Thomas (Jan Willem Schulte Nordholt)

Bij Beloken Pasen

 

 
De ongelovige Thomas door Peter Paul Ruben, 1613 – 1615

 

Thomas

Als God bestond dan viel hij met ons samen
hier op aarde waar wij mensen zijn,
was hij het brood van ons, was hij de wijn
was hij de stem waarvoor we ons zouden schamen.

Was hij de groene ziel bij ons van binnen,
de vleugel die ons hart had aangeraakt,
het licht waarin ons leven was ontwaakt,
en onze pijn en wildernis van zinnen.

Hij is een glans die langs de sterren gaat,
een adem in een ontoegankelijk licht.
Hij is zo heilig dat hij niet bestaat.

Als ik hem niet aanraak met deze hand,
hem kus met deze mond, met dit gezicht
hem in mij opneem, en hij mij verbrandt.

 

 
Jan Willem Schulte Nordholt (12 september 1920 – 16 augustus 1995)
De Grote Kerk in Zwolle, de geboorteplaats van Jan Willem Schulte Nordholt

 

Zie voor de schrijvers van de 8e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Thomas (Jan Willem Schulte Nordholt)

 

Bij Beloken Pasen

 

 
De ongelovige Thomas door Peter Paul Ruben, 1613 – 1615

 

Thomas

Als God bestond dan viel hij met ons samen
hier op aarde waar wij mensen zijn,
was hij het brood van ons, was hij de wijn
was hij de stem waarvoor we ons zouden schamen.

Was hij de groene ziel bij ons van binnen,
de vleugel die ons hart had aangeraakt,
het licht waarin ons leven was ontwaakt,
en onze pijn en wildernis van zinnen.

Hij is een glans die langs de sterren gaat,
een adem in een ontoegankelijk licht.
Hij is zo heilig dat hij niet bestaat.

Als ik hem niet aanraak met deze hand,
hem kus met deze mond, met dit gezicht
hem in mij opneem, en hij mij verbrandt.

 

 
Jan Willem Schulte Nordholt (12 september 1920 – 16 augustus 1995)
De Grote Kerk in Zwolle, de geboorteplaats van Jan Willem Schulte Nordholt

 

Zie voor de schrijvers van de 8e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Die Sonne geht im Osten auf (Christian Morgenstern)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
Vintage Duitse Paaskaart uit een serie van Arthur Thiele, 1905 – 1915

 

Die Sonne geht im Osten auf

Die Sonne geht im Osten auf,
der Osterhas´ beginnt den Lauf.
Um seinen Korb voll Eier sitzen
drei Häslein, die die Ohren spitzen.

Der Osterhas´ bringt just ein Ei –
da fliegt ein Schmetterling herbei.
Dahinter strahlt das blaue Meer
mit Sandstrand vorne und umher.

Der Osterhas´ ist eben fertig –
das Kurtchen auch schon gegenwärtig!
Nesthäkchen findet – eins , zwei , drei,
ein rot, ein blau, ein lila Ei.

Ein Ei in jedem Blumenkelche!
Seht, seht selbst hier, selbst dort sind welche!
Ermüdet leicht im Morgenschein
schlief Kurtchen auf der Wiese ein.

Die Glocken läuten bim, bam, baum,
und Kurtchen lächelt zart im Traum.
Di di didl dum dei,
wir tanzen mit unsern Hasen

umgefaßt, zwei und zwei,
auf schönen, grünen Rasen.

 

 
Christian Morgenstern (6 mei 1871 – 31 maart 1914)
Pasen in München, de geboortestad van Christian Morgenstern

 

Zie voor de schrijvers van de 2e april ook mijn drie vorige blogs van vandaag.

Preis dem Todesüberwinder! (Friedrich Klopstock)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
The Resurrection, “Rise to Power”, door Benjamin West, 1786

 

Preis dem Todesüberwinder!

Preis dem Todesüberwinder!
Sieh, er starb auf Golgatha!
Preis dem Retter aller Sünder!
Was er uns verhieß, geschah.
Laßt des Dankes Harfe klingen,
bis das Herz vor Freude bebt!
laßt uns, mächtig singen dem,
der starb und ewig lebt.

Überwunden, überwunden
hat der Herr der Herrlichkeit.
Sieh, er schlummerte nur Stunden
in des Grabes Dunkelheit!
Singt dem Herrn, singt Ihm mit Psalmen!
Jesus Christus hat gesiegt!
Streut dem Überwinder Palmen,
die ihr bang und weinend schwiegt!

Ich will gerne hier noch wallen,
Herr, solange Du es willst.
Knieen will ich, niederfallen,
flehn, bis Du Dich mir enthüllst.
Jetzt, da ich an Dich nur glaube,
seh ich dunkel und von fern,
ich, ein Wandrer noch im Staube,
Dich die Herrlichkeit des Herrn.

