Zbigniew Herbert, Aleksandr Zinovjev, Dora Read Goodale, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier, Lodewijk van Oord

De Poolse dichter, schrijver en essayist Zbigniew Herbert werd geboren op 29 oktober 1924 in Lemberg. Zie ook alle tags voor Zbigniew Herbert op ditblog en ook mijn blog van 29 oktober 2009 en ook mijn blog van 29 oktober 2010.

 

Huizen in de buitenwijk

Op najaarsdagen zonder zon mag
meneer Cogito graag de vuile buitenwijken
bezoeken. Een zuiverder bron van
melancholie – zegt hij – bestaat er niet.

Huizen in de buitenwijk met kringen onder de ramen
huizen die zacht hoesten
huiveringen van pleisterwerk
huizen met dun haar
een zieke huid

alleen de schoorstenen dromen
hun schrale klacht
bereikt de zoom van het bos
de oever van een groot water

ik zou namen voor jullie willen verzinnen
jullie vullen met de geur van Indië
het vuur van de Bosporus
het rumoer van watervallen

huizen in de buitenwijk met ingevallen slapen
huizen kauwend op een korstje brood
koud als de droom van een verlamde
met trappen die een palm van stof zijn
huizen voortdurend te koop
herbergen van ongeluk
huizen die nooit in het theater waren

ratten van de huizen van de buitenwijk
breng ze naar de kust van de oceaan
laat ze plaats nemen in het hete zand
laat ze de tropennacht bekijken
laat een golf ze met een stormachtig applaus belonen
zoals alleen verspilde levens toekomt

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

 
Zbigniew Herbert (29 oktober 1924 – 28 juli 1998)
In 1955

Lees verder “Zbigniew Herbert, Aleksandr Zinovjev, Dora Read Goodale, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier, Lodewijk van Oord”

Zbigniew Herbert, Aleksandr Zinovjev, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier, Lodewijk van Oord

De Poolse dichter, schrijver en essayist Zbigniew Herbert werd geboren op 29 oktober 1924 in Lemberg. Zie ook alle tags voor Zbigniew Herbert op ditblog en ook mijn blog van 29 oktober 2009 en ook mijn blog van 29 oktober 2010.

 

Meneer Cogito’s twee benen

Het linkerbeen is normaal
optimistisch kun je zeggen
aan de korte kant
jongensachtig
glimlachend in de spieren
met een welgevormde kuit

het rechter
miserabel –
mager
met twee littekens
het ene langs de achillespees
het andere ovaal
lichtroze
de smadelijke herinnering aan een vlucht

links
is geneigd tot huppelen
tot dansen
geeft te veel om het leven
om iets te riskeren

rechts
is edelmoedig stijf
spot met elk gevaar

en zo
trekt
op zijn beide benen
links te vergelijken met Sancho Pancha
en rechts
herinnerend aan de dolende ridder

meneer Cogito
de wereld door
licht wankelend

 

Vertaald door Gerard Rasch

 

 
Zbigniew Herbert (29 oktober 1924 – 28 juli 1998)
Cover 

Lees verder “Zbigniew Herbert, Aleksandr Zinovjev, Georg Engel, Jean Giraudoux, André Chénier, Lodewijk van Oord”

Matthias Zschokke, Harald Hartung, Mohsen Emadi, Dominick Dunne, Claire Goll, Zbigniew Herbert, Lodewijk van Oord

De Zwitserse dichter, schrijver en filmmaker Matthias Zschokke werd geboren op 29 oktober 1954 in Bern. Zie ook mijn blog van 29 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Matthias Zschokke op dit blog.

Uit: Der Mann mit den zwei Augen

„Eine rumänische Pflegerin hob den Hörer ab und gab ihn weiter an die Frau im Liegestuhl. Die murmelte: »Io dormo, io dormo.« Der Mann mit den zwei Augen lachte und sagte: »Seit wann können Sie Italienisch? Ich bin’s, hören Sie? Sie schlafen nicht, Sie telefonieren mit mir.« Daraufhin bekam sie einen Hustenanfall, und er verabschiedete sich. Io dormo, io dormo waren ihre letzten Worte gewesen. Am Abend starb sie. Einen Tag vorher war auch ihre einundzwanzigjährige Katze gestorben. Das hatte der Mann ihr eigentlich mitteilen wollen.
Die Katze war ihr als halbwüchsiges, verwildertes Tier zugelaufen und blieb bis zuletzt schmal und scheu. Sie hatte auffallend große, fast durchsichtige Ohren und machte nur selten, völlig unerwartet, zwei, drei Schritte auf Menschen zu, um sich dann ohne übertriebene Eile wieder von ihnen zu entfernen. Den Mann mit den zwei Augen hatte sie grundsätzlich nicht beachtet. Nur ein einziges Mal hatte sie sich ihm vorsichtig genähert, war ihm ums rechte Bein gestrichen und danach mit senkrecht erhobenem Schwanz davongegangen. Wie es dazu gekommen war, lässt sich nicht rekonstruieren. Er freute sich jedenfalls sehr darüber und dachte, nun hätte er sie für sich gewonnen.
Als junges Tier hatte sie eine porzellanzarte, rosarote Nase. Manchmal vergaß sie, die Zungenspitze ins Maul zurückzuziehen. Den Ausdruck ihres Gesichts hätte man dann als leicht besorgt umschreiben können. Sie erweckte ihr ganzes Leben lang den Eindruck, schwere Verantwortung zu tragen zu haben. Was für ein Ernst!
Was für ein zierlicher Körper! Was für kühle, weiche Pfoten! Wer keine Katzen mag, wird verständnislos den Kopf schütteln über diese Zeilen. Der Mann mit den zwei Augen konnte nicht anders, ihm gefielen Tiere. In deren Umgebung war ihm wohl, und die Freude, am Leben zu sein, flammte jeweils kurz in ihm auf. Von Pferden zum Beispiel wusste er, dass sie schlecht schlafen, wenn man sie nachts allein draußen lässt. Pferde bewachen wechselseitig ihren Schlaf. Dies zu wissen beglückte ihn.“

