Mirthe van Doornik, Gary Snyder, Kevin van Vliet

De Nederlandse schrijver en documentairemaker Mirthe van Doornik werd geboren in Rotterdam op 8 mei 1982. Zie ook alle tags voor Mirthe van Doornik op dit blog.

Uit: Een Tafel bij het raam

“Koken bestaat voor het grootste gedeelte uit afwassen, dat realiseert niemand zich. Tv-koks laten nooit de troep zien die achterblijft. Je ziet ze proeven, schelden, experimenteren; je ziet ze nooit alles weer schoonmaken. Ik stond af te wassen toen Slootjes het restaurant binnenliep. Ik draaide geen ingewikkelde parfait in elkaar, reed niet op een scootertje naar de markt, poetste geen lokale groenten op; ik waste af en droogde het bestek met een pluisvrije doek. Het was de heetste middag van het jaar, iedereen bewoog zich in slow motion, waardoor de uren zich eindeloos oprekten om zich pas op het laatste moment in de dag te knopen. Buiten stoven vliegende mieren als dikke spetters door de lucht. Hennie, mijn vader, zou zeggen dat dit iets betekende, die hitte, die extreme
weersomstandigheden. Als amateurmeteoroloog koppelt hij weersomstandigheden aan gebeurtenissen uit de geschiedenis. Hij kan beweren dat de Spanjaarden de Slag bij Nieuwpoort hebben verloren omdat ze tegen de zon in keken, of dat Keulen werd platgebombardeerd omdat het boven Hamburg onweerde. Hennie is erg goed in het negeren van complexe factoren.
Slootjes liet zich niet tegenhouden door de weersomstandigheden. Hij had het pad gevolgd dat als een slordige lasso om de heuvel lag en zijn auto naast de heg geparkeerd. De bult, zeggen ze in de stad. Door het keukenraam, van achter de grill, kon ik gasten en wandelaars de vlakke top zien bereiken, maar Slootjes merkte ik pas op toen hij midden in de zaak een beetje om zich heen stond te roepen. Er zat geen deur in de keuken. Vanuit de keuken, aan de koude kant, kon je het restaurant in kijken. Je kon de gasten zien binnenkomen, je kon ze zien eten, maar als je ze echt wilde verstaan moest je naar de bar lopen. Het was een goed systeem. Ik wilde niemand verstaan. Ik kon het net opbrengen om kort te zwaaien wanneer gasten hun jas weer aantrokken. Het lucht me altijd op wanneer mensen weggaan of een gesprek beëindigen.
“Daar ben je”, riep Slootjes toen ik de keuken uit liep. Hij droeg laarzen waar zijn benen belachelijk iel in afstaken en hield een plastic tas omhoog. “In één keer uit de lucht en daarna voor de zekerheid nog even gedraaid”.
Zonder aankondiging liep hij langs mij de keuken in, waar hij een eend uit de zak haalde en op mijn werkbank legde. Hij nam de eendenkop, die over de rand van de werkbank bungelde, tussen duim en wijsvinger en rolde ermee heen en weer. “Iedereen denkt dat je het lichaam beetpakt en de kop draait. Maar het is andersom: je draait het lijf. Draaien, knak. Pijnloze techniek.”

 

Mirthe van Doornik (Rotterdam, 8 mei 1982)

 

De Amerikaanse dichter Gary Snyder werd geboren op 8 mei 1930 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Gary Snyder op dit blog.

 

Oesters

        Een reusachtig maal op wit
        houten platplankige Staatspark-bank
                        en tafel
                               aan de Berkenbaai
                       waar we stenen raapten
           om cadeau te doen.

En aten oesters, gebakken - rauw - gekookt in melk
        gerold in kruimels -
zoveel als we wilden

Eerst de Samish-baai
               dan op oesterjacht, de hele ochtend

              zoveel als we wilden

              & stapten weer in onze wagen,
              reden weg.

Vertaald door H. C. ten Berge

 

Gary Snyder (San Francisco, 8 mei 1930)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Kevin van Vliet werd in 1993 geboren in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Kevin van Vliet op dit blog.

