Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba, William Matthews

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Creditur

Schon das schiere Nichts
hat es in sich.
Bauchschmerzen
für Metaphysiker.
Die Null zu erfinden
war kein Zuckerlecken.

Als dann auch noch
irgendein Inder
auf die Idee kam, etwas
könne weniger sein als nichts,
streikten die Griechen.

Auch den Gottesgelehrten
war nicht wohl dabei.
Blendwerk, hieß es,
eine Versuchung des Teufels.

Das sollen natürliche Zahlen sein,
riefen die Zweifler,
minus eins, minus eine Milliarde?

Nur wer Geld hatte,
und das waren die wenigsten,
der hatte keine Angst:

Schulden, Abschreibungen,
doppelte Buchführung.
Die Welt wurde abgezinst.
Die Arithmetik – ein Füllhorn.

Wir haben alle Kredit,
sagten die Banker.
Eine Sache des Glaubens.

Seitdem wird immer größer,
was weniger ist als nichts.

 

Die Instrumente

Augenschere, Marknagel, Blasensprenger –
man hört es nicht gerne.
Selbst die Chirurgen hüten sich,
uns den Hohlmeißel vorzuführen,
das wäre zu hart, den Uteruslöffel,
das wäre nicht höflich, die Hirnspatel
und den Leberhaken. Erst, wenn es weh tut,
in der Notaufnahme, vertrauen wir uns
mit geschlossenen Augen der Penisklemme,
dem Blutschöpfer an. Ja, dann!
Gebenedeit, heißt es, jetzt auf einmal,
seid ihr, Vulvaspreizer und Knochenraspel,
unsre einzige Hoffnung,
kurz vor der letzten Ölung.

 

Vrije tijd

Grasmaaier, zondag,
die de seconden maait
en het gras.

Er groeit gras
over het dode gras
dat over de doden is gegroeid.

Wie dat horen kon!

De maaier dreunt,
overstemt
het schreiende gras.

De vrije tijd vreet zich vet.
Wij bijten geduldig
in het frisse gras.

 

Vertaald door René Smeets

 


Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

De Roemeense dichter en schrijver Mircea Dinescu werd geboren op 11 november 1950 in Slobozia. Zie ook alle tags voor Mircea Dinescu op dit blog.

 

The barbarians’ return

In the evening
when the Barbarians return from the West mounted on concepts,
sent as emissaries of huge salami factories,
don’t ask about their horses,
put out the fire
stuff your mouth with embers
fill your memory with ashes
and head for the Himalayas with your trumpet
cultivate avalanches
change your sex, name or Linnaean kingdom
mingle with a gaggle of geese
go honk-honk and seize
the moment – be an Eskimo
when the green ice-nerve in Antarctica
slowly relaxes
propose to the plump lascivious seal
lick honey from the federal administrator’s fingers
or simply stand meekly and listen to
the howl of the crude oil of the locomotive
giving birth in the middle of the field without a midwife
to a procession of tiny luminous creatures.

 

Nature’s democracy

In March dustbins explode
splattering the neorealist darkness
with flame-red cats.
The town boils below their greedy phosphorus
a kiss smelling saccharine like brimstone,
pregnant women might suddenly flow into the room
but for the heavy sandbags
grumbling in front of the TV
blowing into the eternal soup.
Swarms of butterflies slip under girls’ skirts
and my hand falls heavy with pollen.
A tiny thermoelectric generator installed in fools’ mouths
now reaches full productivity
(poor and lazy, I’m not the least afraid).
A child pisses on the church steeple
and God welcomes the warm jet
like a rheumatic heel that needs soothing.
A rotten potato tossed on the empty plot of ground
shows its little green penis
like a sign of nature’s democracy.

 


Mircea Dinescu (Slobozia, 11 november 1950)

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Carlos Fuentes Macías werd geboren op 11 november 1928 in Panama-Stad. Carlos Fuentes overleed op de 15e mei van dit jaar. Zie ook alle tags voor Carlos Fuentes op dit blog.

Uit: The Years with Laura Diaz

“I got up early to take care of my business before the film team set up in front of Diego’s murals. It was 6 a.m. in the month of February. I expected darkness. I was ready for it. But its duration sapped my energy.
“If you want to do some shopping, if you want to go to a movie, the hotel limo can take you and pick you up,” they told me at the reception desk.
“But the center of town is only two blocks from here,” I answered, both surprised and annoyed.
“Then we can’t take any responsibility.” The receptionist gave me a practiced smile. His face wasn’t memorable.
If the guy only knew that I was going farther, much farther, than the center of town. Though I didn’t know it yet, I was going to reach the heart of this hell of desolation. Walking quickly, I left behind the cluster of skyscrapers arranged like a constellation of mirrors — a new medieval city protected against the attacks of barbarians — and it took me only ten or twelve blocks to get lost in a dark, burned-out wasteland of vacant lots pocked with scabs of garbage.
With each step I took — blindly, because it was still dark, because the only eye I had was my camera, because I was a modern Polyphemus with my right eye glued to the Leica’s viewfinder and my left eye closed, blind, with my left hand extended forward like a police dog, groping, tripping sometimes, other times sinking into something I could smell but not see — I was penetrating into a night that was not only persisting but being reborn. In Detroit, night was born from night.
I let the camera drop onto my chest for an instant, I felt the dull blow over my diaphragm — two diaphragms, mine and the Leica’s — and the sensation was repeated. What surrounded me was not the prolonged night of a winter dawn; it wasn’t, as my imagination would have me believe, a nascent darkness, disturbed companion of the day.
It was permanent darkness, the unexpected darkness of the city, its companion, its faithful mirror. All I had to do was turn right around and see myself in the center of a flat, gray lot, adorned here and there with puddles, fugitive paths traced by fearful feet, naked trees blacker than this landscape after a battle. In the distance, I could see spectral, broken-down Victorian houses with sagging roofs, crumbling chimneys, empty windows, bare porches, dilapidated doors, and, from time to time, the tender and immodest approach of a leafless tree to a grimy skylight. A rocking chair rocked, all by itself, creaking, reminding me, vaguely, of other times barely sensed in memory …”

 


Carlos Fuentes (11 november 1928 – 15 mei 2012)
Cover Mexicaanse uitgave

 

De Turks-Nederlandse schrijfster Nilgün Yerli werd op 11 november 1969 geboren in Kirsehir,Turkije. Zie ook allle tags voor Nilgün Yerli op dit blog.

Uit: De garnalenpelster

“Mijn moeder zei: ‘Ik begrijp dat je in de war bent, als we nu in Turkije woonden dan leefde je in één soort geloof en wanneer er maar één is van iets dan is er geen verwarring, maar zodra je kunt vergelijken komt er verwarring en een tijd om te kiezen.’
‘Moet ik dan kiezen voor een geloof?’
‘Kijk, er zijn vele geloven, maar er is maar één God, en dat zorgt er in ieder geval voor dat je niet verward daarover raakt.’
‘Maar als er maar één god is, waarom zijn er dan zoveel geloven?’
‘Er zijn toch ook zoveel soorten mensen.’
‘Ja, en dus?’
‘De kern en het uitgangspunt van bijna alle geloven is reinheid, puurheid, eerlijkheid, behulpzaamheid en dat er een God is. Maar ieder geloof heeft zijn eigen regels. Zo zijn er bij de islam vijf geboden: een bezoek naar Mekka, zekat: hulp aan de armen, vijf maal daags bidden, vasten in de vastenmaand en geloven in een God de almachtige.’
‘Ja, en geen varkensvlees eten, en vrouwen moeten een hoofddoek op, en mannen moeten besneden worden, en vrouwen mogen niks, en geen alcohol drinken, je zegt wel dat er maar vijf geboden zijn maar er zijn honderden andere regels die er nog bijkomen.’
Mijn moeder glimlachte, en als zij glimlachte dan leek dat een zon die scheen op een grauwe dag. […] Zij wist alles in mijn ogen.
‘Luister, je bent nog maar tien jaar. Toen ik zo oud was als jij, had ik deze vragen ook en ik ging naar mijn vader. […] Om te beginnen hoefde ik helemaal geen hoofddoek op als ik dat niet wilde, daar kwam bij, dat het alles met de interpretatie van de koran had te maken.’

 

 
Nilgün Yerli (Kirsehir, 11 november 1969)
Cover

 

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba werd geboren op 11 november 1927 in Berceto. Zie ook alle tags voor Luigi Malerba op dit blog.

Uit: Uit het dagboek van een dromer (Vertaald door F.J.P. Verbrugge)

“Rome, 10-11 januari
Tegen de heuvel is iets ergs gebeurd, een spoorwegongeluk misschien. Midden door dorre takken heen klim ik omhoog, met grote moeite. Er liggen lichamen op de grond, verminkt, verbrand, even beneden de spoorlijn waarop nu in zijn eentje een goederenwagon aan komt rijden die stopt op de plaats van het ongeluk. De wagon lijkt onecht, van karton. Uit de warhoop van verminkte lichamen richten zijn twee gestalten op: een vrouw, in het donker gekleed, mager, jong van lichaam, met een verbrande stomp op de plaats van het hoofd; en zij verwijdert zich samen met een man, eveneens met een hoofd dat veranderd is in een vormeloze klomp kool. Ik identificeer me met de man, ik bèn de man met het verkoolde hoofd, en ik spoor de vrouw aan om naar een plaats niet veraf te gaan waar iets aan de hand is wat ons aangaat. De weg is niet lang, maar zwaar en ongewis door de toestand van de twee, die struikelen over de stenen, elkaar beurtelings op de been houden terwijl ze zigzag voortgaan, en het pad, dat over woest terrein loopt, kwijtraken en weer terugvinden. Tenslotte komen de twee aan (wij komen aan) op een open plek, beschut door dicht en hoog struikgewas. De jonge vrouw zonder hoofd strekt zich uit in het gras, volkomen uitgeput. Ze ademt moeizaam, ze is duidelijk aan het einde van haar krachten. Nu komt er een onheilspellende figuur met een bijl in de hand, een soort groffe, ruige boerenkerel, en zonder een moment te verliezen haalt hij uit en slaat het blad van de bijl diep in de zij van de vrouw. Het probleem van het doden van de vrouw, een daad die niet gesteld had kunnen worden als de vrouw eerder gestorven was, lijkt opgelost. Helaas is het nu míjn beurt. Op dit punt word ik wakker.”

