Jan Wolkers, Marja Pruis, Maartje Wortel, Andrew Motion, Harry M.P. van de Vijfeijke, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: Serpentina’s petticoat

“Het was zó’n natte novembermaand dat we dikke stukken hout op gelijke afstanden van elkaar in de tuin hadden gelegd, zodat we van blok tot blok springend tenminste met droge voeten in de schuur kwamen. De regen hield maar aan. Als lange draden grijze wol stroomden de stralen naar beneden, uit kluwens waar geen eind aan scheen te komen. De tuin kwam blank te staan. De stukken hout dreven weg en bleven tegen struiken en verdorde planten aan dobberen. Ze leken op een uit elkaar geslagen vloot en deden me denken aan een gravure in mijn geschiedenisboek, waaronder stond: Gods adem heeft ze verstrooid.
– We moeten toch in de schuur zien te komen, zei ik tegen Evert en Eddy.
Ik haalde de rubber jachtlaarzen van mijn vader te voorschijn, die al jaren niet meer gebruikt waren, zodat ik me afvroeg of ze nog wel waterdicht zouden zijn. Op het hoge stoepje voor de zijdeur van het huis trok ik ze aan. Ik liep er even aarzelend mee het water in, als iemand die in april de zee probeert. Mijn voeten bleven droog. Daarna draaide ik me met de rug naar Eddy toe en spreidde mijn armen uit. Hij sprong zo wild, dat ik bijna mijn evenwicht verloor. Ik sloeg mijn armen rond zijn harde lange dijen en ging in de richting van de schuur lopen. Als ik een voet verplaatste bleef er een klein bruin wolkje in het water achter. Ik voelde me een vliegtuig dat door ontploffende granaten achtervolgd wordt. Mijn tenen moest ik omhoogsteken om niet uit de laarzen te schieten die in de modder vastzogen.
Toen ik terugging om Evert te halen liep ik over het gazon. Als geheime donkere kreeften lagen grote dahliaknollen onder water, die op het gras te drogen waren gelegd voor de regen kwam. Mijn vader had ze maar laten liggen. Je kunt ze toch niet eten en wie denkt er aan bloemen voor volgend jaar in zo’n verschrikkelijke tijd, had hij gezegd. Ik trapte tegen de knollen. Ze vielen uit elkaar, terwijl er een lichtgele brij langzaam in het water opwolkte.
We lagen op een harde matras gevuld met zeegras. De schuurdeur hadden we open laten staan en we keken, zonder te spreken, naar de luchtbellen die de regen in het water sloeg. Soms stond een van ons op en pakte een paar tabaksbladeren, die in een lange rij aan een touw langs de zoldering hingen. Ze hadden goudgeel moeten worden, maar als onwillige kameleons waren ze in een vuile bruingroene kleur blijven steken. We knipten ze zorgvuldig fijn en rolden er sigaretten van in papier dat we uit een oud kerkboek scheurden. Ik had het boek uit de bibliotheek van mijn vader gehaald en er het binnenwerk uit getrokken”.

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Marja Pruis werd geboren in Amsterdam op 26 oktober 1959. Zie ook alle tags voor Marja Pruis op dit blog.

Uit: Omdat je het Waard Bent

“Soms heb ik het idee dat ik van ver kom. Alsof nu een ander soort mores heerst dan waarmee ik ben opgegroeid, en ik me iedere keer over weerzin, schrik of angst moet heen zetten om me in de wereld van nu te begeven. Inmiddels ben ik oud genoeg om te weten dat als ik dit idee heb, ik hier niet alleen in sta. In die zin zou iedereen het gevoel kunnen hebben van ver te komen en wordt deze planeet bewoond door aliens.
Misschien is het idee dat er een tijd bestaat waarin je zou kunnen samenvallen met jezelf, een tijd waarin je je thuis voelt, een illusie. Per definitie onmogelijk, omdat de definitie van leven veranderlijkheid is. Het is denk ik niet dat ik terugverlang naar vroeger. Ik wil niet achteruit – maar vooruit is ook weer zoiets. Het is het splijtende gevoel dat zich achter me een zwart-witfilm ontrolt, zonder geluid – het enige geluid dat je hoort is het geratel van een amechtige projector – terwijl vóór me een bonte kermis gaande is waarop het verplicht is een 3D-bril op te zetten. Het geluid staat te hard, de gezichten komen te dichtbij. Een polonaise waarbij je moet inhaken op straffe van onzichtbaarheid.
Het heeft te maken met dat iedereen een vertegenwoordiger van zichzelf lijkt te zijn geworden, iedereen moet zich laten zien, en wat iedereen laat zien, moet dan weer het beste zijn dat hij of zij mogelijkerwijs kan laten zien. En dat is, ben ik bang, weer terug te voeren op het grote wereldwijde web waarop de mensheid sinds enige decennia is aangesloten en waarvan we waarschijnlijk nooit meer losgekoppeld raken.
De druk om constant bereikbaar te zijn, jezelf in heel je glorie te openbaren, je kunsten en goede daden op eigen houtje te etaleren… Ik weet dat de sociale media ook zegenrijk effect sorteren – Revolutie!”