Uit: Wolfsjong

Mijn vader ging zoals hij geleefd had: eenzaam en in stilte, toen de nachtzuster wegkeek. Ik sliep die nacht thuis. Tijdens de uitvaart regende het. Iedereen droeg zwart, niemand huilde en de dominee las een loodzwaar Bijbelvers over zonde voor.
De dagen na vaders dood hadden zijn neven en nichten op zolder een veldbed uitgeklapt en beurtelings bezet, in de overtuiging verkerende dat ik troost ontleende aan hun gezelschap en bemoeienissen met de kist-, bloem- en muziekkeuze. Toen vader eenmaal in de grond lag maakten ze rechtsomkeert naar een ver thuis. Ik hoopte ze nooit meer te zien.
De dagen na de uitvaart wilde ik niemand zien of spreken. De gordijnen gingen dicht, ik deed voor niemand de deur open en de stekker van het telefoontoestel rukte ik uit de muur. Toen mijn vader nog leefde, belde er zelden iemand. Verkopers kwamen in die tijd nog aan de deur en vrienden had mijn vader niet. Na zijn dood hing plots het halve dorp aan de lijn. Ze vonden het zo erg dat ik nu geen vader meer had, maar ze wisten zeker dat hij in de hemel was en ik mocht altijd aankloppen voor hulp. Een leugen, natuurlijk. Er zijn nu eenmaal tijdstippen waarop je bij niemand kan aankloppen, zelfs niet bij je naasten. Doordeweeks tussen drie en vier uur ’s nachts bijvoorbeeld.
Troost zocht ik in verbeelding, een heel goede afleiding van wat dan ook. Bij de bieb haalde ik de ochtend na de uitvaart een stapel boeken. Welke precies, dat weet ik niet meer.
In mijn tienerjaren las ik het liefst over antieke beschavingen: gepoederde douairières, huisknechten in livrei, familiefortuinen; Britse aristocraten met staande boorden, de puntjes gevouwen, in een landschapstuin; handelsreizigers in hagelwit linnen, flanerend tussen de tamme olifanten in Brits-Indië. Verhalen die ik niet las om intrige, drama of plot, maar om de vormen, de tafelmanieren, de stoffen, de bloemen, het servies, de krantenkoppen, de verdampte tijdsgeur.”

 

Kevin van Vliet (Harderwijk, 1993)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e mei ook mijn blog van 8 mei 2020 en eveneens mijn blog van 8 mei 2019 en ook mijn blog van 8 mei 2018 en ook mijn blog van 8 mei 2016 deel 3.

Mirthe van Doornik, Kevin van Vliet

De Nederlandse schrijver en documentairemaker Mirthe van Doornik werd geboren in Rotterdam op 8 mei 1982. Ze groeide op in Rotterdam waar ze journalistiek studeerde. In 2016 won zij met haar verhaal “De Sterren boven München” de vakjuryprijs van de NPO Boekenweek Schrijfwedstrijd. Van Doornik publiceerde in 2018 haar debuutroman “Moeders van anderen”, die werd genomineerd voor de Bookspot Literatuurprijs,[2] de Hebban Debuutprijs en werd bekroond met de ANV Debutantenprijs en de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. In 2021 verscheen de Duitse vertaling “Uns zusammenhalten”. In mei 2023 verscheen haar tweede roman “Een tafel bij het raam”. Over haar tante die leed aan de neurologische ziekte ALS maakte ze samen met haar zus Jade van Doornik de documentaire Als Anneke. De film werd in juni 2017 door de NOS uitgezonden op NPO2.

Uit: Moeders van anderen

“Omdat wij kinderen zijn, denken mensen dat ze alles tegen ons mogen zeggen. Hoe het vroeger was, dat je niet op de rand van het perron moet staan, dat we best hun hond mogen aaien. Maar dat we met een vreemde mee naar huis moeten, dat hebben we niet eerder gehoord. De vrouw is een beetje scheef op ons af komen lopen, alsof ze eerst tien rondjes heeft gedraaid en toen ons in haar vizier kreeg. Wat een mooie vlechtjes heb jij,’ zegt ze als ze voor mij staat Waar gaan jullie naartoe?' De dikke glazen in haar enorme bril vergroten haar ogen tot die van een spookdier. Ik kijk naar haar handen. Spookdieren hebben lange vingers, een beetje zoals ET, met kussentjes aan de toppen, maar de vingertoppen van de vrouw laten zich niet zien omdat ze een supermarkttas omklemmen.Jullie moeten met mij mee naar huis komen,’ zegt de vrouw als de metro de tunnel uit dendert. ‘Vier haltes, dan zijn we er.’ Dit is niet goed, dat zie ik ook aan het gezicht van Nico. Gelukkig weet zij altijd wat we moeten doen. Met een licht knikje geeft ze mij het teken dat we elkaar ook geven als er controle komt Ik weet wat ze bedoelt Nadat de mensen uit de metro zijn gestapt, gaat de vrouw ons voor. Waarom gaan jullie niet zitten?' zegt ze als we in de metro staan.Kom, we gaan zitten.’ Ze spreekt een beetje langzaam, is ze dronken? Nico blijft naast de deur staan, bukt zich om haar veter vast te maken. Tijdrekken. Nog een keer geeft ze me het teken, voor de zekerheid. Ik knik, friemel aan mijn rugzak, kijk naar het perron dat langzaam leger wordt Drie metro’s stoppen hier die buiten de stad allemaal een andere kant op buigen. De uitgestapte mensen zijn al bijna allemaal verdwenen, de paar mensen die overblijven hebben een andere bestemming. De vrouw loopt op een paar lege stoelen af en neemt plaats bij het nam. Dan richt ze zich weer tot ons. ‘Kom! Hier kunnen jullie zitten.’ De metro piept dat de deuren gaan sluiten, ik zet mijn voet tegen de deur als we naar buiten springen. Wat doen jullie nou?!’ hoor ik de vrouw roepen. Ik ruik de tocht, die eeuwige lucht van ondergrondse metrostations. Mijn keel is droog, mijn benen voelen zwaar. We zien de metro in beweging komen, het spookdier bij ons vandaan sleuren. Zelfs nadat Nico mijn hand pakt kost het moeite mijn benen in beweging te krijgen.
De man achter het glas eet een broodje en kijkt voor zich uit. Pas als Nico harder tegen het raam klopt kijkt hij omlaag. ‘Iemand probeert ons te ontvoeren,’ zegt Nico. In het glas zitten gaatjes, zodat de man ons kan verstaan. Nico doet haar best om haar woorden door de gaatjes te persen. Ze staat op haar tenen en zegt ‘Een vrouw. Een vrouw met een grote bril.’ De man kijkt ons lang aan. Hij heeft net een nieuwe hap genomen waar bij heel langzaam op kauwt Als zijn mond weer leeg is, pakt hij een walkietalkie, wijst naar een bankje aan de overkant en gebaart dat we daarop moeten gaan zitten.”

