Karl Krolow, Willem Claassen

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

VATERLAND

1

Eisige Insel! Und es knallt der Wind
Wie Türen schlagen. Meine Augen muß ich
Hinhalten in die Schlacht, den Engelkampf,
Hinhalten wie zwei Löcher, rund und rußig,

Und nach dir ausschaun. Doch du treibst vorbei
Im Flusse Heraklits, vergessen schon.
Du blähst als schwarzes Wrack im Nachtchoral
Der Wasser, die dich zu verschlingen drohn.

Du fernes Tibet, in das Nichts verschollen!
Du trittst als Frost mir unter meine Haut.
Ich rufe nach dir leise aus dem Fieber:
Erloschnes Land, ins Windgestrüpp gebaut.

Du Frucht aus Mitternacht, die sich beschreibt
Im Leeren, unter einem schartigen Himmel,
Ich rufe Wehe in die Marschmusik
Des wilden Leids, in alles Qualgewimmel.

Im Draht der Schmerzen halt’ ich mühsam aus,
Der sich mir langsam durch die Brust gespannt.
Wie du mich anglühst aus verkohltem Blick
— Du Reich, verlorener als Feuerland,

Bestickt mit Sternen und mit fremdem Mond —
Steigt mir das Schluchzen lautlos kehlenhin.
Ich sitz und traure, hör der Vene zu,
Vom Blut durchrauscht und deinem alten Sinn.

 

II
Du bist der Pesthauch hinter gelben Zähnen
Und wirfst dich über mich und deckst mich zu.
Den Mund brichst du mir auf, erstickst in Gähnen
Was ich erfand an flötensüßer Ruh.

Auf deinem schwarzen Blut gleit ich in Nacht,
Halt meiner Glieder eisernes Gestänge,
Den Schädelkürbis aufwärts ins Gedränge,
Ins Keuchen einer schattenhaften Schlacht,

Die lautlos treibt auf deinem Geisterboden,
Auf dem Kadaver, den du ausgestreckt,
Der Totenlandschaft zwischen Haupt und Hoden;
Und schrei, von deinen Schreien angesteckt:

Du Vaterland der herrenlosen Hunde,
Die deinen Namen wie den Mond verbellen,
Mit ihren Schnauzen wühlen in der Wunde
Und schmatzend deinen blinden Leib entstellen!

Unnütze Leiche, Aalen preisgegeben,
Die langsam sich durch die Gewebe bohren!
Als Wolke Unrat seh ich dich entschweben.
Und an kein Jenseits himmelan verloren,

Ziehst du ins Nichts, ins träumelose Nimmer.
Du flüsterst nicht als Widerhall im Gras,
Als Sternbild nicht, das flutet mit Geflimmer.
Denn du vergingest flüchtiger als Gas.

 

ELEGIE VON DEN SOLDATEN

Unter den Lumpen tragen verbrannt sie die Haut,
Haben sie Fleisch, schwarz und vom Eisen zerrissen,
Blecken die großen Zähne, grölen mit Stimmen laut
Fremde Gesänge, vor denen den Frauen graut,
Und frieren im Ungewissen.

Im zerbrochenen Gebüsch sind ihre Leiber gehangen,
Heiter in Stricken, die sie sich selber geknüpft,
Staken die Köpfe wie Kürbisse gelb auf den Stangen,
Wehten die Bärte im Winde oben und sangen
Ihnen die Raben, wie sie den Wolken entschlüpft.

Aber sie lebten — erschossen oder an Galgen gehenkt —
Weiter und husten und stoßen die Zunge vor,
Haben die Arme im weißen Lichte geschwenkt,
Tod unterm Lid, das die Feuer der Schlachten versengt,
Lächelnd im Schein von Karbid und von grünlichem Chlor.

Und sie speien die Hoffnung wie Tabak, im Munde gekaut,
In den Schlamm vor die Füße und hinken vorbei,
Verzieht’ die gesprungenen Lippen und gehn ohne Laut
Unter im Schweigen, im knisternden Scharbockskraut,
Im Ohr das Gemurmel der höllischen Weissagerei.

 

Het obstakel van het leven

Het obstakel van het leven −
een terloopse notitie van Kant.
Men moet ook vandaag nog
met burgerlijke melancholie rekening houden.
In de buurt van tuinen
behoort het ogenblik tot de verbeelding:
een tulpenbed, een terras
met amandelbomen,
terwijl het onvermogen om iets te doen
voortduurt
Pijn en tegenpijn −
mijn hart heb ik alleen,
schrijft Werther, hoe men
zijn constitutionele depressie
behoudt of
het aanbreken van de nacht
een afschaffing van de orde
teweegbrengt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982. Zie ook alle tags voor Willem Claassen op dit blog.