 


Marja Pruis (Amsterdam, 26 oktober 1959)
Cover

 

De Nederlandse schrijfster Maartje Wortel werd geboren in Eemnes op 26 oktober 1982. Zie ook alle tags voor Maartje Wortel op dit blog.

Uit: Half mens

“Ik heb laatst gelezen dat je ’s ochtends bij het wakker worden al beslist of je diezelfde dag bijvoorbeeld een ijsje gaat eten. Niet bewust, maar iets in je heeft al gekozen. Vandaag mag je ijs.
Je moet niet alles geloven wat ze in de krant zetten, maar nu ik er met terugwerkende kracht over nadenk, weet ik dat het waar is.
Iets in je heeft al gekozen. Zo was het ook bij Michael Poloni. Hij heeft lang moeten wachten. Toch heeft hij uiteindelijk gekregen waar hij naar verlangde, als ik het goed begrepen heb. Hij zag er in ieder geval gelukkig uit, dat kunnen niet alle mensen zeggen. Als ikzelf eens aan iemand vraag: ‘Hoe zie ik eruit vandaag?’ dan zeggen de mensen negen van de tien keer: ‘Weet je zeker dat je het horen wil?’ De tiende is mijn moeder. Zij zegt: ‘Jongen, jij bent een beauty en dat weet je best.’ Dat zijn de dagen waarop ik mijn hoed opzet.
Maar goed, het gaat nu niet om mij. Het gaat om Michael Poloni. Voor hem begon het ongeveer een half jaar geleden met een ongeluk. Het was allemaal al veel eerder begonnen natuurlijk, maar vanaf de zaterdag waarop het ongeluk plaatsvond begon het voor hem pas echt. Iets in hem had al lang daarvoor gekozen. Vandaag mag je ijs. En het besef wat dat te betekenen heeft komt altijd later, als je je ijsje al ophebt, begrijp je?
Laat ik dit vooropstellen: met mij heeft dit hele verhaal uiteindelijk niets te maken. Per toeval werd ik, James Dillard, drieënveertig jaar oud, geboren en getogen in Los Angeles, deelgenoot van dit verhaal, maar langs de zijlijn, en voor een paar maanden maar.
Het was op een dinsdagmorgen, ik had een bagel gegeten, daarna had ik gekakt terwijl ik ondertussen een hoofdstuk las uit The Road to Los Angeles. Ik had mijn tanden gepoetst en overwogen of ik me zou scheren.Ik had koffiegedronken met mijn huisgenote Allijah, een bloedmooi meisje. We zaten aan de straatkant, met de loodsdeur open. Ik keek naar het verkeer en zij vertelde over haar examens, wat me vrij weinig interesseerde, ze had al een vriend. De buurvrouw zei gedag, ze loopt kreupel. Ik vroeg me af of het niet link was dat ze zelf nog in haar auto reed. Ook dacht ik aan wat ik die middag zou gaan doen, en dat alles hetzelfde zou zijn als wat ik gisteren had gedaan en de dag daarvoor en ook de dag daarvoor. Ik deed niets, al mijn hele leven niet. Ik leefde van anticlimax naar anticlimax. Dan kan je in z’n grote stad als Los Angeles wonen maar dat lost niets op.”

 

 
Maartje Wortel (Eemnes, 26 oktober 1982)

 

De Engelse dichter, schrijver en biograaf Andrew Motion werd geboren op 26 oktober 1952 in Braintree in Essex. Zie ook alle tags voor Andrew Motion op dit blog.