 


Luigi Malerba (11 november 1927 – 8 mei 2008)

 

De Amerikaanse dichter en essayist William Procter Matthews III werd geboren op 11 november 1942 in Cincinnati, Ohio. Zie ook alle tags voor William Matthews op dit blog.

 

The Bear at the Dump

Amidst the too much that we buy and throw
away and the far too much we wrap it in,
the bear found a few items of special
interest—a honeydew rind, a used tampon,
the bone from a leg of lamb. He’d rock back
lightly onto his rear paws and slash
open a plastic bag, and then his nose—
jammed almost with a surfeit of rank
and likely information, for he would pause—
and then his whole dowsing snout would
insinuate itself a little way
inside. By now he’d have hunched his weight
forward slightly, and then he’d snatch it back,
trailed by some tidbit in his teeth. He’d look
around. What a good boy am he.
The guardian of the dump was used
to this and not amused. “He’ll drag that shit
every which damn way,” he grumbled
who’d dozed and scraped a pit to keep that shit
where the town paid to contain it.
The others of us looked and looked. “City
folks like you don’t get to see this often,”
one year-round resident accused me.
Some winter I’ll bring him down to learn
to love a rat working a length of subway
track. “Nope,” I replied. Just then the bear
decamped for the woods with a marl of grease
and slather in his mouth and on his snout,
picking up speed, not cute (nor had he been
cute before, slavering with greed, his weight
all sunk to his seated rump and his nose stuck
up to sift the rich and fetid air, shaped
like a huge, furry pear), but richly
fed on the slow-simmering dump, and gone
into the bug-thick woods and anecdote.

 

Bedtime

Usually I stay up late, my time
alone. Tonight at 9o I can tell
I’m only awake long enough
to put my sons to bed.
When I start to turn off lights
the boys are puzzled. They’re used
to entering sleep by ceding to me
their hum and fizz, the way they give me
50¢ to hold so they can play
without money. I’m their night-light.
I’m the bread baked while they sleep.
And I can scarcely stand up, dry
in the mouth and dizzied
by fatigue. From our rooms
we call back and forth the worn
magic of our passwords and let one
another go. In the morning Sebastian
asks who was the last to fall
asleep and none of us cares or knows.

 

 
William Matthews (11 november 1942 – 12 november 1997)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog en ook mijn blog van 11 november 2010.

 

Zungenwerk

Dein seltsamer, stockender Singsang,
jahrzehntelang fortgesetzt,
und der Singsang des Andern –
Flüstern, Summen, Keuchen, Stammeln –
wirre Wirbelstürme im Luftmeer:

Der gewandteste unter den Muskeln,
die Zunge allein – denke dir
eine einsame Zunge,
die sich vor dir auf dem Teller windet –,
die Zunge allein tut es nicht.

Seufzen, Murmeln, Schreien und Radebrechen –
»Qui la sua voce soave«, »Zu Befehl«,
»London Interbank Offered Rate«,
oder Verwickelteres
wie Koran oder Kosmologie:

Da geht es nicht ab ohne Blasebalg,
Ansatzrohr, Resonanzhöhlen;
da werden Knorpel gedreht, gekippt;
Deckel heben und senken,
Öffner und Schließer

spannen sich und erschlaffen,
Fasern, Membranen werden erregt,
immer so fort, innen,
im Andern, arbeitet es,
es arbeitet, innen, in dir:

eine Polsterpfeife, ein Zungenwerk,
unberechenbar, schwer verständlich,
ein chaotischer Oszillator,
immer so fort, bis ihr versteht,
oder bis euch die Luft ausgeht.

 

Für Karajan und andere

Drei Männer in steifen Hüten
vor dem Kiewer Hauptbahnhof –
Posaune, Ziehharmonika, Saxophon –

im Dunst der Oktobernacht,
die zwischen zwei Zügen zaudert,
zwischen Katastrophe und Katastrophe:

vor Ermüdeten spielen sie, die voll Andacht
in ihre warmen Piroggen beißen
und warten, warten

ergreifende Melodien, abgetragen
wie ihre Jacken und speckig
wie ihre Hüte, und wenn Sie da

fröstelnd gestanden wären unter Trinkern,
Veteranen, Taschendieben,
Sie hätten mir recht gegeben:

Salzburg, Bayreuth und die Scala
haben dem Bahnhof von Kiew
wenig, sehr wenig voraus.

 

 
Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

Lees verder “Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba”

Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba, Kurt Vonnegut

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook mijn blog van 11 november 2010 en eveneens alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

A

Bevor du B sagst, verweile doch,
horch, bedenk,
was du gesagt hast. Ein Vokal,
der wenig bedeutet,
viel in Bewegung setzt.
Einmal den Mund aufgemacht,
und du treibst deine sterbliche Hülle
zu Leistungen an
von kosmischer Komplexität:
ganze Kaskaden von Reizen,
Berechnungen, Turbulenzen,
hinter dem Rücken dessen,
der Ich ist – vom Gehirn,
das nicht redet
und jeder Wissenschaft spottet,
zu schweigen.

 

Das somnambule Ohr

Wie sollst du je wieder einschlafen,
wenn in der menschenleeren Stunde
ehe es hell wird,
das Haus klopft und scharrt,
wenn du es murmeln hörst
hinter der Wand?

Diese Schüsse, kommen sie aus einem Film,
den niemand sieht,
oder stirbt da einer im Treppenhaus?
Etwas gurrt, wo keine Taube lebt,
etwas ächzt – ein alter Kühlschrank
oder ein längst verschwundenes Liebespaar.

In den Ventilen zischt das Gas.
Es werden schwere Möbel gerückt.
Etwas tropft. Der Dampf tickt.
Das Wasser stürzt durch die Röhren.
Wer trinkt, wer duscht,
wer entleert sich da?

Und als es endlich still ist –
das Haus hält vor Angst die Luft an –,
vernimmst du ein Sirren,
fast jenseits des Hörbaren,
geisterhaft dünn wie der glitzernde Ring
eines unaufhaltsamen Zählers,

der sich im Dunkeln dreht.

 
Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

Lees verder “Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba, Kurt Vonnegut”

Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook mijn blog van 11 november 2010 en eveneens alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

Der Untergang der Titanic – Zwölfter Gesang

Von diesem Augenblick an verläuft alles planmäßig.
Der stählerne Rumpf vibriert nicht mehr, still
liegen die Maschinen, längst sind die Feuer gelöscht.
Was ist los? Warum machen wir keine Fahrt? Man lauscht.
Draußen im Korridor werden Rosenkränze gemurmelt.
Die See ist glatt, schwarz, glasig. Mondlos die Nacht.
Oh, es ist nichts! Es ist nichts zerbrochen an Bord,
keine Vase und kein Champagnerglas. Man wartet
in kleinen Gruppen, wortlos, geht auf und ab,
im Pelz, im Schlafrock, im Overall, man gehorcht.
Jetzt werden Taue aufgerollt, Planen fortgezogen
von den Booten, Davits ausgeschwenkt. Es ist,
als hätten die Passagiere Tabletten geschluckt. Dieser Mann z. B.,
der sein Cello hinter sich herzieht über das endlose Deck,
man hört, wie der Sporn an den Planken kratzt,
immerzu kratzt, kratzt und man fragt sich: Wie
ist das nur möglich? – Ah! schau! eine Notrakete! –
Aber es ist nur ein schwaches Zischen, schon verpufft
am Himmel, im Widerschein die Gesichter bläulich und leer.
Still stehen Liftboys, Masseusen und Bäcker Spalier.
Auf der California, einem alten Kahn, zwölf Meilen weiter,
dreht sich in seinem Bett der Funker um und schläft ein.
Achtung Achtung! Frauen und Kinder zuerst! – Wieso eigentlich?
Antwort: We are prepared to go down like gentlemen. –
Auch gut. – Sechzehnhundert bleiben zurück. Die Ruhe an Bord
ist unvorstellbar. – Hier spricht der Kapitän. Es ist genau
zwei Uhr, und ich befehle: Rette sich wer kann! – Musik!
Zur letzten Nummer erhebt der Kapellmeister seinen Stock.

 

Avondjournaal

Bloedbad om een handvol rijst,
hoor ik, voor elkeen elke dag
een handvol rijst: trommelvuur
op dunne hutten, onduidelijk
hoor ik het, bij het avondeten.

Op de geglazuurde dakpannen
hoor ik rijstkorrels dansen,
een handvol, bij het avondeten,
rijstkorrels op mijn dak:
de eerste maartregen, duidelijk.