Die Gemeinschaft Deiner Leiden sei
an mir hier stets zu sehn.
Schenke mir die Kraft beizeiten,
Herr, von Deinem Auferstehn,
dass ich mich schon hier recht willig
in des Fleisches Tötung schick,
bis bei Dir mir einst auch völlig
wird zuteil mein ewges Glück!

 

 
Friedrich Gottlieb Klopstock (2 juli 1723 — 14 maart 1803)
De St.-Johannis-Kirche in Quedlinburg, de geboorteplaats van Friedrich Klopstock

 

Zie voor de schrijvers van de 1e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Litanie van een wachter bij het graf (Willem Jan Otten)

Bij Stille zaterdag

 

 
De graflegging van Christus door Fra Bartolomeo, 1516

 

Litanie van een wachter bij het graf

Kan het bestaan, twee mannen vallend in één slaap ?
Hoe dan ook, het graf dat wij moesten bewaken,
dat was ’s morgens leeg. Terstond vertelde mijn collega
mij zijn droom, die van begin tot eind exact de mijne was,
hetgeen ik hem, doodsbang ineens, verzwegen heb.
Nog steeds begrijp ik niet wat mij sindsdien bezielt.
Des nachts ben ik ontredderd als een motje om
een kaars, ach, roer mij aan en stel mij op mijn plaats,

een man die in zijn graf zijn windselen ontbindt,
zijn steen wegrolt, zijn wonden bloeden nog
maar kleuren aarde niet, de maan is vol en wit
maar schaduw werpt ze niet, de dode buigt zich
over ons en zegt met ongeveer mijn moeders stem:

dit is geen droom maar waken evenmin,
dit is wat wordt zolang je vreest
dat dit bestaat, dit zal bestaan
zodra je vreest dat dit niet kan.

Heb het niet onthouden wat hij zei,
wel weet ik dat in mijn droom mijn maat
tot op het laatst zijn ogen open had
dat hij de mijne zocht, en vond, en sliep,
ach, roer hem aan en stel hem op zijn plaats.

 
Willem Jan Otten (Amsterdam, 4 oktober 1951)
Interieur van de Sint Franciscus Xaverius kerk (De Krijtberg) in Amsterdam, de geboorteplaats van Willem Jan Otten

 

Zie voor de schrijvers van de 31e maart ook mijn drie vorige blogs van vandaag.

Am dritten Sonntage nach Ostern (Annette von Droste-Hülshoff)

 

Bij de derde zondag na Pasen

 

 
Joannes de Evangelist door Valentin de Boulogne, ca. 1621-22

 

Am dritten Sonntage nach Ostern
»Über ein kleines werdet ihr mich sehen.« (Joh: 16:16)

Ich seh dich nicht!
Wo bist du denn, o Hort, o Lebenshauch?
Kannst du nicht wehen, daß mein Ohr es hört?
Was nebelst, was verflatterst du wie Rauch,
Wenn sich das Aug’ nach deinen Zeichen kehrt?
Mein Wüstenlicht,
Mein Aaronsstab, der lieblich könnte grünen,
Du tust es nicht;
So muß ich eigne Schuld und Torheit sühnen!

Heiß ist der Tag;
Die Sonne prallt von meiner Zelle Wand,
Ein traulich Vöglein flattert ein und aus;
Sein glänzend Auge fragt mich unverwandt:
Schaut nicht der Herr zu diesen Fenstern aus?
Was fragst du nach?
Die Stirne muß ich senken und erröten.
O bittre Schmach!
Mein Wissen mußte meinen Glauben töten.

Die Wolke steigt,
Und langsam über den azurnen Bau
Hat eine Schwefelhülle sich gelegt.
Die Lüfte wehn so seufzervoll und lau
Und Angstgestöhn sich in den Zweigen regt;
Die Herde keucht.
Was fühlt das stumpfe Tier, ist’s deine Schwüle?
Ich steh gebeugt;
Mein Herr berühre mich, daß ich dich fühle!

Ein Donnerschlag!
Entsetzen hat den kranken Wald gepackt.
Ich sehe, wie im Nest mein Vogel duckt,
Wie Ast an Ast sich ächzend reibt und knackt,
Wie Blitz an Blitz durch Schwefelgassen zuckt;
Ich schau ihm nach.
Ist’s deine Leuchte nicht, gewaltig Wesen?
Warum denn, ach!
Warum nur fällt mir ein was ich gelesen?

Das Dunkel weicht;
Und wie ein leises Weinen fällt herab
Der Wolkentau; Geflüster fern und nah.
Die Sonne senkt den goldnen Gnadenstab,
Und plötzlich steht der Friedensbogen da.
Wie? wird denn feucht
Mein Auge, ist nicht Dunstgebild der Regen?
Mir wird so leicht!
Wie? kann denn Halmes Reibung mich bewegen?

