Henry van Dyke, Aka Morchiladze, August De Winne, Oliver Goldsmith, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven, Kevin Carey

De Amerikaanse dichter, schrijver en predikant Henry van Dyke werd geboren in Germantown, Pennsylvania op 10 november 1852. Zie ook alle tags voor Henry van Dyke op dit blog.

The Heavenly Hills Of Holland

The heavenly hills of Holland,–
How wondrously they rise
Above the smooth green pastures
Into the azure skies!
With blue and purple hollows,
With peaks of dazzling snow,
Along the far horizon
The clouds are marching slow.

No mortal foot has trodden
The summits of that range,
Nor walked those mystic valleys
Whose colors ever change;
Yet we possess their beauty,
And visit them in dreams,
While the ruddy gold of sunset
From cliff and canyon gleams.

In days of cloudless weather
They melt into the light;
When fog and mist surround us
They’re hidden from our sight;
But when returns a season
Clear shining after rain,
While the northwest wind is blowing,
We see the hills again.

The old Dutch painters loved them,
Their pictures show them clear,
Old Hobbema and Ruysdael,
Van Goyen and Vermeer.
Above the level landscape,
Rich polders, long-armed mills,
Canals and ancient cities,–
Float Holland’s heavenly hills.


Henry van Dyke (10 november 1852 – 10 april 1933)

 

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Aka Morchiladze op dit blog.

Uit: Santa Esperanza

“I made a desperate effort to take my wallet out of my pocket, but he stopped me by turning the pack over and showing me the inscription on it. According to the local tradition, the owner’s name is often inscribed on the pack, in which case it indicates that the pack is hand-made and unique, created by some private artisan on request. My friend tried to set my mind at rest, saying the pack had been ordered a month and a half before, with the expenses shared among him and the other members of the dub. I visited their dub very often. My devoted friend’s name was Li’le Manallo, for he was the dub owner’s son. Now I guessed why he kept telling me (even as early as autumn) not to buy a pack, for the reason that I couldn’t choose the right one.
I still lett very embarrassed, but very happy at the same time. I was happy and proud, because the price and the beauty of the gift told me I must have been someone quite special to my friends. Soon afterwards, I left for my native city Tbilisi. But a week later, to your surprise, I was already on my way to London. You want to know all the whys and wherefores? Well, I was absolutely certain that my new book was due in no tine! Once I realize this sort of a thing, I immediately start realizing the other: what takes me a long year to do in Tbilisi, takes only a short week elsewhere in the world. I was completely broke at the time. But a sympathetic couple of my immediate kin, living in a suburb of London, suggested a free boarding to me. I am not going to give their names here (for they themselves don’t care about it at all), but I can’t help admitting their boundless hospitality towards me every time I go off the beam, or feel so strongly about my wonderful city that start hating it. On board the plane to London, I was aware of something very important – I had found the key! I found it in the coastal quarter apartment well after midnight. It was Monica who drove me home that evening, promising to oome to the port on the day of my departure. Dear old Monica! She has always been so good and kind to me. She is a real friend of mine, and a very pretty girl indeed. To put it into the Johnish slang, the girls like Monica can easily walk to and fro through the looking glass. Nonetheless, she always says good-bye with the words: – I’m definitely unlucky with men! I went up to my bedroom, lay on my bed, and started examining my pack. True, I had a novel by Jessica Rider – ‘The Gorge of the Coloured Springs’ – open and waiting, but I hadn’t once glanced at my present since afternoon, and I felt rather desperate for that.”


Aka Morchiladze (Tbilisi, 10 november 1966)

 

De Belgische schrijver August De Winne werd geboren in Brussel op 10 november 1861. Zie ook alle tags voor August De Winne op dit blog.

Uit: Door arm Vlaanderen (Te Lokeren. – Eene doodende nijverheid)

“De handenarbeid is zoo goedkoop op den buiten! Vele nijveraars achten het zelfs niet noodig, mits groote onkosten fabrieken op te richten, en zich kostelijke machienen aan te schaffen. Zij verkiezen het handwerk te huis te benuttigen. Voor het aanbod van een frank dagloon, verlaten de boeren den gezonden en verlevendigenden veldarbeid, en verdringen zich, om hunne diensten den kapitalisten aan te bieden. Het is dank aan de hongerloonen dat het handwerk en het huiswerk nog altijd in Vlaanderen uitgeoefend worden, en aan de mededinging weerstaan der machienen en der grootnijverheid.
De Brusselsche werklieden zijn slachtoffers der lage loonen betaald te Lokeren, en de werklieden van Lokeren, van hunnen kant, moeten strijden tegen de boeren van het omliggende, die hun, voor eene korst brood, het werk komen ontnemen. De spaarbenden van den buiten, die onuitputtelijk schijnen, worden door het klerikalisme aan zijn bondgenoot, het kapitalisme, aangeboden.
Het socialistisch syndikaat van Lokeren had juist hierover een onderzoek gedaan. Op het gehucht Boxelaere, in eene plaats die vroeger als bakkersoven diende, had men eene vrouw en twee kinderen gevonden, die bezig waren de haren van de konijnenvellen te snijden.
In een ander huis van het gehucht Staekte, had men van de slaapkamer, bij middel van paklinnen, eene kleine ruimte van twee kubieke meters afgescheiden. Het was daar dat twee jongens en een meisje zich met het zelfde werk bezig hielden. Niet de minste opening, om de luchtverversching toe te laten. Men moest het afschuwelijke stof verhinderen in de slaapkamer te dringen. In de meeste hoeven der omstreken van Lokeren, bewerken mannen, vrouwen, kinderen, voor onwaarschijnlijke loonen, de vellen in kamers zonder lucht. Als alles wel gaat, kunnen zij een frank daags verdienen!”


August De Winne (10 november 1861 – 23 mei 1935)
Cover

 

De Ierse dichter en schrijver Oliver Goldsmith werd geboren in Pallas (Ierland) op 10 november 1730. Zie ook alle tags voor Oliver Goldsmith op dit blog.

The Poet Laberius

Preserved By Macrobius.

WHAT! no way left to shun th’ inglorious stage,
And save from infamy my sinking age!
Scarce half alive, oppress’d with many a year,
What in the name of dotage drives me here?
A time there was, when glory was my guide,
Nor force nor fraud could turn my steps aside;
Unaw’d by pow’r, and unappall’d by fear,
With honest thrift I held my honour dear;
But this vile hour disperses all my store,
And all my hoard of honour is no more.
For ah! too partial to my life’s decline,
Caesar persuades, submission must be mine;
Him I obey, whom heaven itself obeys,
Hopeless of pleasing, yet inclin’d to please.
Here then at once, I welcome every shame,
And cancel at threescore a life of fame;
No more my titles shall my children tell,
The old buffoon will fit my name as well;
This day beyond its term my fate extends,
For life is ended when our honour ends.

 

Epitaph On Thomas Parnell

THIS tomb, inscrib’d to gentle Parnell’s name,
May speak our gratitude, but not his fame.
What heart but feels his sweetly-moral lay,
That leads to truth through pleasure’s flowery way!
Celestial themes confess’d his tuneful aid;
And Heaven, that lent him genius, was repaid.
Needless to him the tribute we bestow —
The transitory breath of fame below:
More lasting rapture from his works shall rise,
While Converts thank their poet in the skies.