Vertaald door René Smeets

 
Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

Lees verder “Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Nilgün Yerli, Luigi Malerba”

Luigi Malerba, Christina Guirlande, Andreas Reimann, Noah Gordon, Louis de Bougainville

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba werd geboren op 11 november 1927 in Berceto. Zie ook mijn blog van 12 november 2006 en ook mijn blog van 11 november 2008 en ook mijn blog van 11 november 2010

 

Uit: Het meisje in het grijs (Vertaald door Marc Vingerhoedt)

Ik ben het in het grijs geklede meisje dat elke vrijdagavond links op het televisiescherm te zien is in het reclamespotje voor ‘Multigust’-snoepgoed. Dat andere meisje, altijd rechts op het scherm, met kleurige kleren en strikjes in haar haar als een vogelverschrikker, ken ik niet, ik weet alleen dat ze in porno-

films gespeeld heeft, van die zogenaamde hard porno, en dat ze dat snoepgoedspotje gedaan heeft om reclame te maken voor zichzelf. Acteurs moeten te pas en te onpas hun gezicht laten zien, anders vergeet het publiek ze en is het afgelopen met hun carrière. De benen tellen ook mee, uiteraard, maar het gezicht is het belangrijkst. Als je het publiek alleen de benen van een heel beroemde actrice laat zien, is er niemand die ze herkent. Benen kunnen mooi of lelijk zijn, maar ze hebben geen persoonlijkheid.

Toen ze mij die reclame voor ‘Multigust’-snoepgoed aanboden, heb ik meteen enthousiast toegezegd, niet alleen omwille van het geld, maar omdat ik zes maanden lang eenmaal per week op televisie zou verschijnen, op een piekuur, vlak voor het nieuws. Miljoenen en miljoenen kijkers. Ik tekende een contract voor een maand werk en met het voorschot deed ik de eerste afbetaling voor een kleurentelevisie.

De avond dat mijn spotje voor het eerst werd uitgezonden, nodigde ik twee vriendinnen uit. Ik was nogal nerveus en terwijl we op de uitzending wachtten, at ik een zakje ‘Multigust’-snoepjes leeg.

Ze zijn lekker, al schijnen ze vol kleurstoffen te zitten. En nu komt het: mijn probleem. Toen ik mezelf daar op het scherm zag, verstarde ik. Niet alleen mijn kleren waren grijs, ik was helemaal grijs, ook mijn gezicht en ook mijn benen. Ik weet niet hoe ze het gedaan hebben en wat voor trucs ze allemaal gebruikt hebben, maar had ik het geweten, ik had de opdracht denkelijk nooit aanvaard, of ik had mij het dubbele laten betalen. Ik zou in ieder geval geen geld hebben uitgegeven aan een kleurentelevisie, mijn zwart-wit-toestel was meer dan goed genoeg. Ik denk dat ze tijdens de opnamen speciale lichteffecten of zoiets gebruikt hebben, maar het resultaat was ronduit afschuwelijk. In het spotje ben ik natuurlijk degene die geen ‘Multigust’-snoepjes eet, terwijl dat andere meisje, dat met die kleuren, aldoor zit te snoepen.“

 

Luigi Malerba (11 november 1927 – 8 mei 2008)

Lees verder “Luigi Malerba, Christina Guirlande, Andreas Reimann, Noah Gordon, Louis de Bougainville”

Christina Guirlande, Andreas Reimann, Luigi Malerba, Noah Gordon, Louis de Bougainville, Nilgün Yerli

De Belgische dichteres en schrijfster Christina Guirlande werd als Godelieve De Beule geboren te Moerzeke bij Dendermonde op 11 november 1938. Zie ook mijn blog van 11 november 2006  en ook mijn blog van 11 november 2008. en ook mijn blog van 11 november 2009.

 

 

De Dans der Uren

 

Ik kan het oude huis niet binnengaan

niet zonder pijn

als ik het deed

zou ik er als beklaagde staan

en schuldig zijn

 

want tijd hij spreekt het harde recht

de tegels van de vloer

leven weer echt

de ramen open

op een zomer met mul zand

een stem die zingend leeft

van dag naar avondland

en duizenden verhalen kan vertellen

 

het eerste koppig wintervuur

een jubelkreet op hoge witte muur

en elke stap een hol getuigenis

van wat het vroeger was

en niet meer is

 

ik kan het oude huis niet binnengaan

er loopt geen zilt meer van de keukenmuren

zal ik het vragen durven aan de buren

of nacht nog

langs de trapleuning beneden glijdt

 

ik kan het niet

nu niet

ik heb nog tijd.

 

 

 

Christina Guirlande (Moerzeke, 11 november 1938)

 

 

Lees verder “Christina Guirlande, Andreas Reimann, Luigi Malerba, Noah Gordon, Louis de Bougainville, Nilgün Yerli”

Tachtig jaar Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Kurt Vonnegut, Nilgün Yerli, Christina Guirlande, Andreas Reimann, Luigi Malerba, Noah Gordon, Louis de Bougainville

Tachtig jaar Hans Magnus Enzensberger

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger viert vandaag zijn tachtigste verjaardag. Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook mijn blog van 11 november 2006 en ook mijn blog van 11 november 2007 en ook mijn blog van 11 november 2008.

 

 

Minimalprogramm

Verzicht, Entsagung, Askese –
das wäre schon zu hoch gegriffen.
Überwältigend, was alles entbehrlich ist.
Von Sonderangeboten keine Notiz zu nehmen,
reiner Genuss! Nirgends aufzutauchen
das Meiste zu unterlassen –
Erkenntnissgewinn durch Abwinken.
Nur wer vieles übersieht,
kann manches sehen.
Das Ich: eine Hohlform,
definiert durch das, was es weglässt.
Was man festhalten kann,
was einen festhält,
das ist das Wenigste.

 

 

 

An alle Fernsprechteilnehmer

 

etwas, das keine färbe hat, etwas,das nach nichts riecht, etwas zähes,trieft aus den Verstärkerämtern,setzt sich fest in die nähte der zeitund der schuhe, etwas gedunsenes, kommt aus den kokereien, blähtwie eine fahle brise die dividendenund die blutigen segel der hospitäler,mischt sich klebrig in das getuschelum professuren und primgelder, rinnt,

etwas zähes, davon der salm stirbt,in die flüsse, und sickert, farblos,und tötet den butt auf den bänken.die minderzahl hat die mehrheit,die toten sind überstimmt.

in den Staatsdruckereienrüstet das tückische blei auf,die ministerien mauscheln, nach phloxund erloschenen resolutionen riechtder august. das plenum ist leer.

an den himmel darüber schreibtdie radarspinne ihr zähes netzt.die tanker auf ihren helligen wissen es schon, eh der lotse kommt, und der embryo weiß es dunkel

in seinem warmen, zuckenden sarg: es ist etwas in der luft, klebrig und zäh, etwas, das keine färbe hat : gegen uns geht es, gegen den seestern 30 und das getreide, und wir essen davon und verleiben uns ein etwas zähes, und schlafen im blühenden boom, im fünfjahresplan, arglos schlafend im brennenden hemd,

wie geisein umzingelt von einem zähen, farblosen, einem gedunsenen Schlund.

 

 

ehre sei der sellerie

der steinbrech, der uhu, die milch,
unbezweifelbar wie das licht, der fels,
von tauben bewaldet, der föhn,
der dotter, das brom, warum nicht,
und meinetwegen der blitz, ja,
der wal und der blitz, sie stehen fest,
auf sie laßt uns bauen,
sie sind eine ode wert.

die zigarrenasche im spiegel,
das ebenbild, wer wär es nicht leid,
dieses scheckgesicht
aus behaartem bims,
diese blumenkohlohren
von schlagern verprügelt,
und später am blutigen himmel
diese suturen aus rauch!

gepriesen sei die friedliche milch,
ruhm dem uhu, er weiß wie er heißt
und fürchtet sich nicht, ehre
dem salz und dem erlauchten wal
und der barmherzigen sellerie,
gebenedeit unter den köchen,
die auf dem teller stirbt.

das zarte erdherz, die sellerie,
menschlicher als der mensch,
frißt nicht seinesgleichen,
noch der blitz, berühmt sei der blitz,
oder meinetwegen der dotter.

Enzensberger

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

 

De Roemeense dichter en schrijver Mircea Dinescu werd geboren op 11 november 1950 in Slobozia. Zie ook mijn blog van 11 november 2006  en ook mijn blog van 11 november 2008.

 

 

Rusting

 

Because we’ve already put governments on the moon
we’ll soon invent bread with teeth
a mechanical rainbow to cut the rain
an icon to appear before us on caterpillar tracks…

 

As at a fair you pull out graves from a sleeve
dear Lord,
by the light of Your dim halo
glory will polish its own boots
the monkey will swing between the hand of the clock.
Why haven’t You got the sweet recklessness of the madman

 

to pull towns with a string towards the woods?
Polluted seas will beat their waves
migrating towards pure stars.
In the cars’ cemetery I saw an angel rusting.

 

 

 

Vertaald door Andrea Deletant-Brenda Walker

 

 

A Drinking Binge with Marx


“Venerable Marx, if you lived in these lands
You would be quickly clean shaven and sent to a school for re-education.
The fact that even the cows from the East
Which grazed near the railway line
Now think that they are locomotives and stopped giving milk
Is a mistake put to your name.
It would be so good if the cities were ruled by merchants
So that the marketplace should not stink of so much rhetoric
Let free the brewers, the pastrami makers, the milkmen
Full of the dialectics of fermented hops
And of the hardened cheese.

For the time being the farmer would gladly come to scythe
The green sepia of the punks heads
For the time being, thinking that you are dead
The new philosophers get drunk on the idea that they polemicise with you.
They have not got the daring to smell the yeast which ferments
To blow up the society
And start the alembic
Through which
The revolutionary Cohn Bendit
Precipitated into an amiable mayor.