 

Laying the Fire

I am downstairs early
looking for something to do

when I find my father on his knees
at the fireplace in the sitting-room
sweeping ash
from around and beneath the grate
with the soft brown hand-brush
he keeps especially for this.

Has he been here all night
waiting to catch me out?
So far as I can tell
I have done nothing wrong.

I think so again
when he calls my name
without turning round;

he must have seen me
with the eyes in the back of his head.

‘What’s the matter old boy?
Couldn’t sleep?’

His voice is kinder than I expect,
as though he knows
we have in common a sadness
I do not feel yet.

I skate towards him in my grey socks
over the polished boards of the sitting-room,

negotiating the rugs
with their patterns of almost-dragons.

He still does not turn round.

He is concentrating now
on arranging a stack of kindling
on crumpled newspaper in the fire basket,

pressing small lumps of coal
carefully between the sticks
as though he is decorating a cake.

Then he spurts a match,
and chucks it on any old how,

before spreading a fresh sheet of newspaper
over the whole mouth of the fireplace
to make the flames take hold.

Why this fresh sheet
does not also catch alight
I cannot think.

The flames are very close.

I can see them
and hear them raging
through yesterday’s cartoon of President Kennedy

and President Khrushchev
racing towards each other in their motorcars
both shouting
I’m sure he’s going to stop first!

But there’s no need to worry.
Everything
is just as my father wants it to be,
and in due time,
when the fire is burning nicely,
he whisks the newspaper clear,

folds it under his arm,

and picks up the dustpan
with the debris of the night before.

Has he just spoken to me again?
I do not think so. I
do not know.
I was thinking how neat he is.
I was asking myself:
will I be like this? How will I manage?

After that he chooses a log
from the wicker wood-basket
to balance on the coals,
and admires his handiwork.

When the time comes to follow him,
glide, glide over the polished floor,
he leads the way to the dustbins.

A breath of ash
pours continuously over his shoulder
from the pan he carries before him
like a man bearing a gift
in a picture of a man bearing a gift.

 

 
Andrew Motion (Braintree, 26 oktober 1952)
Hier bij een standbeeld van Philip Larkin in Hull

 

De Nederlandse dichter Harry M.P. van de Vijfeijke werd geboren op 26 oktober 1946 in Waalre. Zie ook alle tags voor Harry M.P. van de Vijfeijke op dit blog.

 

Waar de witgeschilde berken

Waar de witgeschilde berken het uitgillen
in hun bladerwolken, geel, een plas,

waarop ik voor het eerst mijn smalte
overwon en op ijzers uithuizig
comfortabel was.

De zwarte vloer, vijver van verre dagen.
Nu mijn vader sterft en ik nog
wat blijf, ga ik mij vast terug
op de vroege vlakten wagen.

 

De stad. We bleven

De stad. We bleven.
Ooit was er een reden.

Zij had het ongemakkelijk die tijd, de stad.
Er werden ingewanden weggehaald,
geschiedenis bracht ongerief, gewoeker.

Ik werd verwacht te bloeien. Klaproos
op kaalslag. Ik viel niet mee.

We raakten in de pas, het tumult
waarmee ik je bezocht werd milder.

De trouw die ik belijd is er niet een
van het zweren.

Het is liefde, een van goed vaarwater,
rustig en welwillend als een schil.

 


Harry M.P. van de Vijfeijke (Waalre, 26 oktober 1946)

 

De Amerikaanse schrijver Stephen L. Carter werd geboren op 26 oktober 1954 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Stephen L. Carter op dit blog.