Oliver Goldsmith (10 november 1730 – 4 april 1774)
Sir Joshua Reynolds teaching Oliver Goldsmith door Alexander Hohenlohe Burr, 1881

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Levinus Penning werd geboren in Schiedam op 10 november 1840. Zie ook alle tags voor Willem Penning op dit blog.

Op de dorpskermis
Aan W.N.J.V.

De poffers rieken, en de mallemolen draait;
Elk jurkje pronkt, elk petje zwaait;
En dicht om ’t draaiend kringetje gesloten,
Staat, naar den avond hunkerend, de kring der grooten.

Een vrouw in rossig zwart blijft zoekend achteraf;
Verlêe jaar weigerde, om den vader pas in ’t graf,
De moeder aan haar knaapje een omgang met den molen. –
Wáárom, nu ’t kind hém volgde, komt de weêuw hier dolen?

‘Gevoelloos!’ oordeelt de ééne -, ‘simpel!’ de ándre haar.
Nog wordt ze alleen haar stumpertje gewaar
Zooals het door ginds ruitje naar de kermis staarde;
Hier, waar vlakbij, Gods wil het borg in de aarde….

Nu vindt ze, wat ze zocht, zijn kameraadje staan;
En lachend, droomt ze, ziet het doode kind haar aan;
‘Voor poffers, (zegt ze) en voor den mallemolen’ –
En stopt in ’t handje een schat, aan eigen maag ontstolen.

En als hij, ’t mondje vegend, wêerkeert uit de kraam,
Knikt ze uit haar hut den smuller toe door ’t raam,
Waar vreugdloos eens háár kind naar al die vreugde blikte –
Dan bergt haar schort het hoofd, dat ook naar ’t kerkhof knikte.

 

Dervende liefde

Kweek, hooploos harte,
Kweek duizend smarten,
Liefs heil te aanschouwen houdt zoetheid in:

Zich liefstes lijden
Te willen wijden,
En ’t niet te mógen, is droefste min.


Willem Penning (10 november 1840 – 29 februari 1924)

 

De Vlaamse schrijver Pieter Frans van Kerckhoven werd geboren in Antwerpen op 10 november 1818. . Zie ook alle tags voor Pieter Frans van Kerckhoven op dit blog.

Uit: Liefde (Laurens aan David)

“Toen Karel my dit alles, onder het scheren myns baerds, vertelde, kwam ik op de gedachte dat die duivelsche kerel ook wel een filosoof kon wezen. Ik vroeg hem derhalve:
– Karel, kent gy de filosofie?
– Wat is dat, mynheer, de filosofie?
– Of de wysbegeerte, indien gy het verkiest?
– Ha! dat is de kwestie van die boeken! ja, ja…maer zeg eens, mynheer, wat verstaet ge eigentlyk door eenen wysgeer?
– Een wysgeer, Karel, dat is hy die best het schoon en het goede kan bevatten! verstaet ge?
– Niet goed, mynheer; zoudt ge my zoo geen voorbeeld kunnen geven; my, zoogenomen, een wysgeer aenwyzen?
Ik meende te zeggen: – Bezie my! – maer ik durfde niet.
– Wel, Karel, kent gy den heer D….?
– Die zoo veel geld heeft?
– Juist!
– Inderdaed, die heeft het schoon en goed; maer het schynt my dat het ook wel zynen pligt zou wezen, van het de anderen ook al nu en dan eens schoon en goed te laten hebben, en, gy weet, hy is zoo gierig als een raef!
– Dan is hy geen echt wysgeer…en mynheer C?
– Ja, die heeft het ook schoon en goed en gratis.
– Hoe gratis?
– Hy heeft de gewoonte van nooit te betalen, mynheer. Ik heb hem dry jaer lang om niet geschoren.
Ik noemde nog een aental mannen die allen als wysgeer bekend stonden; doch Karel wist op ieder wat aftewyzen en besloot eindelyk dat, nu hy de zaek goed inzag, verstond, dat de wysbegeerte hierin lag: van een zacht hooi en een warmen stal te bezitten. – Zoo dat hy van het zelfde stelsel was als ik en Salomon, de wyste der menschen, en ik wel had geraden toen ik hem verdacht van een echt filosoof te wezen.”


Pieter Frans van Kerckhoven (10 november 1818 – 1 augustus 1857)

 

Onafhankelijk van gebooortedata:

De Engelse dichter en schrijver Kevin Carey werd geboren in november 1951. Zie ook alle tags voor Kevin Carey op dit blog.

 

Offerings

I gave My Lord a manger for His bed,
A place where no-one else would lay their head:
I dared not think they would pay such a price
To bear a child amid the teeming lice.

I gave My Lord a lamb to pet and stroke
As tribute from simple and homely folk:
It would not grace my master’s balance sheet,
Nothing but scraggy wool and stringy meat.

I gave a kingly ransom to My Lord To furnish
His escape from Herod’s sword:
My subjects will be proud to know they paid
So much to spare a child and His maid.

I gave My Lord bright nails and rough hewn wood
And wept at how my sin was cleansed in blood:
But now our hearts within each other beat,
Our love and sorrow twined so sad and sweet.

 
Kevin Carey (November, 1951)

Aka Morchiladze, August De Winne, Oliver Goldsmith, Werner Söllner, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Aka Morchiladze op dit blog en ook mijn blog van 10 november 2010.

Uit: Santa Esperanza

“During those long six months, I was gradually becoming quite a native of the place. True, I didn’t very much succeed in my Genoan talk and the local dialect of Turkish, but I managed to brush my Johnish. Frankly speaking, I still prefer this dialect of Georgian to the standard variety.
I had made friends with a number of natives, and didn’t at all feel like parting with them. I often sent telegrams to my wife, saying I had found a lovely spot to settle, and frequently promised her I would do my best to move the entire family there some day; I was also quite certain of getting a proper job easily. My wife wrote me back that there was another political unrest in Georgia, with lots of people marching, demonstrating and rioting all over the capital. Certainly, I didn’t feel at ease on hearing the unpleasant news from my home country, but… You can never imagine what a life I was living in that fantastic city!
It was the city that suffered from a war a year before, but there were no evident traces of the fact left or felt anywhere around. Such was St. John Citadel (or Santa City, as people prefer to call it). This illustrious residential spot was ready to overcome any troubles on its way – not with the means of brutality, violence or armed conflicts, but due to its immortality and magic!
Oh no, please, don’t think of me being a foreign tourist that admires the new places of interest. It’s not that sort of superficial feeling that overwhelms me right now, and makes me speak like that; I feel and know it all from within and for sure! I have always been trying to invent a city of my dreams, but when I visited Santa City, I found the never-never land already invented for me. I realized it all the very moment I saw the place first, and had constantly been thinking about returning there since.