In fact even myself who am an ordinary character
I am coming out like a slug from the syntax and the logic
To dream up that stomach virus
Which makes one drunk on a piece of bread.
Come on, taste it
We are on the right course
In Berlin the clocks started to go haywire.”

 

Vertaald door  Constantin Roman

 

mircea

Mircea Dinescu (Slobozia, 11 november 1950)

 

De Panamese dichter en schrijver Carlos Fuentes Macías werd geboren op 11 november 1928 in Panama-Stad. Zie ook mijn blog van 11 november 2006  en ook mijn blog van 11 november 2008.

 

Uit: This I Believe (Vertaald door Kristina Cordera)

 

„Amor
In Yucatán, you never see the water.
It flows underground, beneath a fragile sheath of earth and limestone. Occasionally, that delicate Yucatec skin blossoms in eyes of water, in liquid ponds—the cenotes—that attest to the existence of a mysterious subterranean current. For me, love is like those hidden rivers and unexpected streams of Yucatán. On occasion our lives come to resemble those infinite chasms that would be fathomless if we did not find, at the very bottom of the void, a flowing river, at times placid and navigable, wide or narrow, at times steep, but always a liquid embrace that helps keep us from disappearing forever into the deep gulf of nothingness. While love may be that river that flows and sustains life, love and its most treasured qualities—goodness, beauty, affection, solidarity, memory, companionship, desire, passion, intimacy, generosity, and the very will to love and be loved—are still not necessarily free of the one thing that seems to negate love: evil.
In political life, it is possible to convince oneself that one is acting out of love for a community while driving that community into destruction and inspiring hatred from both within and without. I do not doubt, for example, that Hitler loved Germany. But in Mein Kampf, he made it clear that the notion of loving his country was inseparable from the hatred of all those things that he perceived to be at odds with Germany. The kind of love that is cultivated out of hatred for others was made explicit in a regime of evil that has no parallel in all of history. From the beginning, Hitler declared that he would practice an evil brand of politics in order to achieve good. He made no attempt to hide this, unlike Stalin, who wrapped himself in a flag of humanistic Western ideology—Marxism—to perpetrate an evil comparable to that of Hitler, but that did not dare utter its name. Hitler’s love of evil led him to a Wagnerian apocalypse against the backdrop of a Berlin in flames. Stalin’s love of evil was translated into the slow collapse of a Kremlin built of sand, washed away by the waves, slow but constant, of the same history that the Dictatorship of the Proletariat hoped to embody. The Nazi regime collapsed like a horrid, wounded dragon. Soviet Communism dragged itself to the grave like a sickly worm. Fafner and Oblomov.
The Marquis de Sade also proposes a love of evil that seeks carnal pleasure as a way of grounding the body’s pain and its subsequent disappearance from earth. Sadistic love, the Marquis tells us, may be a bad thing for the victim, but represents a supreme good for the executioner. De Sade, however, did not intend actually to put his monstrous evil-as-good vision into practice. He was not a politician; he was a writer who was almost continuously locked up in prison and thus incapable of acting except in the kingdom of fantasy. There, he was the monarch of creation. And he warns us: “I am a libertine, but I am neither a delinquent nor an assassin.”

 

carlos-fuentes1

Carlos Fuentes (Panama-Stad, 11 november 1928)

 

De Amerikaanse schrijver en schilder Kurt Vonnegut werd op 11 november 1922 geboren in Indianapolis. Zie ook mijn blog van 11 november 2006  en ook mijn blog van 11 november 2008.

 

Uit: Mother Night

 

Tiglath-Pileser
The Third . . .

My name is Howard W. Campbell, Jr.
I am an American by birth, a Nazi by reputation, and a nationless person by inclination.
The year in which I write this book is 1961.
I address this book of mine to Mr. Tuvia Friedmann, Director of the Haifa Institute for the Documentation of War Criminals, and to whomever else this may concern.
Why should this book interest Mr. Friedmann?
Because it is written by a man suspected of being a war criminal. Mr. Friedmann is a specialist in such persons. He had expressed an eagerness to have any writings I might care to add to his archives of Nazi villainy. He is so eager as to give me a typewriter, free stenographic service, and the use of research assistants, who will run down any facts I may need in order to make my account complete and accurate.
I am behind bars.
I am behind bars in a nice new jail in old Jerusalem.
I am awaiting a fair trail for my war crimes by the Republic of Israel.
It is a curious typewriter Mr. Friedmann has given to me–and an appropriate typewriter, too. It is a typewriter, too. It is a typewriter that was obviously made in Germany during the Second World War. How can I tell? Quite simply, for it puts at finger tips a symbol that was never used on a typewriter before the Third German Reich, a symbol that will never be used on a typewriter again.
The symbol is the twin lightning strokes used for the dreaded S.S., the Schutzstaffel, the most fanatical wing of Nazism.
I used such a typewriter in Germany all through the war. Whenever I had occasion to write of the Schutzstaffel, which I did often and with enthusiasm, I never abbreviated it as “S.S.,” but always struck the typewriter key for the far more frightening and magical twin lightning strokes.”

 

vonnegut

Kurt Vonnegut (11 november 1922 – 11 april 2007)

 

De Turks-Nederlandse schrijfster Nilgün Yerli werd op 11 november 1969 geboren in Kirsehir,Turkije. Zie ook mijn blog van 11 november 2008.

 

Uit: De Adem Van Eva

 

ADAM:

“er zit me iets in de weg
een raar nieuw dier met lang haar
het slentert hier voortdurend rond
en achtervolgt me overal,
waar ik ook ga daar hou ik niet van
ik ben niet gewend aan gezelschap”


EVA:

“de hele week achter hem aangelopen en geprobeerd kennis te maken
het praten moest van mijn kant komen want hij is erg verlegen
vind ik helemaal geen punt
zo te zien vindt hij het prettig mij
om zich heen te hebben”

 

YERLI

Nilgün Yerli (Kirsehir, 11 november 1969)

 

De Belgische dichteres en schrijfster Christina Guirlande werd als Godelieve De Beule geboren te Moerzeke bij Dendermonde op 11 november 1938. Zie ook mijn blog van 11 november 2006  en ook mijn blog van 11 november 2008.

 

Terugblik

 

Er was een zwijgen in die tijd

veelzeggend en vermengd met kleuren

uit een gedroomde werkelijkheid

het opengaan van dichte deuren

 

naar kamers met een eigen lied

we waren schuchter als nog niet

gerijpte vruchten zonder zon,

de zomer volgde, toen begon

 

het daaglijks smeden aan een ring

het zingen om de herfst te weren

de groeiende herinnering

de eenzaamheid en het ontberen

 

het niets meer wensen dan verweesd

je handen zoeken op de tast

gedragen worden en verrast

het zwijgen vinden dat geneest

 

christineguirlande

Christina Guirlande (Moerzeke, 11 november 1938)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 11 november 2008.

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Andreas Reimann werd geboren in Leipzig op 11 november 1946.

 

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba werd geboren op 11 november 1927 in Berceto.

 

De Amerikaanse schrijver Noah Gordon werd geboren op 11 november 1926 in Worcester, Massachusetts.

 

De Franse schrijver, ontdekkingsreiziger, wereldreiziger en militair Louis Antoine de Bougainville werd geboren in Parijs op 11 november 1729.

Hans Magnus Enzensberger, Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Kurt Vonnegut, Nilgün Yerli, Andreas Reimann, Luigi Malerba, Noah Gordon, Louis de Bougainville, Christina Guirlande

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook mijn blog van 11 september 2006 en ook mijn blog van 11 november 2007.

 

ins lesebuch für die oberstufe

 

lies keine oden, mein sohn, lies die fahrpläne:

sie sind genauer. roll die seekarten auf,

eh es zu spät ist. sei wachsam, sing nicht.

der tag kommt, wo sie wieder listen ans tor

schlagen und malen den neinsagern auf die brust

zinken. lern unerkannt gehn, lern mehr als ich:

das viertel wechseln, den pass, das gesicht.

versteh dich auf den kleinen verrat,

die tägliche schmutzige rettung. nützlich

sind die enzykliken zum feueranzünden,

die manifeste: butter einzuwickeln und salz

für die wehrlosen. wut und geduld sind nötig,

in die lungen der macht zu blasen

den feinen tödlichen staub, gemahlen

von denen, die viel gelernt haben,

die genau sind, von dir.

 

 

Privilegierte Tatbestände

 

Es ist verboten, Personen in Brand zu stecken.

Es ist verboten, Personen in Brand zu stecken, die im Besitz

einer gültigen Aufenthaltsgenehmigung sind.

Es ist verboten, Personen in Brand zu stecken, die sich an

die gesetzlichen Bestimmungen halten und im Besitz

einer gültigen Aufenthaltsgenehmigung sind.

Es ist verboten, Personen in Brand zu stecken, von denen

nicht zu erwarten ist, daß sie den Bestand und die

Sicherheit der Bundesrepublik Deutschland gefährden.

Es ist verboten, Personen in Brand zu stecken, soweit sie

nicht durch ihr Verhalten dazu Anlaß geben.

Es ist insbesondere auch Jugendlichen, die angesichts

mangelnder Freizeitangebote und in Unkenntnis der

einschlägigen Bestimmungen sowie aufgrund von

Orientierungsschwierigkeiten psychisch gefährdet sind,

nicht gestattet, Personen ohne Ansehen der Person in

Brand zu stecken.

Es ist mit Rücksicht auf das Ansehen der Bundesrepublik

Deutschland im Ausland dringend davon abzuraten.