Uit: The Impeachment of Abraham Lincoln

“The President was dying.
As the grim news spread through Washington City, angry crowds spilled into the cold, muddy night. Abraham Lincoln had been shot at Ford’s Theatre, on Tenth Street. The wounds were mortal, people were saying. There was no way he could survive. The war was over, the South utterly vanquished, yet somehow its withered hand had reached up into the nation’s capital and extracted this bitter revenge. The crowds became mobs, looking for somebody to hang. Some wanted to burn Ford’s to the ground. Others marched toward Old Capitol Prison, where many leaders of the late rebellion were still being held. Rumors passed from mouth to mouth: The Vice- President had been murdered in his rooms at Kirkwood House. The Secretary of State had been stabbed to death in his mansion on Lafayette Square. Confederate troops were advancing on the city. Or Union troops: nobody seemed to know for sure, and a coup d’état had been rumored for years. Outside Ford’s Theatre, a man in the blood-spattered uniform of an army major and a doctor carrying a candle fought their way into the street. A group bearing Lincoln’s unmoving body followed behind. Mrs. Lincoln, face like chalk, clutched her husband’s stiff hand. People leaned in, trying to see or touch. Men groaned. Women wept. A soldier banged on the door of a row house across the way. They carried the President inside and shut the door. People craned to peer in the windows. Minutes later, Secretary of War Stanton, the most feared man in Washington, arrived in an unguarded carriage and raced inside. Other officials followed. Furious soldiers took up positions on the sidewalk but seemed to have no clear orders. They battered members of the crowd for practice. Other men went in. The people who had been closest to the body passed on the story: the President’s head was a mass of blood.
Meanwhile, the hue and cry had been raised. That actor fellow. Wilkes Booth. He had shot the President and leaped to the stage, then escaped on horseback. Somehow the mob was armed now, looking for someone to whom they might do mayhem.”


Stephen L. Carter (Washington, 26 oktober 1954)

 

De Zweedse dichteres en schrijfster Karin Maria Boye werd geboren op 26 oktober 1900 in Göteborg. Zie ook alle tags voor Karin Boye op dit blog.

 

Evening Stillness

Feel how near Reality dwells.
She breathes near here
on evenings with no wind.
Perhaps when no one looks, she shows herself,

The sun glides over rock and grass.
In her silent play
life’s spirit is concealed.
Never as this evening was he so close.

I have met a stranger with silent lips.
If I had reached out my hand
I would have brushed his soul,
as we passed each other with timid steps.

 

Burning Candles

Now cries the night aloud in need,
with unknown dread a-quake.
Now light I here two candles straight
for eternal darkness’ sake.

If the Lord’s angels pass by here,
the light will call to them,
then they will hear the flames sing my prayer,
and bear it with them home.

They are warriors who go in armour of fire
with word from the Almighty’s house.
Their speech has no words for harsh and sweet.
but for burning candles it has.

That is why they stand on the storm’s back
between the whipping wings’ din,
that is why they smile at the darkness’s power
and meet the cold with disdain.

O Lord my God, O terrible God,
Your mantle’s roar booms free.
I pray for flowers and pray for peace –
but give burning candles to me!

 

Vertaald door David McDuff

 

 
Karin Boye (26 oktober 1900 – 24 april 1941)
Standbeeld in Göteborg (detail)

 

De Ierse dichter Trevor Joyce werd geboren op 26 oktober 1947 in Dublin. Zie ook alle tags voor Trevor Joyce  op dit blog.

 

FROM A PHANTOM HYPERSESTINA (Fragment)

peacocks
seem out
of place
and uneasy
here

large
rattling
tails
folded

eyes
all
neatly
stacked

like tenses
of some
complex
and irregular
verb tabled
in a grammar

could
should
would

or a hand
of cards

 

 
Trevor Joyce (Dublin, 26 oktober 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Pat Conroy werd geboren op 26 oktober 1945 in Atlanta, Georgia. Zie ook alle tags voor Pat Conroy op dit blog.