Uit: In het moment

“Vroeg in de ochtend, op mijn eerste dag in Oostburg, vindt er een prachtig, bewegend schouwspel plaats op de tafel waaraan ik eet en schrijf. Het wordt veroorzaakt door het zonlicht dat langs de wuivende bladeren van de boom door het raam op het tafelblad belandt. De koelkast naast de tafel zoemt zachtjes en ik vraag me af: speelt het licht met de bladeren, of spelen de bladeren met het licht?
Ik ben hier gekomen om de juiste balans te vinden tussen rust en schrijven, zoals waarschijnlijk veel residenten voor mij. ‘You can’t rush art,’ leerde ik eens van mijn toenmalige vriendin. Het is een quote uit Toy Story 2. Tenminste, als ik Google mag geloven. Al jaren moet ik mezelf steeds opnieuw aan die woorden herinneren, omdat iets in mij – een koppig, hardnekkig deel – ervan overtuigd is dat met rush wel degelijk iets moois te maken valt.
Zeeuws-Vlaanderen nodigt uit om rust te vinden. De warmte ligt als een zacht vlies over het landschap en dempt alles een beetje. Een man rent in het water, een fietser speelt met zijn fietsbel, een oma roept haar kleinkinderen, een vrachtwagen rijdt rustig voorbij, een vogel kwettert, een egel ligt dood in de berm, een lege streekbus slaat rechtsaf, een oliebollenkraam heeft de luiken nog dicht.
Ik noteer:
Als je aan het schrijven bent, leef je helemaal niet in het moment. Je bent ver, ver weg in je eigen geschapen wereld en de tijd verstrijkt zonder dat je je er bewust van bent. Maar als je even opkijkt van je laptop of papier, en vanuit je schrijfroes de omgeving tot je neemt, ben je juist helemaal in het moment. Veel meer dan wanneer je een wandeling door het park maakt of de afwasmachine inruimt. Het is voor een schrijver, of helemaal uit het moment, of er helemaal in.
Achteraf ben ik blij dat ik niet een dag eerder ben aangekomen, want dat was de dag van Wagner. Terwijl ik mijn tas probeerde in te pakken, trok Prigozjin met zijn huurlingenleger richting Moskou. Mijn journalistieke en geschiedkundige hart ging tekeer. Het inpakken nam veel tijd in beslag, want ik was totaal afgeleid door de muiterij, vrat alles wat erover naar buiten kwam. Tot ’s avonds de opstand uit het niets ophield te bestaan. Ook voor mij was het ineens klaar en koos mijn hart een kalmer tempo.”

 

Willem Claassen (Beuningen, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2020 en eveneens mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 3.

Karl Krolow, Willem Claassen

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

Aussicht

Aussicht auf wenig, es sei denn,
man nähme das ernst,
was an Kleidern hängen bleibt,
Staubschrift in möblierten Zimmern
und das solide Altern eines Kinderdrachens
in einer Baumkrone
seit letzten Herbst.
Eine Person verschwindet hinter
einer Baumhütte.
Du winkst ab. Du kennst das schon,
die Wiederholung von einigem,
das nicht weiterkommen,
wie diese Aussicht auf nichts.

 

Selbstbildnis mit der Rumflasche

Trügerisches Bild aus diesen Jahren,
Antlitz, das sich durch die Flasche dehnt
Und ertrinkt im tiefen, wunderbaren
Geisterwasser! Das mit Aschenhaaren,
Schwarzen Zähnen nach dem Mond sich sehnt,
An die Nacht gelehnt!

Ach, ich bin es, und ich schlucke Feuer,
Das mir duftend meinen Gaumen sengt:
Augen, blaugerändert, nicht geheuer,
Und das Kinn umschattet schon ein neuer
Stoppelbart, in dem der Staub sich fängt,
Gelber Zucker hängt.

Und ich zieh den Atem ein und kaue
Ruhelos im Mund den süßen Rum.
Was ich sann, verwuchs mit meiner Braue.
Und das Nichts — behaarte Teufelsklaue —
Spür ich, biegt mir meinen Nacken um,
Zwängt den Rücken krumm.

Trügerisches Bild! Die dunkle Flasche
Fährt als seliges Schiff mir scheitelhin,
Wächst mir aus der Hand, schlüpft durch die Masche
Meines Traums, drin ich gefangen bin.
Und sie streift den fremden Tropenhimmel,
Negerlippen und Jamaika,
Löst sich auf im sphärischen Gewimmel
Mir zu Häupten und dem Jenseits nah.

 

Sommerwald

O, nichts als Grün! Mit tausend Flammen schlägt
Es aus Gebüschen, lodert und verbrennt
Zum grünen Himmel. Nur die Echse kennt
Den Ton der Stille, grün und unerregt,

Ein Kraut vielleicht, das duftet und verdirbt,
Der trock’ne Ast, der knapp vom Baume bricht,
Die Orgel wilder Bienen und das Licht,
Das um das Rot des Tollkirschstrauches wirbt.

Sonst Grün und Grün. Die dunklen Wälder drohn,
Der Ammernruf, der Beerenduft, der würzt,
Die Blattmusik, daraus der Sommer stürzt,
Vergehen vor der grünen Hitze Ton.

 

Zeegezicht

Daar hengelt niemand
naar schelvis,
vanwege niets dan kust!
Verschillende stoomboten
varen voorbij, door elkaar,
als was er overal water
dat tot op de bodem
nat is. Het oppervlak
blijft bevaarbaar en blauw,
een ansichtkaart lang,
die men vanaf boord schrijft.
Gevoel voor nautiek
heeft niemand, zo lang
hij niet aan land staat
en zwaait.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)
Portret door Eberhard Schlotter, 1980

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982. Zie ook alle tags voor Willem Claassen op dit blog.

Uit: Contouren (Vlieg)

