Peter Ghyssaert, Jasper Mikkers, Hasso Krull

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Zelfportret met ezelskaakbeen

Lang wachtte hij in een feestzaal waar de regen door het
dakgebinte druppelde,
lang meende hij de stem te horen van de liefste die hem zocht,
hem, een man door kou voltooid.

Maar niemand kwam. Wat was en is, schuift
als een ezelskaakbeen in de jongste dag
om er ontbloot en onderzocht te worden; iemand heeft

zich niet zo bij elkaar dan dat hij, zonder struikelen
en steeds het woord herhalend dat hij zocht,
een naam waarvoor geen uitgang bestaat –

de zaal verlaat.

 

Stilleven met geweer en tinnen kroes

De kunstenaar verschuift met meesterhand
de grendels van de kleuren op het schil-
derij, zodat de afgebeelde tinnen
kroes en het geweer niet meer bestaan
in werkelijkheid, alleen nog op het doek.
De artistieke kolf bloeit in een woud
van droge korenbloemen en een druiven-
tros vertilt zich aan het handvat van
de tinnen kroes. Nu wachten wij maar op
het donderend geweerschot van een lelijk
echt geweer dat deze vastgeverfde
pose afbreekt en de kleuren vochtig
laat verzamelen op de bodem van
de lijst, tot meesterhanden hen naar boven
verven, in een nieuw stilleven.

 

Cameo

Het meisje in een hoes van licht,
spiertjes en haren doet het goed
naast haar opgesteven grootvader:
ze is al wandelend een kiekje van hen beiden,
prent het zonlicht voorgoed schattigheid in:
nooit zal het hier op deze plaats nog strak,
onaangedaan schijnen.

Ze heeft een eigen bed en een geheim;
’s avonds sterven ouders uit haar hoofd,
’s morgens leert ze snel haar naam, kent
aan de ontbijttafel kleuren hun complement toe,
halsstarrig rangschikkend.

Nu gaat ze, losgekoppeld, wandelen
over het stralend plein, haar wereld.
Een ouderling schreeuwt een bevel dat smelt;
schemer hinkelt langs de schaduwpaadjes
van de boomtakken tot voor haar voeten
en maakt kennis.

 

Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jasper Mikkers werd geboren in Oerle op 3 januari 1948. Zie ook alle tags voor Jasper Mikkers op dit blog.

 

Gedachten over de onsterflijkheid

III

Ik stond wéér op en ging aan mijn tafel
op zolder zitten. “Het zijn de kleine dingen,”
dacht ik, “die de onsterfelijkheid bezingen,
onsterfelijkheid in de knop.” Ik rukte een rafel

van mijn mouw, het was diep nacht.
En ik dacht: “Een leeg doosje lucifers
is eigenlijk net een klein vers
met een heel heelal aan vracht”.

Een potloodstompje lachte idioot en zacht.
Ergens ritselde er een medalje.
“De onsterfelijkheid is net een raar kavalje”,

dacht ik, “op vier wielen en met een schuiftrompet
als stuur”. Ik ging terug naar bed.
Op mijn tafel stond een potje met vet.

 

HET BLAUWE UUR

er waait geen wind, geen auto rijdt
pannen kleven dieprood aan het dak
de kamperfoelie wacht
vogels hurken op een tak

is de hemel niet te diep

het lichaam voelt alsof het zich niet overgeven kan
aan niet weten of gevoelens vast genoeg van stof zijn
om de nacht te overleven, niet weten wat verwateren
van vorm en lijn in ons verricht, wat aan dromen
wordt gevonden in het donker

is dit zweven in nietszeggendheid of in ontroering

is dit hetzelfde blauw als dat we zien als we wakker worden
in de vroege ochtend en de tuin inlopen, na de ergste kou
op blote voeten lopen door het gras
blauw schittert in de druppels dauw in webben tussen takken
we onze dromen achterlaten als een kudde runderen die teruggaat
naar een bos, hun koppen worden flets, hun oogglans flauw

worden wij gewaarschuwd of gerustgesteld
tot iets aangespoord

het blauwe uur verdwijnt
een wandelaar die na lang aarzelen en kijken achterom de hoek omslaat

er is niets benoemd, geen vraag beantwoord

 

Jasper Mikkers (Oerle, 3 januari 1948)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

Nu meteen, nu meteen zou ik iemand

Nu meteen, nu meteen zou ik iemand
anders willen worden. Kan dat? Ik weet het niet. Ik
hoor stormgebulder, een trein doet de spullen
op tafel schudden, dan is het over. Ben ik nu
 
veranderd? Nee. Waarschijnlijk niet. Ik open
het raam, de sneeuw valt naar binnen,
een verandering, ik drink een glas sinaasappelsap
met een extract van grapefruitzaadjes
 
en mijn gezicht raakt gevlekt, rood bespikkeld.
Was dat een verandering? Ik kijk in de spiegel,
echt, nu heb ik een heel ander gezicht.
Ik ben een ander mens. Zo wil ik niet zijn.
 