Uit Beach Music

“I am usually up when the Piazza Farnese awakens. In darkness I brew my coffee and take a cup up to the terrace where I watch first light come over the deer-colored city.
At six in the morning, the man at the newspaper stand arrives and begins arranging magazines beneath his canopy. Then a truck enters the piazza from the west carrying bales of Il Messaggero and other morning papers. The two carabinieri who guard the entrance to the French Embassy switch on the lights of their jeep to begin their slow perfunctory circling of the Palazzo Farnese. Wearing the same expressions, like face cards in a disfigured deck, the carabinieri seem bored and usually you can see the pale glow of their cigarettes against the dashboards as they sit in their cars during the long Roman night. A van carrying fragrant bags of coffee then arrives in front of the Bon Caffe at the same time the owner of the cafe rolls up the steel shutters. His first cup of coffee always goes to the driver of the truck, the second to the owner of the newspaper stand. A small boy, the son of the owner, then takes two cups of black coffee to the carabinieri across the piazza just as the nuns in Santa Brigida begin to stir in the convent across from my building.
While it is still dark beneath the annealed stars and low-seated moon a nun opens the small steel gate in front of the Church of Santa Brigida, an act signifying that Mass is about to start. There is solitude in the fatigue of watching such beginnings and I then ritually count the thirteen churches I can see from my terrace. I was still counting them when I spotted a man who had been following us for the last few days enter the piazza from the Campo dei Fiori.
I slipped behind an oleander bush as the man looked up toward my terrace, then entered the Bon Caffe. I continued to count the bell towers and the four great moony clocks whose hands commemorated the exact moment of their death for Rome to see. I listened with pleasure to the music of the fountains in the piazza.
Across the piazza, a nun moved on the church’s terrace this Monday morning, heedless as a moth in her mothering of roses. A brindled cat stalked a pigeon into the first slice of sunlight in the piazza, but a bum clapped his hands and shooed them both away. The man who’d been following me came out of the Bon Caffe and looked my way again. He lit a cigarette, then walked to the newspaper stand and bought a copy of Il Messaggero.
Below me the piazza began to bloom with life as carts rolled into it and pedestrians entered from the side streets. Pigeons called to each other from the stately rows of fleurs-de-lys that stretched along the entablature of the French Embassy. I love both the regularity and austereness of my piazza.”

 


Pat Conroy (26 oktober 1945 – 4 maart 2016)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e oktober ook mijn blog van 26 oktober 2014 deel 2.

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Harry M. P. van de Vijfeijke, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: De perzik van de onsterfelijkheid

“De vogels schreeuwden hem wakker. Met zijn ogen dicht bleef hij liggen luisteren naar het gekrijs, hels en genadeloos, alsof ze de zon boven de horizon uit wilden vloeken. Erdoorheen hoorde hij een vreemd klapperen, als van een zonnescherm in de wind. Die zak van boven heeft de vlag weer vergeten binnen te halen. Verleden jaar had bijna de hele trap er ruzie over. Stelletje melkmuilen en trutten. Belediging van de vlag. Je gelooft je oren niet. Alsof de mensen nooit boven het niveau van padvinders uitkomen. 0, wat is m’n rood, wit en blauw vernederd. Die vlag hangt nog halfstok ook. Dan is het ook nog een belediging voor de doden. De doden. Het is een instituut geworden. Die gruwelijk vermoorden schijnen zich om te draaien in hun massagraf als er zo hier en daar een vlaggetje onder de sterrenhemel blijft wapperen. Primitief bijgeloof. Puur animisme Alsof dat dundoek door de vleermuizen van het kwaad bezwadderd zou kunnen worden, alsof de vijand hem zou kunnen bezeiken in het nachtelijk duister. Als jullie willen zien hoe de vlag en de doden beledigd worden hadden jullie gisteravond op de Dam moeten gaan kijken. Ze spatten bijna van woede uit elkaar. Als een stel piranha’s zouden ze zich op je gebeente willen storten om het laatste beetje merg eruit te vreten. Zo te horen staat er een behoorlijke bries. Niet eruit geweest vannacht. Nee toch? Even goed nadenken. Te veel valium geslikt. Snoep verstandig. Dat ruisen in mijn hart of daaromtrent. Het is of er zandkorrels je aderen in gespoeld worden. Sterk vertakte rivier. Het slibt dicht. Een treurwilg van geronnen bloed. Je bloedsomloop als een foto van de bliksem. Aderen van witheet metaal. Alsof je van binnen uit in een keurslijf wordt gegoten. Een skelet van nikkel. De grote verstijving. Door de stank van de asbak met peuken heen rook hij de dranklucht. Hij zag zijn vrouw weer, onderuit gezakt voor de televisie, naar de dodenherdenking zitten kijken. Die zinloze dennen tegen de oranje avondlucht. Verleden jaar nog in zwart-wit. In kleur is het nog treuriger. Je hoort de laatste zanglijster. Je staat daar en je zakt weg. Die salvo’s uit het verleden. Je dacht er steeds aan. Dat je eenzaam zou vergaan. Ze zat maar te mompelen. Moest natuurlijk weer aan Henk denken. Zelf ook. Het kan niet anders. Dat dat je voorgoed bijblijft. De fakkels die opdoemen alsof de doden een geest hebben. Die reusachtige bronzen klok dreunt op den duur in je kop mee. Zo’n stel van die jongens van vroeger in overall met een sten voor hun borst. Onherroepelijk weg en voorbij. Voor wie voeren ze die maskerade eigenlijk op. Te goed doervoed.”

