Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Boa

“Zelden spreekt iemand mijn naam hardop uit. Meg. De rechter heeft me door de telefoon twee of drie keer Meg genoemd, met zo’n lekker zachte g, die hem, zodra hij even niet oplet, ontglipt. Do hoedt zich er wel voor Meg tegen me te zeggen, noemen is dopen, dopen is erkennen en erkenning zou hem als een molensteen op het hart liggen, en dat vindt niemand prettig. Wie me Meg noemt wil ik omhelzen, boeien, voorgoed bij me houden en tegelijkertijd met een paar flinke tikken van me afstoten, ik ben er niet innemender op geworden de laatste jaren. Je kunt je temperament niet kiezen. Mocht ik kiezen, wist ik het wel (een mooi kalm). Mijn mateloosheid, die geloof ik nogal potsierlijk aandoet, valt de mensen rauw op het lijf, mijn felheid jaagt ze op stang, op de kast, in het harnas, weg. Bijna iedereen is weg nu. Zoiets kies je niet, zoiets onderga je als een bizarre grap, als een streek die het lot of wie ook je levert zonder dat je er een stokje voor kunt steken. Veel oude vrienden zijn van me vervreemd geraakt, de rechter vertoont zich beslist niet meer hier, Do viert vakantie met de zijnen, het is geen uitgemaakte zaak dat we elkaar nog terugzien. Deze zomer zal ik mijn uithoudingsvermogen beproeven, ik zal steunpuntjes en strohalmpjes weken om te voorkomen dat ik kopje-onder ga. Waar dat op uitdraait merk ik vanzelf.
Het lichaam maakt zich breed en zwaar, alsof het de serene zondagochtend onder het eigen gewicht wil verpletteren. In eenzaamheid is het onmogelijk met het serene onder één hoedje te spelen. Zodra ik denk: hmm, wat een serene ochtend, verschiet de tevredenheid van kleur verveling. Gisteren was ik zo tevreden dat ik er bijna in stikte. Ik at en dronk en las en zat, ziek van tevredenheid, knorrend en almaar zwaarder, zwaarder, zwaarder. Vannacht, in de droom, liet ik me betuttelen en in bezit nemen, aan één stuk door betuttelen en in bezit nemen, zonder vooruitzicht op verandering. Het was prettig noch onprettig, het was de gewoonste zaak van de wereld:
versmelten en tussen de bedrijven door koppig zinloos gepraat, in een volgende versmelting gesmoord. Voor het opstaan probeerde ik, in plaats van het gebruikelijke vertellen van verhalen die de dag moeten inleiden, de dag te paaien door me klein te maken, piepklein en ootmoedig. Toen dat niet lukte, dat wil zeggen toen ik merkte dat dat niet het gewenste resultaat opleverde (opslorping), begon ik, terwijl ik doodstil lag, de dingen om me heen te slaan. Ik sloeg met een zweep, nee, de zweep was ik zelf. In mooie strakke, steeds veranderende curven kwam ik zoevend, strelend op de dingen neer, niet om ze te pijnigen (waarom zou ik) maar vanwege de nonchalante schoonheid van de curven die ik was. Ik hou van je, zei ik nogal misplaatst en ik dacht aan de nacht en aan het vermoeiende paren.”

 


Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord

lawaai is een begin, geluk een simpel akkoord
aan de achterkant van je ogen rollen bassen duwen
ons in elkaar jarenlang heb ik gerend voor
dit concert jij kwam uit dezelfde
richting en de rest kan ik me indenken

zeg jij zo zachtjes dat ik het nauwelijks versta en
misschien slechts wil aannemen omdat jouw
handen mijn reizen lezen alsof
ze van jou waren en de hemel rockt
en maakt lawaai en blijft in alles een punk

die zijn hanenkam in regenboogkleuren
verft, metaforisch gesproken, dansen we op
een dun koord horen de fashionista’s roddelen
geen cent waard is hun geblèr voor ons vivamus
atque amemus campino krakeelt wat telt

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

 

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Levenshonger

“Oom Izaäk zou me om vier uur komen ophalen in de ontvangsthal van het bedrijf waar hij nu al een kwarteeuw vertalingen levert om het geld en om de eer: Dymph, de technologiebeurs. Hij werkt op het hoofdkantoor. Oompje. Wat was hij opgelucht, toen Dymph de schriftelijke aanvraag voor mijn bezoek aan zijn werkruimte zowaar meteen goedkeurde en een keer niet moeilijk deed. Het zat me wel dwars dat hij zich zo zenuwachtig liet maken vanwege mij. Daarom had ik hem de suggestie gedaan om zijn kamer bij Dymph voor me te filmen, mocht het niet lukken met die aanvraag. Ik zou dan evengoed naar hem toe komen, onze afspraak kon gewoon doorgaan. Nu liep het tegen achten. Ik had al verse broodjes gehaald en ontbijt gemaakt voor Jozef, dat is mijn kostganger. ’s Ochtends bij het wakker worden hoef ik me Jozef maar voor de geest te halen en ik voel me nuttig, nodig. Hoe zwaar en vuil mijn dromen ook op me wegen, die lastpost hier op de zolderverdieping krijgt me snel weer met mijn twee voeten stevig op de aarde. En dan laat ik me zonder al te grote tegenzin contant door hem betalen voor zijn maaltijden en de was en het schoonmaken en allerlei andere meer of minder huishoudelijke taken.
Overdag zit hij bijna altijd aan zijn artikelen te werken, soms in een razend tempo typend met de wijsvingers gestrekt, soms diep gebogen over zijn notities, het hoofd tussen de schouders getrokken. Alsof hij al jaren slecht ziet en zich daar ook helemaal op heeft ingesteld, zonder er nog wat aan te willen veranderen. Hoelang woont Jozef hier nu? Ik herinner me dat de essen langs de kade aan het eind van onze straat van goud en roodkoper leken in de zon, toen wij binnen een uur al zijn koffers en dozen de trappen op zeulden naar de ongebruikte kamertjes op de bovenste verdieping. In ons kennismakingsgesprek deed hij alle moeite om me ervan te overtuigen dat deze zolderetage geknipt was voor iemand als hij: oud en bovendien weer vrijgezel. Maar je weet bij Jozef nooit of hij meent wat hij zegt, of dat hij misschien het tegenovergestelde bedoelt, of nog iets anders. `De wereld zelf moet nog rijp worden voor eerlijkheid en ernst: Van zulke wijsheden heeft hij een voorraadkist vol, en iedere keer trek ik een ernstig gezicht en hij trekt ook een ernstig gezicht. Eigenlijk zit hij als een idioot te vechten om mijn aandacht maar van zijn persoon af te leiden. Terwijl hij het heerlijk vindt om wat gezelschap van me te krijgen tegelijk met zijn maaltijden, en samen urenlang te ouwehoeren. Pools is de taal uit zijn vroegste kinderjaren, waar hij weinig meer van weet. Maar bij het horen van een enkel Pools woord wordt hij meteen in de tijd teruggesmeten. Op zo’n moment leeft hij met zijn hele lichaam in twee verschillende tijden en op twee verschillende plaatsen. Pools horen praten betovert hem én het jaagt hem schrik aan. Het woelt te veel in hem om, en hij heeft juist zo hard geprobeerd om alles wat hij aan kwade herinneringen heeft te verzegelen, zodat het hem niet te grazen kan nemen.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968. Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

ademtalen ze leerden secondenalfabetten

ademtalen ze leerden secondenalfabetten
en hielden hun mond wijsvingergeplaveid
hun neuzen in de wind waarmee ze de
slaapzaal oppompten als een Montgolfiere
die ze over alle bergen in hun familie bracht
beelden van latere bezichtigingen groeiden op
tot aeronauten van het moment en vanuit de
kleuterschool in het kompas van de namiddagen
aan de naald geraakt die hun een verslaving
aannaaide dagelijks geïnjecteerde slogans in de manden
waarvan zij door stripverhaallandschappen
schommelden steeds maar hoger steeds maar
sneller tekstballonnen volle kracht vooruit

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Het lichtatelier

“Adembenemend mooi is het in elkaar grijpen van de papiervezels in het schepraam, dat ik al bijna met de soepele bewegingen van de ware papiermaker in de plastic bak met plantenpulp onderdompel en vliegensvlug naar me toe trek en optil tot boven de rand van de bak, zodat het overtollige water door de mazen of gaatjes van de zeef kan weglopen.
Eerst is het schepraam vol als een enorme bierpul met een kop van glinsterend schuim, dat nog trilt van de spuitmond van de tapkraan. Dan zakt de glinsterende massa langzaam in elkaar, terwijl ik de zeef schud en haastig nog wat papierpulp over de randen van het schepraam gooi om van het schuimende mengsel alleen nog een egaal vlies op de zeef over te houden.
Het oogvlies van de spiedende arend wordt dof, denk ik op het moment dat de papiervezels in een paar tellen een zo grote gedaanteverandering ondergaan dat hun plotselinge roerloze verschijningsvorm me doet duizelen.
Daar is mijn vel papier, op de bodem van het schepraam, waarvan ik nu voorzichtig het deksel moet verwijderen om de zeef met het vel erop te kunnen omkieperen op een stuk vlieseline.
Daar is al mijn vel papier!
Na dagen voorbereiding kan het niet meer wachten om kant-en-klaar tevoorschijn te komen, nog nat en slap, met diepe, gloeiende kleuren die straks bij het drogen zullen verbleken, maar verder helemaal af, helemaal voltooid, helemaal ten einde gevoerd met een razendsnelle zwaai van mijn armen, zodat de druipende zeef vacuüm getrokken wordt. Eén zwaai naar me toe en daarna driftige schudbewegingen, waarbij mijn handen zich vast om de twee helften van het schepraam klemmen.
Vergeleken bij die paar hectische seconden waarin heel veel tegelijkertijd gebeurt, is het omkeren van de zeef en het vastdrukken van het vel papier op een stuk nat vlieseline een langzame, bezonnen, plechtige en ook wat treurige handeling, die de nieuwsgierigheid bevredigt maar het hart leeg laat, zoals een bedachtzame liefkozing ons hart leeg kan laten zodra we eenmaal naar de toppen van de lust zijn opgestegen.
Toch is dit behoedzame koetsen van mijn vel papier en het lostrekken van de zeef net zo goed een magische daad, die het papier definitief een eigen leven geeft. Mooier dan op dit ogenblik van prille zelfstandigheid zal het nooit meer worden – het overtollige water stróómt alle kanten uit over de plank die als ondergrond dient en het papier schuimt en glanst en gloeit, en de randen ervan trillen als schijnvoetjes zonder dat hun onregelmatige vorm verandert of ook maar een millimeter van plaats verschuift.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