“We hebben een vlieg in de auto. Hij moet zijn meegekomen van de boerderij van mijn ouders. Mijn jongste heeft hem als eerste opgemerkt. Ze gilt. Dat is niet gek. Ze gilt wel vaker om een vlieg. Het gillen houdt aan. De vlieg laat zich niet kennen. Ik draai de ramen open, maar hij duikt naar achter, verdwijnt in de achterbak, keert terug, cirkelt om mijn dochters, harder gegil, schiet voorbij de voorstoelen, langs een open raam, maar hij laat zich niet verleiden. Ik wapper met mijn vrije hand en even voel ik hem. Zo klein, zo licht. Hij kriebelt. Maar de vlieg is niet van slag. Opnieuw zoekt hij alle hoeken van de wagen op. Het gillen van de jongste neemt af. Ze wil nog wel doorgaan, maar dat lukt haar niet meer zo goed. Ze hoest. Ze wordt schor. De oudste heeft zo haar eigen methodes. Ze fluistert: ‘Vliegje. Vliegje.’
Het is een vlieg die op koeienruggen heeft gezeten en daar zwiepende staarten heeft ontweken, maar ook op de rand van een emmer, op een weidepaaltje, op schrikdraad en op stront misschien. Op het platteland wreef hij rustig zijn pootjes tegen elkaar. Daar heeft hij nu geen tijd voor. Hij maakt nog maar eens een rondje. De jongste is stil. Alleen haar gezicht gilt nog.
Als we thuis zijn en uitstappen, wil de vlieg niet meteen mee. De oudste houdt de deur open.
‘Kom,’ fluistert ze.
Hij neemt afscheid van onze auto en vliegt dan weg. Over de straat, over de huizen en de tuinen, de stad in. Op de stoep kij- ken we hem na. Ik denk hem nog te zien, maar ik weet het niet zeker. Het kan ook een vlekje voor mijn ogen zijn.
‘Komt-ie nog terug?’ vraagt de jongste.
‘Misschien,’ zegt de oudste.
Ik sla een arm om de jongste en laat mijn neus even op haar hoofd rusten. Ze ruikt naar boerderij.”

 

Willem Claassen (Beuningen, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2020 en eveneens mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 3.

Karl Krolow

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

GEMEINSAMER FRÜHLING

Da haben wir nun
wieder alles gemeinsam:
einen singenden Baum
mit Vögeln statt Blättern,
die Brennesselkur, den Aufguß
von Huflattich,
das gemeinsame Motiv,
die kollektive Luft.

Uns gehören
die Tauben auf dem Dach.
Die Dose Bier
schmeckt wieder im Freien.
Nun muß sich alles, alles
wenden.

Die leeren Seiten
füllen sich mit Bedeutung.
Das Schreiben über den Frühling
macht allen Spaß.

 

ZEIT

Zeit: etwas
das die Taschen
feucht von Blut macht.

Es regnet Leben
aus offenen Körpern.

Die Tage und
ihr stilles Geschäft
mit Menschen, die verloren
gehen.

Ein Monat malt
dem nächsten sein Bild
in den Sand,
ohne Verwandtschaft
mit dem, was kommt.

Kein schönes Wetter
verändert ein Karzinom.

Die geordneten Papiere
verbrennen Jahr um Jahr.

 

FAMILIENTISCH

Der Familientisch verschafft
die Illusion von Familie.
Man sieht an ihm
überall, leere Plätze.
Vater und Mutter sind
hinzuzudenken
bei rostiger Gabel, dreizinkig,
einer zerstossenen Tasse
und behenden Rotweinflecken,
die sich jeden Abend
vergrößern.
Eine Hintertür steht offen.
Jemand schleicht sich hinaus.

 

Een uur ‘s middags

Het licht valt niet voor niets
Loodrecht.
Wie zijn ogen sluit
Ziet blauwe zeisen in de lucht.
Een uur ’s middags. De bloemen
Hangen met een gebroken nek
In de windstilte.
In de steengroeve wordt gefloten.
Het betreft een flesje bier
Of een hond die verdwaald is.
In de hooibergen
Ritselen muizen
En vrouwelijke dijen.

Handbrede schaduw
Verdwijnt tegelijkertijd
Met het laatste geluid
Dat te horen is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2020 en eveneens mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 3.

Karl Krolow

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

Sonnenblumen

Gewaltig schwenken sie ihr Haupt.
Sie wuchsen stark im Fleische auf.
Sie prahlen breit und fettbelaubt
Und drehn sich nach dem Sonnenlauf.

Sie raubten Feuer dem Gestirn
Und hüten gelb ihr fremdes Licht.
Es schlägt der Tag mit Flammen dicht
Aus ihrem Geist, sengt Pflaum’ und Birn’.

Sie lodern steil und mittagstoll
Und leuchten groß wie ihr Geschick.
Gewitter fassen ihr Genick.
Sie sind vom Sommer übervoll.

Bis eines Tags der Sperling praßt,
Mit scharfem Schnabel sie zerfleischt.
Sie sterben sanft und ohne Hast.
Der Häher ihren Tod bekreischt.

 

Oktoberlied

Hab ich meine Zeit vertan,
Als der Sommer Falter sandte,
Auf der Gartenmauer brannte,
Knisterte im trockenen Span?

Gab ich meine Tage hin
Als am Wehr der Fluß verrauschte,
Warmer Wind die Kleider bauschte?
Forscht’ ich nicht geheimen Sinn

Im Geleucht der Hundstagsrose!
Roch nach Wermut nicht die Wiese!
Lattich wucherte im Kiese. –
Nun zerfällt die Herbstzeitlose.

An den Zäunen drehn die Winde.
Weinlaubbüschel tanzt im Staube.
Aus dem Nebel schwebt die Laube
Und der Baum verliert die Rinde.

Soll ich meine Augen schließen?
Soll ich harte Beeren sammeln
Oder Haus und Tür verrammeln
Und die frühe Lampe grüßen?

Nirgend ist für mich zu bleiben.
Soll ich Holz zum Feuer legen?
Unermüdlich geht der Regen,
Trommelt an die blinden Scheiben.

Laß den Garten ich verwildern,
Krähenvögel in ihm hausen?
Mögen sie die Hecken zausen!
Keiner kann die Schwermut mildern.

Keiner kann den Tod verlocken,
Wie ich mich vor ihm auch flüchte.
Greif ich fröstelnd falbe Früchte,
Fühl ich ihn im Nacken hocken.

 

Der Kranke

Mit off’ner Tube
Die Tulpen wehn.
Von meiner Stube
Aus kann ichs sehn.