Es gehört sich nicht. Es ist nicht üblich.

Es sollte nicht zur Regel werden.

Es muß nicht sein.

Niemand ist dazu verpflichtet.

Es darf niemandem zum Vorwurf gemacht werden, wenn

er es unterläßt, Personen in Brand zu stecken.

Jedermann genießt ein Grundrecht auf Verweigerung.

Entsprechende Anträge sind an das zuständige

Ordnungsamt zu richten.

 

 

 

Nota bene. Wer diesen Text in eine andere Sprache überträgt, wird gebeten, an Stelle der Bundesrepublik Deutschland versuchsweise die offizielle Bezeichnung seines eigenen Landes einzusetzen. Diese Fußnote sollte auch in der Übersetzung stehenbleiben. (HME)

 

 

Enzensberger

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren,11 november 1929)

 

De Roemeense dichter en schrijver Mircea Dinescu werd geboren op 11 november 1950 in Slobozia. Zie ook mijn blog van 11 september 2006.

 

 

EXILE

As the potato flowers are in bloom
You take the road which ever us do part?
Now that the sky is grey and overcast
And tears confound the country and the doom?

The grief will be for you the new abode
Perhaps a warmer grave and newer ethos
We shall unearth those emerald potatoes
Those precious stones dug out from where we hoed.

What kind of God preserved in secret heavens
May still be glad to gather our bones
With you, with us we cry on our tombs
With you with us a story ends in ruins.

 

 

“THE METAPHYSICAL CAT”

 

You catch that cat, shouted the Regent,
For it the Law can’t be so linient,
The foreign cat which does not give a dime
The Balkan cat, illegal and supine
Politically incorrect feline –
The hungry Balkan cat!
The metaphysics cat in search of trysts
Congenitally anti-communist
Consumerist who never tried alone
To strip a salmon fillet off the bone
Who never listened to the BBC
Who never went to Harrods for a spree.
How come that we inherited such cat?
Maybe from sermons of Adam Bhayat?
Or was it from some petty bourgeois gal
As surely not from the Neanderthal?
For Goodness’ sake do something with that cat!
Do kill it with a stroke of cricket bat
The Government will surely not complain
So long as it will not affect its gain
The bad-luck, idle cat and poor achiever
Which purrs and purrs whilst you all slog like beaver
Its languid manner shows its true disdain…
You Celtic ancestors, in overalls,
Do come and rescue us, heed our calls!

 

 

Vertaald door  Constantin Roman

 

mircea-dinescu

Mircea Dinescu (Slobozia, 11 november 1950)  

 

 

De Panamese dichter en schrijver Carlos Fuentes Macías werd geboren op 11 november 1928 in Panama-Stad. Zie ook mijn blog van 11 september 2006.

 

Uit: The Years with Laura Diaz

 

„I KNEW THE STORY. What I didn’t know was the truth. In a way, my very presence was a lie. I came to Detroit to begin a television documentary on the Mexican muralists in the United States. Secretly, I was more interested in capturing the decay of a great city — the first capital of the automobile, no less, the place where Henry Ford inaugurated mass production of the machine that governs our lives more than any government.

 

One proof of the city’s power, we’re told, is that in 1932 it invited the Mexican artist Diego Rivera to decorate the walls of the Detroit Institute of Arts. And now, in 1999, I was here — officially, of course — to make a TV series on this and other Mexican murals in the United States. I would begin with Rivera in Detroit, then move on to Orozco at Dartmouth and in California, and then to a mysterious Siqueiros in Los Angeles, which I was instructed to find, as well as lost works by Rivera himself: the mural in Rockefeller Center, obliterated because Lenin and Marx appeared in
it; and other large panels which had also disappeared.

 

This was the job I was assigned. I insisted on beginning in Detroit for one reason. I wanted to photograph the ruin of a great industrial center as a worthy epitaph for our terrible twentieth century. I wasn’t moved either by the moral in the warning or by any apocalyptic taste for misery and deformity, not even by simple humanitarianism. I’m a photographer, but I’m neither the marvelous Sebastiao Salgado nor the fearsome Diane Arbus. I’d prefer, if I were a painter, the problem-free clarity of an Ingres or the interior torture of a Bacon. I tried painting. I failed. I got nothing out of it. I told myself that the camera is the paintbrush of our age, so here I am, contracted to do one thing but present — with a presentiment, maybe — to do something else very different.“

 

Fuentes

Carlos Fuentes (Panama-Stad, 11 november 1928)

 

De Amerikaanse schrijver en schilder Kurt Vonnegut werd op 11 november 1922 geboren in Indianapolis. Zie ook mijn blog van 11 september 2006.

 

Uit: Cat’s Cradle

 

The Day the World Ended

 

Call me Jonah. My parents did, or nearly did. They called me John.

Jonah–John–if I had been a Sam, I would have been Jonah still–not because I have been unlucky for others, but because somebody or something has compelled me to be certain places at certain times, without fail. Conveyances and motives, both conventional and bizarre, have been provided. And, according to plan, at each appointed second, at each appointed place this Jonah was there.

Listen:

When I was a younger man–two wives ago, 250,000 cigarettes ago, 3,000 quarts of booze ago . . .

When I was a much younger man, I began to collect material for a book to be called The Day the World Ended.

The book was to be factual.

The book was to be an account of what important Americans had done on the day when the first atomic bomb was dropped on Hiroshima, Japan.

It was to be a Christian book. I was a Christian then.

I am a Bokononist now.

I would have been a Bokononist then, if there had been anyone to teach me the bittersweet lies of Bokonon. But Bokononism was unknown beyond the gravel beaches and coral knives that ring this little island in the Caribbean Sea, the Republic of San Lorenzo.

We Bokononists believe that humanity is organized into teams, teams that do God’s Will without ever discovering what they are doing. Such a team is called a karass by Bokonon, and the instrument, the kan-kan, that bought me into my own particular karass was the book I never finished, the book to be called The Day the World Ended.

 

 

Chapter Two

 

Nice, Nice, Very Nice

“If you find your life tangled up with somebody else’s life for no very logical reasons,” writes Bokonon, “that person may be a member of your karass.”

At another point in The Books of Bokonon he tells us, “Man created the checkerboard; God created the karass.” By that he means that a karass ignores national, institutional, occupational, familial, and class boundaries.

It is as free-form as an amoeba.

In his “Fifty-third Calypso,” Bokonon invites us to sing along with him:

Oh, a sleeping drunkard

Up in Central Park,

And a lion-hunter

In the jungle dark,

And a Chinese dentist,

And a British queen–

All fit together

In the same machine.

Nice, nice, very nice;

Nice, nice, very nice;

Nice, nice very nice–

So many different people

In the same device.

 

vonnegut_nar

Kurt Vonnegut (11 november 1922 – 11 april 2007)

 

De Turks-Nederlandse schrijfster Nilgün Yerli werd op 11 november 1969 geboren in Kirsehir,Turkije. Op haar tiende verhuisde ze met haar ouders naar Nederland. Ze groeide op in het Friese plaatsje Steenwijkerwold. Haar ouders keerden terug naar Turkije toen Yerli vijftien jaar was. Ze verhuisde naar Haarlem, waar ze de HEAO ging volgen, en voorzag in haar onderhoud met verschillende bijbaantjes. Met een vriendin begon ze het duo Turkish Delight. In 2000 stond Yerli met haar soloprogramma ‘Wat zeg ik?’ in het theater en in 2001 met de show ‘Vreemde vreemdgangers’. In de afgelopen twee jaar verloor Nilgün Yerli haar vader en vond ze haar levenspartner. Ze had onder andere een column in Het Parool. Bundelingen hiervan zijn uitgegeven onder de titels ‘Turkse Troel’ en ‘Acht jaargetijden’. De biografische roman ‘De garnalenpelster’ uit 2001 was een verkoopsucces.

 

Uit: De garnalenpelster

 

„Mijn eerste schooldag in Nederland zal ik nooit vergeten. (..) Ik werd voorgesteld aan de leraar. Ik mocht meteen plaatsnemen en met de les meedoen. Ik dacht even dat ik geluk had omdat het tek
enles was, maar toen wist ik nog niet hoe moeilijk communicatie kon zijn. Ik kreeg houtskool in mijn handen en moest daarmee tekenen. Tekenen met houtskool kenden we in Turkije ook.

Ik begon heftig dat A-viertje in te kleuren. Ik zie nu nog de blik van die leraar voor me. Hij zie: nee, nee nee, Nou, dat woord kende ik al, dus ik begreep wat hij bedoelde, maar hoe moest ik hem uitleggen wat ik bedoelde? Ik pakte mijn gum en liet hem zien. Hij dacht waarschijnlijk dat ik alles wilde uitgummen en gaf me een nieuw vel wit papier. Ik begon weer heftig te kleuren, en hij werd boos. Ik wilde hem alleen maar mijn techniek laten zien, maar slaagde daar niet in, hij gaf me weer een nieuw vel papier. Ik dacht als ik weer ga kleuren dan wordt hij vast nog bozer en dan zit ik niet met de gebakken maar aangebakken peren. Die techniek die ik in Turkije had geleerd was eerst het tekenpapier volledig zwart maken met houtskool en vervolgens met een gummetje figuurtjes tekenen, een witte tekening op een zwarte achtergrond. Maar ik heb het niet uit kunnen leggen.“

 

nilgun

Nilgün Yerli (Kirsehir, 11 november 1969)

 

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Andreas Reimann werd geboren in Leipzig op 11 november 1946. Nadat zijn vader in 1953 naar West-Berlijn was gevlucht en zijn moeder zelfmoord had geplegd kwam hij in een kindertehuis. Vanaf 1956 woonde hij bij zijn grootmoeder in Leipzig. Hij volgde een opleiding tot drukker en begon in 1965 aan een studie literatuur aan het Institut für Literatur »Johannes R. Becher«. Wegens zijn afwijzende houding tegenover de cultuurpolitiek van de DDR werd hij daarvan weer uitgesloten. Hij moest in dienst en werd daarvan vervolgens na een zelfmoordpoging weer vrijgesteld. Vanaf toen werkte hij als zelfstandig schrijver en lector. In 1968 werd hij veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens opruiing tegen de staat. Hij ging werken in de transport sector, in een brouwerij en als boehouder. Twee bundels verschenen van hem in de jaren zeventig en daarna niets meer tot 1989.