eufraat en tigris twee paradijselijke

eufraat en tigris twee paradijselijke
stromen ze komen vanuit de verticale
in de mozaïsche religie als in het
geloof van de indiërs ganges brahmapoetra
indus en oxus geen legendes rond het
leven van boeddha zonder oever geen johannes

geen orpheus en ook geen narcis die
de dood over het hoofd zag toen hij ertegenover
hurkte afgeleid door het vuurwerk van een
liefde die weet hoe ze zichzelf moet verdedigen van

het ene oorlogsjaar naar het andere aanvallen
verzilvert als spreekwoorden uit de minuten
sijpelen spinsels vechten zich een weg door
de windstilte als colonnes vermoeide soldaten
die denken dat ze op weg naar huis zijn en
geen idee waar de stroom hen heen

drijft als de wind opsteekt bobrowski
plotseling uit de in de kust lekkende
avond metaforen gieten lood in
de hielen en alle rivieren slechts preludes

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Marie Kessels, Christoph W. Bauer

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Veldheer Banner

‘Lief roodhaartje, mag ik je morgenmiddag verwelkomen? Neem je paspoort of identiteitsbewijs mee,’ schreef hij me als hij zich iets te veel door zijn fantasieën over een gezamenlijk reisje naar een tentoonstelling in Essen of een theatervoorstelling in Darmstadt had laten meeslepen en even vergeten was dat hij de volgende dag allerlei verplichtingen had. Door zijn Parkinson kon hij zich heel moeilijk een accuraat beeld van de toekomst vormen. En in de uren voor onze ontmoeting was hij geneigd zijn krachten nogal te overschatten en zijn afhankelijkheid van zijn levodopa te bagatelliseren. Niets dan schaamte om me onder ogen te moeten komen als hij slecht praatte en slecht bewoog, en dat wist hij zelf het beste.
In de trein hoorde ik al in mijn oor wat hij me straks zou vragen met die zorgelijke vogelstem van hem: ‘Was het niet erg vies in de trein?’ En: ‘Kon je je goed van je werk losmaken? Ik betaal je je reisgeld terug, hoor.’
En dan zou ik hem, heel vriendelijk, in zijn gezicht uitlachen om dat woord vies en om de spijtige toon waarop hij het uitsprak, vol mededogen met mij, arme treinreiziger. ‘Ach jongen, het openbaar vervoer valt best mee.’
Ik had in de anderhalf uur van mijn treinreis naar hem toe wel altijd angstvisioenen van brand in mijn flat, of waterschade, die mijn kostbare papieren fotocollectie zou vernietigen. Maar dat zei ik liever niet te vaak tegen hem, want dan zou hij dat beeld van al die in de fik vliegende, smeulende, zwartgeblakerde foto’s moeilijk meer uit zijn hoofd kunnen zetten. Mijn neurotische angst voor verwoesting van mijn levenswerk sloeg gemakkelijk op hem over, en dan had ik spijt omdat ik mijn mond niet had gehouden.
Als ik nog in de voormiddag uit de trein stapte, kocht ik onderweg soms een paar broodjes haring voor onze lunch, een lekkernij die hij niet gauw voor zichzelf zou kopen. Hij proefde de zilte vissmaak toch niet. Maar ik kende zijn voorkeur voor alles wat glad en soepel was en niet te erg tegenstribbelde goed genoeg om af en toe zo’n heerlijk vers harinkje voor hem te kopen bij de viskar op de hoek van de Stationsstraat en de Zuidelijke Ringweg.
Op dagen met een schrale noordoostenwind kon ik het niet aanzien dat de visboer daar zo stond te blauwbekken in zijn kraam en deed ik een extra grote bestelling. Hij had dan van die dikke, rode handen, die hij voortdurend beademde om ze op te warmen onder het wachten op zijn klanten. Tegen twaalven kreeg hij het te druk om er nog op te letten hoe ontoonbaar zijn handen eruitzagen, met hun strakgetrokken, kapotte huid en hun stijve knoken die zijn bewegingen verlangzaamden. Hoe meer hij opging in het smeren van de broodjes en het strooien van de uitjes, des te minder kon het hem schelen of een klant naar de stroeve bewegingen van zijn gezwollen handen staarde of niet.”

 

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz op 11 december 1968 (niet 26 september). Zie ook mijn blog van 26 september 2010 en ook alle tags voor Christoph W. Bauer op dit blog.

 

maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum

maar sommige ogenblikken nestelen zich zonder datum
in de stembanden waar alles in karakterisering
uiteenvalt het ene zowel als het andere belachelijk

kan zijn ondiepten nog langer te willen
beschrijven de kleuren de zee een land is mij
in grenzen woordwaarts getrokken maar mijn atlantische oceaan

heet hoofd en waar bohemens oevers zijn is elders
te lezen aan het gehemelte reizen wensen door de
misthoorn op de tong de schepen ahoy

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 11 december 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2018 en eveneens mijn blog van 11 december 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marie Kessels, J.C. van Schagen, Paul Rigolle, Ludwig Laher, Helene Uri, Birago Diop, Ernst van Altena

De Italiaanse schrijver Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook alle tags voor Andrea De Carlo op dit blog.

Uit: Wir drei (Vertaald door Renate Heimbucher)

Misia Mistrani habe ich am 12. Februar 1978 kennengelernt. Morgens hatte ich das Examen in Geschichte des Mittelalters bestanden, mit einer Arbeit über den vierten Kreuzzug, derentwegen ich mich beinahe mit dem Prüfungsausschuß in die Wolle gekriegt hätte, so polemisch und engagiert war sie mir geraten. Daraufhin war ich mit 110 Punkten sine laude abgespeist worden, obwohl ich ein ganzes Jahr daran gearbeitet und zweihundertfünfzig ziemlich gut dokumentierte Seiten voller Verve geschrieben hatte. Der Vorsitzende hatte mit seiner monochromen Stimme zu mir gesagt: »Geschichte ist Perspektive. Sie können über Ereignisse, die siebenhundert Jahre zurückliegen, doch nicht schreiben, als wären sie vorgestern passiert und als wären Sie selbst dabeigewesen. Ihnen fehlt jede Distanz und Ausgewogenheit, jede Fähigkeit, die Dinge mit kühlem Verstand zu beurteilen.« Womit er nicht unrecht hatte: Mir schien, daß ich gar nicht genug Empörung und Wut und Angst und Voreingenommenheit aufbringen konnte, wenn ich in die Vergangenheit blickte – von wegen Distanz.
Auch mein bester Freund Marco Traversi hatte erst vor ein paar Wochen wegen seiner Arbeit über Christoph Kolumbus und die Zerstörung Südamerikas Krach gehabt, er jedoch hatte, anstatt vor der Unmutswoge der Kommission zurückzuweichen, alle zum Teufel geschickt und auf den Abschluß verzichtet. Es stimmte mich traurig, daß ich, als es darauf ankam, viel weniger standhaft gewesen war als er und, anstatt meine Ansichten bis zum Letzten zu verteidigen, lieber wie ein braver und naiver, wenn auch etwas impulsiver Junge mein Diplom nach Hause getragen hatte, damit meine Mutter und meine Großmutter zufrieden waren. Ich rief deshalb Marco abends auch nicht an, wie ich es eigentlich vorgehabt hatte, und um nicht zu Hause Trübsal zu blasen, ging ich allein in eine Kneipe, die jetzt ein pseudoenglischer Pub ist, damals aber noch eine pseudosüdamerikanische Taverne war, überheizt und voller Rauch und Musik und Körperausdünstungen, die an der niedrigen Decke kondensierten und auf die Köpfe der plaudernden und trinkenden und auf dem Betonfußboden tanzenden Leute herabtröpfelten. Ich lehnte an der Wand, neben ein paar coolen, schroffen Typen, die ich kaum kannte, und trank Bier zum monotonen Rhythmus der Salsamusik, die fast die billigen Lautsprecherboxen sprengte, und sah dieses unglaubliche blonde Mädchen hereinkommen, mit ein paar Freunden, die mit sich überlagernden Gesten und Blicken auf einen noch halb freien Tisch zusteuerten.
Sie nicht zu bemerken war so gut wie unmöglich, selbst in der extrem dicken Luft und mit dem hämmernden, kratzenden Lärm in den Ohren: Sie sah so strahlend aus, so leicht und natürlich, und hatte dieses wache, intelligente Profil, wenn sie sich zu einem ihrer Freunde drehte, um zuzuhören oder etwas zu sagen oder auf eine so unverfälschte Art zu lächeln, daß mir fast das Herz weh tat.“

 


Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

 

De Egyptische schrijver Naguib Mahfouz werd geboren op 11 december 1911 in Caïro. Zie ook alle tags voor Naguib Mahfouz op dit blog.

