Marcel Möring, Herman Koch, Christoph Wieland, Margaretha Ferguson, Heimito von Doderer, Peter Winnen, Jos Vandeloo, Goffredo Mameli

De Nederlandse schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Daar bezocht hij de Montessorischool. Eind jaren zestig verhuisde zijn familie naar Assen. Hij studeerde twee jaar MO-Nederlands, maar brak deze studie af, omdat hij zich toe wilde leggen op het schrijven. Hij had allerlei baantjes, onder meer als redacteur Theater en Beeldende Kunst bij de Drents-Groningse Persbladen.

Mörings boeken zijn in vertaling verschenen in meer dan vijftien landen. Voor het korte verhaal ‘East Bergholt’, vertaald door Stacey Knecht en gepubliceerd in ‘The Paris Review’ ontving hij als eerste niet Engelstalige schrijver de Aga Khan Prize. Zijn nieuwste en tot nu toe dikste roman, Dis, verscheen in november 2006 bij De Bezige Bij. Möring woont in Rotterdam en was een van de eerste Nederlandse schrijvers met een eigen website. Gedurende het studiejaar 2007-2008 is Möring ‘schrijver op locatie’ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, een functie waarin hij Abdelkader Benali opvolgt.

 

Uit: Modelvliegen

 

“Ik verplaatste mij naar de juiste pit en braadde de koteletjes á point, zoals ik het geleerd had uit de vele kookboeken die ik de afgelopen jaren had gelezen. Ik was enigszins nerveus – de keuken was vreemd, de apparatuur anders en ik had nog nooit lamskoteletten gebraden – maar ik rekende erop dat mijn inlevingsvermogen mij zou helpen. Ik kon een gerecht analyseren door het te proeven, k kon koken zonder af te meten en ik kon elk gerecht aan als ik maar ten minste één keer een recept had gelezen dat iets soortgelijks beschreef. Het was geen talent, zoals Coe eerder tegen mijn vader had gezegd. Het was inlevingsvermogen, verbeelding, of misschien ook wel een talent, maar dan het talent om zoiets organisch en chaotisch als koken te abstraheren. Toen ik klaar was ging het bord de deur uit en liet Coe een hand op mijn schouder rusten. Zijn ronde gezicht weerspiegelde in het glimmende metaal van de achterwand van de kachel. De wenkbrauwen, die als rupsen boven de zwarte ogen leken te kronkelen, en de donkere baard gaven hem het uiterlijk van een smulgrage benedictijn. Hij begon de kok toe te spreken over wat hij smaaknivellering noemde, dat gerechten alleen nog maar een soort algemene oppervlaktesmaak hadden, maar niet meer in delen uiteen konden vallen. ‘Nederlandse koks,’ zei hij, ‘zijn bang om ons te laten proeven waaruit een gerecht is samengesteld. Als ik haas eet wil ik haas, wijn, tijm en bosuitjes proeven en niet de kruidenpot van restaurant x.’
De ober kwam de keuken weer in. Hij zag eruit als een grafdelver.
‘En?’ vroeg de man in pak.
‘Hij vroeg waar we in godsnaam mee bezig zijn .’
Ik merkte ineens hoe warm het in de keuken was.
‘Hoezo?’ zei de kok.
‘Hij zei: “Is dit een test dat ik eerst die tranige tinnef krijg voorgezet en daarna het juiste gerecht?”’

 

Moring

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

 

De Nederlandse schrijver en acteur Herman Koch werd geboren in Arnhem op 5 september 1953. Hij verhuisde met zijn ouders al op zijn tweede naar Amsterdam. Hij zat daar later op het Montessori Lyceum, maar werd van school gestuurd. Toch begon Koch daarna aan een studie. Hij studeerde drie maanden Russisch, en koppelde aan deze studie ook reizen. Zo werkte hij een jaar op een boerderij in Finland. Koch is bekend als acteur, voornamelijk van de televisieserie Jiskefet, maar is ook schrijver en columnist van de Volkskrant. In 2005 schreef hij het dictee voor het Groot Dictee der Nederlandse Taal.