 

 

Vor der Reise

 

Ich hab gepackt, und mich das reisefieber.

Verlorn sind hopfen da und baldrian…

wer gerne hier ist, wär woanders lieber:

ward nicht der kiesel, den wir übersahn

auf unserm pfad, uns stets zum stolperstein?

Doch wo die flüsse scheinbar südwärts fließen,

erblick ich ihn und hör verzückt mich schrein:

Oh, heb ihn auf! Nimm diesen mit! Und diesen!

 

Die sterne, hier: nur apfelsinenkerne…

Und früchte dort, wo hinter widernissen

der himmel groß ist: wie uns zugewandt.

 

Ja, reisen: jetzt! Mir bangt nicht vor der ferne. –

 

Ich fürchte nur: Ich werd vielleicht vermissen

nach meiner heimkehr das gesehne land…

 

 

 

Die umwege der augen

 

Den einen zu lieben ist schön. – Aber, ach:

es laufen die augen den anderen nach,

den breiteren schultern, vollendeter rund.

Den strengeren lippen, dem weicheren mund.

Dem längeren haar, dem geschorenen pelz.

Dem wankenden rohr, dem gestandenen fels.

Den nachtbrunnen-augen, den blicken wie zinn.

Dem sanftren profil, dem entschiedneren kinn.

Den mai-boys, bekleidet nur andeutungsweis.

Den müden athleten, besprenkelt mit schweiß.

Dem lüsternen, lauernden, zockenden typ.

Dem in-sich-versunknen ich-habe-mich-lieb.

Dem hochmütig-fremden, der kostbar sich dünkt.

Dem, der mich er-männlicht. Dem, der mich verjüngt.

Den hintern wie früchte, verschieden und prall…:

 

Dem einzigen stern und dem gänzlichen all

gehn nach keine augen, kehrn wieder und gehen.

 

Aber den einen zu lieben, ist schön.

 

Andreas_Reimann

Andreas Reimann (Leipzig, 11 november 1946)

 

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba werd geboren op 11 november 1927 in Berceto. Hij studeerde rechten en had ook jarenlang een reclamebureau. Samen met Umberto Eco richtte hij de literaire Gruppo 63 op. Malerba begon als schrijver van draaiboeken, In zijn novellen en verhalen ontwikkelde hij een satirisch-groteske stijl. Thema’s van hem waren macht, corruptie, schijn en werkelijkheid. Zie ook mijn blog van 12 november 2006.

 

Uit: La scoperta dell’alfabeto (Discovering the alphabet, vertaald door Anamaría Crowe Serrano)

 

“In the evening Ambanelli would stop working and go sit in front of the house with the owner’s son because he wanted to learn to read and write.

“Let’s start with the alphabet”, said the boy who was eleven years old.

“Let’s start with the alphabet”.

“First you have A”.

“A”, said Ambanelli patiently.

“Then B”.

“Why does one come first and then the next one?” asked Ambanelli.

The owner’s son didn’t know why.

“They just put them in that order, but you can use them in whatever order you want”.

“I don’t understand why they put them in that order”, said Ambanelli.

“It’s easier”, replied the boy.

“I’d like to know whose job this was”.

“That’s how the alphabet is”.

“It doesn’t mean, then”, said Ambanelli, “that if I say B comes first and then A, anything changes?”

“No”, said the young lad.

“Right. Keep going, so”.

“Then you have C which you can pronounce in two different ways”.

“Whoever made this up must have had nothing better to do with his time”.

The boy didn’t know what to say to this.

“I want to learn to sign my name”, said Ambanelli, “I don’t want to write a cross whenever I have to sign a letter”.

The boy took the pencil and a piece of paper and wrote “Ambanelli Federico”, then showed the page to the peasant.

“This is your name”.

“Right. Let’s start from the beginning, so, with my name”.

“First you have A”, said the owner’s son, “then M”.

“You see?” said Ambanelli, “now we’re getting somewhere”.

“Then you have B and then A again”.

“Same as the first one?” asked the peasant.

“Exactly the same”.

The boy was writing one letter at a time and then he went over it with the pencil guiding the peasant’s hand with his own.

Ambanelli kept wanting to skip the second A which to his mind served no purpose, but after a month he had learnt to write his name and in the evenings he would write it in the ashes in the hearth so as not to forget it.

When the people came to collect the grain and they asked him to sign the docket, Ambanelli licked the tip of the indelible pencil and wrote his name. The page was too narrow and his signature too long, but the people from the lorry were happy with “Amban” and maybe because of that from then on many took to calling him Amban, even though little by little he learnt to sign his name smaller and could make it fit in full on the collection dockets.

 

Malherbe

Luigi Malerba (11 november 1927 – 8 mei 2008)

 

De Amerikaanse schrijver Noah Gordon werd geboren op 11 november 1926 in Worcester, Massachusetts. Hij studeerde journalistiek en Engelse taal aan de Boston University en werkte daarna lange tijd bij de Boston Herald. Nadat hij verschillende verhalen had gepubliceerd kwam in 1965 het grote succes met zijn eerste roman The Rabbi. Ook succesvol zijn de romans rond de familie van medici Cole, The Physician,  Shaman en Matters Of Choice.

 

Uit: Der Katalane (The Bodega, vertaald door Klaus Berr)

 

Er hatte gerade einen neuen Haufen in Brand gesetzt, und als er den Kopf hob, sah er Léon Mendès quer durch den Weinberg auf sich zukommen, ohne mit einem der vier anderen Arbeiter ein Wort zu wechseln.

»Monsieur«, sagte er respektvoll, als Mendès dann vor ihm stand.

»Senyor.« Es war ein kleiner Witz zwischen den bei­den, dass der Besitzer Josep ansprach, als wäre er der Be­sitzer und nicht der Arbeiter, aber Mendès lächelte nicht. Er war, wie immer, höflich, aber direkt. »Ich habe heute Morgen mit Henri Fontaine gesprochen, der erst kürz­lich aus Katalonien zurückgekehrt ist. Josep, ich habe eine schlechte Nachricht. Dein Vater ist tot.«

Josep fühlte sich, als wäre ein Knüppel auf ihn nieder­gesaust, und brachte kein Wort heraus. Mein Vater? Wie kann mein Vater tot sein? Schließlich fragte er einfältig: »Was war die Ursache?«

Mendès schüttelte den Kopf. »Henri hat nur gehört, dass er Ende August gestorben ist. Mehr weiß er nicht.«

»Dann muss ich nach Spanien zurück, Monsieur.«

»Aber ist es da auch … sicher für dich?«, fragte Mendès sanft.

»Ich glaube schon, Monsieur. Ich denke schon lange über eine Rückkehr nach. Ich danke Ihnen für Ihre Freundlichkeit. Dass Sie mich aufgenommen haben. Und mich so vieles gelehrt haben.«

Mendès zuckte die Achseln. »Das ist doch nichts. Beim Wein hört man nie auf zu lernen. Den Tod deines Vaters bedaure ich sehr, Josep. Ich meine mich zu erin­nern, dass du noch einen älteren Bruder hast. Ist das nicht so?«

»Ja. Donat.«

»Wo du herkommst, erbt da der Älteste? Wird Donat den Weinberg deines Vaters bekommen?«

»Wo ich herkomme, ist es der Brauch, dass der älteste Sohn zwei Drittel erbt und alle jüngeren Söhne sich den Rest teilen und eine Arbeit erhalten, die ihnen den Lebens unterhalt sichert. Aber in unserer Familie ist es der Brauch – weil wir so wenig Land besitzen –, dass alles an den ältesten Sohn geht. Mein Vater hatte mir immer zu verstehen gegeben, dass meine Zukunft in der Armee oder in der Kirche liegen würde … Leider eigne ich mich für beides nicht.«

 

Noah_Gordon

Noah Gordon (Worcester, 11 november 1926)

 

De Franse schrijver, ontdekkingsreiziger, wereldreiziger en militair Louis Antoine de Bougainville werd geboren in Parijs op 11 november 1729. Bougainville begon zijn reis door de wereld in 1766. In januari 1768 voer hij door de Straat Magellaan. In 1769 naderde hij Australië, maar hij durfde Groot Barrièrerif niet over te steken.In 1771 verscheen zijn uitvoerige reisverslag Voyage autour du monde par la frégate du roi La Boudeuse et la flûte L’Étoile. Als bekende persoonlijkheid en geheel in de geest van de Verlichting hielp hij met zijn geïdealiseerde beeld van de eilandbewoners in de Zuidzee als edele wilden de theorie van Jean-Jacques Rousseau aan een nog grotere populariteit.