 

 
Matthias Zschokke (Bern, 29 oktober 1954)

Lees verder “Matthias Zschokke, Harald Hartung, Mohsen Emadi, Dominick Dunne, Claire Goll, Zbigniew Herbert, Lodewijk van Oord”

Lodewijk van Oord

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Lodewijk van Oord werd geboren in Madrid in 1977. Van Oord woont al het grootste deel van zijn leven in het buitenland. Na zijn studies in Leiden en Utrecht doceerde hij in een twaalfde-eeuws kasteel op de kliffen van Wales. Hij debuteerde met gedichten in “De Revisor” en publiceerde verhalen, essays en opiniestukken in verschillende dagbladen en literaire tijdschriften. Zijn bijdragen werden meermaals genomineerd voor literaire prijzen. Voor het verhaal ‘Thesmophoria’ won hij de Nieuw Proza Prijs 2011. In 2010 verruilde Van Oord het kasteel in Wales voor de heuvels van Swaziland, waar hij onderwijsdirecteur werd aan het Waterford Kamhlaba, de eerste en lange tijd enige multiraciale school in Afrika. Sinds 2014 woont en werkt hij in het Italiaanse dorpje Duino, nabij Triëst.

Uit: Albrecht en wij

“De gorgelende neussnuif van het nijlpaard, abrupt in de rede gevallen door getrompetter van twee olifanten, daarna een roekeloze brul uit de diepte van een leeuwenmuil. De medemens heeft een wekker, ik heb de monsterlijke klanken der natuur. Elke ochtend als ik naar de badkamer loop bedenk ik dat er beroerdere manieren zijn om wakker gemaakt te worden. In de spiegel werp ik een snelle blik op mijn driedagenbaardje, scheren lijkt me ook vandaag niet nodig. Het grootste deel van de dag zal ik thuis aan mijn keukentafel doorbrengen en werken aan de presentatie die ik aan het eind van de middag ga houden.
De dagen dat ik gehaast de grachten af fietste, van subsidiecommissie naar private mede-investeerder, van de bank naar het Filmfonds, met onder mijn snelbinders financieringsvoorstellen en project proposals, behoren gelukkig tot het verleden. Ik leef nu in een absolute jongensdroom, ben als hoofdpersoon gecast in de film waarvan ik zelf het scenario heb mogen schrijven. Inmiddels is het twee jaar geleden dat ik de stap nam waar velen van opkeken, maar die ik zelf nog altijd niet als een al te radicale overgang beschouw. Ik verruilde de geldwolven op de Herengracht voor de manenwolven in het hondenverblijf, de gieren aan het Museumplein voor hun vale soortgenoten in de monumentale roofvogelvolière. Die hele kudde aan spitsvondige, goedgebekte collega’s heb ik eigenlijk nog geen seconde gemist: als ik de mensen uit mijn vorige leven in de stad tegen het lijf loop komen ze me als wezensvreemd voor, een gevoel dat haast wel wederzijds moet zijn. Het verplichte oppervlakkige gesprekje – hoe gáát het, ja, man, goed, druk, oké – stokt over het algemeen al snel, waarna een van ons zich met een matig excuus uit de voeten maakt.
Ik open mijn gordijnen en werp een blik naar buiten. Bewolkte lucht, wiegende toppen, gevallen blad op de perken en paden. Het is droog, maar zo te zien nog fris, met een stevige wind die weleens venijnig zou kunnen zijn. Uit de mand met vuile was haal ik mijn rode lievelingsshirt en trek daaroverheen mijn gelukscolbertje aan, het rafelige suède jasje dat ik een leven geleden voor een geeltje op het Waterlooplein heb gekocht.”

 
Lodewijk van Oord (Madrid, 1977)