 

Werk o.a. : De voorbijganger, verhalen (1985), Red ons, Maria Montanelli (1989), Eindelijk oorlog (1996), Denken aan Bruce Kennedy (2005)

 

Uit: Red ons, Maria Montanelli

 

“Midden in die zinderende distelwoestijn bleef hij plotseling doodstil staan, stak zijn vinger in de lucht en zei: ‘Hoor, dat is het grauwgebekte geelstaartje! Die is vroeg dit jaar. Vorig jaar juni had ik er nog geen een gehoord…’ Het bonte schreeuwkoetje, de gevlekte spekduiven, de klaaglijke roep van het lulmannetje, hij had ze allemaal uit zijn hoofd geleerd. ’s Nachts in bed droomde ik over de windbuks waarmee ik al zijn gevederde vrienden voor zijn ogen uit de lucht naar beneden zou schieten. Ik heb niets tegen vogels, maar ik hoef echt niet te weten hoe je ze bij hun naam moet noemen, en van planten zal het me helemaal een zorg zijn. Volgens mij zien die zogenaamde natuurliefhebbers gewoon nooit eens iets in zijn totaal, als een encyclopedie bladeren ze van de ene plant naar de andere, ze zien alleen de dingen vlak voor hun neus, ze zijn doodsbang om eens een keer helemaal tot aan de horizon te kijken.”

Koch

Herman Koch (Arnhem, 5 september 1953)

 

De Duitse dichter en schrijver Christoph Martin Wieland werd geboren in Oberholzheim op 5 september 1733. Zie ook mijn blog van 5 september 2007.

 

Uit: Geschichte der Abderiten

 

“Das Altertum der Stadt Abdera in Thracien verliert sich in der fabelhaften Heldenzeit. Auch kann es uns sehr gleichgültig sein, ob sie ihren Namen von Abdera, einer Schwester des berüchtigten Diomedes, Königs der Bistonischen Thracier, – welcher ein so großer Liebhaber von Pferden war, und deren so viele hielt, daß er und sein Land endlich von seinen Pferden aufgefressen wurde Paläphatus in seinem Buche von Unglaublichen Dingen erklärt auf diese Weise die Fabel, daß dieser Fürst seine Pferde mit Menschenfleisch gefüttert habe, und ihnen endlich selbst von Herkules zur Speise vorgeworfen worden sei. , – oder von Abderus, einem Stallmeister dieses Königs, oder von einem andern Abderus, der ein Liebling des Herkules gewesen sein soll, empfangen habe.

Abdera war, einige Jahrhunderte nach ihrer ersten Gründung, vor Alter wieder zusammen gefallen: als Timesius von Klazomene, um die Zeit der einunddreißigsten Olympiade, es unternahm, sie wieder aufzubauen. Die wilden Thracier, welche keine Städte in ihrer Nachbarschaft aufkommen lassen wollten, ließen ihm nicht Zeit, die Früchte seiner Arbeit zu genießen. Sie trieben ihn wieder fort, und Abdera blieb unbewohnt und unvollendet, bis (ungefähr um das Ende der neunundfunfzigsten Olympiade) die Einwohner der Ionischen Stadt Teos – weil sie keine Lust hatten, sich dem Eroberer Cyrus zu unterwerfen – zu Schiffe gingen, nach Thracien segelten, und, da sie in einer der fruchtbarsten Gegenden desselben dieses Abdera schon gebauet fanden, sich dessen als einer verlassenen und niemanden zugehörigen Sache bemächtigten, auch sich darin gegen die Thracischen Barbaren so gut behaupteten, daß sie und ihre Nachkommen von nun an Abderiten hießen, und einen kleinen Freistaat ausmachten, der (wie die meisten Griechischen Städte) ein zweideutiges Mittelding von Demokratie und Aristokratie war, und regiert wurde – wie kleine und große Republiken von jeher regiert worden sind.

 

wieland2

Christoph Wieland (5 september 1733 – 20 januari 1813)

 

 

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2006.

 

Uit: De coladrinkers

 

“Misschien is de liefdesdaad, waar dit op uitdraait, een vlucht in de vergetelheid, zoals drank en droque, een poging om zich te verheffen naar toppen, die men normaal nooit kan bereiken. Een hoogte waarvan je kan neerkijken naar het kleine be
neden. Zo klein is het geworden dat je niets of niemand meer onderscheiden kan, het bestaat dus niet mee, en dat schenkt een verlossend gevoel van bevrediging.”

 

Vandeloo

Jos Vandeloo (Zonhoven, 5 september 1925)

 

 

De Nederlandse schrijver Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook mijn blog van 5 september 2006.