Uit: Rhadopis of Nubia

“Look at the statues of his mighty ancestors.”
“You’ll see that he greatly resembles his grandfather Mohtemsawef I.”
“How handsome he is!”
“Indeed, indeed. Pharaoh is a beautiful young man. There is none like him in his imposing height and his unmistakable comeliness.”
“I wonder what legacy he will bequeath?” asked one of the group. “Will it be obelisks and temples, or memories of conquest in the north and south?”
“If my intuition serves me right I suspect it will be the latter.”
“Why?”
“He is a most courageous young man.”
The other shook his head cautiously: “It is said that his youth is headstrong, and that His Majesty is possessed of violent whims, is fond of romance, enjoys extravagance and luxury, and is as rash and impetuous as a raging storm.”
The one listening laughed quietly and whispered, “And what is so surprising about that? Are not most Egyptians fond of romance and enjoy extravagance and luxury? Why should Pharaoh be any different?”
“Lower your voice, man. You know nothing about the matter. Did you not know that he clashed with the men of the priesthood from the first day he ascended to the throne? He wants money to spend on constructing palaces and planting gardens while the priests are demanding the allotted share of the gods and the temples in full. The young king’s predecessors bestowed influence and wealth upon the priesthood, but he eyes it all greedily.”

 

 
Naguib Mahfouz (11 december 1911 – 30 augustus 2006)
Cover

 

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954. Zie ook alle tags voor Marie Kessels op dit blog.

Uit: Veldheer Banner

“Het is een wonderlijk, gespannen bondgenootschap waarin ik leef met Saul, drie jaar na zijn laatste telefoontje uit het ziekenhuis, toen zijn appartement al was opgedoekt en onze intense correspondentie was gestokt. ‘Ja Daan, lig ik hier te wachten totdat ze me naar het verpleegtehuis brengen…’
Ik houd erg van een woord als bondgenootschap, of kameraadschap. Mijn toch al scherp afgestelde zintuig voor de toekomende tijd wordt er nog heftiger door aan het trillen gebracht en mijn harde zelfkritiek komt er even door tot rust, heerlijk.
Waarom ik ons bondgenootschap gespannen noem? Gespannen zijn betekent hier: geladen zijn met energie.
‘Ja,julliekunstenaarskunnenhetmooivertellen…’mopperde hij vaak beschaamd als ik zomaar iets liefs tegen hem zei,of als ik zinnelijke taal gebruikte op een moment da thij zelf broodnuchter was. Zijn parkinson had hem hypergevoelig gemaakt voor de emotionele kleur en temperatuur van woorden, en vooral voor iemands verborgen agenda.
Een chronisch zieke heeft een dunne huid en weegt alles wat je zegt, en ook alles wat je doet, op een goudschaaltje.
‘Lieve Dana. Kun je vandaag nog naar me toe komen?
Laat wat van je horen.’
De mails waarmee hij me optrommelde voor een ontmoeting konden wel eens wat bruusk van toon zijn. Hij was altijd bang om me te storen tijdens mijn werk. Die angst, die eeuwige zorgelijkheid van hem (wat ik van hem zou denken, of hij dit wel kon maken), stuwde zijn verlangen om me juist wel te storen alleen maar hoger op.
Ik zei nooit nee, legde snel mijn camera weg en zocht bij elkaar wat ik aan knipsels uit de Frankfurter Allgemeine voor hem had bewaard, over de geologische studies van Karl Marx of over de vrije wil in neurologisch perspectief, of andere onderwerpen die hem zouden kunnen interesseren.
Een paar uur later voelde ik in het halletje van zijn appartement zijn wild fladderende hart tegen mijn borst, alsof de wereld verging.
Ik bleef bij hem tot de volgende dag, of tot het moment waarop hij zich zo beroerd voelde dat ik beter meteen mijn biezen kon pakken en hem tot zichzelf kon laten komen.
Het moment van ons afscheid luisterde niet minder nauw dan het moment van onze begroeting.”

 

 
Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en graficus Johan Christiaan Jacob (Chris) van Schagen werd geboren in Vlissingen op 11 december 1891. Zie ook alle tags voor J.C. van Schagen op dit blog.

 

December

Het winterland lag dof en dicht in den hopeloozen Zondagmiddag.
In het doode gras gingen zacht mijn voeten.
Op den vuilen akker lagen slenters blad
En er was een veldje met bevroren koolen.
Een schrompelig blaadje zwikte nog, aan een tak; ver zwierf een kraai.
Misschien een bode?

Een hoeve stond gedoken in zwartig hout,
Een vrouw ging naar den regenbak, binnen waren kinderen.
Het werd donker.
Op het ijs lag een steen.
Voorbij.
Waar was mijn huis?

Roerloos stonden de smartelijke boomen; het doode riet was stil, zoo stil.
Wat zwegen zij, wat werd er toch gezwegen?
Ik wilde roepen, maar het kon niet,
Er was geen antwoord.
Slapen maar, slapen.
Maar waarom was er geen antwoord?

Het spoor op den weg wees ver,
Er blafte een hond op een hoeve.
Een meisje met een bruin bontje ging kouwelijk op den grijzen weg
Als altijd.
Vroeger?
Wachten nu maar. Wachten…

 

Vader

Laatst ging ik hem opzoeken,
Hij is in de zeventig en bijna blind.
Hij heeft afstand gedaan.
Hij is goed.
Hij hoeft niets meer.
Hij wandelt uren lang, in de bosschen, alleen.
Hij helpt Moeder in het huishouden.
Hij helpt Kees en Rogier met hun werk.
Hij scharrelt in den tuin en in het schuurtje,
Zijn vroolijkheid is als een lichte wijn.
Hij liep nu rond met een oud mondharmonikatje van Rogier,
Af en toe speelt hij een beetje.
In den tuin, op zolder, hier en daar
Hoor je de mondharmonica.
Oude boerendeunen, uit Walcheren,
Van zijn dorp, toen hij een jongen was.
Mozart en ’t Wilhelmus en de Rütli, uit zijn kweekschooltijd,
En verder alles, op verzoek,
Hij is een beetje blij, dat hij ’t zoo goed kan.

Als hij, eens, moet sterven,
Zal hij recht naar den Hemel gaan,
Met zijn harmonikatje.

 

 
J.C. van Schagen (11 december 1891 – 17 april 1985)

 

De Vlaanse dichter Paul Rigolle werd geboren in Roeselaere op 11 december 1953. Zie ook alle tags voor Paul Rigolle op dit blog.

 

Blauwdruk

Volop leunt weer lente door mijn ramen.
Alles gloed- en nagelnieuw, als nooit
een voorjaar eerder. Alleen ik weet niet beter
dan dat ik nooit bij de tijd kan zijn.
Nog schrijf ik steeds weer dezelfde brieven,
nog blijf ik wuiven als bomen in een polder.

Van elk seizoen is wat in mij verloren ligt.
Koekoeksei en zilverblad. Honderd plattegronden.
De oude blauwdruk van een bekende hunker:
Blijvend onder mijn huid jouw huiver te kunnen
voelen. En niets, nooit daarbij iets anders wensen
dan dat het scheurt en zingt in alle kruinen.

Iris

Nooit zo gebonden, nooit zo vrij. Het doel dat je
tussen je ogen draagt. Het punt dat je ziet,
de werking van het oog , iris, netvlies, enzovoort.
Geen bewijsvoering of ze loopt wel ergens mank.
Wat we van het leven maken? Confectie en konfetti,  

humus en humeur. De rochel in de keel, de bochel
in het brein. Aftelrijmpjes in de stratosfeer, avondklok
en junkies. Alles waaraan je wat verhelpen kunt,

alles waaraan je niets kunt doen. Dieren in ademnood,
vogels vallen uit de laatste boom. Duimen maar
dat niet alles wat je schrijft ook waar moet zijn.

 

 
Paul Rigolle (Roeselare, 11 december 1953)
Roeselaere, de Grote Markt in de aanloop naar kerst

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Ludwig Laher werd geboren op 11 december 1955 in Linz. Zie ook alle tags voor Ludwig Laher op dit blog.