Die Ammern singen
Im Licht verzückt.
Von nahen Dingen
Werd ich beglückt.

Vom Regen rauschen
Die Ulmen noch.
So will ich lauschen
Nach innen doch.

Stimmen beschwör ich
In meinem Blut.
Im Schweigen hör ich
Sie lang und gut.

Die Tulpen röten
Sich tief wie Wein.
Die Ammern flöten
Für mich allein.

 

In de achteruitkijkspiegel

Op een gouden schijf
Draait in onze rug
De stad uit glas
Met hoogbenige huizen,
Verplaatsingen van auto’s
Voor tere muren.
De spiegelbeelden van hun huizenrijen
Staan in de lucht als flamingo’s
En slikken de stilte: –
Apocriefe dieren …

Door je ogen – levende vijvers –
Galoppeert stille cavalerie.
Achter je mond
Houdt elke glimlach op,
Begint de verbouwereerdheid van de wereld
Begint de sprakeloosheid van de wereld …
Je lichte profiel
Wordt een wolk.
De flamingo’s zullen er dol op zijn
Terwijl ik achter blijf met mijn handen,
Die ik om te roepen aan mijn lippen houd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)
Standbeeld in Darmstadt (detail)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2020 en eveneens mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 3.

Karl Krolow

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

DIE SCHIFFE

Mit dem Pesthauch, den Gasen
Von Tang und faulendem Hai,
Fahren sie lautlos. Es blasen
Mondwärts die Winde vorbei,
Werfen hinab zu den Fischen
Regen wie Speichel dazwischen.

In die löschenden Lichter
Fällt wie Gelächter die Nacht,
Regnet der Regen dichter,
Duftet das Süßholz der Fracht,
Schwebt über Planken, die schwitzen,
Quälender Dunst der Lakritzen.

Hunde heulen, und Schritte
Kommen im Finstern gescharrt,
Nehmen in ihre Mitte
Angst, die sie froschfingrig narrt.
Und zwischen Balken und Taue
Krümmt sich die höllische Klaue.

Seufzer schallen von oben
Hinter den Schiffen her,
Klagen, dem Nichts verwoben,
Und von Gesichten schwer,
Während die Kiele schon streichen
Hin zu den andern Bereichen.

 

PAPPELLAUB

Sommer hat mit leichter Hand
Laub der Pappel angenäht
Unsichtbarer Schauder ist
Windlos auf die Haut gesät.

Zuckt wie Schatten Vogelbalg,
Spötterbrust, als winzger Strich:
Ach, schon wird es Überfall,
Wie sie blätterhin entwich!

Luft, die unterm weichen Flug
Kurzer Schwinge sich gerührt,
Schlägt wie blaue Geißel zu,
Die die dumpfe Stille führt.

Grüne Welle flüstert auf.
Silbermund noch lange spricht,
Sagt mir leicht die Welt ins Ohr,
Hingerauscht als Ungewicht.

 

Ein Uhr mittags

Das Licht fällt nicht umsonst
Senkrecht.
Wer die Augen schließt,
sieht blaue Sensen am Himmel.
Ein Uhr mittags. Die Blumen
Hingen mit gebrochenem Genick
In der Windstille.
Aus dem Steinbruch kommen Pfiffe.
Sie gelten einer Flasche Bier
Oder einem Hund, der sich verlief.
In den Heuschobern
Rascheln Mäuse
Und weibliche Schenkel.

Handbreiter Schatten
Verschwindet gleichzeitig
Mit dem letzten Laut,
Der zu hören ist.

 

De wolk

Jij kunt met haar
gaan wandelen,
zolang er geen hemels fenomeen is
dat haar bestormt.

Het water schenkt haar
zijn aandacht
en wuift uit verdampende rivieren.
Het raakt het geheugen
van de regen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn blog van 11 maart 2019 en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 2.

Karl Krolow, Daan de Ligt, Frans Vogel, Willem Claassen, Amal Karam, Max Hermens, Eva Meijer, Helena Hoogenkamp, Maartje Smits

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

 

Das Hindernis des Lebens

Das Hindernis des Lebens −
eine beiläufige Notiz Kants.
Man muß auch heute noch
mit bürgerlicher Melancholie rechnen.
In die Nähe von Gärten
gehört der Augenblick der Phantasie:
ein Tulpenbeet, eine Terrasse
mit Mandelbäumen,
während Handlungshemmung
sich fortsetzt.
Schmerz und Gegenschmerz −
mein Herz habe ich allein,
schreibt Werther, wie man
seine konstitutionelle Depression
behält oder
der Einbruch der Nacht
eine Aufhebung von Ordnung
bewirkt.

 

Herbstsonett mit Rilke

Altrosa wie Rilke oder wie
eine Ziegelwand im Regen:
das Staunen wird sich legen.
Du gewöhnst dich irgendwie

an Farben. An anderes nie.
Du weißt dich nicht zu bewegen,
im herbstlichen Blättersegen,
reibst dir beklommen das Knie.

Das ist nicht deine Sache.
Du stehst in der der Wasserlache
und fühlst: der Herbst ist so –

Altrosa wie Rilke, dann düster.
Da stockt selbst das Geflüster.
Da gibt es kein WIE und kein WO.

 

Melodie

Langsam, langsam.
So schnell
vergißt eine Melodie
ihren Anfang.
Valéry liebte Gluck.
Ich sitze in der Luft
mit einem Lied unterm Hut

oder mache es anders
in einer Falkenrecht
pour le piano, ohne Alter,
drei Terzen weit, vier
Quarten im Dunkel.
Man kommt voran,
wenn man den Mund öffnet.

Das Singen besorgt
ein anderer.

 

 
Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)

 

De Nederlandse dichter Daan de Ligt werd geboren op 11 maart 1953 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Daan de Ligt op dit blog.