 

Uit: Ik ben wel aan een Leffe toe

 

Ik heb mijn kantoor maar verplaatst. Mijn laptop staat op een de leestafel in de kantine van de Verkadefabriek in Den Bosch. Bij het raam zit ik, het licht trekt weg uit de mensen en de dingen. “Oued Za” staat in grote rode letters geschilderd op een paneel boven een winkeletalage. Wat zou dat betekenen? Ik gok op iets als “Proef de zon”, want op het etalageraam staat in kleinere rode letters: “Tropische Levensmiddelen Markt”. Ik heb de indruk dat de mensen van Den Bosch niet voor de tropische smaken gaan. De winkel is donker, geen tropische vrucht te bekennen in de vitrine. Er stopt een bestelautootje, “A. Kente & Zoon, kantoorartikelen”, een tekst die op me een vreemde manier gelukkig maakt.
Iemand vertelde me dat de tegeltjes op de vloer authentieke Verkadefabriektegeltjes zijn. Een Pool is maanden bezig geweest ze schoon te schuren voordat ze opnieuw gelegd werden. Ik zit op historische bodem. Bovenop het sociale lief en leed van de productielijn.
Wat een gelul, kom eens to the point,makker!
Nog één dag tot de première. Ik ben een beetje leeg. Twee weken lang bezig geweest uit te leggen waar het stuk over gaat. Vroeg in de middag gesproken in de Varacamera van “Het Leven Draait Door”. Waar het stuk over gaat? Ik heb eigenlijk geen idee meer. Toen ik het schreef wist ik het nog. Gisteren wist ik het ook nog. Nu kan ik weinig meer zeggen dan: het is wat het is, en het is goed als het is, kom maar gewoon kijken, als de liefde waarmee Drie Ons het gemaakt heeft maar gezien wordt.”

Winnen

Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk. Zie ook mijn blog van 5 september 2006.

 

Uit: Die Bresche

 

In dieser Erzählung treten vorzüglich drei Figuren auf um den Leser zu unterhalten so gut e
s
ihnen gelingt: erstens die Magdalena Güllich (Güllich ist Nebensache; aber „Magdalena“, dieser

sanfte Name paßt; ihr ergeht es auch am schlechtesten) ferner der junge Herr Herzka (der die ärgsten Bocksprünge macht), die dritte Figur aber ist ein berühmter Mann, nämlich „kein Geringerer“ als S. A. Slobedeff, der russische Tondichter, der jungverstorbene,

herrlichen Angedenkens, am meisten wohl als Autor der „Abenteuerlichen Symphonie“ bekannt, zu seinen Lebzeiten auch als Träger des sonderbaren Beinamens „Fräulein Sascha“ zu dem

er offenbar durch seine äußere Erscheinung gekommen war. Von ihm braucht weiter nichts vorausgeschickt zu werden; die Personalien der Güllich und des Herzka aber sind diese: die Güllich war Inhaberin eines Ladens, in dem sie Karten für Konzerte, Theater u. dgl. verkaufte, überdies Rennprogramme, Sportzeitschriften und was sonst da herein gehört; es hieß „Kartenbüro Güllich“ und ging recht gut. Die Güllich saß dort schön und sanften

Gesichts hinter dem Ladentisch. Sie mochte im 28. Jahr sein und war unverheiratet. – Herzka (dieser hieß mit dem Taufnamen Jan) war nicht viel jünger als sie und stand zu ihr seit

längstem in wohlgeregelten Beziehungen, die ungetrübt fortliefen, aus dem einfachen Grunde weil beide Teile in Geldsachen voneinander unabhängig waren; es konnte also zwischen ihnen

nicht einmal zu einem ernsthaften und sachlichen Gespräch kommen, welcher Umstand die beste Friedensgewähr bot: blieben somit nur die empfindsamen Reibungsflächen, etwa daß sie dann und wann behauptete er „käme nur zu ihr um seine Gelüste zu befriedigen“, was sogleich von ihm in der zärtlichsten Weise bestritten und widerlegt wurde etc. etc. – Herzka selbst war aus der Gehschule und Umhegung einer wohlhabenden Bürgersfamilie ge- machsam in ein ziemlich regelmäßiges Leben der Pflichterfüllung und in den geldschweren Umgang seiner Gesellschaftsschichte hineingewachsen, konnte auch schwerlich mehr aus diesem Geleise

kommen, als Inhaber und Leiter des vom Vater ererbten Geschäftshauses: welche frühe Gewichtigkeit der Lebensstellung in Jan gewisse Grundlinien graviert hatte, deren er sich zwar

nicht klar bewußt war, die ihn aber umso nachhaltiger bestimmten, wenn es darauf ankam: Genauigkeit, Peinlichkeit und Vorsicht, beinahe Ängstlichkeit . . .”

 

doderer

Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966)

 

De Nederlandse prozaschrijfster Margaretha Ferguson wered geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Zie ook mijn blog van 5 september 2006.