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)
Cover

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Harry M. P. van de Vijfeijke, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy”

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: Dagboek 1970

“VRIJDAG 2 JANUARI 1970
Een halve celestone.
Om negen uur op met het bevrijdende gevoel dat we weer met zijn drieën zijn. Kachel opgerakeld, thee gezet. Dan gaat Jeroen zijn kamerdeur open en zien we zijn slaperige hoofd. Thee met cake naast dat hoofd op de grond en het is weer even rustig. Het vriesweer is voorbij.
Het is vochtig. Ik had het vannacht al horen regenen op het dak. Ik zet, op verzoek van Jeroen, de eerste plaat van Fats Waller op. ‘Ain’t Misbehavin”. Voor de katten een blik haring in tomatensaus uit de supermarkt opengemaakt dat kennelijk al jaren oud is. De inhoud ziet eruit als een slijmerig beschimmelde sok in baksteengruis. Na het koffie drinken en het hapje groene kool met fricandeau gaan we rondrijden.
Het is voorjaarsachtig zacht. We gaan de Waddenkant langs. Bij de schorren staan duizenden scholeksters allemaal dezelfde kant op. Indrukwekkend. We kijken er lang naar door de kijker. Even voor Oost zien we een wulp vliegen. Heilige ibis van het noorden. Op de Waddenzee eilanden van ijs waar honderden vogels op zitten. Meeuwen en eenden. We doen even boodschappen in Den Burg. Zie verschrikkelijk lekkere donkere meid met brede dijen onder minirok. Ik zou wel met één duik van mijn kop onder die rok mijn tong willen doorhalen. Kopen vis (tong nota bene) en rum. Rijden via Oudeschild verder langs de Waddenkant. Dan gaan we naar Den Hoorn. Stoppen bij de kerk en lopen over het kerkhof. Drijver ligt er begraven. De kerk is uit 1646. Ik zeg tegen Jeroen dat hij vier jaar na ‘De Nachtwacht’ is gebouwd en Karina zegt twee jaar voor het Verdrag van Münster. Het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Bij de Mokbaai ligt er gewoon een vrouw aan de kant van de weg met een rood-wit gestreepte ijsmuts op naar de lucht te kijken. Bij De Koog lopen we even naar zee. Er liggen verbruikte rotjes en vuurpijlen op het strand.
Thuis thee met rum. Jeroen en Karina spelen uit het Teleac- schaakboek de wedstrijd tussen Euwe en Aljechin na uit 1934 in Zürich.
(Kende de naam Aljechin van Wim de Kler uit 1942. Zijn broer, die op de hertog van Windsor leek, schaakte.) Wit won gemakkelijk door zijn pluspion,’ herhaalt Jeroen steeds. Dat is gewoon te gek. ‘Hulde aan het loperpaar.’ Het klinkt echt een beetje lullig. Tak!!”

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)
Cover

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye, Trevor Joyce, Pat Conroy”

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: Terug naar Oegstgeest

“Met een vies gezicht zei ze dat ik mijn handen moest wassen, maar toen we naast elkaar door een van de kleine raampjes over de omgeving keken was ze dat al vergeten, want toen ik haar hand voorzichtig beetpakte trok ze die niet terug. Ze draaide hem om, omdat ik aan de verkeerde kant mijn vingers tussen de hare had gestoken en ging ineens met haar spitse nagels onder mijn afgebroken nagels. Ik rilde, zodat ze vroeg of ik het koud had. Ik wees haar een reiger die zo vlak langs de grond zweefde dat het leek of hij door zijn eigen schaduw achterna werd gezeten. En we zagen twee priesters in hun zwarte gewaden in het weiland achter het seminarie. Ze gaven elkaar een hand en bleven zo heel Iang staan alsof ze elkaar nooit meer zouden zien. Toen gingen ze allebei een andere kant op met fladderende rokken door het groene gras. Daar lagen we even later samen in aan de slootkant. Zij met mijn zwarte regenjas vol verfklodders onder zich omdat ze bang was dat haar nok vuil zou worden, want daar keken ze thuis altijd meteen naar als ze weg geweest was. Toen ik haar een kleverig zoentje gaf begon ze zo snel te ademen dat ik voorzichtig met mijn hand onder haar rok de warmte binnensloop. Met mijn vingertoppen op het elastiek in haar broekje bleef ik liggen, onhandig toen ik haar niet meer zoende, want toen werd mijn hand ineens een ding dat daar niet thuishoorde. Onwillekeurig keek ik naar het raampje in de toren waar wij net voor gestaan hadden, maar het weerspiegelde alleen de hemel. Ze drukte haar lippen op mijn mond en stak het puntje van haar tong naar binnen. Toen sloot ze haar ogen, zodat ik met mijn hand in haar broekje durfde te gaan. Haar gezicht was zo rood geworden dat je haar sproeten niet duidelijk meer kon zien. Ineens draaide ze wild met haar onderlichaam en deed haar dijen van elkaar, zodat ik met mijn vinger in haar wegzakte. Verschrikt trok ik mijn hand terug en ze keek me aan of ze plotseling wakker werd. En toen kwam de natuur mij te hulp want naast haar hoofd zat een zeldzame rugstreeppad die ik alleen van plaatjes kende.”