Uit: Überführungsstücke

„Die Formel Mahlzeit ist natürlich eine aufgelegte Sache für Kabarettisten mit feinen Ohren. Ich denke da etwa an meinen engeren Landsmann Gerhard Polt, der dazu einst einen feinen Sketch fürs Fernsehen pro-duziert hat. Die Klangfarben, die da ins Spiel kom-men, der Unterton, die mögliche szenische Um-gebung. Da stehst du, entschuldigen Sie bitte das drastische Beispiel, da stehst du, bevor du nach dem Asservieren blut- und spermabesudelter Unterwäsche essen gehst, zur Erleichterung im Pissoir, stellt sich einer daneben, fingert an seinem Hosenschlitz herum und kommt dir, unmittelbar bevor sein Strahl prasselt, mit dem M-Wort. Na Mahlzeit! Wieso, hat es dieser Tage an mir genagt, wieso kommt die meist ansteckend aufgeräumte Sachbear-beiterin vom Stock über mir, nennen wir sie Müller-Oberhuber, heute um Schlag halb vier am Nachmittag auf die Idee, mich mit einem gedehnten Mahlzeit zu bedenken? Ist sie einfach nur zerstreut, oder hat die Arme vielleicht keine Zeit für die verdiente Mittags-pause gefunden und unbewusst ihre Sehnsucht danach kundgegeben, oder geistern die Köstlichkeiten, die Giovanni ihr serviert hat, nicht nur in ihrem Magen, sondern auch in ihrem Kopf noch herum? Dazu kommt vor allem die Komik des uniformiert Inflationären, wenn jeder jedem die Nahrungsaufnah-me nahelegt. Da lobe ich mir den stets in sich gekehr-ten Staatsanwalt, der sich davon nicht beeindrucken lässt und jedermann zu jeder Tageszeit sein defensives Grüß’ Sie, grüß’ Sie entgegenbrummt, ohne ihn eines Blickes zu würdigen. Jedes Mal wieder fällt mir dazu eine Großmutter ein, die dem von der Tochter nicht ordentlich erzogenen kleinen Enkelkind Manieren beibringen will und ihm mittels Infantilsprache einzu-trichtern versucht, brav grüssigrüssi zu machen.
Also gut, Strich drunter, sind wir so weit? Brunn-graber gibt dem Kellner ein Zeichen. Gleich nach der Bestellung legt er eine blaue Mappe vor sich auf den Tisch. Ich habe Ihnen, räume ich freimütig ein, nicht ganz ohne Hintergedanken angeboten, gemeinsam es-sen zu gehen. Nicht dass ich mich als Person über Ge-bühr in den Vordergrund drängen möchte, wo Sie doch offensichtlich mein Berufsbild interessiert, die Vielfalt der Überführungsstücke und wie mit ihnen umgegangen wird. Brunngraber schiebt die Mappe ein wenig zur Seite, lässt die rechte Hand auf ihr ruhen. Was ich mache, mache ich, wie gesagt, nicht un-gern. Ausfüllen tut es mich nicht. Ich habe zwar ganz ohne Zweifel eine Seite an mir, die auch privat an-springt auf Ordnung, Systematik, Übersicht, Tüftelei, da ist ein Sammeltrieb, ein besonderes Auge, behaupte ich, für Objekte und ihre Aura, dafür, was diese Dinge verbindet, verbinden könnte untereinander, mit Men-schen und mit Ereignissen. Und es drängt mich, man-ches von dem Vorgefundenen, Gesammelten mit anderen zu teilen, mich auszutauschen dazu, Aha-Erlebnisse zu haben, wenn mir unerwartet Zusam-menhänge bewusst werden.“

 


Ludwig Laher (Linz, 11 december 1955)

 

De Noorse schrijfster en taalkundige Helene Uri werd geboren op 11 december 1964, in Stockholm. Zie ook alle tags voor Helene Uri op dit blog.

Uit: Beschuldigd (Vertaald door Martin Mars)

“Een meisje draait rondjes door de kamer. Ze heeft blonde vlechtjes en draagt een balletrokje van tule. Van boven is ze bloot, en als ze haar rokje hoog. hoog optilt. zoals kleine meisjes doen als ze een echt mooie buiging moeten maken, zie je dat ze niets anders aanheeft dan dit door-zichtige. witte tulen rokje. Het is halfdonker in de kamer. Op de bank zit een man toe te kijken. Er staat een glas met iets erin op de tafel voor hem, maar hij raakt het niet aan. Hij kijkt alleen maar. Hij leunt achterover, sluit een ma ment zijn ogen. maar doet ze weer open en kijkt naar het meisje. Ze danst. Met onbeholpen sprongetjes, met haar smalle kinderbillen en een naar voren stekende Itinder-buik. Draai. zegt de man. Het meisje draait rond, lacht. valt bijna. Mooie pirouette, zegt de man. Nu moet je een buiging maken. Het meisje maakt een buiging: ze tilt haar tulen rokje zo hoog op als ze kan en maakt een buiging. Ga je nog meer draaien, vraagt de man. Het meisje draait rond en rond tot ze tegen de salontafel aanbotst. De vloei-stof in het glas klotst. Kom eens hier. Elise. zegt de man. Het meisje kijkt hem aan, dan kruipt ze gehoorzaam op zijn schoot. Hij slaat zijn armen om haar kleine lijf. Haar zusje is extra vroeg naar bed gebracht. die is namelijk verkouden. zo vreselijk verkouden. Mamma is met vrien-dinnen naar de film. Elise en pappa zijn de enigen op de hele wereld. Hij geeft haar een zoen achter haar oor. Mijn meisje. Pappa’s grote meid. Het gele speelgoedkonijn van Elise valt op de grond.
Een misstap is snel begaan. Het vlees is zwak. de mens door talloze verleidingen omringd. Hij tilt zijn armen op en blijft als een kwabbig kruis voor de wand met de afbeel-ding van Jezus staan. Hij laat ze weer zakken, aarzelt, hij zal ongeveer halverwege de grafrede zijn. hij heeft het al minutenlang volgehouden, minuten die voor de toehoor den waarschijnlijk net zo pijnlijk waren als voor hem. Nu zegt hij niets meer. hij zwijgt zo lang dat het niemand van de aanwezigen kan ontgaan. Hij moet hebben inge-zien dat hij zich onverhoeds op glad ijs heeft begeven. Ra-deloos, en vermoedelijk om zijn zenuwen in bedwang te houden, wrijft hij herhaaldelijk met zijn dikke wijsvinger in zijn domineeskraag. Verleidingen. begint hij weer. door het gefrunnik is zijn hals aan één kant vuurrood gewor-den. Verleidingen die andere mensen niet als verleidingen gezien zouden hebben. Weer stopt hij, besluiteloos en vertwijfeld. Of verleidin-gen waar ze geen aandacht aan zouden schenken, waar ze niet aan zouden toegeven en op in zouden gaan. Weer aarzelt hij. Op de voorste rij, slechts een paar meter van de dominee, schuift een oude vrouw, klein en in elkaar gedoken. ongemakkelijk heen en weer. Naast haar zit een blonde, jonge vrouw met een zwarte broek. Het is niet makkelijk om mens te zijn. stelt de dominee vast.”

 

 
Helene Uri (Stockholm, 11 december 1964)

 

De Senegalese dichter en schrijver Birago Diop werd geboren op 11 december 1906 in Ouakam, een wijk in Dakar. Zie ook alle tags voor Birago Diop op dit blog.

Spirits

Listen to Things
More often than Beings,
Hear the voice of fire,
Hear the voice of water.
Listen in the wind,
To the sighs of the bush;
This is the ancestors breathing.

Those who are dead are not ever gone;
They are in the darkness that grows lighter
And in the darkness that grows darker.
The dead are not down in the earth;
They are in the trembling of the trees
In the groaning of the woods,
In the water that runs,
In the water that sleeps,
They are in the hut, they are in the crowd:
The dead are not dead.

Listen to Things
More often than Beings,
Hear the voice of fire,
Hear the voice of water.
Listen in the wind,
To the bush that is sighing:
This is the breathing of ancestors,
Who have not gone away
Who are not under earth
Who are not really dead.

Those who are dead are not ever gone;
They are in a woman’s breast,
In the wailing of a child,
And the burning of a log,
In the moaning rock,
In the weeping grasses,
In the forest and the home.
The dead are not dead.

Listen more often
To Things than to Beings,
Hear the voice of fire,
Hear the voice of water.
Listen in the wind to
The bush that is sobbing:
This is the ancestors breathing.

Each day they renew ancient bonds,
Ancient bonds that hold fast
Binding our lot to their law,
To the will of the spirits stronger than we
To the spell of our dead who are not really dead,
Whose covenant binds us to life,
Whose authority binds to their will,
The will of the spirits that stir
In the bed of the river, on the banks of the river
The breathing of spirits
Who moan in the rocks and weep in the grasses.

Spirits inhabit
The darkness that lightens, the darkness that darkens,
The quivering tree, the murmuring wood,
The water that runs and the water that sleeps:
Spirits much stronger than we,
The breathing of the dead who are not really dead,
Of the dead who are not really gone,
Of the dead now no more in the earth.

Listen to Things
More often than Beings
Hear the voice of fire,
Hear the voice of water.
Listen to the wind,
To the bush that is sobbing:
This is the ancestors, breathing.

 

 
Birago Diop (11 december 1906 – 25 november 1989)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Ernst van Altena werd geboren in Amsterdam op 11 december 1933. Zie ook alle tags voor Ernst van Altena op dit blog.