Ik wil veranderen. Nu, dadelijk, nu meteen
wil ik heel anders worden. De storm gaat
liggen. Er rijdt geen enkele auto. Ben ik
veranderd? Ik weet het niet. Waarschijnlijk niet erg.

 

Vertaald door Iris Réthy en Jan Sleumer

 

Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e januari ook mijn blog van 3 januari 2019 en ook mijn blog van 3 januari 2017 en eveneens mijn blog van 3 januari 2016 deel 1, deel 2 en deel 3.

Peter Ghyssaert, Hasso Krull

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Erftante

Na haar dood hadden wij grijze amber
uit haar potvisachtig lijk geput.
Wij vonden in een keukenkast een pot
met goud, bedekt met poederlagen gember.
Wij vonden goedgerolde sigaretten
die, langzaam verbrand, een fijne rook
uitwasemden tot schone silhouetten
van glorie en van aangename reuk.
Wij vonden dranken die een bres sloegen
in hersencellen, waar genot en angst
even als een klamme wind kloegen.
Uit dankbaarheid, meenden wij, zou een mes,
een bord sardines, een ontwormde kaas
mijn tante in haar droog praalgraf vervoegen.

 

Familiefoto

Wij werkten zwetend aan het fries van roomijs
op ons bord. Klassieke moten werden
onder snorren fijngekraakt. Een nieuwe
schaal, nog dampend van het vriesvak,
stond te wachten op de winnaars.
Kinderen bleven eten, kregen pijn
en braken door het hagelwitte scherm
van kelners; tikken van de lepels op
de borden knikkerde de vijver in.
Als er niet meer geconverseerd werd schoor
zon met haar blinkende tondeuses eerste
schaduwen van tafel weg en kookten de
likeurglazen in kelen over.
Twee nichtjes zaten uitgebreid
in engels kortgehouden gras. Men vond
het nu wel tijd worden door de familiefoto:
overhemden straalden, bloemen
lagen in coma op de jurken. Op
de achterkant van het fotopapier
zou datum komen en een spreuk. Ter ere
van ’t communiefeest.

 

De heiligen

Hun voegen zijn gebreeuwd met kunstlicht en
hun onderkaak is volgeschonken met
een lauw insecticide dat nog meer
dan kevers of wormen een dode uitbijt
onder de houten pij. Op hun gezwollen
lijven staan hoofden gekroond met mager
bladgoud. Stuntelig en rammelend
blijven ze hun protectie uitoefenen.
Iedereen wordt voortdurend behoed,
zelfs wie zijn huis hier onterecht gevuld heeft,
al de koppen gods verduisterd en
weer opgelicht in nieuwe constellatie.
Hoor hun spieren kraken, denk aan hen.
Wie zij al niet in hun gedacht houden.
Het krachtig aangedreven schip der kathedraal
vaart schuimend van hen weg, de sluitspier
van hun aureool is voorgoed dicht.
Verbrand een kaars, een gouden calorie,
attentie voor hun wormstekige stofwisseling.

 

Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

Kijk hem

Kijk hem. Waarom is die man verdrietig?
Is er iets gebeurd? Ik weet het niet. Misschien wel.
Misschien inderdaad. Misschien is er inderdaad iets gebeurd.
Maar misschien ook niet. Misschien is hij helemaal niet verdrietig.
 
Misschien was het gisteren. Maar misschien niet.
Misschien wel. Misschien een paar dagen eerder.
Misschien nooit. Misschien toch een keer.
Er werd stevig gedronken. Misschien meer dan goed was.
 
Misschien minder. Er had misschien meer gedronken moeten worden.
Er was toch een meer? Waarom heb je het meer niet leeggedronken?
Maar misschien was er geen meer. Maar meer een rivier.
Misschien zelfs de zee. Misschien was er helemaal geen water.
 
