werd geboren op 18 juni 1903 in Saint-Maur-des-Fossés. Zie ook alle tags voor Raymond Radiguet op dit blog.

Uit: Le diable au corps

« Tandis que ma tante parlait d’une amie enfuie dès les premiers jours, après avoir enterré dans son jardin des pendules, des boîtes de sardines, je demandai à mon père le moyen d’emporter nos vieux livres ; c’est ce qu’il me coûtait le plus de perdre. Enfin, au moment où nous nous apprêtions à la fuite, les journaux nous apprirent que c’était inutile. Mes soeurs, maintenant, allaient à j… porter des paniers de poires aux blessés. Elles avaient découvert un dédommagement, médiocre il est vrai, à tous leurs beaux projets écroulés. Quand elles arrivaient à J…, les paniers étaient presque vides ! Je devais entrer au lycée Henri IV ; mais mon père préféra me garder encore un an à la campagne. Ma seule distraction de ce morne hiver fut de courir chez notre marchande de journaux, pour être sûr d’avoir un exemplaire du Mot, journal qui me plaisait et paraissait le samedi. Ce jour-là je n’étais jamais levé tard. Mais le printemps arriva, qu’égayèrent mes premières incartades. Sous prétexte de quêtes, ce printemps, plusieurs fois, je me promenai, endimanché, une jeune personne à ma droite. Je tenais le tronc ; elle, la corbeille d’insignes. Dès la seconde quête, des confrères m’apprirent à profiter de ces journées libres où l’on me jetait dans les bras d’une petite fille. Dès lors, nous nous empressions de recueillir, le matin, le plus d’argent possible, remettions à midi notre récolte à la dame patron esse et allions toute la journée polissonner sur les coteaux de Chennevières. Pour la première fois, j’eus un ami. J’aimais à quêter avec sa soeur. Pour la première fois, je m’entendais avec un garçon aussi précoce que moi, admirant même sa beauté, son effronterie. Notre mépris commun pour ceux de notre âge nous rapprochait encore. Nous seuls, nous jugions capables de comprendre les choses ; et, enfin, nous seuls nous trouvions dignes des femmes. Nous nous croyions des hommes. Par chance nous n’allions pas être séparés. René allait déjà au lycée Henri IV, et je serais dans sa classe, en troisième. Il ne devait pas apprendre le grec ; il me fit cet extrême sacrifice de convaincre ses parents de le lui laisser apprendre. Ainsi nous serions toujours ensemble. Comme il n’avait pas fait sa première année, c’était s’obliger à des répétitions particulières. Les parents de René n’y comprirent rien, qui, l’année précédente, devant ses supplications, avaient consenti à ce qu’il n’étudiât pas le grec. Ils y virent l’effet de ma bonne influence, et, s’ils supportaient ses autres camarades, j’étais, du moins, le seul ami qu’ils approuvassent. Pour la première fois, nul jour des vacances de cette année ne me fut pesant. »

 

Raymond Radiguet (18 juni 1903 – 12 december 1923)
Cover Duitse uitgave


De Engelse dichter Geoffrey Hill werd geboren op 18 juni 1932 in Bromsgrove, Worcestershire. Zie ook alle tags voor Geoffrey Hill op dit blog.

 

Funeral Music

5

As with torches we go, at wild Christmas,
When we revel in our atonement
Through thirty feasts of unction and slaughter,
What is that but the soul’s winter sleep?
So many things rest under consummate
Justice as though trumpets purified law,
Spikenard were the real essence of remorse.
The sky gathers up darkness. When we chant
‘Ora, ora pro nobis’ it is not
Seraphs who descend to pity but ourselves.
Those righteously-accused those vengeful
Racked on articulate looms indulge us
With lingering shows of pain, a flagrant
Tenderness of the damned for their own flesh:

6

My little son, when you could command marvels
Without mercy, outstare the wearisome
Dragon of sleep, I rejoiced above all—
A stranger well-received in your kingdom.
On those pristine fields I saw humankind
As it was named by the Father; fabulous
Beasts rearing in stillness to be blessed.
The world’s real cries reached there, turbulence
From remote storms, rumour of solitudes,
A composed mystery. And so it ends.
Some parch for what they were; others are made
Blind to all but one vision, their necessity
To be reconciled. I believe in my
Abandonment, since it is what I have.

 

Geoffrey Hill (18 juni 1932 – 30 juni 2016)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Bert Schierbeek werd geboren op 18 juni 1918 in Glanerbrug in Twente. Zie ook alle tags voor Bert Schierbeek op dit blog.