 

Vader

Als kind werd ik geimponeerd, als ik jou hand zag op een stoel
Zo groot zo wijd en zo volleerd dat gaf me een vertrouwd gevoel
Als jij met hoog gebarsten stem, de liedjes zong van Hullebroeck
Dan voelde ik alleen bij hem, vind ik de zekerheid die ‘k zoek vader

Hoe groot en breed jou warme hand, vol berg en dal, kanaal en kloof
Het ging haast boven mijn verstand, die hand mijn rots mijn vast geloof
Jou geur van scheerzeep en allern, jou rijbroek je gereedschapstas
De kroeskrans om je bruine kruin ik wist dat jij het leven was vader

Als ik door boze droom geplaagd, haast tuimelend het bed uit vloog
Dan voelde ik me niet meer belaagd, diep weggekropen op jou schoot
Ik wist die hier zit kent geen angst, hij twijfelt nooit hij kan het aan
Ik voelde vader duurt het langst, de loodsman van mijn klein bestaan vader

En nu je oud bent en verzwakt, en wat droefgeestig naast me zit
Je brede schouders afgezakt, je werkloze handen wit
Ook nu ik je onzeker zie, proef ik nog altijd in jou woord
De ongebuilde poezie, die mij als kind al heeft bekoord vader

En door jou brede vader zijn, weet ik wat min zoon nu verwacht
Die zelfde troost bij kleine pijn, die zelfde zekerheid en kracht
Maar ook besef ik nu pas goed, echt zeker is geen enkel man
Zodat een vader zeker doet, omdat zijn zoon niet zonder kan vader

 


Ernst van Altena (11 december 1933 – 14 juni 1999)
In 1968

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e december ook mijn blog van 11 december 2016 deel 3 en eveneens deel 3.

Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marie Kessels, J.C. van Schagen, Paul Rigolle, Ludwig Laher, Helene Uri, Birago Diop, Janko Ferk

De Italiaanse schrijver Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook alle tags voor Andrea De Carlo op dit blog.

Uit:Ein fast perfektes Wunder (Vertaald door Marja Pflug)

“Am späten Nachmittag des 18. November 2015 gab es im gesamten Stadtgebiet von Fayence, Däpartement Var, Region Provence-Alpes-Cöte d’Azur, einen Blackout, der sich auf den ganzen öffentlichen Verkehr, die Telekommunikation, die Radio- und Fernsehsender, die Konservierung der Lebensmittel, die Sicherheitssysteme, Computernetz-werke und verschiedenste kommerzielle Unternehmen aus-wirkte, einschließlich der Eisdiele La Merzwille Imparfaite am Anfang der gepflasterten Gasse, die in Stufen von der Rue Saint-Clair zum Marktplatz vor der Kirche hinunter-rührt. Kurz davor war Milena Migliari, die Eisfrau, aus ihrer Ladentür getreten und dachte gerade, dass man nicht in den Kalender zu schauen brauchte, um zu merken, dass die Touristensaison längst vorbei war. Man musste nur spüren, wie unbewegt die Luft war, in der man noch den Nach-hall des spätsommerlichen Gelächters, die Rufe, die Blicke, das Rascheln, das Trippeln, das Klicken der Handys wahr-zunehmen meinte. Ein Blick auf die Hauptstraße um die Ecke genügte: Nur wenige Autos kamen durch den Torbo-gen des Rathauses mit der kursiven Aufschrift Höreidetülle, den blassblauen Fensterläden, den Töpfen mit welkenden Hängegeranien, der Flagge Frankreichs und der Europäischen Union, fuhren an den Schaufenstern von Restaurants, Bäckereien und Immobilienbüros vorbei und weiter berg-auf, nach Mons oder Tourrettes oder Callian oder wer weiß wohin. Es herrschte eine unbestimmte Kälte, in die sich noch ein schwaches, laues Lüftchen mischte; der Himmel war von kraftlosem Blau, das scheinbar dem Grau nicht weichen wollte. In der allgemeinen Stille vernahm man das Gehämmer eines Arbeiters, der in einer der Gassen weiter unten zugange war, und die Musik aus dem Radio in Milena Migliaris Werkstatt. Plötzlich gingen in der Eisdiele die Lichter aus, das Radio verstummte, nur die fernen Hammerschläge blieben übrig. Milena Migliari sah sich um, ging wieder hinein, wechselte einen erstaunten Blick mit ihrer Assistentin Guadalupe hinter der Theke und lief in die Werkstatt: Auch das hyp-notische, beruhigende Brummen der Kühlapparate war ver-schwunden. Sie eilte wieder hinaus, bog um die Ecke an der Hauptstraße und merkte nach wenigen Schritten, dass der Strom im ganzen Ort ausgefallen war. Eis tendiert naturgemäß zum Schmelzen, auch wenn es einige Zeit dauert, bis wirklich nichts mehr zu retten ist. Und Instabilität hat Milena Migliari schon immer eine Mischung aus Angst und Faszination eingeflößt: Mag sein, dass das auch mit ihrer persönlichen Geschichte zusammen-hängt, wie Viviane behauptet, damit, dass sie keinen soliden Familienhintergrund hat, sich nie irgendwo verwurzelt gefühlt hat.“

 

 
Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

Lees verder “Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marie Kessels, J.C. van Schagen, Paul Rigolle, Ludwig Laher, Helene Uri, Birago Diop, Janko Ferk”

Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marie Kessels, J.C. van Schagen, Paul Rigolle, Ludwig Laher

De Italiaanse schrijver Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook alle tags voor Andrea De Carlo op dit blog.

Uit:Villa Metaphora (Vertaald door Maja Pflug)

“Von der Schiffsbriicke blickt Lara Laremi auf die glitzernde Weite des Meeres. Das grelle Licht bricht sich vielfach auf der Wasserfläche, dringt durch die dunklen Gläser ihrer Sonnenbrille, überflutet ihre Gedanken. Es ist der einundzwanzigste Juni, Sommeranfang, der längste Tag des Jahres, der Tag, an dem die Sonne ihren Höchststand erreicht, und der einzige Tag, an dem die Sonne am nördlichen Polarkreis nie untergeht. Zwar sind das hier technisch gesehen italienische Gewässer, doch die geographische Breite ist afrikanisch, und das merkt man: Es sind etwa vierzig Grad, ihre alte Sonnenbrille und der in einem kleinen Geschäfl am Hafen von Lampedusa erworbene Strohhut schützen sie nur ungenügend. Hier und da auf dem Schiff haben sich Leute mit Schirmmützen, Getränken, Brötchen, MP3-Playern, Zigaretten niedergelassen. Vier Kinder albern herum, rennen hin und her und schubsen sich, lauthals getadelt von Müttern, die jedoch keine ernsthaften Anstalten machen, die Sprösslinge zu zügeln. Zwei Männer in kurzen Hosen rauchen und blicken sich träge um, zwei von der Sonne schon krebsrote Frauen reiben sich ständig mit Cremes und Lotionen ein. Lara Laremi tritt in den Schatten eines Vordaehs, setzt sich auf eine rostige weiße Metallkiste und zieht die Beine an. Ihre Mutter wirft ihr bei jedem Streit ihren »italienischen Charakter-z vor, den sie rein genetisch von ihrem Vater geerbt habe, doch an der irischen Herkunft ihrer Haut besteht keine Zweifel. Selbsr wenn sie sich der prallen Sonne ausset2te, wiirde sie wahrscheinlich eher einen Sonnenstieh bekommen, als braun zu werden, und ihre Sommersprossen würden in wenigen Tagen so zunehmen, dass sie aussähe wie eine kleine Giraffe. Sie lässt ihren Blickschweifen, schnuppcrt in der Luft; je nach Windrichtung riecht es nach Salz, Schweiß, schlechtem Parfüm, Dieselabgasen aus dem rußigen Schlot.
Sie fragt sich, ob es eine gute Idee war, Lynn Lou Shaws Einladung anzunehmen, eine Woche mit ihr auf der Insel Tari zu verbringen, als Freundin, Vertraute und Stütze für deren schwankendes psychisches Gleichgewicht. Wamm hat sie sich verpflichtet gefühlt, auf die Forderungen einer verwöhnten, labilen Schauspielerin einzugehen, die alle anderen Castmitglieder nicht ausstehen können oder sogar hassen? Nun, sie neigt dazu, Gelegenheiten, die das Schicksal ihr bietet, beim Schopf zu packen, da sie meint, sie könnten vielleicht einen verborgenen, tieferen Sinn haben.“

 

 
Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

Lees verder “Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marie Kessels, J.C. van Schagen, Paul Rigolle, Ludwig Laher”

Andrea De Carlo, Marie Kessels, Alain de Benoist, Naguib Mahfouz, Ludwig Laher, Janko Ferk, Marco Kugel, Aleksandr Solzjenitsyn, Ernst van Altena, Alfred de Musset, Christian Grabbe, Maximilian von Schenkendorf, Paul Kornfeld

De Italiaanse schrijver.Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Das Meer der Wahrheit (Vertaald door Marja Pflug)

 

“Am Morgen des 24.November

Am Morgen des 24. November lagen draußen mindestens vierzig Zentimeter Schnee, und mein Bruder rief an, um mir zu sagen, dass unser Vater gestorben war. Nach dem Aufwachen hatte ich die Fensterblenden geöffnet und eine Weile das Weiß betrachtet, das Bäume und Felder und ferne Häuser einförmig zudeckte bis zum Horizont, wo die welligen Hügel mit dem sehr hellen Grau des

Himmels verschwammen. Ich hatte der Stille gelauscht, tief die eisige Luft eingesogen, Atemwölkchen ausgestoßen. Einige Schneeflocken hatten sich mir auf Stirn, Brust und Hände gelegt, die Kälte war über meine nackte Haut gestrichen.

Zwar schneit es hier in der Gegend zu häufig, als dass man das gleiche Gefühl von Verzauberung wie in der Kindheit emp⁄nden könnte, dennoch fasziniert es mich jedes Mal, wie die Geräusche gedämpfter und die Entfernungen länger werden, wie dürres Holz, Dornengestrüpp, Steine, Löcher und Risse im Boden unter der weißen Oberfläche verschwinden und die Illusion einer einheitlichen Landschaft erwecken. Ich wusste, dass das Staunen über die Verwandlung nicht lange anhalten und schon bald etliche praktische Schwierigkeiten auftauchen würden, doch in den ersten Minuten ließ ich mich verzaubern, während ich mehrere Schichten Baumwolle und Wolle übereinander anzog.