 

Uit: Voyage autour du monde

 

« Dès que nous fûmes mouillés, je fis mettre à la mer un de mes canots et un de l’Étoile. Nous nous y embarquâmes au nombre de dix officiers armés chacun de nos fusils, et nous allâmes descendre au fond de la baie, avec la précaution de faire tenir nos canots à flot et les équipages dedans. À peine avions-nous pied à terre que nous vîmes venir à nous six Américains à cheval et au grand galop. Ils descendirent de cheval à cinquante pas et sur-le-champ accoururent au-devant de nous en criant chaoua. En nous joignant, ils tendaient les mains et les appuyaient contre les nôtres. Ils nous serraient ensuite entre leurs bras, répétant à tue-tête chaoua, chaoua, que nous répétions comme eux. Ces bonnes gens parurent très joyeux de notre arrivée. Deux des leurs, qui tremblaient en venant à nous, ne furent pas longtemps sans se rassurer. Après beaucoup de caresses réciproques, nous fîmes apporter de nos canots des galettes et un peu de pain frais que nous leur distribuâmes et qu’ils mangèrent avec avidité. À chaque instant leur nombre augmentait ; bientôt il s’en ramassa une trentaine parmi lesquels il y avait quelques jeunes gens et un enfant de huit à dix ans. Tous vinrent à nous avec confiance et nous firent les mêmes caresses que les premiers. Ils ne paraissaient point étonnés de nous voir et, en imitant avec la voix le bruit de nos fusils, ils nous faisaient entendre que ces armes leur étaient connues. Ils paraissaient attentifs à faire ce qui pouvait nous plaire. M. de Commerson et quelques-uns de nos messieurs s’occupaient à ramasser des plantes ; plusieurs Patagons se mirent aussi à en chercher, et ils apportaient les espèces qu’ils nous voyaient prendre. L’un d’eux, apercevant le chevalier du Bouchage dans cette occupation, lui vint montrer un œil auquel il avait un mal fort apparent et lui demander par signe de lui indiquer une plante qui le pût guérir. Ils ont donc une idée et un usage de cette médecine qui connaît les simples et les applique à la guérison des hommes. C’était celle de Macaon, le médecin des dieux, et on trouverait plusieurs Macaon chez les sauvages du Canada. […]”

 

bougainville

Louis de Bougainville (11 november 1729 – 20 augustus 1811)

 

De Belgische schrijfster Christina Guirlande werd als Godelieve De Beule geboren te Moerzeke bij Dendermonde op 11 november 1938. Zie ook mijn blog van 11 september 2006.

 

 

De Verlatene

 

Bij het achtste lied “La Delaïssado” uit de “Chants d’Auvergne” van J. Canteloube

(1879-1957)

 

Misschien eindigt wel alles

met het vuur van een vulkaan,

het monotoon uitgestorte groen

dat geen vermoeden heeft

van schaduw of van bomen.

 

Hoe ver ik kijk

nadat de slaap mij weer

het dal heeft ingegooid

spreiden de uren

hun tentakels uit.

Ik ben hun dagelijkse bruid

en zing alleen

met binnensmondse woorden.

Ik leg mezelf verloren

een klaaglied in de wind

als was ik tweemaal kind.

Dat ik je mis

kom je wel nooit te horen.

 

Alleen de echo op de helling

roept mij na

van verre herders uit de land

Arcadia.

 

 

Guirlande

Christina Guirlande (Moerzeke, 11 november 1938)

Daniël Dee, Roland Barthes, Hans Werner Richter, Juana Inés de la Cruz, Luigi Malerba

De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zijn gedichten verschenen in diverse literaire tijdschriften (o.a.: Passionate en Krakatau) en enkele bloemlezingen (o.a.: De Dikke Komrij en Alles voor de liefde). Ook droeg hij zijn gedichten voor door heel Nederland en België (o.a.: Lowlands en Poetry International). Op 18 november 2001 publiceerde hij bij Uitgeverij Passage de bloemlezing Vanuit de lucht – de eerste generatie dichters uit de 21ste eeuw. Op 8 november 2002 verscheen zijn officiële debuut 3D – schetsjes van onvermogen bij Uitgeverij Passage. Zijn bundel “Vierendeel” werd door het dichterspanel van de poëzieclub verkozen tot Poëzieclubkeuze zomer 2005.

 

NOG EVEN DIT: IK DOE HET ALLEMAAL VOOR JOU

 

jij danst
door grijs verweerde verregende straten

een lichtpuntje
langs lach en last
van de makkelijke mensheid marcherend als lemmings
op magere matigheid
of euforisch afstevenend op de onweerstaanbare ondergang

je bent op het randje van ridicuul
lichtelijk laverend
tussen zoveel immense menselijke zompige stupiditeiten
que cera et cetera

en je maakt mij, het monster
tot kneedbare teddybeer

onderwijl opgetogen zingend van
het leven is zalig zinloos
dus geniet er maar van
zolang het nog kan

en ik dans met je mee
al is het als een kreupele

terwijl je gewoon praat
terwijl je gewoon loopt

 

Rook

 

Ik hoest op de nachten van verlangend vertier
Van moeders houdt uw dochters binnen
Van vaders prevel zachtjes smeekgebeden
Van dochters schreeuw het uit van genot

 

Ik hoest op de geur de dreun de kleur
Van een wazige gewaarwording in de onderwereld
Waarin ik de scepter zwaaide voor mijn bevrediging
Toen ik, de hofnar, de gruwelijke koning was

 

Ik hoest op rivieren van bloedrode wijn
Of wijnrood bloed die stromen door de straten
En nadagen waarin strompelen de enige weg was

 

En met de laatste rochel, de laatste druppel sputum
Zal ik niets zijn, zal ik blijven een lieve jongen
Verblijvend in de hemel zoals mijn ouders geloven

 

deeDaniel

Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 12 november 2006.

De Franse schrijver en filosoof  Roland Barthes werd geboren op 12 november 1915 in Cherbourg.

De Duitse schrijver Hans Werner Richter werd geboren op 12 november 1908 in Bansin op het eiland Usedom.

De Mexicaanse dichteres en moniaal. Juana Inés de la Cruz de Asbaje y Ramírez, ook bekend als Sor Juana, werd geboren in San Miguel Nepantla op 12 november 1648 of 1651.

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba, pseudoniem voor Luigi Banardi werd geboren op 11 november 1927 in Berceto.

 

Roland Barthes, Hans Werner Richter, Juana Inés de la Cruz, Luigi Malerba

Roland Barthes werd geboren op 12 november 1915. Hij was een vooraanstaand criticus en in de jaren zestig en zeventig is hij, naast Althusser, Lacan, Foucault en Derrida uitgegroeid tot een beroemd maar zich ongemakkelijk voelend acteur op het Parijse intellectuele toneel. Door tuberculose geplaagd en daarmee gepaard gaande opnames in sanatoria heeft hij niet de traditionele universitaire carrière doorlopen. Van eind veertig tot begin zestig had hij -veelal kortdurende- baantjes als onderwijzer of onderzoeker op uiteenlopende plaatsen zoals Roemenië en Egypte. Ondertussen publiceerde hij talloze essays voor een groot aantal tijdschriften. In 1962 kreeg hij een vaste aanstelling aan de École Prâtique des Hautes Études. In 1977 werd hij hoogleraar semiologie aan het prestigieuze Collège de France. Hij stierf in 1980 na een ongeluk. Zijn inaugurele rede in 1977 sloot hij af met wat je zijn lijfspreuk zou kunnen noemen: “Sapientia: nul pouvoir, un peu de savoir, un peu de sagesse, et le plus de saveur possible” (Sapientia: geen macht, een beetje kennis, een beetje wijsheid en zoveel mogelijk smaak.) Le plaisir du texte is een van de bekendste essays van Roland Barthes Kenmerkend voor Barthes is de intertekstualiteit. Woorden, tekstfragementen, krijgen hun betekenis in hun tekstuele omgeving. Een betekenis die onzeker en voorlopig is. De auteur heeft weinig grip op de betekenis die de lezer zal geven aan de tekst. Het is immers de lezer die voortdurend betekenis tot stand brengt, afhankelijk van de teksten die hem of haar doorkruisen. Het is de lezer die in een tekst duikt, er weer van opkijkt, overstapt naar een andere tekst, weer terug komt en onophoudelijk betekenissen produceert. Dit intertextueel lezen raakt aan het schrijven. De tekst komt volgens Barthes “niet tot stand door een organisch rijpingsproces of een hermeneutisch verdiepingsproces, maar eerder door de seriële beweging van verplaatsingen, verdichtingen en variaties”.