Misschien was er een meisje. Misschien een ander meisje.
Is er iets gebeurd? Ik weet het niet. Misschien wel.
Maar misschien niet. Er werd vreselijk gedronken.
Maar misschien ook niet. Misschien was er helemaal geen water.

 

Vertaald door Iris Réthy en Jan Sleumer

 

Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e januari ook mijn blog van 3 januari 2019 en ook mijn blog van 3 januari 2017 en eveneens mijn blog van 3 januari 2016 deel 1, deel 2 en deel 3.

Peter Ghyssaert, Hasso Krull

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Oude mannen in korte broeken

Ze wandelen heel gemoedelijk voorbij,
hun seizoen is een apart seizoen.
Ze hebben geen behoefte aan een wandelstok,
ze gaan met een reserve aan kracht
begonnen in de winters van hun jeugd.

En als ze stilstaan om naar iets te kijken
staan ze zonder beven stil;
de zon maakt van hun oude, montere, blote benen
iets bijzonders, als een pose
op een plein vol licht.

Maar mooier nog zijn hun gepolitoerde knieën
of de glaswol op hun kuiten,
Zo worden ze bekeken
door bewonderaars die anoniem blijven
terwijl ze zelf met mildheid naar de dingen kijken,
naar de groene bomen en de witte klok

die beter loopt dan zij
en iets vertelt over hun afgezaagde tijd;
zij kennen hem van buiten.

 

De tuinman

Hij eet het fruit met pit en al,
trekt wortels uit de grond die on-
gewassen in zijn zak bewaard worden

voor later. Je ziet hem niet direkt
onder de ritssluiting van gras, maar
zeker is hij bezig, stelt de mol een
ultimatum, legt zijn oor te luisteren
aan een donker, koud stramien om
het dreunen van de mieren op te vangen.
Als kind al roosterde hij met een
grote glazen schijf insekten in de
zomerzon, tot er een toefje rook uit
hun gebarsten rug opsteeg. Vooral de
grote blauwe vliegen bloosden in de
dood. Hij was van geen insekt bang,
hield van planten boekhouding in
een verkleurend schrift dat in de schuur
lag. Nu kookt hij kruiden door voor ons.
Hij doet het zwijgend en wij zien in zijn
pupil waarachter donkere humus kruid
van eeuwen opgetast tot groei moet voor-
bereiden. Na zijn dood als onze tuinman.

 

De pruimelaar

De pruimelaar in onze tuin, scharminkelig
maar niettemin nog vol van licht,
keerde zich van het voorjaarsgorgelen
en stierf verder. Luis groef hem
langzaam uit de grond omhoog.

Richting vijver en bij naderende storm
kon je doorheen zijn kruin de dondervliegjes zien,
met elektriciteit bezenuwd.
Zo kwam de zon daarna ook altijd
door zijn poort de tuin binnen.

Nog wordt hij dagelijks gelezen dat
het kraakt: een stam vermagerend
tot op een dunne, dodelijke naald,
zwart en nauwkeurig.

 

Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

Het schemert reeds. Reeds schemert het.

Het schemert reeds. Reeds schemert het.
Aan de bomen komen takken. Aan de takken komen bladeren.
Aan de bladeren komt kleur. Aan de kleur komt een toon.
In de toon komt diepte. In de diepte zachtmoedigheid.
 
Op de vloer komt een tapijt. Op het tapijt komen pantoffels.
Op de tafel komt een glas. In het glas komt water.
Tegen de muur komt behang. Op het behang komt een patroon.
Op de planken komen boeken. In de boeken komen letters.
 
Op het kussen komen haren. Onder de haren komt een gezicht.
In het gezicht komen ogen. Om de ogen komen oogleden.
Bij de oogleden komen wimpers. Over de wimpers komt een rilling.
Door de rilling komt een beeldscherm. Op het scherm komen dromen.
 
De dromen bewegen op het netvlies.
Jij beweegt je elleboog. Ik raak je aan.
Je draait je om. Onder de deken komt warmte.
In de warmte komt een droom. In de droom komt de zon.

 

Vertaald door Iris Réthy en Jan Sleumer

 

Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e januari ook mijn blog van 3 januari 2019 en ook mijn blog van 3 januari 2017 en eveneens mijn blog van 3 januari 2016 deel 1, deel 2 en deel 3.