 

Uit: Nu wonen daar andere mensen. Terug op Java

 

“Het klinkt misschien plat – maar ik voel me zo verscheurd. Ik wil niet zijn wie ik ben; niet joods, niet rooms, niet Hollands, niet Indisch – alles alleen maar gedeeltelijk. (…) Nergens voel ik mij werkelijk thuis. Ik ben een wortelloos persoon: nooit geworteld geweest. Thuis bij mijn ouders niet; in Indië niet; in Indonesië niet – overal waren kloven, afstanden.” Dat zei de romancière en journaliste Margaretha Ferguson tegen Ischa Meijer in een interview voor Vrij Nederland in 1985. Ontworteld zijn, het klonk haast als een verontschuldiging voor een verscheurd leven. Maar wie haar geschiedenis kent, die ze voor een groot deel heeft opgetekend in boeken en
columns, zal verbaasd de wenkbrauwen optrekken. Hoe kan dat, zo wankelend zijn en zulke uitgesproken opinies hebben?

“Het is zes uur in de ochtend. Om half twaalf gisteravond kwam het vliegtuig in Jakarta aan. Met mijn als altijd te omvangrijke en te onhandige bagage perste ik me door een smal gangetje, met moeite opengelaten door dicht opeen gedrukte afhalers en toeschouwers. We bevonden ons in een warme, ietwat benauwde maar ook kruidige geur. Ik stapte in een taxi. Met het pasar-Maleis uit mijn koloniale jeugd (…) kan ik me goed verstaanbaar maken. Ben ik al eerder in Indonesië geweest? vraagt de taxichauffeur onder de rit (wat is het hier stil en donker, de wegen zijn breed, hee, is dit niet het Waterlooplein?) ontwaar ik in die grote schaduw niet de vertrouwde vorm van de kathedraal?)
‘Ja,’zeg ik, ‘ik heb hier achttien jaar gewoond. Ik ben als meisje van negen jaar gekomen, en gebleven tot na het Jappenkamp. Tijdens de internering is mijn dochter geboren, in de Indonesische kliniek Budi Kemuliaän, bestaat die nog?’ Ja, die bestaat nog.”

 

Ferguson

Margaretha Ferguson (5 september 1920 –  8 mei 1992)

 

 De Italiaanse dichter en patriot Goffredo Mameli werd geboren op 5 september 1827 in Genua. Hij is een belangrijke vertegenwoordiger van het Risorgimento (Wedergeboorte), maar is vooral bekend gebleven als schrijver van Il Canto degli Italiani (Het lied van de Italianen). Il Canto degli Italiani is het Italiaanse nationale volkslied. Onder de Italianen staat het bekend als Inno di Mameli (Mameli’s Hymne). Soms wordt er ook naar gerefereerd onder de naam Fratelli d’Italia (Broeders van Italië). De tekst werd geschreven in de herfst van 1847 in Genua, door de toen 20-jarige student Mameli, in een klimaat waarin het volk in opstand was voor de eenmaking en de onafhankelijkheid van Italië. Deze opstanden gingen vooraf aan de Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog tegen Oostenrijk.Twee maanden later werd de tekst op muziek gezet in Turijn door Michele Novaro.

 

Fratelli d’Italia, (fragment)

 

Fratelli d’Italia,
l’Italia s’è desta,
dell’elmo di Scipio
s’è cinta la testa.
Dov’è la vittoria?
Le porga la chioma,
ché schiava di Roma
Iddio la creò.

 

Stringiamci a coorte,
siam pronti alla morte,
l’Italia chiamò.

 

Noi siamo da secoli
calpesti, derisi,
perché non siam popolo,
perché siam divisi.
Raccolgaci un’unica
bandiera, una speme:
di fonderci insieme
già l’ora sonò.

 

 

 

Nederlandse vertaling

 

Broeders van Italië

 

Broeders van Italië,
Italië is opgestaan.
Met de helm van Scipio
het hoofd getooid
Waar is de overwinning?
Laat haar buigen;
Want als slaaf van Rome
is zij door God geschapen.

 

Sluit de rijen,
Wij zijn tot de dood bereid.
Italië roept.

 

Wij werden voor eeuwen
verschopt en vernederd,
Omdat wij geen volk waren,
Omdat wij verdeeld waren;
Laat ons samenkomen
onder één vaandel en één hoop;
Het uur onzer eenheid;
heeft reeds geslagen.