In der Küche hatte ich Tee aufgesetzt und Haferbrei zubereitet, hatte Knie- und Armbeugen gemacht, um mich aufzuwärmen. Beim Frühstück hatte ich in einem Aufsatz über Ozeanströmungen geblättert, den ich brauchte, weil ich an einem Buch über das Überleben auf offenem Meer nach einem Schiffbruch schrieb. Dann hatte ich prüfend das Telefon abgehoben, und es war absolut stumm. Ich hatte es nicht anders erwartet, denn die Leitungen laufen ein paar Kilometer lang durch einen Wald, ein Gewitter oder ein Windstoß oder eben Schnee genügt, damit die Verbindung ausfällt. Es dauert jedes Mal tagelang, bis jemand kommt und sie repariert, vorausgesetzt, man hat die Geduld, mehrmals täglich die Störungsstelle anzurufen und zu mahnen.

Andererseits jedoch missfiel es mir nicht, von der Außenwelt abgeschnitten zu sein: Ich fühlte mich vor den drohenden Anforderungen der Welt geschützt, sie rückten in so weite Ferne, dass sie beinahe unverständlich wurden.”

 

andreadecarlo

Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

 

 

De Nederlandse schrijfster Marie Kessels werd geboren in Nederweert op 11 december 1954.  Marie Kessels debuteerde in 1991 met de roman Boa, over een jonge vrouw die zichzelf gedurende een zomer opsluit in haar huis. Haar tweede roman Een sierlijke duik verscheen in 1993. Haar roman De god met gouden ballen (1995) werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs en meermalen herdrukt. Voor haar in 1998 verschenen boek Ongemakkelijke portretten kreeg ze de Multatuliprijs. In 2002 verscheen Het nietigste, een reeks bespiegelingen over liefde, geest, lichaam, erotiek en kunst. Datzelfde jaar kreeg ze de Anna Bijnsprijs. In 2005 publiceerde ze Niet vervloekt.

Uit: Ruw

 ‘Ik ontcijfer dit reusachtige boek, met een beetje hulp van de ervaringen die ik opdoe tijdens het lezen, hulp niet eens bij het vinden van mijn weg, want die staat me even scherp voor de geest als de onverstoorbare opeenvolging van de brailleregels, maar hulp bij het interpreteren van de verschillende signalen en ook bij het vasthouden aan een eenmaal gekozen tempo, met onwrikbare kalmte, niet te langzaam, niet te snel, zodat onverwachte obstakels, zelfs als ze heel groot zijn, en allerlei veranderingen in de omgeving geen schrik veroorzaken en me niet al te zeer van de wijs brengen.’

(…)

 

Het gebrek aan lijfelijk contact verzwakt het werkelijkheidsgehalte van de wastafel enorm, tot het ten slotte een etherische “schets”voor in de plaats is gekomen, en pas door de klap tegen mijn gezicht als ik buk om de dop van een flesje lijnolie voor een milde aarsreiniging op te rapen (te zoeken), krijgt de wastafel weer een onafhankelijk bestaan, wat me nogal in verlegenheid brengt omdat het maar niet wil lukken iets aan te vangen met de kloof tussen de twee gestalten van de werkelijkheid om me heen, de ene prachtig scherpe en nog wonderlijk bezield, maar dood en stom, als Sneewitje met kleur op de wangen (de visuele gestalte) de andere ruw, vooral ruw, ruwe materie zonder klaarblijkelijk verband met het archief aan voorstellingen, dat ik in een halve eeuw heb opgebouwd.”

 

Marie_Kessels

Marie Kessels (Nederweert, 11 december 1954)

 

De Franse schrijver, politiek filosoof en journalist Alain de Benoist werd geboren in Saint-Symphorien op 11 december 1943. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

Uit: Populisme

 

Tijdens de laatste jaren hebben de media trapsgewijze van zeer verschillende persoonlijkheden als Boris Jeltsin, Jean-Marie Le Pen, Jörg Haider, Bernard Tapie, Umberto Bossi, Vladimir Zjirinovsky, Alexander Solzjenitsin, Ronald Reagan, Carlos Menem, Lech Walesa en Pat Buchanan populisten gemaakt. Dit alleen reeds toont de buitengewone verwarring aan, die met het begrip samengaat :

het populisme is een soort “gummi-begrip” geworden, waarvan men zich al naar gelang de uitleg kan bediene
n. Het is ook en vooral een formule om te discrediteren en te diskwalificeren. Haar meest
gebruikte toepassingen is terug te vinden op het vlak van de discursieve polemiek, verpakt in stereotypes : populistisch gevaar, populistische verleiding, Populistische gevolgtrekkingen, etc. En mag je diegenen geloven, die haar stigmatiseren, dan omschrijft het populisme zichzelf door zijn algemene aantrekkingskracht, zonder coherentie, zonder eigen wereldbeeld, en zonder een andere inhoud dat het door zichzelf voortgebracht effect. De populistische leader is ofwel een demagoog, die strovuurtjes aansteekt en echte frustraties en eisen steeds weer plaatst tegenover simplistische oplossingen en protestslogans, ofwel een min of meer vermomde fascist, die op een verwarrende manier een eigenlijk antidemocratische boodschap brengt. Het populisme dat van natuur uit demagogisch is, bevat de kiemen van de dictatuur.

Ook nu is er een bandbreedte aan populismen, waarvoor bepaalde auteurs trouwens volledig eigen typologieën hebben ontwikkeld. Het feit van deze bandbreedte wakkert overigens regelmatig de idee aan, als zou het populisme niet zozeer een ideologie of een politiek systeem bevatten. Het zou eerder gaan om een stijl, een aanvoelen, dat vatbaar is voor en zich kan verbinden met gelijk welke politieke doctrine : autoritair populisme, nationaalpopulisme, liberaal populisme, zelfs extreem links populisme. De ideeëngeschiedenis echter toont aan dat men in de wortels van het populisme een aantal zeer preciese politiek-ideologische aanknopingspunten vindt, die eigenlijk weinig doen herinneren aan wat “men” meestal met populisme omschrijft, en toont verder aan de meeste populismen – zoals de pers ze in elk geval omschrijft – het in feite niet zijn.”

 

BENOIST

Alain de Benoist (Saint-Symphorien, 11 december 1943)

 

De Egyptische schrijver Naguib Mahfouz werd geboren op 11 december 1911 in Caïro. Zie ook mijn blog van 30 augustus 2006 en mijn blog van 11 december 2006 en ook mijn blog van 11 december
2007
en ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Midaq Alley

 

“The noises of daytime life had quieted now and those of the evening began to be heard, a whisper here and a whisper there: “Good evening, everyone.” “Come on in; it’s time for the evening get-together.” “Wake up, Uncle Kamil and close your shop!” “Change the water in the hookah, Sanker!” “Put out the oven, Jaada!” “This hashish hurts my chest.” “If we’ve been suffering terrors of blackouts and air-raids for five years it’s only due to our own wickedness!”

Two shops, however, Uncle Kamil’s, the sweets seller to the right of the alley entrance and the barber’s shop on the left, remain open until shortly after sunset. It is Uncle Kamil’s habit, even his right, to place a chair on the threshold of his shop and drop off to sleep with a fly-whisk resting in his lap. He will remain there until customers either call out to him or Abbas the barber teasingly wakes him. He is a hulk of a man, his cloak revealing legs like tree trunks and his behind large and rounded like the dome of a mosque, its central portion resting on the chair and the remainder spilling over the sides. He has a belly like a barrel, great projecting breasts, and he seems scarcely to have any neck at all. Between his shoulders lies his rounded face, so puffed and blood-flecked that his breathing makes its furrows disappear. Consequently, scarcely a single line can be seen on the surface and he seems to have neither nose nor eyes. His head topping all this is small, bald and no different in color from his pale yet florid skin. He is always panting and out of breath, as if he has just run a race, and he can scarcely complete the sale of a sweet before he is overcome by a desire for sleep. People are always telling him he will die suddenly because of the masses of fat pressing round his heart. He always agrees with them. But how will death harm him when his life is merely a prolonged sleep?

The barber’s shop, although small, is considered in the alley to be rather special. It has a mirror and an armchair, as well as the usual instruments of a barber. The barber is a man of medium height, pallid complexion and slightly heavy build. His eyes project slightly and his wavy hair is yellowish, despite the brown color of his skin. He wears a suit and never goes without an apron; perhaps in imitation of more fashionable hairdressers.

These two individuals remain in their shops while the large company office next to the barber closes its doors and its employees go home. The last to leave is its owner, Salim Alwan. He struts off, dressed in his flowing robe and cloak and goes to the carriage waiting for him at the street’s entrance. He climbs in sedately and fills the seat with his well-built person, his large Circassian moustaches standing out before him. The driver kicks the bell with his foot and it rings out loudly. The carriage, drawn by one horse, moves off towards Ghouriya on its way to Hilmiya.”