 

Uit: Weerwerk (Fragment)

denk je: dit is de aanloop
een eerste ademtocht
geen woord te vinden
om het uit te drukken

de eerste abstraktie van
die grote gele groene en bruine
vlakken en de sloten en het kanaal
er doorheen
een vlek vol vlekken
roep ik: trekt de schara voorbij
beneden platgeslagen in
zijn eigen spiegel
geel gezicht en doorrimpeld
vroeger rivieren en wouden
vol olifanten en reden de
jagers in tweewielige wagens
en schoten maar raak
kijk ik uit de kap van de molen
van Schiphoes en zie het dak
van de zolder van Oma waar de
aanstaande man van Totje Nachenus
zich ophing twee uur voor de bruiloft
en Totje het lijk sloeg en riep
jij loeder
doe deugnait
waarom
en Oma dan zegt heel kalm
aan deze haak hing ie
Opa haalde hem los
maar was dood

 

Bert Schierbeek (18 juni 1918- 9 juni 1996)
Op de cover van de Parelduiker


De Duitse dichteres Karin Fellner werd geboren op 18 juni 1970 in München. Zie ook alle tags voor Karin Fellner op dit blog.

 

das licht dimmt langsam weg

/ die mauern halten fest
hinter glas bleibt er fremd / bär mit zerzausten augen
verausgabt in einem kampf / der nicht zu gewinnen ist
abgehalftert vertanzt
mahlt er kinnbacken ihm

klebt die welt an den fersen / das beste er setzt sich drauf
wer hat das programm gemacht / wer hat es in szene gesetzt

müde hebt er nicht
tatzen mehr nur lider

 

Futter I

hüllen sie sich in stimmen / nieseln auf geköpfte
platanen über pfützen / geduckte passanten
sie sitzen

an der theke, pastis / mahlen maschinen francs
spannen gerüchte aus / steigen auf pyrenäen
schlürfen sie

kaffee, sind helden von
vagem mut, ziehen los.

 

Karin Fellner (München, 18 juni 1970)

 

De Vlaamse schrijver Aster Berkhof (eig. Louis van den Bergh werd geboren in Rijkevorsel op 18 juni 1920. Zie ook alle tags voor Aster Berkhof op dit blog.

Uit Toen wij allen samen waren

‘Moeder hield er niet van dat in ons huis over “het gemeen volk” gesproken werd. Met gemeen volk bedoelde ze de fabrieksarbeiders. Het “goed volk” bestond uit de adel, de burgerij en de boeren. Hoewel de boeren ook met de handen werkten, was er voor haar geen enkele overeenkomst tussen hen en de arbeiders. Een boer bezat een hoeve. Hij bezat dieren en werktuigen. Hij was katholiek. Hij bad ’s avonds het rozenhoedje. Hij ging zondags naar de hoogmis. Hij vloekte niet. Hij kwam niet in de kroegen. Hij was degelijk, welgesteld, behoudsgezind en betrouwbaar.’
(…)

‘Arbeiders waren voor hem, en zijn het altijd gebleven, kinderen aan wie men daarom niet te veel geld moest geven – ze wisten immers niet wat ze ermee moesten doen – en die men bij de hand moest houden.’
(…)

‘Als je haar hoort spreken, lijkt het of ze persoonlijk omgang heeft met de Heilige Theresia, Catharina, Elisabeth, Appolonia… Allemaal vrouwen. Ze bidt niet tot mannen. Zelfs niet tot de Heilige Jozef zei ze glimlachend. (…) In de loop van het gesprek prevelt ze voortdurend schietgebedjes. (…) Bij het afscheid prevelt ze ook haastig wat, zonder twijfel een gebedje om je op de terugweg te behoeden. Ze zegt nooit God, maar Onze-Lieve-Heerke. Ze glimlacht, terwijl ze die naam noemt en ze grijpt even naar haar rozenkrans, die ook ergens in haar kleren zit. Ze ziet haar Onze-Lieve-Heerke duidelijk als een kameraad. Ze is op weg naar hem. Ze ziet de dood zonder de minste angst tegemoet.”

 

Aster Berkhof (Rijkevorsel, 18 juni 1920)
Cover

 

De Duitse schrijfster en vertaalster Mirjam Pressler werd geboren op 18 juni 1940 in Darmstadt. Zie ook alle tags voor Mirjam Pressler op dit blog. Mirjam Pressler is op 16 januari jongstleden op 78-jarige leeftijd gestorven.