Peter Ghyssaert, Jimmy Santiago Baca

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Stilleven met gothische elementen

De harnassen met tocht gevuld
wachten in de kelders op een
goddelijk omhelzen dat weer vlees
moet aanmaken, en ogen, en vooral:
inzicht, breed maar nauwkeurig uitgemeten
als een rechthoek in de hersenen.

De zielen van de opgezette uilen
slapen in het opklapbedje
van hun eigen schaduw; op het kerkhof
rust de ijzeren chrysant,
het bastaardgras, een toegesneeuwde
krentebol, de scherven van
een witte muis.

 

In het atelier van de vioolbouwer

Gezocht, om te begraven voor altijd:
de bijl die bossen blust tot brandhout.
Oorlog aan het werktuig dat vernielt,
alleen wat liefdevol kerft mag bestaan:
mes, beitel gemeten naar
de handen van een ambachtsman.

Zijn atelier ligt vol met verse houtkrullen
en spaanders heldergeel als boter;
zijn kind schrijft namen in het houtstof
hij er werkt en tussen onder-,
bovenblad ruimte verzegelt waar
de klank vermenigvuldigd wordt,

ver van dit atelier. Ver van
het krachteloze residu van hout.

 

Het skelet

Hier zijn de duigen van een leven,
aangetast door vuil en kou;
een roes van bloed en spieren,
vliezen die als schalen
hersens droegen en
hun idealen, zijn verdwenen
in de grond.

Tuig waarin de tocht een liedje fluit;
koets van been onder de zoden
vastgereden, ooit geledigd
en vernietigd door de nacht;
ribben klemmen als een deur.
Daar zat misschien een ziel
die niet meer wist waarheen.

 

Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Jimmy Santiago Baca werd geboren in Santa Fe, New Mexico, op 2 januari 1952. Zie ook alle tags voor Jimmy Santiago Baca op dit blog.

 

Ik bied je dit gedicht aan

Ik bied je dit gedicht aan,
aangezien ik niets anders te geven heb.
Bewaar het als een warme jas
die je aandoet als de winter komt,
of als een paar dikke sokken
waar de kou niet doorheen kan bijten,

………………………….ik hou van je,

Ik heb niets anders om je te geven
het is dus een pot vol gele maïs
om je buik te verwarmen in de winter,
het is een sjaal voor je hoofd om over je haar
te dragen, om rond gezicht te binden,

…………………………….ik hou van je,

Bewaar het, koester dit zoals je zou doen
als je verdwaald was, zoals leven in de wildernis
richting nodig heeft, als het gerijpt is;
en in de hoek van je la,
weggestopt als een hut of woning
in dichte bomen, kom aankloppen,
en ik zal antwoorden, je aanwijzingen geven,
en je jezelf laten verwarmen bij dit vuur,
rusten bij dit vuur en maken dat je je veilig voelt,

…………………………….ik hou van je,

Het is alles wat ik te geven heb
en alles wat iemand nodig heeft om te leven,
en om binnen te blijven leven,
wanneer het de wereld buiten
niet meer uitmaakt of je leeft of sterft;
onthoud,

…………………………….ik hou van je,

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jimmy Santiago Baca (Santa Fe, 2 januari 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e januari ook mijn blog van 3 januari 2019 en ook mijn blog van 3 januari 2017 en eveneens mijn blog van 3 januari 2016 deel 1, deel 2 en deel 3.

Peter Ghyssaert, Henk van der Waal, Dirk Ayelt Kooiman, J.R.R. Tolkien, Smith Henderson, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Jean Muno

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Hobo

Te mager zijn zij toch gesteeld
want de ronding der violen blijft
ook achterwege in hun klank.

Nergens heeft de wind dunnere flanken
nergens ook wordt hij daar
rot geknepen dat het godgeklaagd is.

(Zo droog en droevig
als de hobo klinkt, men denkt
aan de ascese van versleten mannen.)

 

De ziekenhuispatiënt

Na de ramp groeiden de baardstoppels
de andere kant op, dus de keel binnen.
Zijn huig zat in de modder vast
als een waardeloos plastic, en verder
was het hele hoofd niet meer in orde.

Of je ook mocht trainen in het ziekenhuis?
vroeg hij de zuster. Ja, het mocht.
Met zwaar vernikkeld bed en al de gangen
op en af, en op en af. Men vond
hem moed hebben voor zo een zwaar geval.