 

Adam en Eva

het ochtendblad was blank, de ether zweeg
geen mens op straat, geen auto was te horen
de telefoon had het contact verloren
de schappen in de winkels bleken leeg
de trams en bussen stonden als bevroren
vanuit de onbewogen singel steeg
een dichte muur van damp, ik keek en kreeg
het vreemde beeld opnieuw te zijn geboren
het oude leek bij toverslag verdreven
de stad totaal verlaten en sereen
wij bleven in een paradijs van steen
we kropen bij elkaar … en gingen leven

 

Het meisje in het Mauritshuis

je houdt me met een stille blik gevangen
en staart me met bevroren ogen aan
betoverd blijf ik zwijgend voor je staan
in twijfel tussen schaamte en verlangen

het lijkt of je heim’lijk om me lacht
plezier beleeft aan een hardvochtig spelen
een minnaar die je nooit zal mogen strelen
en die zo kansloos op een teken wacht

je schepper is een kunstenaar geweest
op zijn palet begon jouw eeuwig leven
zijn hand werd kalm bewogen door de Heer

als meester van z’n artistieke geest
heeft hij je zoveel schoonheid meegegeven
mijn teerbeminde meisje van Vermeer

 

 
Daan de Ligt (11 maart 1953 – 22 augustus 2016)

 

De Nederlandse schrijver, dichter, columnist, het fotomodel, de beeldend kunstenaar en copywriter Frans Vogel werd op 11 maart 1935 geboren in Haarlem. Zie ook alle tags voor Frans Vogel op dit blog.

 

De zee, de zee: vol dode vogels

Terugdenkend sip ik weer over
mijn naamgenoten in het Franse,
die langs de kustlijn en tot zover
het oog reikte op ’t deinend dansen

der golven crepeerden in d’olie –
en op het strand. Zoals toen te zien
in het Journaal op televisie.
Met alle nare close-ups van dien.

’t Was een ornithologische ramp
die had kùnnen worden voorkomen,
vond Greenpeace. Helaas, dit nu ziende,

blíjft nochtans het zijn omgekomen
door onderkoeling, ademnood, kramp
van zoveel gevederde vrienden.

 

Salti mortali

Onlangs op een zaterdag
is d’r eentje pardoes
van de Euromast gesprongen.
(Twee meevallers: dankzij
de Optilon-ritssluiting
van haar rundleren jackie
is haar borstkas niet
uit mekaar geklapt en ook
het donorcodicil in haar binnenzak
blijkt nog geheel intact.)

Schrikreactie van telefoniste
boven in de mast, door de
receptie beneden van deze
doodsmak (zeg: kamikaze-
duikvlucht) op de hoogte gesteld:
‘Mijn god, da’s al de zoveelste
deze week!’

Overigens bleek de jonge vrouw
in dít geval terecht te zijn gekomen
bovenop een hond, die daar toevallig
liep te scharrelen in de bosschages.

 

 
Frans Vogel (11 maart 1935 – 19 februari 2016)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982. Zie ook alle tags voor Willem Claassen op dit blog.

Uit: Park

“Mijn moeder bracht me naar Beuningen. Het was donker en het motregende wat, maar te weinig om de ruitenwissers voor aan te zetten. In de auto was het warm. De radio stond op Omroep Brabant. Ik zocht een andere zender. Normaal gesproken was mijn moeder hier niet van gediend, maar ik wist dat ze er nu niets van zou zeggen. Het was een beetje alsof ik ziek was.
Bij Den Bosch moest ze goed opletten, omdat daar een nieuwe weg was aangelegd. Ik wist ook niet hoe het zat. Ik had al die tijd vooral met de trein gereisd. Ik probeerde de borden in de verte te lezen. Zodra ik wist wat erop stond, vertelde ik het haar.
Even leek ze de verkeerde afslag te hebben genomen.
‘Je hebt de verkeerde afslag genomen,’ zei ik.
‘Nee, volgens mij zit ik goed. Je vader zei dat het slecht aangegeven was.’
Maar ze begon langzamer te rijden.
Er volgde een nieuwe afslag naar Nijmegen.
‘Zie je wel,’ zei ze en draaide aan het stuur.
Een tijdje waren we stil. Ik zag dat mijn moeder in haar stoel bewoog. Even leek het erop dat ze iets ging zeggen, maar ze bleef zwijgen. Waarschijnlijk dacht ze dat het beter zou zijn om me even met rust te laten. Ik probeerde aan Beuningen te denken en hoe het daar zou zijn, maar mijn gedachten gingen onherroepelijk naar de afgelopen uren.
We hadden nog één keer samen in bed gelegen. Met onze kleren aan, de dekens over ons heen. Marleen huilde.
‘Dit is misschien de laatste keer dat we zo liggen,’ had ze gezegd.
Haar vader en haar broer waren eerder in Tilburg dan mijn moeder. Ze keken me niet boos aan. Bij de deur hield ik Marleen vast. Ze liet haar tas met kleren en toiletspullen op de grond vallen. Haar vader en haar broer keken de andere kant op.
We zaten inmiddels op een stuk snelweg waar het pikkedonker was. Mijn moeder zette het groot licht aan, maar moest het meteen weer uitdoen omdat er een tegenligger aan kwam. Toen de auto voorbij was, ging het groot licht weer aan. Voor heel even maar, want een volgende tegenligger doemde al op. Zo ging het de hele tijd. Mijn moeder had er geen probleem mee. Ze bleef het licht steeds aan en uit klikken.”

 

 
Willem Claassen (Beuningen, 1982)

 

De Nederlands- Palestijnse dichteres Amal Karam groeide op in Beiroet, Libanon. Zie ook alle tags voor Amal Karam op dit blog. Zie ook alle tags voor Amal Karam op dit blog.