 

Mameli

Goffredo Mameli (5 september 1827 – 7 juli 1849)

Christoph Wieland, Margaretha Ferguson, Heimito von Doderer, Peter Winnen, Jos Vandeloo

De Duitse dichter en schrijver Christoph Martin Wieland werd geboren in Oberholzheim op 5 september 1733. Wieland werd streng piëtistisch opgevoed; hij leerde Latijn en ging in 1747 op internaat in Magdeburg. In 1749 verbleef hij een jaar in Erfurt, maar hij keerde in 1750 naar Zwaben terug, alwaar hij zich met zijn nicht, Sophie Gutermann, verloofde. Dit zou hem er voor het eerst toe hebben aangezet, gedichten te schrijven. Vervolgens studeerde hij nog twee jaar recht in Tübingen: tijdens die periode begon hij een grote productiviteit aan de dag te leggen. Hij schreef epen en oden, veelal in hexameters, duidelijk door de Messias van Klopstock beïnvloed. Deze gedichten wekten de interesse van Johann Jakob Bodmer: in 1752 nodigde Bodmer Wieland bij hem in Zürich uit. Rond 1760 kwam een drastische ommekeer in de opvattingen van Wieland, niet in het minst doordat hij geïnteresseerd raakte in de roman en de ‘lichte’ kunstvormen van het Rococo. Vanaf 1762 begon hij de stukken van Shakespeare naar het Duits te vertalen. In 1774 publiceerde hij, in afleveringen, de satire Die Abderiten, eine sehr wahrscheinliche Geschichte, die pas in 1780 voltooid was en in 1781 compleet gepubliceerd werd. Het is een ironische schildering van de antieke stadsstaat Abder, een provinciaal, kleinburgerlijk en geborneerd staatje, dat bevolkt wordt door dwaze, lichtgelovige mensen die hun eigen domheid niet inzien. De receptie van Wieland is sinds de Romantiek zeer slecht geweest. Pas na de WO II is zijn ironische gave gerehabiliteerd; men begrijpt hem nu als een belangrijk, pan-Europees exponent van een stroming waartoe ook Sterne behoorde en als de enige Duitse Rococo-auteur van betekenis.

Uit: Das Hexameron von Rosenhain

 

“Ein junger Mann, der, statt seines wahren Namens, einstweilen von Falkenberg heißen mag, wurde auf einer Reise nach W. durch einen Zufall in dem kleinen Marktflecken Erlebach aufgehalten. Glücklicherweise für ihn traf sich’s, daß der jährliche Markt, der eben an diesem Tage gehalten wurde, dem unbedeutenden Orte eine ziemliche Lebhaftigkeit gab, zumal die schöne Jahreszeit und das günstigste Wetter eine Menge Personen allerlei Standes und Gewerbes aus der ganzen Gegend herbeigezogen hatte. Falkenberg liebte diese Art von Volksfesten, wo ihm, unter allen Rollen, so dabei gespielt werden, die des bloßen Zuschauers die unterhaltendste deuchte. Er befand sich gerade in der heitern Unbefangenheit und Leerheit, worin man bereit ist, sich, wie Tristram Shandy, sogar mit einem Esel in ein Gespräch einzulassen oder den Bewegungen einer Schnecke zuzusehen. In dieser Stimmung war er eine gute Weile von einer Bude zur andern herumgeschlendert und hatte die Bemerkungen, wozu ihm das Glücksrad, der Marktschreier, der Marmottenjunge und die um sie her schwärmenden Volksgruppen Gelegenheit gaben, ziemlich bald erschöpft, als er in der Tür eines Kramladens eine junge Frauensperson gewahr wurde, deren Gestalt und Gesichtsbildung einen so auffallenden Abstich von den Gestalten und Gesichtern des sich hinzudrängenden Gesindels machte, daß er dem Verlangen nicht widerstehen konnte, sich näher mit ihr bekannt zu machen. Ihrem sehr einfachen Anzug nach, und weil er sie mit vieler Munterkeit beschäftigt sah, allerlei Waren, die ihr in Päckchen und Schachteln herabgelangt wurden, auf den Ladentisch auszulegen, glaubte er nicht zu irren, wenn er sie, trotz ihrer vornehmen Miene und der Grazie, die alle ihre Bewegungen begleitete, für die Eigentümerin des Kramladens ansah. Er näherte sich dem Tisch, und nachdem er sie, ohne Zutun seines Willens, mit mehr Ehrerbietung gegrüßt hatte, als eine Person ihres Standes von seinesgleichen erwarten konnte, wollte er die Bekanntschaft damit anfangen, daß er sich durch Einkauf einiger ihm sehr überflüssiger Artikel in Gunst bei ihr setzte, und erkundigte sich, im Ton eines Käufers, der nicht lange zu feilschen gesonnen ist, nach dem Preise.”

 

wieland

Christoph Wieland (5 september 1733 – 20 januari 1813)

 

Zie voor onderstaande schrijvers mijn blog van 5 september 2006.

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg.

De Nederlandse schrijver Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn.