 

Aka Morchiladze (Tbilisi, 10 november 1966)

Lees verder “Aka Morchiladze, August De Winne, Oliver Goldsmith, Werner Söllner, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven”

Aka Morchiladze, August De Winne, Oliver Goldsmith, Alejandro Zambra, Werner Söllner, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi. Zie ook mijn blog van 10 november 2008 en ook mijn blog van 10 november 2010

 

Uit: Santa Esperanza

„As I had saved a considerable sum of money long beforehand, and had a strong intention to visit the Isles once more, I decided to avoid the “human bondage” of getting the British visa, then going to London and suffering a lot more from getting the Johnish visa, and found a shorter and safer way: I planned an easier trip to Istanbul, where I would search for the Office of the third Supreme Commissioner.
The Commissioner hated Georgians… Or rather didn’t very much approve of them (to put it mildly to sound more European). He might have had some serious reasons for his disapproval, but he didn’t trouble much to reveal those to me. Strangely enough, he was a Georgian himself, but spoke exceptionally English.
In the course of our conversation, I inserted a couple of Georgian words into my speech, as I felt rather short of my English. But the man replied in English, saying he didn’t understand my Georgian (he himself spoke the Johnish variety of the language). In the end, he ordered me to come back three hours later.
When I was back to his office, he kept inquiring, for good twenty minutes, about my occupation and the reasons for my need of a six-month visa. I did my best to make my answers sound impressive. The whole procedure felt like being at an exam, a rather stiff one. He made me answer numerous questions from the history of his own country. My answers must have sounded too ambiguous, for the only information I had about the past of the country had been obtained from a tiny brochure by a Mr. Nebieridze. I was quite certain though, that the Commissioner had already given me the visa, and even stamped it in my passport, but he hated to tell me about it.
In the end he somehow managed to give the passport to me, and advised me to go by sea. That was a really good piece of advice, for it proved to be much cheaper that way.
So, this is how I went to John’s Isles for the second time and stayed there for half a year.
During the last two months of my stay, I had been living in a rented apartment in the coastal quarter.
February was already there, and I had to return home. The winters are generally very mild on those Isles, and one doesn’t actually have to think about the frost at all. On the other hand, it’s rather damp all around, especially for those who dwell near the sea, but it’s always dry downtown. The sea is often stormy, and along the shore, twenty feet into the land, it seems to be drizzling non-stop. The sun is very rare in this season, but very welcome and very lovely. Such is the winter in Santa City.“

 

Aka Morchiladze (Tbilisi, 10 november 1966)

Lees verder “Aka Morchiladze, August De Winne, Oliver Goldsmith, Alejandro Zambra, Werner Söllner, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven”

Aka Morchiladze, August De Winne, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven, Oliver Goldsmith, Alejandro Zambra

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi. Zie ook mijn blog van 10 november 2008. 

 

Uit: Santa Esperanza

 

The owner of such a passport will also have to indicate, in some other papers, his future address and the exact sum of money which is or will be at his disposal. And so on, and so forth.
But a real pilgrim never knows where he is going to end his pilgrimage. A real pilgrim simply likes to travel a lot. Anyway, it seems to be rather difficult for him to deal with the Europe without any borders ( if he is not a citizen of such Europe, of course), as far as the borderless Europe is always very curious about the aim of the pilgrim’s pilgrimage, and about the sum of money the pilgrim is going to live on.
Well now, it’s somewhat clear with Europe. But Santa Esperanza is not a part of this borderless continent. It lies off the Black Sea Coast.
Quite recently though, there was a war, and for that very reason it must have restricted its rules towards those other miserable Europeans who are not from the borderless Europe either (and who don’t seem to be quite European at all).
This, in its turn, must have been done for the sake of preventing them from fleeing away from their Patria.
But where on earth could the visa for Santa Esperanza ever be obtained? This tiny country has no Embassies or Consulates anywhere in Georgia, not even in Russia. The answer to this difficult question was to be found in the internet tourist sites of the country. So, I started searching for the answer and, before long, I got it.
It turned out that the country had no Ambassadors, as is the case with many former British colonies that now are the members of the Commonwealth. These three small islands have their Supreme Commissioner who resides in London, and ranks as high as a consul. The British side also has the Supreme Commissioner who resides in St. John Citadel. Furthermore, if one tries hard, one will find in Istanbul the man who might be considered the Consul of Santa Esperanza, and who is able to give a non-European European (who is not likely to be a real European at all) the cherished visa. The position the man holds is called that of the Supreme Commissioner too.”
 

 

 

Aka Morchiladze (Tbilisi, 10 november 1966)

 

Lees verder “Aka Morchiladze, August De Winne, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven, Oliver Goldsmith, Alejandro Zambra”

250 Jaar Friedrich Schiller, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Jacob Cats, Aka Morchiladze, August De Winne, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven, Oliver Goldsmith

 

250 Jaar Friedrich Schiller

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2006 en ook mijn blog van 10 november 2007  en ook mijn blog van 10 november 2008.

 

Der Abend.

Nach einem Gemälde.

 

Senke, strahlender Gott – die Fluren dürsten
Nach erquickendem Thau, der Mensch verschmachtet,
Matter ziehen die Rosse –
Senke den Wagen hinab!

 

Siehe, wer aus des Meers krystallner Woge
Lieblich lächelnd dir winkt! Erkennt dein Herz sie?
Rascher fliegen die Rosse,
Tethys, die göttliche, winkt.

 

Schnell vom Wagen herab in ihre Arme
Springt der Führer, den Zaum ergreift Cupido,
Stille halten die Rosse,
Trinken die kühlende Fluth.

 

An dem Himmel herauf mit leisen Schritten
Kommt die duftende Nacht; ihr folgt die süße
Liebe. Ruhet und liebet!
Phöbus, der liebende, ruht.

 

 

 

Sängers Abschied.

 

Die Muse schweigt; mit jungfräulichen Wangen,
Erröthen im verschämten Angesicht,
Tritt sie vor dich, ihr Urtheil zu empfangen;
Sie achtet es, doch fürchtet sie es nicht.
Des Guten Beifall wünscht sie zu erlangen,
Den Wahrheit rührt, den Flimmer nicht besticht;
Nur wem ein Herz empfänglich für das Schöne
Im Busen schlägt, ist werth, daß er sie kröne.

 

Nicht länger wollen diese Lieder leben,
Als bis ihr Klang ein fühlend Herz erfreut,
Mit schönern Phantasieen es umgeben,
Zu höheren Gefühlen es geweiht;
Zur fernen Nachwelt wollen sie nicht schweben,
Sie tönten, sie verhallen in der Zeit.
Des Augenblickes Lust hat sie geboren,
Sie fliehen fort im leichten Tanz der Horen.

 

Der Lenz erwacht, auf den erwärmten Triften
Schießt frohes Leben jugendlich hervor,
Die Staude würzt die Luft mit Nektardüften,
Den Himmel füllt ein muntrer Sängerchor,
Und Jung und Alt ergeht sich in den Lüften
Und freuet sich und schwelgt mit Aug’ und Ohr.
Der Lenz entflieht! Die Blume schießt in Samen,
Und keine bleibt von allen, welche kamen.

 

 

Schillers huis in Weimar

Schillerhaus

 

Uit: Kabale und Liebe

 

Zimmer beim Musikus.

Miller steht eben vom Sessel auf und stellt sein Violoncell auf die Seite. An einem Tisch sitzt Frau Millerin noch im Nachtgewand und trinkt ihren Kaffee.