 

Hier zit ik dan

Hier zit ik dan
Aan een Waal van water en steen,
Tussen het ene schip dat weggaat
En het andere dat aankomt
Tussen het ene café waar een vriend vertrekt
En het andere waar een vreemde intrekt
Wanneer iedereen me zou kunnen zien,
zal ik daar zitten
om de zon te vertellen
Hoe lang geleden het is
Dat ik van de warmte droom…
Tussen welkom en afscheid.

 

 
Amal Karam (Beiroet, 1960)

 

De Nederlandse schrijver en literatuurwetenschapper Max Hermens werd geboren in 1991 in Boxmeer. Zie ook alle tags voor Max Hermens op dit blog.

Uit: Litteken

“Ze kwamen. Ik duwde de bladeren voorzichtig uiteen. Onze tuinhaag was fors en groen en leek een stevige erfgrens te vormen, maar vanbinnen was het een geraamte. Omdat ik nog klein was kon ik moeiteloos tussen de kronkelende stronken kruipen. Van achter het dichte bladerdek zag ik ze lopen over het kleine pad dat langs de beek voerde. Het waren er zeven, acht. Soms liep er ook een vrouw mee, dit keer niet. Ze droegen altijd dezelfde modderige kleren, het zout van hun zweet schetste op elke rug een landkaart.
Voorop liep de man met de roze trui. Ik had nog nooit een man met roze kleren gezien. Op zijn buik hing een zwart heuptasje met munten erin. Wanneer een van de andere werkers een krat fruit had gevuld, kwam deze man het ophalen in ruil voor een munt.
Ik wist niet precies wanneer de mannen kwamen, maar wel dat het was in de weken waarin ik zonder jas naar school mocht. Nog voor de zomer voorbij was zouden ze weer verdwijnen. Het enige wat ze achterlieten was het zelfgemaakte paadje langs de beek, een smalle gleuf in de berm waarvan het gras was platgestampt.
Een dag eerder had ik hem voor het eerst gesproken. De mannen stonden aan de rand van het veld, ze droegen hoofdparapluutjes tegen de zon in verschillende kleuren: rood, blauw, oranje. De paden tussen de aardbeienplanten waren modderig. Hier en daar had de wind een afgezonderde boom met kluit en al uit de grond gerukt. In de opengetrokken kuilen verzamelden zich water en straatvuil.”

 

 
Max Hermens (Boxmeer, 1991)

 

De Nederlandse schrijfster, beeldend kunstenares, filosofe en singer-songwriter Eva Meijer werd geboren in Hoorn op 7 januari 1980. Zie ook alle tags voor Eva Meijer op dit blog.

Uit: Het vogelhuis

‘Gwendolen?’
Ik kijk om.
‘Zou je dat nou wel doen, als je straks nog moet spelen?’
‘Het is voor Olive.’ Mijn vingers klemmen om het glas – ik moet niet te hard knijpen want dan barst het, ik mag ook niet loslaten.
‘Dat weet ik. Het was een grapje.’
Ik bloos dieper.
‘Ik zie ernaar uit.’
Ik knik, loop snel verder, champagne spettert over de rand van het glas op mijn vingers. Ik had iets moeten zeggen over zijn gedichten, dat mijn vader ze liet lezen en dat ze leven, vliegen, dat ze me bewogen.
‘Dank je.’ Olive heeft de parasol opgezet, terwijl ze in de schaduw zit. ‘Gaan jullie al beginnen?’
‘Papa is er binnen een halfuur.’
In mijn ooghoek zie ik Paul kleiner worden, een zwart poppetje in een pak, een mannetje op een bruidstaart. Mijn nicht Margie praat over het huwelijk als gevangenschap.
‘Speel je de cellosuite van Bach?’
Ik knik, loop de noten door in mijn hoofd.
‘Is Sargent er ook?’
‘Hij zou komen.’ Ik hoop dat hij komt – Sargent leidt een orkest in Londen en hij heeft me al weer een tijd niet horen spelen. Ik ben beter geworden, ik heb echt veel gestudeerd de laatste maanden. Charles, de kraai die papa grootbracht, komt in de klimop zitten. Hij springt op mijn uitgestoken hand en weer op een tak. Hij houdt niet van die drukte. Hij vliegt weg en poept in het voorbijgaan op de rand van het glas van meneer Wayne van de muziekschool in Tywyn, die het pas ziet als hij een slok neemt.”

 

 
Eva Meijer (Hoorn, 7 januari 1980)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Helena Hoogenkamp werd geboren in Zaandam in 1986. Zie ook alle tags voor Helena Hoogenkamp op dit blog.

Uit: Als Macaulay Culkin huilt, huilt je hele jeugd

“Mijn jeugd laat geen miljoenen na.
Hij heeft als kind hard gewerkt zodat hij nu van zijn hobby’s kan leven
en voelt niets bij het zien van foto’s uit de jaren negentig.
Hij is naar Michael Jackson’s begrafenis geweest.

Denk daarover na. Ik heb een naam maar ben nog niemand. Mijn ouders hebben hun best gedaan.
Zijn ouders zijn gescheiden vanwege de verdeling van zijn salaris.
Macaulay cried all the way to the bank. Hij zegt:
Alles wat mijn vader in zijn leven probeerde kon ik beter voordat ik tien was.”

Hij herinnert zich de ‘slipmeeting’, waarbij het bedrag dat hij had verdiend op een stukje papier over
tafel op hem af werd geschoven.

Hij was the American Dream before Britney Spears.
Britney is leeftijdsloos net als Barbie, is ze je moeder of je zus?
Barbie heeft geen kinderen of zwarte kleren.
Macaulay is negen maar draagt aftershave.
Hij is zo cute als hij de Playboy leest maar de regisseur had de pagina’s dichtgetaped.
Zijn eerste kus was op de set en won een MTV-award.