Uit: Het plezier van de tekst  (1986, vertaling Frans van de Pol)

“[..] wij zijn allen in de waarheid van de talen verstrikt, dat wil zeggen in hun regionaliteit, meegesleept in de enorme wedijver die hun nabuurschap regelt. Want iedere spreekwijze (iedere fictie) strijdt om de hegemonie; als zij de macht voor zichzelf heeft, verbreidt zij zich overal in de stroom en alledaagsheid van het sociale leven, wordt zij doxa, natuur: dat zogenaamde a-politieke spreken van de politici, van de functionarissen van de Staat, dat van de pers, de radio, de tv, dat van de conversatie; maar zelfs buiten de macht, tegen haar, leeft de wedijver weer op, splitsen de spreekwijzen zich, worstelen met elkaar. Een onbarmhartige topica regelt het leven van de taal; de taal komt altijd ergens vandaan, zij is een krijgslustige topos.” (PvdT, p.36)

 

barthes

Roland Barthes (12 november 1915 – 25 maart 1980)

 

Hans Werner Richter werd geboren op 12 november 1908 in Bansin op het eiland Usedom in de Oostzee. Vanwege zijn Trotskisme wordt hij op 24-jarige leeftijd uit de KPD gezet. Vanaf 1034 werkt hij als lector en boekhandelaar in Berlijn en neemt ook weer deel aan de politieke ondergrondse. Van 1940 tot 1943 moet hij dienst doen in het Duitse leger, is krijsgevangene van 1943 tot 1946. Vanaf voorjaar 1945 geeft hij het „antifascistische tijdschrift“ Der Ruf uit. Toen Der Ruf een wat al te onafhankelijke koers insloeg grepen de geallieerden in en verboden het blad. Uit protest tegen deze maatregel ging de schrijver Hans Werner Richter over tot de oprichting van de zogenaamde Gruppe 47. Veel van zijn collega’s deelden zijn ongenoegen over de geallieerde literatuurpolitiek en sloten zich bij de groep aan. Op zichzelf was dit gebaar van eensgezindheid uniek. Dat schrijvers, die doorgaans tegen groepsvorming zijn en eerder aan het individuele kunstenaarschap hechten, zich achter een politiek motto schaarden, was tamelijk opzienbarend. De doelstelling was zich in te zetten voor democratie en gerechtigdheid om een Derde Wereldoorlog te voorkomen. De solidariteit en het politieke idealisme van het eerste uur verwaterden echter al spoedig. Als gevolg van de toenemende commercialisering van het literaire leven ontwikkelde de Gruppe 47 zich later tot een belangengroepering.Het hoofddoel van de Gruppe 47 was het bevorderen van de nog prille na-oorlogse Duitse literatuur, die op dat moment in verwarring verkeerde (zie o.a. Kahlschlagliteratur). De groep organiseerde congressen, geleid door Hans Werner Richter. Aanvankelijk besliste Richter alleen wie er bij deze congressen werd uitgenodigd. De congresleden besproken elkaars manuscripten en voerden discussies. Vaak werden er ook literaire figuren uit het buitenland uitgenodigd. Tevens reikte de groep een literatuurprijs uit aan nog onbekende auteurs, die nadien gewoonlijk grote bekendheid zouden verwerven. In de jaren ’60 kwam de klad in de samenwerking tussen de verschillende groepsleden. Hoewel de kwaliteit van hun werk niet noodzakelijkerwijs achteruitging liepen de meningsverschillen steeds hoger op. Dit had te maken met de tendens tot verlinksing van de intellectuele milieus in die tijd: Sommigen sloten zich bij de radicale ideeën aan terwijl anderen daar nadrukkelijk afstand van namen. In mindere mate raakten ook hun stijlopvattingen van elkaar vervreemd.In oktober 1967 vond de voorlopig laatste bijeenkomst plaats, die op een mislukking uitliep. Hoewel er toen nog geen plannen waren de groep te ontbinden zou Richter later opmerken dat “de groep allang aan opheffingskanker leed” en in verval verkeerde. De groep kwam nog één keer bijeen, in 1977, om zichzelf op te heffen. Richters eigen romans en verhalen zijn grotendeels autobiografisch en zijn vertelwijze is nogal conventioneel. Doordat hij nooit tot de avant-garde werd gerekend is hij zelf als schrijver wat op de achtergrond geraakt, maar dankzij de Gruppe 47 schreef hij toch geschiedenis.

 

Uit:  Reisschetsen uit het leven in de Oostelijke zone

 

Het middenstuk van de vernielde grote hefbrug, die van Wolgast over de Peene naar het eiland Usedom loopt, steekt steil in de lucht. Een groene struik wappert in de scherpe Noordwestenwind, hoog bovenaan de uiteengerafelde staalplaat. ‘Voorwaarts in het teken van het tweejarenplan’ staat op het grote blok beton, dat uit het water omhoogsteekt. Aan één eind van de opgeblazen brug wordt gewerkt.

‘Tot nu toe hadden wij geen martelpaal’, zegt een van de arbeiders, ‘maar nu gaat het beginnen. In een jaar moet de brug af zijn.’

‘Hoezo moet?’ vraag ik.

‘Zo bepaald in het tweejarenplan,’ zegt hij.

De veerpont, die de verbinding met het eiland onderhoudt, is druk bezet. Kinderen uit Saksen of Berlijn, die met hun onderwijzers naar de kinderhuizen aan de kust gaan, Rode Kruis-zusters, vrouwen met rugzakken en mensen met eindeloos veel bagage. Onvermoeibaar sjouwen de kruiers de zware koffers naar de pont. Een paar leden van de Volkspolitie staan erbij en kijken wantrouwig naar de bagage.

‘Controleren zij?’ vraag ik een wat oudere man naast mij.

‘Zo nu en dan,’ zegt hij, ‘dat hangt van hun humeur af.’

Blijkbaar zijn ze goed gehumeurd, want wij varen ongehinderd met de pont naar het eiland over. De trein, die van het eerste station langs de kust rijdt, gaat maar tot Ahlbeck. Vlak achter Ahlbeck begint het tegenwoordige Polen. Met veel geraas rijdt het locaaltreintje door weiden en bossen. Een troep jonge arbeiders stapt op het volgende station in. Ze dragen oude blauwe matrozenmutsen, soldatenlaarzen, en voor een deel goed van de voormalige marine. Aan hun merkwaardig dialect merkt men, dat ze uit Danzig, Koningsbergen en de Oostpommerse havens komen.

 

HW_RICHTER

Hans Werner Richter (12 november 1908 – 23 maart 1993)

 

De Mexicaanse dichteres en moniaal. Juana Inés de la Cruz de Asbaje y Ramírez, ook bekend als Sor Juana, werd geboren in San Miguel Nepantla op 12 november 1648 of 1651.  Ze was een buitenechtelijk kind, en al op zeer jonge leeftijd geinteresseerd in literatuur en wetenschap. Op haar zestiende werd ze ontdekt door Antonio Sebastián de Toledo, de vice-koning van Nieuw-Spanje en naar het hof gebracht. Ze had noch familie, noch geld en wilde ook niet trouwen. Daarom zocht ze toevlucht in een klooster en werd zuster in het klooster van San Jerónimo. Hier kreeg ze de tijd om zich aan haar studies te wijten. Ook haar belangrijkste gedicht, de droom, schreef ze hier. In het klooster genoot ze relatief veel vrijheid. Ze had een ruime bibliotheek en ze stond onder de bescherming van de vice-koningin. Wel kwam ze vaak in botsing met de Rooms-katholieke Kerk, die haar gedichten te ‘wereldlijk’ vond. Ze streefde naar meer gelijke rechten voor vrouwen, en verdedigde het recht op onderwijs voor vrouwen. Hierdoor wordt ze wel als een voorloopster van het feminisme gezien, maar in haar tijd werden deze meningen minder op prijs gesteld. De aartsbisschop van Mexico sommeerde haar alleen nog religieuze teksten te schrijven.

Toen in 1695 een pestepidemie uitbrak wijdde ze zich aan ziekenzorg, maar ze werd zelf besmet en overleed.

 

En que da moral censura a una rosa,
y en ella a sus semejantes


Rosa divina que en gentil cultura
eres, con tu fragante sutileza,
magisterio purpúreo en la belleza,
enseñanza nevada a la hermosura;

amago de la humana arquitectura,
ejemplo de la vana gentileza,
en cuyo sér unió naturaleza
la cuna alegre y triste sepultura:

¡cuán altiva en tu pompa, presumida,
soberbia, el riesgo de morir desdeñas,
y luego desmayada y encogida

de tu caduco sér das mustias señas,
con que con docta muerte y necia
vida,
viviendo engañas y muriendo enseñas.

Vertaling: 

 

 

In which she warns a rose,
and through the rose, people


Divine rose cultivated with such grace
you are, with all your fragrant subtlety,
a scarlet master class in loveliness,
a snowy course that beauty demonstrates;

of human architecture duplicate,
example of all vain gentility,
in whose existence nature aptly joined
the happy crib to sad sepulchre’s gates:

how haughty in your pomp, presumptuously
and haughtily you scorn the risks of death,
and later faint, with shrivelled petals tucked,

of your declining state give withered signs,
whereby, by your wise death and foolish life,
alive you fool, and dying you instruct.

 

sorjuana

Juana Inés de la Cruz (12 november 1648 of 1651 – 17 april 1695)

 

(Nagekomen bericht)

De Italiaanse schrijver Luigi Malerba, pseudoniem voor Luigi Banardi werd geboren op 11 november 1927 in Berceto. Hij schrijft verhalen, romans hoor- en televiisiespelen. „Malerba“ betekent zoeiets als onkruid. Malerba is mede-oprichter van de gruppo 63 en woont in Rome en Orvieto.

Uit: Die nackten Masken (Vertaald door Iris Schnebel-Kaschnitz )

Cosimo Rolando hatte keine Angst, Anstoß zu erregen, als er die schöne Prostituierte mit dem sommersprossigen Gesicht und den roten Haaren in sein Haus nahm, damit sie bei ihm lebte. Nach und nach gewann Palmira Sicherheit, und scherzte mit den hohen Prälaten, die Cosimo Rolandos Tafel frequentierten. Sie warf ihnen schelmische Blicke zu, drängte sich vor den Augen ihres toleranten Beschützers an die Gäste, und zeigte ihnen ihre Beine und ihre Brüste, die aus dem Leibchen, dessen Bänder listig gelockert worden waren, unerwartet herausrutschten. Die strengen Prälaten von jenseite der Alpen und die Herren der Kurie waren bei solchem Anblick sprachlos, aber sie kehrten gern wieder in das Haus zurück, wo sie die Visionen eines irdischen Paradieses genießen konnten. (pag. 52)

 

MALERBE

Luigi Malerba (Berceto, 11 november 1927)