De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough.
The Fan
LOVELY Semiramis
Closes her slanting eyes:
Dead is she long ago.
From her fan, sliding slow,
Parrot-bright fire’s feathers,
Gilded as June weathers,
Plumes bright and shrill as grass
Twinkle down; as they pass
Through the green glooms in Hell
Fruits with a tuneful smell,
Grapes like an emerald rain,
Where the full moon has lain,
Greengages bright as grass,
Melons as cold as glass,
Piled on each gilded booth,
Feel their cheeks growing smooth.
Apes in plumed head-dresses
Whence the bright heat hisses,–
Nubian faces, sly
Pursing mouth, slanting eye,
Feel the Arabian
Winds floating from the fan.
Four in the Morning
Cried the navy-blue ghost
Of Mr. Belaker
The allegro Negro cocktail-shaker,
“Why did the cock crow,
Why am I lost,
Down the endless road to Infinity toss’d?
The tropical leaves are whispering white
As water; I race the wind in my flight.
The white lace houses are carried away
By the tide; far out they float and sway.
White is the nursemaid on the parade.
Is she real, as she flirts with me unafraid?
I raced through the leaves as white as water…
Ghostly, flowed over the nursemaid, caught her,
Left her…edging the far-off sand
Is the foam of the sirens’ Metropole and Grand;
And along the parade I am blown and lost,
Down the endless road to Infinity toss’d.
The guinea-fowl-plumaged houses sleep…
On one, I saw the lone grass weep,
Where only the whimpering greyhound wind
Chased me, raced me, for what it could find.”
And there in the black and furry boughs
How slowly, coldly, old Time grows,
Where the pigeons smelling of gingerbread,
And the spectacled owls so deeply read,
And the sweet ring-doves of curded milk
Watch the Infanta’s gown of silk
In the ghost-room tall where the governante
Gesticulates lente and walks andante.
‘Madam, Princesses must be obedient;
For a medicine now becomes expedient–
Of five ingredients–a diapente,
Said the governante, fading lente…
In at the window then looked he,
The navy-blue ghost of Mr. Belaker,
The allegro Negro cocktail-shaker–
And his flattened face like the moon saw she–
Rhinoceros-black (a flowing sea!).
Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Roger Fry
De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen.
In den Abruzzen
Wer wandert auf baumlosen Bergen,
über dem Abgrund des Meeres?
Wer sitzt am Fluß
im Tal der Zikaden
und sieht, wie das Licht auf Gipfel
strahlende Füße setzt?
Die Berge rühren sich nicht.
Still wachsen die Schatten der Steine.
Der Saumpfad ist leer, ohne Schritt.
Kein klirrendes Rad rührt den Staub.
Bauernmädchen
Leicht gebeugt unter schweren Bürden
schreiten sie über die Hügel,
barfüßig, auf bloßen Sohlen.
Schleppende Röcke umrauschen lautlose Schritte.
Auf Schultern und Brüsten
leimt nasses Leinen.
Unter den tropfenvollen Haarflechten
glänzen gezähmte Gesichter im Nebelgrau.
Vorüber wallen sie gleich Bildern,
noch feucht vom Gottesfinger
schon in Schweiß gebadet,
gepeitscht, gestriegelt vom Regengusse.
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)
De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin.
Uit: Anna and the King of Siam
„Louis ran shouting with the news to the circus performers, and the Newfoundland gravely padded after him. “Stay with him, Beebe,” the woman directed in Malay.
“Beebe and Bessy take good care of you and Louis, don’t they?” asked the captain.
“Yes, they’re very faithful.” She smiled faintly, her eyes on the hurrying back of the ayah. “Beebe and Moonshee have been with me since before I was married, you know. And good old Bessy is a member of the family, too. She’d guard us with her life.”
Captain Orton stood silent a moment. A puff of fresh wind blew the woman’s curls back. “Mrs. Leonowens, that ought to be a man’s job,” he said in a low voice to the pink ear that hardly reached his shoulder. “A maid, a dog, and an old Persian professor aren’t enough. I don’t like your going in there. For some women, yes. For you, no. People go in there and never come out again.” Dark color moved under the clear tan. “Forgive me for saying so much, but you can’t even imagine what it will be like.”
“You forget that I’ve lived in the Orient ever since I was fifteen.”
“Yes, in British colonies with British soldiers to protect you. This is Siam!”
The woman bit her lip, but did not turn her eyes toward him. “I can’t go back now. I’ve given my word.”
“You will not go back now?”
“I cannot!”
He paused, hesitating, then forged ahead. “There’s always Mr. Cobb. He’s a gentleman and rich!”
She flushed deeply. When she did not speak, he went on in a savage voice, but low. “There is also myself, as you know. Perhaps not a gentleman, and certainly not rich!”
She turned to him then, the deep brown eyes full of tears. “Dear Captain Orton, don’t belabor yourself so! To me you are a gentleman, a kind gentleman who has made this difficult trip endurable. But–please try to understand, that for me there has only ever been one man–Leon–and now that he’s–gone–there will never be anyone else.” She looked out across the water, but her eyes were unseeing. A tear ran down her cheek and she dried it hurriedly with a handkerchief. The man leaned on the rail beside her.
“Mrs. Leonowens, you’re too young to bury your heart in a grave.” There was a note of pleading in his voice. “Believe me, I would not ask much. Just to take care of you, and Avis, and Louis.”
She answered slowly, “But I can’t give even that little. I don’t know why, but I haven’t it left to give.” She lifted her face toward his and for a long moment he looked deeply into her eyes, then turned away scowling. Halfway down the deck he wheeled and came back. “I’ll be in port every month. If ever you need me, the Chow Phya and I are at your service.” And he was gone without waiting for a reply.