De vraag is, is 37-jarige Macaulay in staat om negenjarige Macaulay uit te wissen?
Hoe is het om onzichtbaar te zijn, verstopt achter een kerstherinnering?”

 


Helena Hoogenkamp (Zaandam, 1986)

 

De Nederlandse dichteres Maartje Smits werd geboren in Amsterdam in 1986. Zie ook alle tags voor Maartje Smits op dit blog.

 

lusteloos gras

zo’n koude ochtend calls zonder kiestoon

(over mistig gesproken)

ik ontwaak een groenstrook
tussen Autobahn spoorweg
voel me een veldje te smal
voor een weiland

word wakker en ik haat
iedereen die mager is

(ook dieren)

vannacht, blijf alsjeblieft nog even
liggen
want in mij grazen kale schapen
die doorweken en daar niks van voelen
eindeloos hetzelfde gras herkauwen
schapen onaangedaan verkeer
dat mijn hoofd voorbij schoor

 


Maartje Smits (Amsterdam, 1986)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart en ook mijn blog van 11 maart 2018 deel 2.

Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Daan de Ligt, Frans Vogel, Willem Claassen, Amal Karam, Max Hermens, Eva Meijer, Helena Hoogenkamp

De Finse schrijfster Leena Lehtolainen werd geboren op 11 maart 1964 in Vesanto. Zie ook alle tags voor Leena Lehtolainen op dit blog.

Uit: Schüsse im Schnee (Vertaald door Gabriele Schrey-Vasara)

„Einen halben Kilometer vor Loberga Gård funktionierte das Navigationsgerät plötzlich nicht mehr. Die Karte verschwand, stattdessen erschien auf dem Bildschirm der Text, die Route sei nicht zu finden. Da ich wusste, dass die Straße am Tor des Gutshofs endete, machte ich mir keine Sorgen, obwohl auch das Handy meldete, es habe kein Netz. Ich fuhr weiter, bis der Schnee, der sich in einer Lichtung auf der Straße angesammelt hatte, den Wagen ins Rutschen brachte. Im selben Moment zerbarst das Heckfenster. Außer Glassplittern hagelte noch etwas anderes ins Auto. Schrotkugeln.
Ich hielt an, schaltete den Warnblinker ein, zog meine Glock und stieg aus, um den Schaden zu begutachten. In der Scheibe war ein fünf Quadratzentimeter großes Loch, von dem drei Risse ausgingen. Ich holte die Werkzeugkiste aus dem Kofferraum und klebte Panzerband über das Loch und die Risse, war dabei aber ständig auf dem Sprung, mich auf den Boden zu werfen, sollten weitere Schüsse fallen. Die Scheinwerfer machten mich zu einem leichten Ziel.
«Kapierst du Arschloch, dass hier Menschen sind!», brüllte ich in den Wald, doch der Schnee und der Sturm verschluckten meine Stimme. Ich stieg wieder ein und inspizierte eine der Kugeln. Sie maß allem Anschein nach vier Millimeter. Nur mit Mühe unterdrückte ich den Impuls, Gas zu geben und möglichst schnell wegzufahren. Hatte man etwa absichtlich auf mich geschossen? Wollte mir jemand Angst einjagen, damit ich es nicht wagen würde, zum Gutshof Loberga zu fahren? Der Gedanke stachelte mich auf: So leicht ließ ich mich nicht einschüchtern.
Es war nicht das erste Mal, dass ich mit einer Waffe bedroht wurde. Daran konnte und durfte man sich nicht gewöhnen. Wenn mich tatsächlich jemand loswerden wollte, noch bevor ich mein Ziel erreicht hatte, musste die Aufgabe, die mich dort erwartete, enorm wichtig sein. Im schlimmsten Fall sogar lebensgefährlich.
Ich holte ein paarmal tief Luft und ließ den Motor an. Obwohl ich langsam fuhr, erreichte ich schon nach einer Minute das Tor des Gutshofs. Es war geschlossen, aber links entdeckte ich in Höhe des Seiten-fensters eine Klingel, darüber eine Überwachungskamera. Da das Autofenster zugefroren war, musste ich die Tür öffnen, um zu klingeln. Ein Wappen schmückte das Tor. Zwei gekreuzte Schwerter, darunter ein stilisierter Luchskopf. Das gleiche Wappen hatte auch auf dem Brief geprangt, mit dem ich nach Loberga eingeladen worden war. Bald nachdem ich geklingelt hatte, glitt das Tor auf. Offenbar verließ sich die Person im Haus darauf, dass ich diejenige war, die sie erwartete.“

 
Leena Lehtolainen (Vesanto, 11 maart 1964)

Lees verder “Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Daan de Ligt, Frans Vogel, Willem Claassen, Amal Karam, Max Hermens, Eva Meijer, Helena Hoogenkamp”

Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Daan de Ligt, Frans Vogel, Willem Claassen, Amal Karam

De Finse schrijfster Leena Lehtolainen werd geboren op 11 maart 1964 in Vesanto. Zie ook alle tags voor Leena Lehtolainen op dit blog.