Miller(schnell auf- und abgehend). Einmal für allemal! Der Handel wird ernsthaft. Meine Tochter kommt mit dem Baron ins Geschrei. Mein Haus wird verrufen. Der Präsident bekommt Wind, und kurz und gut, ich biete dem Junker aus.

Frau. Du hast ihn nicht in dein Haus geschwatzt – hast ihm deine Tochter nicht nachgeworfen.

Miller. Hab’ ihn nicht in mein Haus geschwatzt – hab’ ihm ’s Mädel nicht nachgeworfen; wer nimmt Notiz davon? – Ich war Herr im Haus. Ich hätt’ meine Tochter mehr coram nehmen sollen. Ich hätt’ dem Major besser auftrumpfen sollen – oder hätt’ gleich Alles Seiner Excellenz, dem Herrn Papa, stecken sollen. Der junge Baron bringt’s mit einem Wischer hinaus, das muß ich wissen, und alles Wetter kommt über den Geiger.

Frau(schlürft eine Tasse aus). Possen! Geschwätz! Was kann über dich kommen? Wer kann dir was anhaben? Du gehst deiner Profession nach und raffst Scholaren zusammen, wo sie zu kriegen sind.

Miller. Aber, sag mir doch, was wird bei dem ganzen Commerz auch herauskommen? – Nehmen kann er das Mädel nicht – Vom Nehmen ist gar die Rede nicht, und zu einer – daß Gott erbarm? – Guten Morgen! – Gott, wenn so ein Musje von sich da und dort, und dort und hier schon herumbeholfen hat, wenn er, der Henker weiß! was als? gelöst hat, schmeckt’s meinem guten Schlucker freilich, einmal auf süß Wasser zu graben. Gib du Acht! gib du Acht! und wenn du aus jedem Astloch ein Auge strecktest und vor jedem Blutstropfen Schildwache ständest, er wird sie, dir auf der Nase, beschwatzen, dem Mädel Eins hinsetzen und führt sich ab, und das Mädel ist verschimpfiert auf ihr Lebenlang, bleibt sitzen, oder hat’s Handwerk verschmeckt, treibt’s fort. (Die Hand vor der Stirn) Jesus Christus!

Frau. Gott behüt’ uns in Gnaden!

Miller. Es hat sich zu behüten. Worauf kann so ein Windfuß wohl sonst sein Absehen richten? – Das Mädel ist schön – schlank – führt seinen netten Fuß. Unterm Dach mag’s aussehen, wie’s will. Darüber guckt man bei euch Weibsleuten weg, wenn’s nur der liebe Gott parterre nicht hat fehlen lassen – Stöbert mein Springinsfeld erst noch dieses Kapital aus – he da! geht ihm ein Licht auf, wie meinem Rodney, wenn er die Witterung eines Franzosen kriegt, und nun müssen alle Segel dran, und drauf los, und – ich verdenk’s ihm gar nicht. Mensch ist Mensch. Das muß ich wissen.

Frau. Solltest nur die wunderhübsche Billeter auch lesen, die der gnädige Herr an deine Tochter als schreiben thut. Guter Gott! da sieht man’s ja sonnenklar, wie es ihm pur um ihre schöne Seele zu thun ist.“

 

schiller

Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)

 

De Nederlandse dichter schrijver, zanger en producer Rick de Leeuw werd geboren in Haarlem  op 10 november 1960. Zie ook mijn blog van 10 november 2007 en ook mijn blog van 10 november 2008.

 

 

Vanuit de 13u55 Brussel-Amsterdam

 

boerderijen
met gulle hand
over het oude land
uitgestrooid

een beekje
een hooiberg
een tractor
in de verte
koeien vredig
zonder doel
van het ene hier
naar het andere

op het centraal station
fiets gejat en nee ik heb geen euro
is er gelukkig weinig meer van te merken

 

Rick_de_Leeuw

Rick de Leeuw (Haarlem, 10 november 1960)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 10 november 2006 en ook mijn blog van 10 november 2008.

De eenzame

 

Een grijze middag in ’t begin van mei,
een klein café ‘Au Voyageur’ geheten,
in wolken rook rijdt soms een trein voorbij…
Wat doe ik hier? De hemel mag het weten.

Van de oude dromen, die ik dacht vergeten,
voel ik de vleugelslag opeens nabij;
reeds deze morgen wist ik mij bezeten,
is het lente, of ligt de schuld bij mij?

Sedert de tijd dat ‘k lezen kan en schrijven
kon ik nooit rustig in een kamer blijven.
Nu ben ‘k alleen maar thuis in de natuur

of in een koffiehuis. Ik kan niet leven
met vaders, moeder, zusters, nichten, neven,
soms met een vriend, en voor een enkel uur.

 

 

 

Maannacht

 

Roep mij niet wakker midden in de nacht
omdat de maan bloeit met zo fel een luister
er blinkt voor mij in ’t schijnbaar dode duister
een dieper licht dan ooit ik heb verwacht,
en klank en geur die me onverzadigd lieten
en, een voor een, de uren van zaligheid,
zijn, licht en teer, niets meer dan rekwisieten:
de laatste droom is de een’ge werkelijkheid.

 

VanNijlen

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

De Duitse schrijver Arnold Zweig werd op 10 november 1887 in een gematigd religieuze joodse familie geboren in Glogau, Neder-Silezië (nu Głogów, Polen). Zie ook mijn blog van 10 november 2008.

 Uit: Junge Frau von 1914

„Ein Laken über einen schwarz wachstuchenen Diwan gebreitet; neben ihn tritt das Schicksal, Frau Nocks, in der Hand das dünne Mundstück einer Spülspritze. Sie watschelt heran, die behäbige Frau; ihre wasserblauen Augen und ihr beruhigender Zuspruch vertreiben das Gefühl nicht, man solle gespießt werden. Aber Frau Nocks sagt: ‘Alles hygienisch, Fräuleinchen, ich weiß, was man sich schuldig ist. Bei mir gehen die feinsten Damen ein und aus, Potsdam und der höchste Adel. Und bloß nicht bibbern. Hübscher als der Landwehrkanal ist es allemal.’
—-
Lenore befiehlt sich, den blechernen Spülkasten anzusehen, der vor ihr am Fensterriegel hängt. Dann durchfährt sie eine unerhörte Berührung. Der Schmerz zwingt ihr den Schrei ab, den sie so wild zurückzudrängen sucht. Das stößt an die geheimste Seele, an das Leben selbst – es darf nicht sein. Gleich darauf das Gefühl, sie werde aufgeschwemmt. Der Schmerz ist weg, beim Zahnarzt tut es manchmal ärger weh – aber versinkt der Diwan langsam in den Fußboden, Kopfende voran?
‘Na, na’ sagt Frau Nocks mit ihrer gutmütigen Stimme, ‘das war alles. Das ist eben die Eröffnung, Fräulein, und besser von außen nach innen mit ‘ner kleinen Spritze als nach sechs sieben Monaten mit dem dicken Kopp von unserm neuen Weltbürger.’
Lenore krallt sich ins Wachstuch. Es ist nichts, mir wird doch nicht schlecht. Das Fensterkreuz da oben steht ganz schwarz in Finsternis in grauem Dunkel. Erweichende Schwäche macht ihr das Herz schwinden. Sie erblaßt, sie vergilbt.
‘Sie werden uns doch nicht wegbleiben, Fräuleinchen’, hört sie Frau Nocks flüstern, ‘I wo denn. Es ist ja schon alles aus und vorbei.’