Auf Bergeshöhn
Stand ein Prophet und suchte dich wie ich:
Da brach ein Sturm der Riesenfichte Ast,
Da fraß ein Feuer durch die Wipfel sich;
Doch unerschüttert stand der Wüste Gast.
Da kam ein Wehn
Wie Gnadenhauch und zitternd überwunden
Sank der Prophet,
Und weinte laut und hatte dich gefunden.

Hat denn dein Hauch
Verkündet mir, was sich im Sturme barg,
Was nicht im Blitze sich enträtselt hat?
So will ich harren auch, schon wächst mein Sarg,
Der Regen fällt auf meine Schlummerstatt.
Dann wird wie Rauch
Entschwinden eitler Weisheit Nebelschemen,
Dann schau ich auch,
»Und meine Freude wird mir niemand nehmen.«

 

 
Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
De kapel van Burg Hülshoff

 

Zie voor de schrijvers van de 7e mei ook mijn volgende twee blogs van vandaag.

Thomas (Nel Benschop)

Bij Beloken Pasen

 


De ongelovige Thomas door Gerrit van Honthorst, 1620

 

Thomas

Ik was er niet, toen Jezus bij hen kwam
en hun de tekens toonde in Zijn handen,
toen Hij hun uitgedoofde vuur deed branden
en ieder uit Zijn handen ’t brood aannam.

Ik wilde niet, zo volgzaam als een lam
mij bij de kudde trouwe schapen voegen
die van de herder alles maar verdroegen;
ik wilde zelf bepalen of ik kwam.

Ik wilde zien en voelen of ik niet
met dromen mij in slaap zou laten wiegen,
of mij door schone schijn laten bedriegen;
dat konden zij misschien doen, maar ik niet.

Toen zag ik Hem – en ik had geen verweer
maar kon slechts stamelen: “Mijn God, mijn Heer!”

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Nieuwe Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 23e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Pasen (Gabriël Smit)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
Noli me Tangere door Abrham Janssens (figuren) en Jan Wildens (landschap), ca. 1620

 

Pasen

Alles aan U doet nog pijn.
Drie dagen slapen is niet genoeg,
U bent wel opgestaan, maar te vroeg,
zelfs U kunt nog niet beter zijn.

U bent Uzelf nog niet, U bent
nog de tuinman, een man van
groen dat nog uitbotten kan,
nog niet klaar, niet herkend.

De zon gaat wel op, maar is
nog niet opgegaan, er hangt
nevel die naar U verlangt,
even bedeesd als Uzelf nog is.

U wijkt uit: ‘Raak mij niet aan!’
Uw wonden trekken, wij hebben U
zo verschrikkelijk pijn gedaan.
Straks misschien kan het, niet nu.

Maar dat straks is genoeg. Het moet
zeggen: U bent er al, maar
U komt. Haal diep adem, sta klaar.
Je hebt Mij altijd tegoed.

 


Gabriël Smit (25 februari 1910 – 23 mei 1981)
Utrecht, de Dom. Gabriël Smit werd geboren in Utrecht.

 

Zie voor de schrijvers van de 17e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Osterwind (Hilde Domin)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
De verrijzenis van Christus door Nicolas Bertin, ca. 1730

 

Osterwind

Wir haben es den Blumen und Bäumen voraus:
Unsere Jahreszeiten
sind schneller.

Der Tod
steigt im Stengel unseres Traumes
alle Blüten werden dunkel
und fallen.
Kaum ein Herbst.
Der Winter kommt
in einer Stunde.

Doch da ist keine Wartezeit,
sicheres Warten
für kahle Zweige.

So wie der Vogel
innehält und sich wendet im Flug,
so jäh, so ohne Grund
dreht sich das Klima des Herzens.
Weisse Flügelsignale im Blau,
Auferstehung
all unserer toten

Blumen
im Osterwind
eines Lächelns.

 

 
Hilde Domin (27 juli 1909 – 22 februari 2006)
Keulen, Grote St. Martin en Dom. Hilde Domin werd in Keulen geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 16e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Stille Zaterdag (Nel Benschop)

Bij Stille zaterdag

 

 
De kruisafneming door Jacopo Tintoretto, ca.1518-1594

 

Stille Zaterdag

’t Is morgen Pasen – God, maar overal is dood;
en zou ik dan van leven moeten spreken?
Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken,
want daar leed Jezus onze diepste nood.

’t Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon
die onze zieke wereld kan genezen?
Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen
bij ’t lege graf, waar ‘k U niet vinden kon.

’t Is morgen Pasen – feest van het gericht
dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden,
feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden;
Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Grote Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 15e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.