Uit: Das Echo deiner Taten (Vertaald door Gabriele Schrey-Vasara)

„Die Birkenzweige hingen schlaff in der silbernen Vase. Die ersten Blätter waren bereits abgefallen: Im April gab es nur tiefgekühlte Birkenquaste vom vorigen Sommer zu kaufen. Irgendwer hatte ein Stück Fleischwurst auf den Touren-schlittschuh gespießt. Vielleicht gab es ja im Norden noch Eis, auf dem Oberkommissar Jyrki Taskinen das Geschenk zu sei-ner Pensionierung testen konnte. Koivu, Puupponen und ich hatten unserem ehemaligen Chef zum Abschied Schlittschuhe geschenkt. Er hätte von nun an Zeit genug, nicht nur an Ma-rathonläufen, sondern auch an Eismarathons teilzunehmen.
Im Kabinett des Hotels Scandic in Espoo war den ganzen Abend lang keine ausgelassene Stimmung aufgekommen, ob-wohl der Polizeichef und die Vertreter des Personals Taskinen über den grünen Klee gelobt hatten. Ich hatte mich geweigert, eine Rede zu halten. Mit Taskinens Eintritt in den Ruhestand endete gewissermaßen eine ganze Epoche. Er hatte bereits in den 1990er Jahren, als die Espooer Polizei das neue Polizei-gebäude in Kilo bezog, eine Führungsposition gehabt, er hatte die Strukturreformen, Zusammenlegungen und Kürzungen miterlebt und in all dem Trubel seine Untergebenen verteidigt wie ein Löwe. Wie oft hatte er vermittelt, wenn ich mit den höchsten Chefs aneinandergeraten war? Natürlich konnte ich selbst für mich eintreten, aber Taskinens Unterstützung war unersetzlich gewesen. Unsere Freundschaft würde nicht mit seiner Pensionierung enden, doch sie würde eine andere Fär-bung annehmen.
Die Hauptperson des Abends war dabei, sich zu verabschieden, der Polizeichef bestellte ein Taxi. Zwar hatte Tas-kinen erst das Mindestrentenalter für leitende Polizeibeamte erreicht, doch sein Weggang war für manche eine Erleichte-rung. Jeder natürliche Abgang schuf die Möglichkeit, die frei gewordene Stelle zu streichen oder mit einer anderen zusam-menzulegen. Die Bezahlung im Staatsdienst war immer noch mager, aber nicht mehr langfristig gesichert, das Staatsbrot war in Häppchen zerschnitten worden, die man den Hung-rigen jederzeit entziehen konnte.“

 

 
Leena Lehtolainen (Vesanto, 11 maart 1964)

Lees verder “Leena Lehtolainen, Karl Krolow, Daan de Ligt, Frans Vogel, Willem Claassen, Amal Karam”

Karl Krolow, Daan de Ligt, Douglas Adams, Leena Lehtolainen, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

Historie

Männer trugen über den Platz eine Fahne.
Da brachen Centauren aus dem Gestrüpp
und zertrampelten ihr Tuch
Und Geschichte konnte beginnen.
Melancholische Staaten
Zerfielen an Straßenecken.
Redner hielten sich
Mit Bulldoggen bereit,
Und die jüngeren Frauen
Schminkten sich für die Stärkeren.
Unaufhörlich stritten Stimmen
In der Luft, obwohl sich
Die mythologischen Wesen längst
Zurückgezogen hatten.

Übrig bleibt schließlich die Hand,
Die sich um eine Kehle legt.

 

Apfel

Aller Äpfel Anfang
im Pastorengarten von einst −
Borsdorfer und rote Renette.

Das Lexikon sagt, daß
das Holz der Bäume
sehr polierbar,
auch zur Herstellung
von Holzschnitten geeignet
sei.

Dagegen
der mythologische Apfel,
von Nymphen gehütet.
Die Hesperiden starben
wie Herakles.
Im äußersten Westen
trägt niemand mehr
den Himmel.

 

Porträt einer Hand

Fünf Nägelmonde, die aufgehen
über dem Himmel
der rechten Hand: −

Sie hält eine schwarze Haarsträhne,
eine Blume ohne Alter,
ein namenloses Lichtbild.

Die Geschichte des Ringfingers
ist nicht die Geschichte
des Zeigefingers.

Diese Hand griff zu.
Sie schlief den Schlaf
ihrer fünf Monde
in einer anderen Hand.

 
Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)
Portret door Eberhard Schlotter, 1980

Lees verder “Karl Krolow, Daan de Ligt, Douglas Adams, Leena Lehtolainen, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck”

Karl Krolow, Daan de Ligt, Douglas Adams, Leena Lehtolainen, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck

De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.

Die Wolke

Man kann mit ihr
spazieren gehen,
solange keine Himmelserscheinung
über sie herfällt.

Das Wasser widmet ihr
seine Aufmerksamkeit
und winkt aus verdunstenden Flüssen.
Es rührt an das Gedächtnis
des Regens.

 

Seestück

Da angelt kein Mensch
einen Schellfisch
vor lauter Küste!
Verschiedene Dampfer
fahren vorbei, beliebig,
als wäre überall Wasser,
das bis auf den Grund
naß ist. Die Oberfläche
bleibt schiffbar und blau,
eine Postkarte lang,
die man von Bord schreibt.
Gefühl für die Nautik
hat niemand, solange
er nicht am Land steht
und winkt.

 

Ein Uhr mittags

Das Licht fällt nicht umsonst
Senkrecht.
Wer die Augen schließt,
sieht blaue Sensen am Himmel.
Ein Uhr mittags. Die Blumen
Hingen mit gebrochenem Genick
In der Windstille.
Aus dem Steinbruch kommen Pfiffe.
Sie gelten einer Flasche Bier
Oder einem Hund, der sich verlief.
In den Heuschobern
Rascheln Mäuse
Und weibliche Schenkel.

Handbreiter Schatten
Verschwindet gleichzeitig
Mit dem letzten Laut,
Der zu hören ist.

 
Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)

Lees verder “Karl Krolow, Daan de Ligt, Douglas Adams, Leena Lehtolainen, Ernst Wichert, Torquato Tasso, Willem Claassen, Patrick Beck”