Uit: Dunkles Gold

„Ich war so naiv gewesen. Obwohl mir »naiv« damals als letztes Adjektiv eingefallen wäre, um mich zu beschreiben, ich hielt mich eher für misstrauisch und skeptisch, auf jeden Fall für klug genug, Zusammenhänge zu verstehen und einzuordnen. Trotzdem war etwas geschehen, was ich nicht verstand. Wenn man von früheren Ereignissen erzählt, erkennt man plötzlich Dinge, die man vorher nicht gesehen hat, findet manches wichtig, was man nur nebenbei wahrgenommen hat, oder man stellt fest, dass man sich grundlos aufgeregt oder geärgert hat, Überflüssiges gedacht und getan hat, und dass manches, was einem schrecklich vorkam, im Grunde nur banal war. Oder umgekehrt. Denn in dem Moment, in dem man eine Situation erlebt, ist es unmöglich zu wissen, ob sie später irgendeine besondere Bedeutung haben wird oder nicht. So geht es mir heute, wenn ich an die vielen Streitereien mit meiner Mutter denke, übers Aufräumen, nicht erledigte Aufträge, nicht eingehaltene Versprechungen. Es ist nicht so, dass ich mich jetzt nicht mehr über sie ärgere, aber manchmal denke ich, was soll’s, in einem Jahr sieht alles anders aus. Und ich glaube, meine Mutter empfindet es mir gegenüber ganz ähnlich. Wenn wir uns heute streiten, habe ich oft das Gefühl, als würden wir aus lauter Gewohnheit ein altes Spiel weiterführen, ein Spiel, über das wir manchmal sogar lachen können. Und wir können miteinander sprechen. Das ist erstaunlich, denn ich habe früher sehr wenig gesprochen. »Verschlossen wie eine Auster«, hat meine Mutter oft geklagt, »die Schalen schön fest geschlossen halten. Es könnte ja jemand auf die Idee kommen, sie aufzubrechen, um nach einer Perle zu suchen.« Man weiß auch nicht wirklich, an welcher Stelle der Geschichte man mit dem Erzählen anfangen soll, was nichts mehr mit ihr zu tun hat oder bereits dazugehört. Ich habe beschlossen, mit meiner fixen Idee anzufangen, auch wenn ich nicht sagen kann, wann genau sie entstanden ist. »Wie bist du eigentlich auf diese Idee gekommen?«, hat Alexej mich gefragt, als ich ihm zum ersten Mal einige zusammengeheftete Blätter überreicht habe. Ich habe nur mit den Schultern gezuckt. »Keine Ahnung. Manche Ideen sind plötzlich da, ohne dass man vorher darüber nachgedacht hat, es ist, als wären sie vom Himmel gefallen.« Doch eigentlich glaube ich das nicht. Vermutlich schleichen sich Ideen heimlich ein, sind anfangs nur flüchtige Gedankenfetzen, die aufblitzen und sofort wieder verschwinden, weil sie von anderen Überlegungen verdrängt werden oder sich in ihnen auflösen. Trotzdem bleiben sie in irgendwelchen Winkeln des Gehirns hängen und warten auf eine günstige Gelegenheit, um wieder aufzutauchen.“

 

Mirjam Pressler (18 juni 1940 – 16 januari 2019)

 

De Russische schrijver Ivan Aleksandrovitsj Gontsjarov werd geboren op 18 juni 1812 in Simbirsk als zoon van een graanhandelaar. Zie alle tags voor Ivan Gontsjarov op dit blog.

Uit: Oblomov (Vertaald door David Magarshack)

“Though the bailiff had written identical letters to his master the year before and the year before that, this last letter had the same strong effect as any other unpleasant and unexpected piece of news. The whole thing was a great nuisance: he had to think of raising some money and of taking certain steps. Still, it is only fair to do justice to the care Oblomov bestowed on his affairs. Already, after receiving his bailiffs first unpleasant letter several years before, he had begun devising a plan for all sorts of changes and improvements in the management of his estate. According to his plan, various economic, administrative, and other measures would have to be introduced. But it was far from being thoroughly thought out, and the bailiffs disagreeable letters went on arriving every year, arousing in him the desire to do something and, consequently, disturbing his peace of mind. Oblomov, indeed, realized very well that he would have to do something decisive before his plan was worked out. As soon as he woke he made up his mind to get up, wash, and, after he had had breakfast, think things over thoroughly, come to some sort of decision, put it down on paper and, generally, make a good job of it. He lay for half an hour, tormented by this decision; but afterwards it occurred to him that he would have plenty of time to do it after breakfast, which he could have in bed as usual, particularly as there was nothing to prevent him from thinking while lying down. That was what he did. After breakfast he sat up and nearly got out of bed; glancing at his slippers, he even lowered one foot from the bed, but immediately put it back again. It struck half-past nine. Oblomov gave a start. `What am I doing?’ he said aloud in a vexed voice. ‘This is awful! I must set to work! If I go on like this — —`Zakhar!’ he shouted. From the room separated from Oblomov’s study only by a narrow passage came what sounded like the growl of a watch-dog on a chain, followed by the noise of a pair of legs which had jumped off from somewhere. That was Zakhar, who had jumped off the stove where he usually sat dozing.”       

 

Ivan Gontsjarov (18 juni 1812 – 27 september 1891)
Scene uit een theaterbewerking van “Oblomov”, Mechelen, 2017


Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.