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)
In 1966

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye”

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

 

De winterslaap

Als de sneeuw niet meer
Smelten wil,
Een boterham met dubbel jam
De mond niet opent,
een oog kijkt eerder scheel
naar een gebroken ruit –
Dan hangt men lakens voor het raam,
De kille bloedsomloop
Zakt naar de modder,
Er is geen wakker worden aan.

 

Uitzicht

Spelende kindren in de voorjaarszon,
En in de verre tuinen vogelfluiten.
Al wordt geluk van later leed de bron,
Vandaag is dit geluk door niets te stuiten.

De straten liggen eenzaam en verlaten.
Een vrouw zingt ergens voor een open raam.
En de geliefden die de tijd verpraten,
Noemen elkander met een tere naam.

Tegen de horizon de paarse bossen,
Daarvoor de weilanden nog nat van dauw.
En tussen de groene weiden, tulpen, rose,
En hyacinthenvelden, wit en blauw.

Zou ik iets anders wensen dan dit uitzicht,
Op deze stille dingen van geluk?
Geen dood ontneemt dit land het warme zonlicht
Geen mensendaad breekt deze dromen stuk.

Wij zijn verloren voor de grote daden.
Niets blijft ons meer dan deze ene droom:
Zonder de diepste gronden te verraden,
Dit leven te aanvaarden, stil en vroom.

 

De herinnering

Het is zo lang geleden
Dat het vergeten had moeten zijn,
Het is zo vers
Als een voetstap in het gras,
Als rook die wegtrekt uit een open raam,
Dauw die druppelt langs gewas
Door aarde en stof,
Een gedachte die er niet meer was.

 

 
Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel, Stephen L. Carter, Karin Boye”

Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel Stephen L. Carter, Karin Boye

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

Uit: Kort Amerikaans

‘Ik hoef niet langer alleen te zijn. Eindelijk heb ik een vrouw gevonden voor wie ik mijn hoofd niet af hoef te wenden uit angst dat ze mijn geschonden gelaat zal zien, die me niet zal verlaten omdat ik haar van te voren gezegd heb dat het onmogelijk is. Dat je met zo iemand als ik ben niet getrouwd kan zijn.’ En, doelend op het schilderij waarop het litteken was aangebracht, denkt hij verder: ‘Voordat we elkaar gezien hadden hebben ze al geprobeerd het onmogelijk te maken tussen ons. Ze hebben je voor mij gewaarschuwd, je laten zien, hoe ik getekend ben.’

(…)

‘Als jij aan je ouders en je broers en je zusters evenveel liefde gaf als aan die koudbloedige dieren, dan zou het nog niet zo slecht met je aflopen. Die beesten zit je maar te knuffelen en te bevingeren en ons doe je niets dan het leven zuur maken. Als jij ooit nog een vrouw krijgt mag ze wel Jobs geduld en Salomo’s wijsheid hebben.’ De getekende is de vervloekte. Op bladzijde 50 voegt de vader Erik toe: ‘Jij gaat naar het gesticht, ik zal je morgen weg laten halen! Van de duivel ben je bezeten! Jou wacht het eeuwig vuur. Ontaard kind! Laag en gemeen ben je!’