 

arnold_zweig_1987

Arnold Zweig (10 november 1887 – 26 november 1968)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook mijn blog van 10 november 2006 en ook mijn blog van 10 november 2008.

 

Van de drank

 

De wijn is voor de mens en voor de rapste geesten,
Maar water uit de beek ten dienste van de beesten,
Al wat de wijngaard geeft dat is een schone vrucht,
Om al wat droefheid smaakt te drijven op de vlucht.
Wijn dient van goede reuk en goede smaak te wezen,
Dan nog een klare glans die wordt er in geprezen,
Ook dient hij niet verschraald, maar vers getapt te zijn,
En vocht aldus gesteld dat noem ik goede wijn.
Maar wijn van rode verf dient niet te veel geschonken,
Want ’t maakt de buiken hard in overmaat gedronken.

Ik moet in dit geval de vrienden doen gedinken,
Van al te nieuwe most niet al te veel te drinken,
Want dat en doet de blaas noch ook de mage goed,
Dus gaat niet tot de most met al te rasse spoed
’t Is beter dat de wijn haar klaarheid mag bekomen,
Eer dat ze wat te veel dient in te zijn genomen,
Men heeft van oude tijd die lieden wijs geschat,
Die dronken klare wijn en uit het oudste vat.

 

Lof op de Hollandse boter

 

Al wat in oude tijd van boter is geschreven,
Daar ben ik niet gezind mijn zegel toe te geven;
Niet ene van de hoop en heeft er ooit gekend,
Wat boter deze kust door al de wereld zendt.
Dit zuivel (naar ik zie) wordt dikmaals niet geprezen,
Maar haar vermaarde lof is nu te hoog gerezen:
De boter die althans in Holland wordt gemaakt,
Is als een honingdauw, die al de wereld smaakt.
Ik laat op dit geval de Griekse meesters twisten,
Mij dunkt, dat die niet veel van onze boter wisten;
Dank God, o Hollands volk! Voor zo een schone vond,
Die zoet is in de smaak en voor het lijf gezond.

 

 

Cats

Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Standbeeld in Brouwershaven

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 10 november 2008.

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi.

De Belgische schrijver August De Winne werd geboren in Brussel op 10 november 1861.

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Levinus Penning werd geboren in Schiedam op 10 november 1840.

De Vlaamse schrijver Pieter Frans van Kerckhoven werd geboren in Antwerpen op 10 november 1818.

De Ierse dichter en schrijver Oliver Goldsmith werd geboren in Pallas (Ierland) op 10 november 1730.

 

Friedrich Schiller, Aka Morchiladze, Arnold Zweig, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Jacob Cats, August De Winne, Willem Penning, Pieter Frans van Kerckhoven, Oliver Goldsmith

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2006 en ook mijn blog van 10 november 2007.

 

Uit: Wilhelm Tell

 

Erste Szene

Hohes Felsenufer des Vierwaldstättersees, Schwyz gegenüber.

Der See macht eine Bucht ins Land, eine Hütte ist unweit dem Ufer, Fischerknabe fährt sich in einem Kahn. Über den See hinweg sieht man die grünen Matten, Dörfer und Höfe von Schwyz im hellen Sonnenschein liegen. Zur Linken des Zuschauers zeigen sich die Spitzen des Haken, mit Wolken umgeben; zur Rechten im fernen Hintergrund sieht man die Eisgebirge. Noch ehe der Vorhang aufgeht, hört man den Kuhreihen und das harmonische Geläut der Herdenglocken, welches sich auch bei eröffneter Szene noch eine Zeitlang fortsetzt.

Fischerknabesingt im Kahn: Melodie des Kuhreihens
Es lächelt der See, er ladet zum Bade,
Der Knabe schlief ein am grünen Gestade,
Da hört er ein Klingen,
Wie Flöten so süss,
Wie Stimmen der Engel
Im Paradies.
Und wie er erwachet in seliger Lust,
Da spülen die Wasser ihn um die Brust,
Und es ruft aus den Tiefen:
Lieb Knabe, bist mein!
Ich locke den Schäfer,
Ich zieh ihn herein.

Hirteauf dem Berge: Variation des Kuhreihens
Ihr Matten lebt wohl,
Ihr sonnigen Weiden!
Der Senn muss scheiden,
Der Sommer ist hin.
Wir fahren zu Berg, wir kommen wieder,
Wenn der Kuckuck ruft, wenn erwachen die Lieder,
Wenn mit Blumen die Erde sich kleidet neu,
Wenn die Brünnlein fliessen im lieblichen Mai
Ihr Matten lebt wohl,
Ihr sonnigen Weiden!
Der Senne muss scheiden,
Der Sommer ist hin.

Alpenjägererscheint gegenüber auf der Höhe des Felsen: Zweite Variation
Es donnern die Höhen, es zittert der Steg,
Nicht grauet dem Schützen auf schwindlichtem Weg,
Er schreitet verwegen
Auf Feldern von Eis,
Da pranget kein Frühling,
Da grünet kein Reis;
Und unter den Füssen ein neblichtes Meer,
Erkennt er die Städte der Menschen nicht mehr,
Durch den Riss nur der Wolken
Erblickt er die Welt,
Tief unter den Wassern
Das grünende Feld.

Die Landschaft verändert sich, man hört ein dumpfes Krachen von den Bergen, Schatten von Wolken laufen über die Gegend.

Ruodi der Fischer kommt aus der Hütte, Werni der Jäger steigt vom Felsen, Kuoni der Hirte kommt, mit dem Melknapf auf der Schulter. Seppi, sein Handbube, folgt ihm.

Ruodi:
Mach hurtig Jenni. Zieh die Naue ein.
Der graue Talvogt kommt, dumpf brüllt der Firn,
Der Mythenstein zieht seine Haube an,
Und kalt her bläst es aus dem Wetterloch,
Der Sturm, ich mein, wird dasein, eh wir’s denken.

Kuoni:
’s kommt Regen, Fährmann. Meine Schafe fressen
Mit Begierde Gras, und Wächter scharrt die Erde.

Schiller_Berger

Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)
Portret door Helmut Berger

 

De Georgische schrijver Aka Morchiladze werd geboren op 10 november 1966 in Tbilisi. Daar studeerde hij ook geschiedenis aan de plaatselijke universiteit. Na zijn examen in 1988 werkte hij enige tijd aan de Hogeschool. Begin jaren negentig was hij parlementair journalist voor de krant Resonansi. Tegenwoordig is hij de meest gelezen schrijver van Georgië.

 

Werk o.a. (Titels in het Engels) “Dogs of Paliashvili Street” (1995), “Flight over Madatov island and back“(1998), “To Disappear on Madatov Island” (2001),”Whale on Madatov island”(2004), “Witches of Christmas Eve“(2001), “To Play a Patience in August” (2001), “The Other” (2002), “Christmas Night Witches” (2002), “Old Refugee Shop” (2003), “Santa Esperanza” (2004),”Mr Deaxley’s Silent box “(2005) “Maid in Tiflis” (2007), “Secret keeper’s Belt” (2008).