 

Mirthe van Doornik (Rotterdam, 8 mei 1982)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Kevin van Vliet werd in 1993 geboren in Harderwijk. Van Vliet is correspondent in Zuid-Afrika voor Trouw en Het Financieele Dagblad. Hij woont in Kaapstad. Voor zijn literaire debuut, de novelle “Wolfsjong”, ontving hij in 2020 een nominatie voor de Bronzen Uil.

Uit: Bobbejaanskloof

“Boven de Middellandse Zee, maandag 21 augustus.
Toen ik nog jong was gingen we eens met het vliegtuig op vakantie. De reis naar het Griekse eiland waarvan de naam me is ontschoten was onvergetelijk. Vlak voor vertrek dook in huis allerlei gevaar op. Documenten van levensbelang konden spoorloos verdwijnen, cijfersloten zouden (eenmaal dicht) nooit meer opengaan, wie niet oplette pakte kleding van een verkeerde stapel, et cetera. In de woonkamer kwamen twee koffers te liggen die in het voorbijgaan steeds verder gevuld werden. Mij werd verboden om ook maar in de buurt van deze koffers te komen en van mijn moeder mocht ik een stripboek uitzoeken bij de sigarenwinkel. Ik was dolblij, want nu hoefden we niet naar de bieb, waar het kinderhatende, alle leespret verziekende molenpaard dat er de dienst uitmaakte mij weer zou beschuldigen van een of ander stompzinnig vandalistisch vergrijp.
In de avonduren raakte het huis doortrokken van een magie die ik kende van nieuwjaarsvieringen; beneden klonk gedempt geruzie van mijn ouders, het licht op de overloop bleef aan en steeds kwam mijn moeder met gewelddadiger stappen de trap op en weer af lopen.
Er moet op het laatste moment een gatewijziging hebben plaatsgevonden want op de luchthaven sloeg een ongekende paniek toe. Ik kan me het verwarde geschreeuw van mijn moeder nog goed voor de geest halen. Er was om de haverklap iets kwijt en ik mocht niks zeggen, en ook niet naar de
wc, want dan zouden we te laat bij het vliegtuig aankomen.
Voor de incheckbalie kon ik het niet langer houden en liet ik alles lopen. De koffers moesten open en ten overstaan van een rij wachtenden moest ik een schone broek zien aan te trekken. Nadat de douanier een met cadeaupapier gecamoufleerde heggenschaar uit de handbagage van mijn moeder viste (mijn vader zou op ons vakantieadres verjaren) hebben mijn ouders lang niet tegen elkaar gesproken en mocht ik eindelijk beginnen te lezen in mijn stripboek, over Oehoeroe de Bosjesman. Oehoeroe raakte zijn familie kwijt op de savanne en volgde de mieren om water te vinden.
De vakantie brachten we door aan het chloorzwembad bij ons appartementenhotel. Er waren geen andere kinderen om mee te spelen. Achter een hek, aan een touw, graasde een geit die ik rotte pruimen voerde. De pruimen kwamen kort na inname pruttelend aan de achterkant weer
naar buiten.
’s Avonds dronk ik cola op het balkon. Als mijn moeder niet keek, goot mijn vader er anijsdrank in. Ik sliep heerlijk. In een opwelling huurden mijn ouders een auto.”

 

Kevin van Vliet (Harderwijk, 1993)