 

Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk.

De Nederlandse prozaschrijfster Margaretha Ferguson wered geboren op 5 september 1920 in Arnhem.

 

Vandeloo, Winnen, Doderer, Ferguson

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Vandeloo volgde middelbaar onderwijs in Hasselt en kreeg bovendien les bij de fraters in Zonhoven. Na de oorlog volgde hij een opleiding tot scheikundige en ging werken als steenkooldeskundige. In deze functie reisde hij tot 1953 door Europa om analyses uit te voeren.

Vandeloo werd adjunct-directeur en later directeur bij de Belgische vestiging van uitgeverij Manteau. Hij debuteerde in 1955 met de gedichtenbundel “Speelse parade”. Aan het einde van de jaren vijftig studeerde Vandeloo Nederlandse en Franse letterkunde en kunstgeschiedenis aan de Koninklijke Academie en aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. In 1969 trad hij in dienst bij de Standaard Uitgeverij waar hij tot 1983 verschillende functies bekleedde.

 

Werk o.a:  “Woorden met doofstommen” (1957), “Het gevaar” (1960), “Dadels voor een vizier” (1965), “Waarom slaap je, liefje?” (1972), “De muggen” (1973), “De weg naar de Ardennen” (1988), “De beklimming van de Mont Ventoux” (1993) en “De vogelvrouw” (1993).

 

 

Fragmenent uit: Het gevaar

 “Vreemd, dat iemand hier lacht. Het is abnormaal. Er moest in grote letters op de muren staan: HIER LACHT MEN NIET. Of: STRENG VERBODEN TE LACHEN. De Overtreder Wordt Met Dwangarbeid Bestraft.”

“Een schok van herkenning ging door Benting. Een grote moedeloosheid overviel hem, een grondeloze teleurstelling maakte zich van hem meester. Het was nutteloos. Hij hoefde niet meer te vechten, hij hoefde niet langer te vluchten, alles was nu voorgoed gedaan, gespeeld, gesloten. Er stond een punt achter zijn leven. Ontsnappen was onmogelijk gebleken. Vluchten was zich begraven in een eindeloze illusie.”

 

 

De directeur van het grand hotel

De directeur van het grand hotel
café-restaurant heet hoffmann
hij heeft een rekening
bij de bekende amro-bank
althans volgens zijn briefpapier
er zijn 80 bedden en 1 lift
kamers met bad douche en telefoon
misschien verstaat u me niet?
moderne zimmer mit privatbad
cosy lounge
spécialités culinaires
geräumiger parkplatz
situatied opposite the railway station
chambres modernes/musique
restaurant à la carte
of à la diepvries
zalen beschikbaar voor 20
tot 200 personen
van normale omvang
voor vergaderingen recepties
partijen en concilies
ook voor huwelijksfeesten
alleen moet men dan later
niet komen klagen bij hoffmann.

Uit: Copernicus of de bloemen van het geluk’ (1967)

 

 


Jos Vandeloo
(Zonhoven, 5 september 1925)

 

 

Wielrenners die tijdens de Tour de France dikke boeken lezen hadden altijd al bij mij een streepje voor. Wanneer ze dan ook nog – zij het na hun wielerloopbaan – blijken te kunnen schrijven zoals Peter Winnen, en over meer dan sport alleen, genieten ze mijn eeuwige sympathie. En daarom geef ik hem hier de plek van Marcel Möring die op dezelfde dag als Peter werd geboren. Maar Marcel heeft dan ook weer zelf een eigen fraaie website.

 

Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. In 1981 debuteerde hij in de Ronde van Frankrijk en baarde opzien met een ritoverwinning naar Alpe d’Huez, een vijfde plaats in het eindklassement en de eerste plaats in het jongerenklassement. Het jaar daarna verbeterde hij zichzelf nog iets met een vierde plaats in de eindrangschikking en opnieuw ritwinst.

Zijn beste prestatie leverde Winnen waarschijnlijk in 1983 toen hij, na aanvankelijk tegenvallend rijden in de Pyreneeën, sterk terugkwam in de Alpen met opnieuw winst op Alpe d’Huez. Zelfs de eindoverwinning kwam binnen zijn bereik. Hij werd uiteindelijk 3e. Na zijn actieve wielerloopbaan ging Winnen naar de kunstacademie en publiceerde hij enkele boeken over de wielerwereld, waaronder Van Santander naar Santander. Daarnaast schrijft Winnen regelmatig columns voor kranten en tijdschriften, waaronder NRC Handelsblad. In december 2005 ging een muziektheaterproductie van zijn hand in première, getiteld Fiets. De voorstelling gaat over de verhouding tussen wielersport, media en commercie.