 

Uit: Santa Esperanza

 

  1. White booklet

CHEST FOR WANDERING, PLAYING CARDS AND

SOME OTHER ODDS AND ENDS

 “To be searched through with utmost care by those who have decided to undertake the trouble of reading these notebooks. Therein the searchers will find the contents of the book made out of these notebooks. Without the contents, they will never be able to make head or tail of the book itself (though, on the other hand, they might not necessarily need to be able to, after all).

 For the first time I visited Santa Esperanza (the same as St. John’s Isles) in 1997. I stayed there for only four days, as it was quite a sudden decision of mine to visit the place, on my way from Istanbul, with too little money in my pocket, and even less time at my disposal. The simplified immigration rules were all in my favor: as is typical of most holiday resorts, one could peacefully stay there without any visa for a fortnight. But as soon as the fortnight’s period of time expired, one had to rush to the nearest police station, equipped with one’s passport and a good excuse, in order to generously explain to the local authorities the aim of one’s arrival, and indicate the duration of his/her stay. If, meanwhile, one was happy enough to get some sort of a temporal job, one had to produce the contract as well, etc.

Anyway, I didn’t stay in Santa City (or St. John’s Citadel) for more than four days then. But seven years later, I went there again; this time facing a lot more complications than I had experienced before.

Well, it was not that the holiday resort immigration rules were no longer in force, but they were valid for the British citizens only, and for those from Europe without Borders. The rest of the ordinary tourists had to have their preliminary visas, or else they would never be allowed to stay at the place for even a fortnight.

It seems very likely that Europeans have long forgotten about their visas whatsoever, while freely drifting from place to place all over their continent. But those who are the owners of the Georgian passports, have to fill in a huge amount of silly papers every time they feel like going somewhere. Sometimes they even have to certify the colour of their own eyes, to say nothing of the fact that they are to truly confess who has packed their personal belongings –their wife or their mistress – while they themselves were watching her carefully to avoid the terrible consequences of hiding a bomb, or some sort of poisonous capsules, in the remotest side-pockets of their traveling-bag” 

 

morchiladze

Aka Morchiladze (Tbilisi, 10 november 1966)

 

De Duitse schrijver Arnold Zweig werd op 10 november 1887 in een gematigd religieuze joodse familie geboren in Glogau, Neder-Silezië (nu Głogów, Polen). In 1907 ging hij in Breslau studeren. Later ging hij naar München, Berlijn, Göttingen, Rostock en Tübingen.  Zijn literaire debuut verscheen in 1912, Novellen um Claudia. In 1915 werd Zweig soldaat. Van Pruisisch-nationaal werd hij in de Eerste Wereldoorlog, waarin hij in Servië, België en bij Verdun moest vechten, pacifist. Vanaf 1917 werkte Zweig bij de persafdeling van de opperbevelhebber van het Oosten. Daar kwam de seculiere jood Zweig in aanraking met de oost-joden, voor hem een onvergetelijke ervaring. Na WO I vestigde Zweig zich als schrijver aan de Starnberger See. Hij raakte er bevriend met Lion Feuchtwanger en met Sigmund Freud. In essays, toneelstukken en verhalen gaf Zweig zijn oorlogservaringen vorm en ook zijn opinies over het jodendom. Na de Bierkellerputsch van 1923 moest Zweig Starnberg verlaten. Hij ging naar Berlijn, waar hij als redacteur van de Jüdische Rundschau ging werken. Door zijn contact met Martin Buber, dat al tijdens de oorlog was ontstaan, kwam Zweig ook het zionisme nabij. In 1927 verscheen Zweigs bekendste werk, de roman Der Streit um den Sergeanten Grischa, die tot de cyclus Der große Krieg der weißen Männer behoort, waarvan de andere delen zijn Junge Frau von 1914 (1931), Erziehung vor Verdun (1935), Einsetzung eines Königs (1937), Die Feuerpause (1954) en Die Zeit ist reif (1957). Arnold Zweigs roman De Vriendt kehrt heim is losjes gebaseerd op het leven van en de moord op Jacob Israël de Haan, gepleegd door een joodse nationalist, Avraham Tehomi. Na de machtsovername door de nazi’s werden Zweigs boeken openlijk verbrand. Zweig vluchtte eerst naar Tsjechoslowakije, dan naar Zwitserland en tenslotte naar het Franse Sanary-sur-Mer. Zijn zionistische instelling voerde hem van daar verder in ballingschap naar Palestina, waar hij zich in 1934 in Haifa vestigde.

 

Uit: Das Beil von Wandsbek

 

“Geschehnisse, wie sie hier abrollen werden, um in einem viermal geschwungenen Beil, einem Revolverschuß und dem Zuziehen einer eingeseiften Schlinge zeitgemäß zu gipfeln, beginnen oft mit einer unscheinbaren Bewegung. Diese hier bestand in dem energischen Hineinstoßen des Federhalters ins Tintenfläschchen, ausgeführt von der kräftigen Hand Albert Teetjens, eines schönen blonden Mannes von zweiundvierzig Jahren, mit einem geschwungenen Schnurrbart über würzigen Lippen und mit verschwommen blickenden Augen von norddeutsch blaugrauem Glanz und weiten Lidern.

Er saß, die Hemdärmel aufgekrempelt, am ovalen Tisch seines Wohn- und Eßzimmers, den seine Frau nach dem Abendbrot mal schnell trocken abgerieben hatte, eine große Zeitung als Unterlage benutzend, das Hamburger Fremdenblatt vom Freitag, 27. August 1937. Ein Firmament von durchsichtigem Grünblau spannte sich über die hohen Hinterwände der Häuser, in deren Erdgeschoß Teetjens Laden und Wohnung untergebracht waren, aber er sah nicht auf. Stine Teetjen hingegen verharrte, das Gesicht schräg emporgehoben und den rotblonden Haarknoten infolgedessen tief im Nacken, am geöffneten Fenster. Die Hände mit dem Wischtuch auf dem Rücken verschränkt, ließ sie ihre großen, grauen Augen mit dem Ausdruck verschämten Entzückens in den Abendhimmel schweifen, durstig atmend. Von links über ihnen und von gegenüber her musizierten die Lautsprecher, beide in der gleichen Kammermusik schwelgend, die der Hamburger Sender zusammen mit ganz Deutschland von der Großsendestelle Königswusterhausen empfing. Stine wußte nicht, was für einer Musik sie zuhörte, und daß es Mozarts Klarinettenquintett war, dem da gleichzeitig die Petersens im Vorderhaus und die Lawerenzens im gegenüberliegenden Seitenflügel lauschten. Aber was da in sie einströmte, eingeatmet gleichsam mit dem türkisfarbenen Licht, das gefiel ihr sehr. Blaugrüne Musik, dachte sie, Vergißmeinnicht und Rittersporn und Erika im Borsteler Moor. Mittendrinsitzen im warmen Kraut, sich zurücklegen; ach, wie gut das riecht! Und dann ist der Albert da, der bisher mit seinem Spazierstock in Mauselöchern, Maulwurfshaufen und einem verlassenen Fuchsbau herumgestochert hat, sonst kein Mensch weit und breit, bloß ein Flugzeug brummt nach Gotland, und ich kann meinen Rock ausziehen, damit er nicht zerdrückt wird. Albert aber dreht seine Gedanken weg von seinem Tick, wie’s wohl im Innern der Erde aussieht, freut sich über meine Beine und …”

 

Zweig

Arnold Zweig (10 november 1887 – 26 november 1968)

 

De Nederlandse dichter schrijver, zanger en producer Rick de Leeuw werd geboren in Haarlem op 10 november 1960. Zie ook mijn blog van 10 november 2007.