(…)

‘Gesteld dat u zo’n sigaret had en die aan mij verkocht. Goed, ik stop hem bij mij en thuis geef ik hem aan mijn broer. Die is daar heel blij mee en gaat hem meteen op roken. Maar de volgende dag heeft hij een dikke keel. Hij kan zijn mond niet meer opendoen want taaie slijmdraden zitten aan de binnenkant over zijn mond geplakt. Dan moet hij naar het ziekenhuis waar hij op een afschuwelijke manier sterft. Maar voor hij doodgaat zie ik hem voor het laatst. Ik mag niet bij hem komen want het is erg besmettelijk. Ik kan hem alleen achter glas zien als een vis in een aquarium. Voor hij sterft steekt hij zijn arm naar mij omhoog en balt zijn vuist. Dan spreidt hij twee vingers, zoals je doet om er een sigaret tussen te houden en maakt een gebaar van roken. Daarna valt hij terug in het kussen en is dood. Maar ik weet het, ik heb het teken verstaan. Ik ben zijn moordenaar op het spoor.Terwijl hij sprak brak het zweet door zijn huid naar buiten.’

 

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis, Andrew Motion, Maartje Wortel Stephen L. Carter, Karin Boye”

Jan Wolkers, Marja Pruis

De Nederlandse dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Jan Wolkers werd geboren in Oegstgeest op 26 oktober 1925. Zie ook mijn blog van 26 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Jan Wolkers op dit blog.

 

Uit: Turks fruit

“Ik ging naar buiten en liep in het gangetje bijna tegen Olga aan die voor haar moeder uit liep. Ze keek me niet aan en wilde zo langs me lopen naar het damestoilet. Ineens sloeg mijn vuist naar voren. Precies op haar oog. Ze week achteruit tegen de muur en bleef zo staan met gebogen hoofd alsof ze niet onder razernij wilde verbergen dat zij de schuld was van alles. (…)Thuis dook ik verdoofd van ellende op mijn bed en ik wist zelf niet of ik nou geslapen had of half bewusteloos was geweest toen ze me midden in de nacht belde. Ze zei, dat ik zeker wel begreep dat ze niet meer thuis zou komen. Dat ze er verschrikkelijk uitzag met dat blauwe oog en dat dat nu al het tweede was binnen een paar maanden (…). Ik voelde mij ineens ijskoud worden. Ik zei haar dat ze gerust in dat hotel van waaruit ze belde kon blijven slapen met die klootzak. Dat ze daar dat oog niet als vrijbrief voor hoefde aan te voeren. En dat ik haar veel geluk wenste met die getrouwde vent, want dat ik de moet in zijn vinger had gezien waar die lafbek zijn trouwring had gezeten.

(…)

 


Scene uit de film met Rutger Hauer en Monique van de Ven,
(Paul Verhoeven, 1973)

 

“Ze had daar een oudere vriendin gehad. De vrouw van een collega van haar man. Die was in het begin heel normaal geweest. Ze las wel eens wat theosofische boeken, maar daar sprak ze nooit over. Maar toen ging ze ineens als de mannen op pad waren briefjes bij de vrouwen onder de deur door schuiven waarop ze geschreven had ‘Bedwing uw begeerten! Streef naar bewuste Eenheid met het Al! De hartstocht verstoort de Harmonie in het Heelal! Liefde is de verenigende Kracht van de Grote Heelalse Magneet!’ en meer van zulk soort flauwekul.”

(…)

“Zei ze op een keer dat ze in Mexico een beeldje uit een opgraving voor me had gekocht. Van terra cotta. Een vrijend stel, met de aarde er nog aan. Ze had het ergens in een hotel in San Diego laten liggen. Maar later werd ze soms net een dreinend kind. Dan moest ik een paar keer op een middag aan haar voortanden voelen omdat ze dacht dat ze los gingen zitten. Midden onder het bezoekuur wilde ze me dan wegsturen om een zak turks fruit voor haar te halen omdat dat het enige was wat ze nog durfde te snoepen met die loszittende voortanden. Of ze wilde dat ik haar de hele middag hielp bij het in elkaar zetten van een legpuzzel van een even uitbundig herfstlandschap als waarvan ze me een kaart had gestuurd uit Californië”.

 

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)

Lees verder “Jan Wolkers, Marja Pruis”