 

mahfouz

Naguib Mahfouz (11 december 1911 – 30 augustus 2006)

 

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Ludwig Laher werd geboren op 11 december 1955 in Linz. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Einleben

 

Mehr Männer als Frauen haben nachhaltig Schwierigkeiten mit den von ihnen gezeugten Nichtstandardkindern. Mario ist, alles in allem betrachtet, in dieser Hinsicht kaum etwas vorzuwerfen, denn er bekennt sich vorbehaltlos zu seiner Tochter, liebt sie und hat auch keinerlei Scheu, sich in der Öffentlichkeit mit ihr zu zeigen. Was Johanna an ihm auszusetzen hat, hat damit zu tun, wie er seine Vaterrolle grundsätzlich auffasst und lebt, mit dem speziellen Kind Steffi und seinem Sosein hat das herzlich wenig zu tun. Sehr reserviert zeigt Mario sich allerdings, wenn andere Kinder mit Trisomie einundzwanzig ins Spiel kommen. Ein einziges Mal nur hat Johanna darauf bestanden, er möge sie zum vierteljährlichen Kleinkinder-Treffen der Down-Syndrom-Selbsthilfegruppe begleiten. Es war noch keine halbe Stunde vergangen, als er ihr, und das nicht einmal im Flüsterton, zuraunte, wie arg er das alles finde und daß ihn diese armen Kinder, die teils miteinander oder alleine, teils mit Erwachsenen spielten, so deprimieren würden. Auch für Steffi könne das unmöglich ein aufbauender Umgang sein, die meisten kämen ihm weitaus stärker betroffen vor als sie. Ob sie nicht endlich gehen könnten? Johanna zwang ihn verärgert zum Bleiben, aber als Mario bei der Heimfahrt kopfschüttelnd meinte, keine zehn Pferde würden ihn je wieder in so eine Veranstaltung bringen, machte sie ihm deutlich, dass sie darauf ohnehin keinen gesteigerten Wert mehr legen würde. Nur zwei von sieben möglichen Vätern neben Mario waren da gewesen, allerdings lebten vier der Mütter mittlerweile getrennt von ihren Partnern. Johanna wüsste keine ihrer Freundinnen zu nennen, die sich wegen Steffi von ihr zurückgezogen hätte. Sie hat aber sehr wohl das Gefühl, dass Familieneinladungen durch Paare wesentlich seltener geworden sind, womöglich der Männer wegen. Kann aber genauso gut sein, weil das mit Kindern eben grundsätzlich nicht so leicht zu bewerkstelligen ist, kann sein, weil auch Mario und sie, vor allem sie, im Verhältnis zu früher wesentlich genauer überlegen, ob ihnen ein Freitag- oder Samstagabend zu viert oder zu sechst den Aufwand wert ist. Viel lieber macht Johanna von außen die Wohnungstür hinter sich zu und trifft sich mit jemandem in der Stadt zu Konzert, Theater oder Kino, oft mit einem gepflegten Glas Wein hinterher.“

 

Laher

Ludwig Laher (Linz, 11 december 1955)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver en rechter Janko Ferk werd geboren op 11 december 1958 in Sankt Kanzian am Klopeiner See, Kärnten. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Brief an den Staatsanwalt

 

“Ich habe aber eine Geschichte. Und ich will sie erzählen. Darstellen. Die Geschichte, die das Tor in meine Welt öffnet. Womöglich eine ungünstige Geschichte. Eine mit einer Reihe von belastenden Einflüssen. Ich will mit meinen Angelegenheiten nicht Mitleid erregen. Nicht Ihr Mitleid erregen. Ihres nicht. Ihres bestimmt nicht. Ich spreche nicht einmal von Gerechtigkeit. Hier nicht. Ich will nur mein Recht. Und das zu erlangen, ist schwer genug. Wie bekannt ist.

Meine Geschichte und mein Recht sollen nich
t an der Sprache scheitern. Ich werde meine Vergangenheit mit einer allgemein verständlichen Stimme deutlich machen. Es ist ein Geschehensablauf mit verknüpfbaren Zusammenhängen. Ich werde meinen Fall nicht mit anderen vergleichen. Das können Sie tun. Ich will auch nicht Ihr Nachfühlen erreichen. Eines aber möchte ich, nämlich ein Bild erzeugen, das darlegt, dass ich nicht anders hätte handeln können, auch wenn ich in jeder Hinsicht, wie man so schön in Ihrer Sprache sagt, zurechnungsfähig bin. Und damit schuldfähig.

Fähig, fähig, fähig. Ich könnte schreien. Aber wer würde mich schon hören, frage ich mich, und beruhige mich wieder.

Mein Bild soll kein Mitleid hervorrufen und keinen Abscheu erzeugen. Es hat nichts mit Grauen zu tun. Und es wird trotz meines Bemühens um Klarheit und Vollkommenheit unscharf und unvollkommen sein, aber kein Trugbild.

Ich werde versuchen, die Sprache der Tat in eine menschliche zu übersetzen. Ich werde mich bemühen, mich verständlich und damit verstehbar zu machen. Sie würden von Erhellen reden. Ich spreche von Entdunkeln. Sie werden natürlich entgegnen, das gehe Sie nichts an, was ich Ihnen selbstverständlich glaube. Ich werde meine Geschichte, abgesehen von der vermeintlichen Furcht, ganz entängstigt erzählen.“

 

Janko_Ferk

Janko Ferk (Sankt Kanzian, 11 december 1958)

 

De Duitse dichter Marco Kugel werd geboren op 11 december 1979 in Stuttgart. Hij studeerde Duitse literatuur, kunst- en mediawetenschappen en geschiedenis in Konstanz. Jarenlang werkte hij als regie-assistent, cameraman en camera-assistent. Sinds 2005 studeerde hij mediakunst aan de Hochschule für Gestaltung in Karlsruhe. Hij publiceerde o.a.  in het Jahrbuch der Lyrik 2006.

brombeer

noch leben zuckerguss auf kuchen und sich mit hulahoop ins wasser drehen
mit großmutter beim kaffeetrinken roch es nach feinen cremes vom dekolletee
und vom gesicht genauso wollt sie junge dame werden wenn von den
armen der tanten duftend gehalten auf einem schoß
eine dame geworden hält jetzt an ihrem handgelenk ein metallner ring
an einem finger ein ring mit stein darin geschmolzene tage allem verwehrt
ihr blick sich selbst dame selbst großmutter ihr blick sich an die gartengrenzen legt
immer mehr durchdrungenes frei die brombeerhecke hat den zaun umschlungen
was einst in den nächten müdgeheulte augen liebe war aus dem fenster
in die gärten dem fassadenkletterer romeo gefolgt geliebtes herz
an stein gehalten wie efeuranken sind über ihre haut die altersflecken
trotz der cremes gekommen alle tage ach noch einmal mich mit hulahoop
ins wasser drehen und ausgelöster brombeer
wie süß wie heiß noch brombeergelee die geschmolzenen tage

marco-kugel

Marco Kugel (Stuttgart, 11 december 1979)

 

De Russische schrijver en historicus Aleksandr Isajevitsj Solzjenitsyn werd geboren in Kislovodskb op 11 december 1918. Zie ook mijn blog van 11 december 2006  en ook mijn blog van 11 december 2007 en ook mijn blog van 11 december 2008.

Uit: The Simplest Methods which Break the Will (uit: Gulag Archipelago)

 

Let us try to list some of the simplest methods which break the will and the character of the prisoner without leaving marks on his body Let us begin with psychological methods…..
1. First of all: night. Why is it that all the main work of breaking down human souls went on at night? Why, from their very earliest years, did the Organs select the night? Because at night, the prisoner, torn from sleep, even though he has not yet been tortured by sleepless-ness, lacks his normal daytime equanimity and common sense. He is more vulnerable.
2. Persuasion in a sincere tone is the very simplest method. Why play at cat and mouse, so to speak? After all, having spent some time among others undergoing interrogation, the prisoner has come to see what the situation is. And so the interrogator says to him in a lazily friendly way: “Look, you’re going to get a prison term whatever happens. But if you resist, you’ll croak right here in prison, you’ll lose your health. But if you go to camp, you’ll have fresh air and sunlight. So why not sign right now?” Very logical. And those who agree and sign are smart, if _ if the matter concerns only themselves! But that’s rarely so. A struggle is inevitable….
3. Foul language is not a clever method, but it can have a powerful impact on people who are well brought up, refined, delicate. I know of two cases involving priests, who capitulated to foul language alone. One of them, in the Butyrki in 1944, was being interrogated by a woman. At first when he’d come back to our cell he couldn’t say often enough how polite she was. But once he came back very despondent, and for a long time he refused to tell us how, with her legs crossed high, she had begun to curse. (I regret that I cannot cite one of her little phrases here.)
4. Psychological contrast was sometimes effective: sudden reversals of tone, for example. For a whole or part of the interrogation period, the interrogator would be extremely friendly, addressing the prisoner formally by first name and patronymic, and promising everything. Suddenly he would brandish a paperweight and shout: “Foo, you rat! I’ll put nine grams of lead in your skull!” And he would advance on the accused, clutching hands outstretched as if to grab him by the hair, fingernails like needles. (This worked very, very well with women prisoners.)
Or as a variation on this: two interrogators would take turns. One would shout and bully. The other would be friendly, almost gentle. Each time the accused entered the office he would tremble-which would it be? He wanted to do everything to please the gentle one because of his different manner, even to the point of signing and confessing to things that had never happened.”