The sun was hot now. Sighing, but a little reassured, the slight, graceful woman went below.“
Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum.
Uit: Panopticum
„De eerste gasten
1
‘Toen we van het feest terugkwamen, brandde overal de verlichting. Er stond een ladder onder de kamer van de Hollander. De achterdeur was open en een van.de terrasdeuren lag aan scherven. Overal, maar dan ook letterlijk overal lag bloed. De Hollander en zijn dochtertje waren verdwenen. Het arme kind, wat zal ze niet meegemaakt hebben… Gelukkig hadden we hem vooruit laten betalen. Nee, nooit meer Hollanders.’
Dit, of woorden van gelijke strekking, moet de nieuwe eigenaar van het hotel hebben gezegd tegen ieder die het wilde horen. Behalve aan de gendarmes.
Nu ik, veilig thuisgekomen, niet zonder tevredenheid de helder witte zwachtel om mijn opnieuw ontsmette en verbonden voet heb bezien, kan ik een poging wagen om enigszins ordelijk verslag uit te brengen van de dramatische gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld in een hotel in Zuid-Frankrijk en die op de Franse nationale feestdag hun climax bereikten.
Omdat mijn dochtertje, dat in augustus leerplichtig wordt, nog gauw uit eigen beweging een en ander wilde leren, waaronder de schoolslag, en omdat ikzelf een glimp wilde opvangen van de zon, waren we vertrokken naar het zuiden van Frankrijk. We waren niet de enigen, haast alle hotels waren vol, en zeker die met een zwembad. Maar we herinnerden ons een erg afgelegen herberg waar we twee jaar eerder een paar dagen rustig hadden kunnen baden en slapen. Vanuit Nîmes belde ik op. Een mannenstem die ik niet kende informeerde bars naar het aantal personen en het aantal nachten. En of we ook in het hotel zouden eten. Dat laatste klonk als voorwaarde, daarom antwoordde ik: ‘Vanavond wel, vanmiddag niet,’ in het midden latend waar we de volgende twee dagen zouden eten. Want ik herinnerde me het restaurant als heel plezierig vanwege het riante, op de verdieping gelegen terras, maar matig van spijzen en naar verhouding nogal duur.“
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)
De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 7 september 2006 en ook mijn blog van 7 september 2007.
De krekel
Voor schatten is uw heil
Niet veil,
Door woorden niet te melden ;
ô Krekel, die, op d’eikenbast,
U met een luttel daauws vergast
En huppelt door de velden !
Waar gij, op akkers, graan
Ziet staan,
In voren, zaadtjens schieten
Voor u is ’t, dat het koren wast ;
En wat de boer in schuren tast,
Gij moogt het al genieten.
De noeste boer besteedt
Zijn zweet
Voor u, voor uw genoegen :
En als uw suizen hem vermaakt,
De vorsch rikkikt, het eendtjen kwaakt,
Vergeet hij al zijn zwoegen.
Gij zijt geen haatlijk leed-
profeet,
Als duizend onweêrkraaiers
Maar, zomerboô, maar zongezant,
Bevestigt ge aan ’t bezwangerd lan
d
De onzeekre hoop des zaaiers.
Gij draagt de gunst der Min
-godin ;
Der Heliconiaden ;
Apol verleende u in den snuit
Een zoet en zangerig geluid,
Waar aan geen jaren schaden.
En matig, en benij-
dingvrij,
In altijd vroolijk zingen ;
Bereikt ge, ô kleen en bloedloos dier,
Den staat der hooge Goden schier,
En spot met stervelingen.
Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Schilderij door Cornelis van Cuylenburg, 1795
De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook mijn blog van 7 september 2007.
Impression, September
Äste halten den Himmel vergittert
hinter den Blättern der Sykomore,
der letzten im Brachland der Seelen.
Nestgestrüppe stopfen
schwarze Knoten in das Wolkenlose.
Schwärme schmarotzender Fliegen
schwirren erregt um Gürtel
süß gegorener Feigen.
Ein Telegraphendraht zerschneidet
das endenlose Nichts zu langer Sommer
in zwei leere Ewigkeiten.
In ihnen schillert fremd der blaue Vogel
mit dem krummen Schnabel
fischefangender Jäger.
Sein harter, einsamer Ruf
kämmt lockend die dunklen
Stämme der Zypressen.
Sommerblumen
Du aber irrtest, die du wähntest, der Glutenwind des Sommers habe alle Blumen verbrannt, alle außer den Disteln. Vielleicht glaubtest du es, weil dein bildermüdes Auge zu eilig über die gelbbraunen Ebenen und Berghänge hastete auf rasender Fahrt von einer Stadt zur anderen. Jetzt da du Lärm und grellen Farben entflohst in die Stille deines abgelegenen Hauses, erkanntest du deinen Irrtum. Durch einen Totenacker der Frühlingsblumen führt dich ein schmaler Pfad zum nächsten Dorf. Dürre Blätter auf fahlen Stielen knistern noch immer den eigenen Sterbegesang, wenn dein Fuß an die ineinander verstrickten Stengel stößt oder ein seltener Lufthauch sie bewegt. Zwischen ihnen, wie unter gelben Strohschirmen vor der stechenden Sonne geschützt, öffnen die Blumen des Sommers ihre Kelche, namenlos für dich, die du sie nicht zu benennen weißt. Durch wasserlose Monate tragen sie die winzigen Blüten, ein blasses Rot, ein mattes Blau, ein leises Gelb. Mit dem spärlichen Naß frühen Nebeltaues begnügen sie sich. Sie blühen den ganzen trockenen Sommer hindurch, bis die Pflanzen des Regens, breiter und stämmiger als sie aus der Erde auftreiben und sie in dem Wust des üppigen Grüns ersticken.
Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)
Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 7 september 2008.