Maar na een week of twee ging het al trager.
En nog drie dagen daarna stopte hij knarsend
voor het rode licht van zuster Beatrijs.
Op zijn lichaam stelde men een derde oog
vast, donker als Malaga-wijn. Het knapte,

Gaf wat ingewandsvlees prijs, en toen
verdween de heldere weg, vanuit de plasma-
zak in ’t langzaam zwartgeworden lijf
gebaand, geheel onder een struikgewas
van zachtwuivende aderen en zenuwen.

 

Moeder

Moeder, ingekuild tussen de meubels
en het porselein, komt nog maar moeizaam
boven hout, mummelt sterfberichten
van vriendinnen.

Boekdelen van pluis schikt ze de kast in
en ze hoest het laatste restje warmte
uit haar schrale rinkelende borst;
schouderbladen van verdriet geblakerd
breken uit de rug te voorschijn.

Langzaam groeien kinderen weg
van haar schoot waarin onvruchtbaarheid
werd afgeworpen.

Dor is moeder; oud machien.
Herinnering hangt als een teder lint
van ingebruikname dwars door haar heen, maar
niemand krijgt haar nog in gang of weet
waartoe ze dient.

 


Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)
In 1998

 

De Nederlandse dichter en filosoof Henk van der Waal werd op 3 januari 1960 geboren in Hilversum. Zie ook alle tags voor Henk van der Waal op dit blog.

 

de vierde persoon enkelvoud

waarom zouden die niet bij je zijn, die paar woorden van een toevalling die
de mond brak maken: in plaats van je stilletjes te verkneukelen over de
dood van god en te roepen: zie mij eens, hoe vrij ik ben en opstandig,
vermag je misschien ontvangst te sonderen omtrent hoe de
ontwrichtster de ouwel van de toekomst verkruimelt
op de tong van de tot zich beperkten

die vervanging zoekers in lust en ontwijkers van

de vierde persoon enkelvoud

die halsbreekster en bandeloze jaknikster

die het uiterste geeft en ten
behoeve van de terugdeinzers
voor de dood met fluwelen hand
dominosteentjes uit de rij tegen elkaar
tikkende seconden tilt tot niets meer voort valt en de
tijdgevoeligen gehouden zijn in het nooit van wat wordt: puur hoop

 

Of zoals

Of zoals
wanneer het buiten
regent en je je uitstrekt en
lang maakt en langzaam doortastbaar
laat zodat het water ook van binnen kan
gaan stromen als voorproefje van al het
oeverloze dat komen gaat

simpelweg omdat de stilte,
waar het gonzen van de dingen uit is weggelekt, nu
al aanspraak op je maakt en een vermoeden in je wakker
roept van hoe het zijn zal als je buiten adem over de rand
van de toekomst gekropen bent om je in de gedaante der
mensen aan het menselijke te onttrekken en te wachten
op de streling van de hand die alles weet.

 

 
Henk van der Waal (Hilversum, 3 januari 1960)

 

De Nederlandse schrijver en essayist Dirk Ayelt Kooiman werd geboren in Amsterdam op 3 januari 1946. Zie ook alle tags voor Dirk Ayelt Kooiman op dit blog.