 

Aleksandr_Solzjenitsyn

Aleksandr Solzjenitsyn (11 december 1918 – 3 augustus 2008)

 

De  Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Ernst van Altena werd geboren in Amsterdam op 11 december 1933. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Epistel Aan Mijn Vrienden

 

Heb medelij, heb medelij met mij

Mijn vrienden, toont erbarmen met mijn lot

Ik dans niet rond de meiboom, meieblij

Maar stervend lig ik in een laag cachot

Verlaten door Fortuna en door God

Oh meisjes, minnaars, groen en dwaas en mal

Oh kuitenflikkers, dansers op het bal

Spits als een spies, breed als een bastion

Met bellen, tink’lend als een waterval

Laat gij hem daar, de povere Villon

 

Gij zangers, op uw vrijheid zeer gesteld

Gij vrijers, pierlala’s in daad en woord

Die reilt en zeilt met vals of eerlijk geld

Mannen van geest, ik bid u, maak wat voort

U lacht en in die tijd steekt hij de moord

Gij dichters van couplet, motet, rondeel

Wanneer hij dood is helpt geen glas kandeel

Hij zucht hier zonder frisse wind of zon

Gebonden in de diepte van ’t kasteel

Laat gij hem daar, de povere Villon

 

Ach, komt hem zien in jammerlijke staat

Gij edelen, van tienden vrijgesteld

Die u door vorst noch keizer heersen laat

En u slechts onder God en Hemel stelt

Ziet hoe de honger hem gestadig kwelt

Zijn tanden zijn zo lang als van een riek

Niet door gebak, door droge korst en kliek

En in zijn darmen kolkt geen vleesbouillon

Maar water. Hij verkommert stervensziek

Laat gij hem daar, de povere Villon

 

Passende Prinsen, jong of grijs van haar

Sta met uw gratie en uw vrijbrief klaar

Hijs mij dit graf uit, in een mand of ton

Want varkens zijn behulpzaam voor elkaar

Waar er een krijst, staan alle and’re klaar

Laat gij hem daar, de povere Villon

 

Altena

Ernst van Altena (11 december 1933 – 14 juni 1999)
Hier met zangeres Lenny Kuhr

 

De Franse dichter en schrijver Alfred de Musset werd geboren op 11 december 1810 in Parijs. Zie ook mijn blog van 11 december 2006 en ook mijn blog van 11 december 2008.

Sonnet : Que j’aime le premier frisson d’hiver…

Que j’aime le premier frisson d’hiver ! le chaume,
Sous le pied du chasseur, refusant de ployer !
Quand vient la pie aux champs que le foin vert embaume,
Au fond du vieux château s’éveille le foyer ;

C’est le temps de la ville. – Oh ! lorsque l’an dernier,
J’y revins, que je vis ce bon Louvre et son dôme,
Paris et sa fumée, et tout ce beau royaume
(J’entends encore au vent les postillons crier),

Que j’aimais ce temps gris, ces passants, et la Seine
Sous ses mille falots assise en souveraine !
J’allais revoir l’hiver. – Et toi, ma vie, et toi !

Oh ! dans tes longs regards j’allais tremper mon âme
Je saluais tes murs. – Car, qui m’eût dit, madame,
Que votre coeur sitôt avait changé pour moi ?

 

 

Derniers vers

L’heure de ma mort, depuis dix-huit mois,
De tous les côtés sonne à mes oreilles,
Depuis dix-huit mois d’ennuis et de veilles,
Partout je la sens, partout je la vois.

Plus je me débats contre ma misère,
Plus s’éveille en moi l’instinct du malheur ;
Et, dès que je veux faire un pas sur terre,
Je sens tout à coup s’arrêter mon coeur.

Ma force à lutter s’use et se prodigue.
Jusqu’à mon repos, tout est un combat ;
Et, comme un coursier brisé de fatigue,
Mon courage éteint chancelle et s’abat.

 

Portrait-Musset

Alfred de Musset (11 december 1810 – 2 mei 1857)
Portret door Maurice Fruitier

 

De Duitse toneelschrijver Christian Dietrich Grabbe werd geboren in Detmold op 11 december 1801. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Don Juan und Faust

 

Don Juan.
Still sind die Plätze und die Straßen, nur
Springbrunnen plätschern tändelnd in dem Dunkel, –
Die ewge Roma schläft, ermüdet vom
Jahrtausendlangen Schlachtenkampf, vielleicht
Noch weit mehr von der Bürde ihres Ruhms.
Die arme Herrscherin der Welt! Sie hat
Die Liebe nie gekannt!
(Weiter vortretend.)     O welche Luft umweht mich!
Wie duftig strömt es her von Albas Bergen!
Es ist die Luft, die einst die Cäsars nährte,
Der Äther ists, in welchem heute
die
Geliebte atmet!

Leporello.      Herr, erlaubt ein Wort:
Es ist der Dampf, der aus der Garküch hier
Beian, allwo ein Haufen lustiger
Gesellen Wirtschaft treibt, uns in
Die Nase sticht.

Don Juan.      Sieh, Leporello. – Hast
Du Nachricht eingezogen?

Leporello.      Nun, das Mädchen
Ist eine Perle, gut genug, dem Kranz
Sie anzureihn, den Ihr schon tragt.

Don Juan.      Sie strahlt
Als Herrlichste der Frauen!

Leporello.      Don, ich bin
Entzückt! Ich sah sie!

Don Juan.      O so rede schnell!
Bewegung und Gestalt – Wie sind sie?

Leporello.      Wie?
Ihr habt sie selbst noch nicht gesehn?

Don Juan.      Gesehn,
Gesprochen – weiß ich es? Mich blendete
Ihr Auge!

 

Grabbe-Portrait

Christian Grabbe (11 december 1801 – 12 september 1836)
Lithografie van W. Severin

 

De Duitse dichter Maximilian Gottfried von Schenkendorf werd geboren op 11 december 1783 in Tilsit in Oost-Pruisen. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Muttersprache

Muttersprache, Mutterlaut!
Wie so wonnesam, so traut!
Erstes Wort, das mir erschallet,
Süßes, erstes Liebeswort,
Erster Ton, den ich gelallet,
Klingest ewig in mir fort.

Ach, wie trüb` ist meinem Sinn,
Wenn ich in der Fremde bin,
Wann ich fremde Zungen üben,
Fremde Worte brauchen muß,
Die ich nimmermehr kann lieben,
Die nicht klingen als ein Gruß!

Sprache, schön und wunderbar,
Ach, wie klingest du so klar!
Will noch tiefer mich vertiefen
In den Reichthum, in die Pracht,
Ist mir`s doch, als ob mich riefen
Väter aus des Grabes Nacht.

Klinge, klinge fort und fort!
Heldensprache, Liebeswort,
Steig empor aus tiefen Grüften,
Längst verscholl`nes, altes Lied!
Leb` auf`s Neu` in heil`gen Schriften,
Daß dir jedes Herz erglüht.

Ueberall weht Gottes Hauch,
Heilig ist wohl mancher Brauch,
Aber soll ich beten, danken,
Geb` ich meine Liebe kund,
Meine seligsten Gedanken
Sprech` ich wie der Mutter Mund.

BusteMaxVonSchenkendorf

Maximilian von Schenkendorf (11 december 1783 – 11 december 1817)
Buste in Koblenz

 

De Duitse schrijver Paul Kornfeld werd geboren op 11 december 1889 in Praag. Zie ook mijn blog van 11 december 2008.

 

Uit: Blanche oder Das Atelier im Garten

 

“Vor dem kleinen, alten, schmutzig-grauen Haus, das in einem Garten lag und in diesem inmitten eines Kreises von Bäumen, stand im Dämmer eines wolkigen März-Nachmittags eine etwa achtundzwanzigjährige Dame; neben ihr ein Mann, der um einige Jahre älter war. Sie trug einen langen braunen, gerade herabfallenden Mantel, dessen unterer Rand und dessen Ärmel mit Pelz abgesetzt waren, und an den Füßen hohe Überschuhe aus mattgrauem Leder. Über den Kopf hatte sie vom Nacken bis zur Stirn eine Mütze gezogen. Ihre Hand umspannte ein Bündel von Blumen, das sie eben an einer der Straßenecken gekauft haben mochte und das aus mehreren einzelnen Sträußen und Sträußchen bestand: aus Leberblumen, Veilchen, Märzbechern, Freesien und Mimosen. Sie hieß Blanche und war die Tochter des Rechtsanwalts Riedinger; ihr Begleiter, ein Beamter der staatlichen Bibliothek, hieß Dr. Franz Friedrich Müller-Erfurt und war bucklig. Die beiden waren eben gekommen.

“Das also ist Ihr Atelier?” fragte er.

“Ja. Ist’s nicht schön? Diese Ruhe! Hier ist man immer ungestört.”

Augenblicklich neigte er den Kopf zur Seite, sah schief zu ihr, die viel größer war als er, hinauf und fragte mit den prätentiös-akzentuierten Silben eines Menschen, der den Ehrgeiz hat, aus seinen Antworten immer schlagfertige Pointen zu machen: “Ungestört – wobei?”

Sie lachte auf. Allerdings klang es angesichts dieser so harmlosen Banalität ein wenig zu laut. “Bei der Arbeit natürlich!” und sie bückte sich, um unter der Matte vor der Tür den Hausschlüssel hervorzuholen. Er wies hin: “Sie machen es aber den Einbrechern leicht – oder den anderen Leuten, die Sie überfallen wollen!”

Sie wandte sich schnell um und klagte mit gespielter Traurigkeit: “Denken Sie! Es kommen keine! – Im übrigen”, und sie hob den Schlüssel in die Höhe, “kann ich denn dieses Rieseninstrument bei mir tragen?”

 

Kornfeld

Paul Kornfeld (11 dezember 1889 –  † januari 1943)