 

Het diepe

of toch liever als
die beschonken zeeman daar
laverend halverwege
bakzeil en nieuw verlangen
voeten vooruit het diepe in en
ja ik weet het
altijd weer die wetten

maar misschien nu het diepe
en pas morgenochtend
uniform gescheurd
bloed geronnen pet vol kots
het besef dat in de kelder
ook het berouw woont

Rick_de_Leeuw-klein

Rick de Leeuw (Haarlem, 10 november 1960)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook mijn blog van 10 november 2006.

 

 

Volle zomer

       

Er waait een wind van verre zuiderkust
strelend en zacht en zoel en die bij pozen
fijngeurig draalt; de gulden kever rust
in het fluwelen schrijn der rode rozen.

       

Het haverveld is van papavers rood,
van korenbloemen blauwt het hoge koren,
de ijsvogel flikkert over gracht en sloot
waar nenufaar bloeit, gele naast ivoren.

 

Nu heeft natuur haar droom van licht gebouwd,
van lust en liefde en jeugd: gezonde blijheid;
en wie slechts eenmaal ’t wonder heeft aanschouwd,

       

voelt zich voor altijd vreemdeling in de stad,
treurt om die lieve en onbeperkte vrijheid,
en heeft voor eeuwig heimwee naar dien schat.

 

 

 

Geloof

 

Nu alles faalt, heeft dit alleen nog waarde
Voor mij, die nooit één waarheid heeft ontdekt;
Ik zal van U niet scheiden als deze aarde
Mijn pover lichaam dekt.

 

Ik heb maar één geloof: nooit gaat verloren
Wat eens de liefde zalig heeft bevrucht,
En waar er twee elkander toebehoren
Is zelfs de dood geen vlucht

 

jan_van_nijlen

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook mijn blog van 10 november 2006. 

 

’t Is kunst te leven

 

Zie, hoe de wereld gaat: waar twee gezellen vissen:
Heeft dikmaal een het nut, en d’ander moet het missen:
Een lacht er in de vuist, gans blijde met de vang,
En d’ander schreit er om, en jammert uren lang;

Daar is een zeker greep om dit en gint te raken,
Niet ieder is bekwaam tot allerhande zaken;
Wat dezen heeft verrijkt, heeft genen uitgeput,
’t Was ieder even na, maar geenszins even nut.

 

 

’t Zijn sterke benen, die weelde dragen

Wanneer het ijzer gloeit te midden in de kolen,
Bevochten van de vlam, en in het vuur verholen,
Dan buigt het als een was, maar raakt ’t in het nat,
Straks heeft ’t wederom zijn harde aard gevat.

Hoe dwee is ons de ziel, wanneer gewisse slagen
Ons treffen aan de geest, of in de leden plagen!
Wij leven naar de tucht zo lang de roede slaat:
De mens is allerbest wanneer ’t hem kwalijk gaat.

Jacob_Cats

Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Portret door Michiel Jansz van Mierevelt

 

De Belgische schrijver August De Winne werd geboren in Brussel op 10 november 1861. De Winnes vader was zelf afkomstig uit Ninove. “Een gat van verdriet” noemt de auteur deze provinciestad. Zijn vader was er spinner en verhuisde om den brode naar Brussel, waar hij als marmerbewerker voor een hongerloon ging werken. Auguste volgde in Brussel onderwijs – uiteraard – in het Frans. Hij werd onderwijzer van opleiding. In 1891 wordt De Winne redacteur van Le Peuple. Na de Eerste Wereldoorlog wordt hij er directeur. In 1921 werd hij hoofdredacteur van deze krant. In hetzelfde jaar werd hij tevens schepen van sociale zaken in de Brusselse gemeente St.-Gillis, wat hij tot zijn dood bleef. August De Winne was de auteur van het – vooral in Vlaanderen – gekende boek Door Arm Vlaanderen. Dat het boek nog leesbaar is en een hoge documentaire (onder meer dankzij de foto’s) waarde heeft, bewijzen de, relatief recente, Nederlandstalige uitgaven (1982, 2001). Het dagblad De Standaard gaf in 2001 de reeks – in vertaling – opnieuw uit.

Uit: Door arm Vlaanderen

“Verleden maandag heb ik mij naar Brugge begeven, om de Heilig Bloedprocessie te zien. Ik ben er niet gegaan om het verleden te herleven of kunstindrukken te zoeken, zooals vele andere ongeloovigen, maar om eene der grootste godsdienstige uitingen van Vlaanderen bij te wonen. Berragan had mij wel willen vergezellen.

Het regende. Sombere wolken dreven over de droefgeestige stad. Aan de gevels der huizen hingen de overgroote driekleurige vlaggen in deerlijken toestand. Maar de straten werden buitengewoon levendig gemaakt door het heen en weer loopen eener menigte, die uit alle hoeken van Vlaanderen gekomen was. Volgens de klerikale dagbladen, waren dien dag zestig duizend vreemdelingen in de stad.

De buitenlieden van West-Vlaanderen zijn er het talrijkst. De mannen plassen lomp in de modder; de vrouwen met opgenomen rokken, de hoeden versierd met vreemdsoortige bloemen en vruchten, lezen rozenhoedjes of prevelen gebeden. In omgekeerde richting doorloopen zij den weg, die straks door de processie zal gevolgd worden. Het schijnt dat deze oefening zeer welgevallig is aan den God der katholieken. Er zijn Christenen die de godheid op eene zeer belachelijke en treurige wijze opvatten.

Wij treden de hoofdkerk binnen. Zij is met eene luidruchtige en veeleer afgetrokkene menigte gevuld. De doorgangen, tusschen de stoelen vrij gelaten, zijn opgepropt met lieden die verbaasd de schilderijen, de heiligenbeelden en het zonderlinge kladwerk bezien, waaronder zeer schoone steenen verborgen zitten.

Aan het altaar doet de bisschop van Brugge den kerkdienst. Aan zijne zijden bevinden zich vier gendarmen, in eene stijve militaire houding, met de bajonet op het geweer. Is het een zinnebeeld, en heeft men willen beduiden dat de godsdienst, dien Christus, zijn stichter, slechts door overreding en zachtheid wilde verspreiden, nu de brutale macht noodig heeft om zijn rijk staande te houden?

– Ziet eens, zegt Berragan, de voeten van Christus zijn niet gekruist, en een der voeten schijnt gedraaid.”

winne

August De Winne (10 november 1861 – 23 mei 1935)
Een werkerswijk te Gent (Illustratie uit het boek), geen portret beschikbaar.