 

Uit: Van Santander naar Santander:Santander, 7 augustus 1978

 

Beste Hans,

 

Vanmorgen rond 10.00 uur te Santander gearriveerd. Wij zijn op weg naar huis. Het is mooi geweest. Het moet ook wel, want het geld is op. Over een paar uur nemen we de trein naar de Spaans-Franse grens. Daar vandaan hopen we op aansluiting naar Bordeaux. Nena ligt uitgeteld tegen haar rugzak in het zand. Ik ben zojuist de Atlantique ingelopen, verlichting zoekend voor een kater. Ik liet me willoos drijven op de golven, maar een slok zeewater die plots binnenspoelde bedierf de genezing. Over een paar dagen heb je haar weer terug, je Nena. Ik heb goed voor haar gezorgd en ben erg voorzichtig met haar geweest, zoals je me hebt opgedragen. Ik ben een man van mijn woord, dat weet je. Maar waar waren we gebleven? De binnenlanden van Portugal, St. Pedro d’Alva, de tuin van de dorpsdokter, of wat ervoor doorging. Een tuin die naadloos overliep in wildernis. Daar hebben we ons niet in gewaagd, op advies van onze gastheer, vanwege gifslangen en ander ongedierte. Fijne man, de dokter. Hij had ons zomaar op zijn grond toegelaten, om te kamperen. Een uitgebreid verslag vanuit dit oord is naar je onderweg. Lucia, de vrouw van de arts joeg ons gisteren nog wel de stuipen op het lijf We zaten meteen recht overeind toen haar hysterisch gekrijs door de ochtend schalde: ‘Le père est mort, Ie père est mort!’ Ik ritste panisch de tent open en holde in onderbroek op het huis af. Lucia stond op het balkon, gebogen rug, handen kruislings voor haar borst geslagen. Te père est mort,’ kermde ze nogmaals. Te pápe!’ Goddank, haar corpulente echtgenoot had heelhuids de schrans- en slemppartij van de avond ervoor doorstaan. Wij waren genood voor een diner met de familie. De hele middag hadden opgewonden geluiden weerklonken uit de keuken.

 

Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk..Doderer was de jongste van de zes kinderen van architect Wilhelm Carl von Doderer, die in 1877 in de adelstand was verheven als Ridder von Doderer. Zijn vreemde naam, Heimito, is een opzettelijke verbastering van het Spaanse Jaimito, ‘kleine Jaime’. In 1938 publiceerde hij zijn eerste grote roman, Ein Mord, den jeder begeht. Hij wilde zich graag tot het katholicisme bekeren (de familie von Doderer behoorde tot de protestantse minderheid), en las de werken van Thomas van Aquino. Vanaf 1938 woonde hij weer in Wenen en woonde samen met Albert Paris Gütersloh. Hij bekeerde zich in 1940.

Tijdens WO II werkte Doderer voor de Luftwaffe in Frankrijk, maar kreeg met zenuwpijnen te kampen en werd ach
tereenvolgens naar Frankfurt an der Oder, Wiesbaden en Schongau overgeplaatst. Uiteindelijk belandde hij in 1945 in Oslo, waar hij verder werkte aan zijn grote romanprojecten waaraan hij reeds jaren bezig was (hij heeft de oorlog grotendeels schrijvend doorgebracht). Zijn beroemdste roman, Die Strudlhofstiege, verscheen in 1951, alhoewel het werk reeds in 1948 was voltooid: Doderer was nooit uit de NSDAP getreden en na de oorlog op een zwarte lijst van nazi’s terechtgekomen, en pas in 1947 werd hij, na een boete te hebben betaald, officieel ‘witgewassen’.

 

Uit: Die Strudlhofstiege

 

Als Mary K.s Gatte noch lebte, Oskar hieß er, und sie selbst noch auf zwei sehr schönen Beinen ging (das rechte hatihr, unweit ihrer Wohnung, am 21. September 1925 die