 

De Nederlandse schrijver en dichter Willem Levinus Penning werd geboren in Schiedam op 10 november 1840. Hij woonde ruim veertig jaar in zijn geboorteplaats en was daar onder meer werkzaam in het notariaat en in de administratie. Dit werk moest hij opgeven doordat zijn gezichtsvermogen door een oogkwaal steeds verder achteruit ging. In de latere jaren van zijn leven was hij geheel blind. Penning was een van de voorlopers van de Beweging van Tachtig.

 

Onder de herberg-linde (fragment)

Weer – nachtegaal, tot uw verbazen! –
Weer knalde een kurk, en uit de hooge glazen
Stoof ziedende óp, was gretig al gesust,
De teuge schuims die brand sticht beide en bluscht….
Mij – rooker – drong ’t gelag tot keurig kringen blazen;
Neef, die nooit rookte, tot oreeren zonder rust.

Wijn, schenker, varinas daarneven,
Graag had ik allen voor één geestverwant gegeven
In dezen luwen, slaapvergeten nacht:
Een feestbevolking vrijbuitte in de dreven,
Verlaten nu door ’t menschelijk geslacht.

Bij jubelgalm, ’t seringenloof ontstegen,
Huwde aard en hemel, – kwam der Mei
De Zomer in den arm gezegen,
Omringd van dartelend gelei….

Daar was een trillen, suizen, gonzen!
Daar zwierde een schemerende vlucht
Danszieke vlerkjes op de donzen
Uit alle bloeisel lepperende lucht.

Penning

Willem Penning (10 november 1840 – 29 februari 1924)

 

De Vlaamse schrijver Pieter Frans van Kerckhoven werd geboren in Antwerpen op 10 november 1818. Van Kerckhoven was tijdens zijn jeugdjaren net als de rest van zijn familie erg religieus. Nadat Van Kerckhoven in 1836 aan het Antwerpse atheneum was afgestudeerd, ging hij geneeskunde studeren in Italië, aan de universiteit van Bologna. In Italië was Van Kerckhoven directe ooggetuige van de onrustige en rebelse Risorgimento-tijd. De confrontatie met het daar aanwezige liberale en anti-klerikale Risorgimento-klimaat was bepalend voor zijn latere progressief-liberale oriëntering. Van Kerckhoven evolueerde in een mum van tijd van een vrome katholiek naar een vurige en overtuigde liberaal. Terug in Antwerpen zette Van Kerckhoven zijn geneeskundige studies nog even voort aan het Sint-Elisabeth Ziekenhuis, maar hij zou ze snel weer opgeven. Tijdens die opleiding maakte hij namelijk kennis met medestudenten Jan de Laet en Hendrik Conscience, die vrijwel meteen zijn artistieke gaven herkenden en hem introduceerden in het romantische artiestenmilieu van de Scheldestad. Tijdens zijn korte leven schreef Van Kerckhoven een buitengewoon omvangrijk oeuvre bijeen: behalve politieke en polemische geschriften vooral romans en verhalen, poëzie en toneel, kritiek en essays. Zijn werk wordt gekenmerkt door een verrassende mengeling van romantiek en realisme.

 

Uit: Jaek, of een arm Huisgezin

 ‘Zy waren nog allen in die soort van bedwelming welke de groote geestontsteltenis opvolgt, wanneer jaek binnentrad. Men vergenoegde zich met hem te zeggen, dat er geen bystand te bekomen was, en de rede dier weigering. Van het overige sprak men niet: want men vreesde den oploopenden aerd des jongelings en de verschrikkelyke gevolgen, welke uit zyne woede hadden kunnen ontstaen.

Jaek was met eene vergenoeging op het gelaet binnengetreden, welke men sedert lang by hem niet meer bespeurd had. Die vergenoeging verdween niet by het hooren der nutteloosheid van de poogingen zyner zuster. Hy scheen zelfs weinig aendacht aen het verhael te verleenen en sprak geen enkel woord.

Op eens stapte hy tot by het bed zyner moeder, en, zich op de knieën werpende, zegde hy op statigen toon: Moeder, uw zoon verzoekt uwen zegen: een zegen zoo als de laetste, dien gy aen uwe kinderen zoudt geven….’

‘De vrouw verschrikte by deze woorden, en een sints lang ongewoon vuer gloeide in hare oogen:

“Myn zoon,” sprak zy, “myne ziekte is immers nog zoo ver niet gekomen, dat ik u eenen eeuwigen vaerwel moet zegggen, en van deze droevige aerde mag verhuizen?…. Doch ik schrik u te begrypen; gy wilt ons verlaten….”

“Uw zegen, moeder, uw zegen!” herhaelde de jongeling, “geef my uwen zegen!”

De moeder gehoorzaemde en zegende haren zoon. Dan keerde deze zich tot zynen vader en verzocht hem dezelfde gunst.

“Myn zoon, ik zegen u dagelyks in myne gebeden: wat wilt gy meer hebben?”

Doch jaek bleef geknield en zweeg stil.”

kerckhoven

Pieter Frans van Kerckhoven (10 november 1818 – 1 augustus 1857)

 

De Ierse dichter en schrijver Oliver Goldsmith werd geboren in Pallas (Ierland) op 10 november 1730. Goldsmith was de zoon van een Anglicaanse geestelijke. Zijn geboortedatum staat niet met zekerheid vast: dit kan geweest zijn op 10 november van elk jaar tussen 1727 en 1731, hoewel nu uitgegaan wordt van bovengenoemde datum. Hij studeerde theologie en rechten in Dublin en daarna medicijnen in Edinburgh en Leiden. Vervolgens reisde hij door Europa en vestigde zich na terugkeer als medicus in Londen. Dit werk leverde hem weinig op en omdat hij voortdurend schulden had, schreef hij vele artikelen voor diverse bladen. In 1761 ontmoette hij Samuel Johnson, met wie hij bevriend raakte voor de rest van zijn leven. Dankzij Johnsons invloed wist hij zijn roman The Vicar of Wakefield (1766) gepubliceerd te krijgen. Het boek werd zeer populair. Na enkele non-fictiewerken schreef hij het toneelstuk The Goodnatur’d Man (1768), in 1773 gevolgd door het succesvollere She stoops to conquer. In 1771 verscheen het lange gedicht The deserted village, dat gezien wordt als een van de belangrijkste gedichten uit de 18e eeuw.

 

When Lovely Woman Stoops To Folly

 When lovely woman stoops to folly,
And finds too late that men betray,
What charm can soothe her melancholy,
What art can wash her guilt away?

The only art her guilt to cover,
To hide her shame from every eye,
To give repentance to her lover,
And wring his bosom, is—to die.

 

Memory

O MEMORY, thou fond deceiver,
Still importunate and vain,
To former joys recurring ever,
And turning all the past to pain:

Thou, like the world, th’ oppress’d oppressing,
Thy smiles increase the wretch’s woe:
And he who wants each other blessing
In thee must ever find a foe.

Oliver_Goldsmith

Oliver Goldsmith (10 november 1730 – 4 april 1774)