Straßenbahn über dem Knie abgefahren), tauchte ein gewisserDoktor Negria auf, ein junger rumänischer Arzt, der hierzu Wien an der berühmten Fakultät sich fortbildete und im Allgemeinen Krankenhaus seine Jahre machte. Solche Rumänenund Bulgaren hat es zu Wien immer gegeben, meist imUmkreise der Universität oder der Musik-Akademie. Man warsie gewohnt: ihre Art zu sprechen, die immer mehr mit dem Österreichischen sich durchsetzte, ihre dicken Haarwirbelüber der Stirn, ihre Gewohnheit, stets in den besten VillenviertelnSofia waren wohlhabend oder hatten wohlhabende Väter. Sie blieben durchaus Fremde (denen aus der Heimat andauernd ungeheure Pakete mit ihren nationalen Leckerbissen zugingen), nicht so konsolidiert fremd wie die Norddeutschen zwar, sondern mehr eine sozusagen hiesige Einrichtung, dennoch eben ,Balkaneser‘, weil auch bei ihnen sich das Spezifische ihres Sprechtones nie ganz verlor. Damen in Wien, welche ein oder zwei Zimmer ihrer Wohnung oder ihrer Villa zu vermieten gedachten, suchten sich dazu einen ,bulgarischen oder rumänischen Studenten‘ und wurden dann von diesen untereinander weiterempfohlen. Denn in den zahlreichen Cafés um die Universität oder um die Kliniken herum bestand ein connationaler Zusammenhang.

 

Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966)

 

Margaretha Ferguson-Wigerink, Nederlands prozaschrijfster, werd geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Ferguson bracht een groot deel van haar jeugd door in Nederlands Indië en was van 1942 tot 1945 geïnterneerd in verschillende Japanse concentratiekampen. Na de bevrijding kwam ze naar Nederland. In 1948 keerde ze weer terug naar Indonesië, maar in 1950 vestigde ze zich definitief in Nederland. In 1959 debuteerde ze als prozaschrijfster met de verhalenbundel Anna en haar vader. Veel van haar werk speelt in Nederlands Indië en behandelt koloniale kwesties, zoals de opstand tegen elke vorm van onderdrukking. Tegen die achtergrond speelt ook haar roman Elias in Batavia en Jakarta (1977). Over haar ervaringen in de Japanse kampen tijdens de oorlog schreef ze Mammie ik ga dood. Aantekeningen uit de Japanse tijd op Java 1942-1945 (1976). Van haar reizen naar het Verre Oosten deed Ferguson verslag in Nu wonen daar andere mensen … terug op Java (1974), Een Haagse dame in China (1975) en China gewoon: een verslag (1981). In Brief aan niemand (1985) gaf ze dagboekfragmenten uit de jaren 1948-1984.

Uit: Chaos (1983)

 

Dat is een sjieke buurt waar u terechtkomt mevrouw,” merkte de man achter Katharina op terwijl de autobus met ex-geïnterneerden uit de Japanse kampen behoedzaam de Prins Hendriklaan inzwenkte. “Familie?”
“Nee… ik had opgegeven dat ik in Utrecht of Bilthoven wilde wonen om lngrid op de school van Kees Boeke te kunnen doen… en ik wil hier psychologie gaan studeren, bij de evacuatie uit Singapore kreeg ik dit adres, van een familie Verlaer. Kijk, we zijn er!”
Katharina werkte zich haastig overeind, zette lngrid neer op het gangpad, pakte haar spullen bij elkaar, de chauffeur hielp haar met de koffer. Ze keek nog even de rijen langs. De bustocht vanuit de Rotterdamse haven was onbegrijpelijk snel verlopen. Zo voelde je meteen hoe klein Holland was. Haar lotgenoten, allen afkomstig van het troepentransportschip waarmee ze vanuit Batavia en Singapore naar Nederland waren vervoerd, zaten op hun plaats in gelaten afwachting.
Velen gingen, net als zij naar onbekende opvangadressen. Op hun grauwe gezichten was tijdens de rit steeds weer verbazing te lezen geweest. “Kijk zie je dat. . . die keurige huizen allemaal:”en ze hebben bloemen in de tuinen. . . wat is het netjes op de weg, nergens vuilnishopen of andere rotzooi… er is hier niks gebeurd!”. . .
Nounou,” mompelden de anderen, “en de joden dan. . .”
Een deur was opengegaan, zo’n echte Hollandse zware huisdeur.
Vanaf de stoep, zo’n echte Hollandse stoep met een blauw randje waar ze als kind hinkelvlakken op had uitgezet met een van het schoolbord gejat krijtje – geel van buiten, wit van binnen, idioot om je op dit moment zoiets te herinneren – keerde Katharina zich om naar de wegschuivende bus. De laatste bekenden! Maar lngrid holde het geplaveide tuinpaadje al op, recht in de armen van een rijzige stralende witharige vorstin die neerhurkte en lngrid omhoogtilde. “En jij komt nou bij ons wonen. . . dàt is leuk! Welkom, welkom, mevrouw,” ze zette lngrid neer en gaf Katharina twee handen tegelijk. “Komt u binnen. . . geef die koffer maar hier!”

 

Margaretha Ferguson (5 september 1920 –  8 mei 1992)