Uit: De grote stilte

“Wat hij zich tenslotte nog had kunnen verwijten was hoogstens dat hij de landstaal niet beheerste. In dat geval had hij de mogelijkheid gehad de chauffeur opdracht te geven om toch maar liever door te rijden. Nu zat hij verdoofd – maar dat kon ook door de hitte komen – weggezakt op de achterbank van de taxi, en tastte werktuiglijk met zijn linkerhand in zijn binnenzak naar de envelop bankpapier die gedurende de hele rit in opgerolde vorm in zijn rechterhand gekleefd had.
Had hij zich, twintig jaar na dato, nog een voorstelling kunnen maken van dit hotel, waarvan hij gedachteloos de naam aan de chauffeur had opgegeven – zonder eigenlijk te weten dat hij die nog kende of zelfs ooit gekend had? Amper. Toch had hij de gevel met één oogopslag herkend. Niets was eraan veranderd, al verkeerde het gebouw in een verdere staat van verval dan toen. En hij zou er zich misschien over kunnen verbazen dat het zoveel kleiner bleek te zijn dan in zijn herinnering, maar daarbij was het toch in de eerste plaats de verbazing zélf die zijn verwondering moest wekken, want het verschijnsel was hem beslist niet onbekend. De tijd had niet stilgestaan, voor het gebouw noch voor hemzelf. Hij nam zijn koffers over van de chauffeur en liep de stoep op. Met zijn schouder duwde hij de deur open, waarvan een van de geslepen ruitjes door een stuk triplex was vervangen.
In de hal was het koel. Een lange, kaalhoofdige man stond gebogen over de portiersbalie ingespannen een krant te lezen, waarbij hij met iedere hand een poot van zijn bril tussen duim en wijsvinger hield, zodat deze ter hoogte van het puntje van zijn neus zweefde. Hij keek op en staarde kippig door de lenzen van de bril die hij nog steeds op leesafstand van zijn ogen hield. De fout bemerkend glimlachte hij – alsof hij te kennen wilde geven dat hij het die vage schim wel vergaf verder van hem verwijderd te zijn dan de krant – en drukte de bril op zijn neus. Na hem van top tot teen te hebben opgenomen schudde hij het hoofd en zei:
‘Sju’.
Johan deed een stap naar voren. ‘Do you speak English? Sprechen Sie Deutsch?’ Maar de ander volhardde erin het hoofd te schudden:
‘Sju! Sju!’ En hij vulde die uitroep aan met een gebaar dat ‘stop’ en ook wel ‘vol’ uitdrukt. Toch keek hij niet onvriendelijk, als betrof het een spelletje en was hij nu benieuwd naar de tegenaktie van de ander. Het viel ook moeilijk voor te stellen dat het hotel vol was; het wekte een uitgestorven indruk. Misschien is het hier helemaal geen hotel meer, bedacht hij, maar half teleurgesteld. Wanneer het in de hal niet zo heerlijk koel geweest was, en buiten niet zo warm, zou hij waarschijnlijk zijn koffer weer opgepakt hebben – het hotel het hotel latend, en het verleden het verleden. Nu diepte hij met een zucht het wisselgeld op dat hij van de taxichauffeur gekregen had, en legde een roze bankbiljetje waarvan hij aannam dat het een hogere waarde vertegenwoordigde dan de lichtmetalen muntstukken, op de balie.”


Dirk Ayelt Kooiman (3 januari 1946 – 2 oktober 2018)
V.l.n.r. Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier, Dirk Ayelt Kooiman en Frans Kellendonk op de cover van de Haagse Post, september 1977

 

De Engelse schrijver J.R.R. Tolkien werd geboren op 3 januari 1892 in Bloemfontein, Zuid-Afrika. Zie ook alle tags voor J.R.R. Tolkien op dit blog.

Uit: The Lord of the Rings (The Hobbit)

“Lots!” Bilbo found himself answering, to his own surprise; and he found himself scuttling off, too, to the cellar to fill a pint beer-mug, and to the pantry to fetch two beautiful round seed-cakes which he had baked that afternoon for his after-supper morsel.
When he got back Balin and Dwalin were talking at the table like old friends (as a matter of fact they were brothers). Bilbo plumped down the beer and the cake in front of them, when loud came a ring at the bell again, and then another ring.
“Gandalf for certain this time,” he thought as he puffed along the passage. But it was not. It was two more dwarves, both with blue hoods, silver belts, and yellow beards; and each of them carried a bag of tools and a spade. In they hopped, as soon as the door began to open-Bilbo was hardly surprised at all.
“What can I do for you, my dwarves?” he said. “Kili at your service!” said the one. “And Fili!” added the other; and they both swept off their blue hoods and bowed.
“At yours and your family’s!” replied Bilbo, remembering his manners this time.
“Dwalin and Balin here already, I see,” said Kili. “Let us join the throng!”
“Throng!” thought Mr. Baggins. “I don’t like the sound of that. I really must sit down for a minute and collect my wits, and have a drink.” He had only just had a sip-in the corner, while the four dwarves sat around the table, and talked about mines and gold and troubles with the goblins, and the depredations of dragons, and lots of other things which he did not understand, and did not want to, for they sounded much too adventurous-when, ding-dong-a-ling-‘ dang, his bell rang again, as if some naughty little hobbit-boy was trying to pull the handle off. “Someone at the door!” he said, blinking. “Some four, I should say by the sound,” said Fili. “Be-sides, we saw them coming along behind us in the distance.”
The poor little hobbit sat down in the hall and put his head in his hands, and wondered what had happened, and what was going to happen, and whether they would all stay to supper. Then the bell rang again louder than ever, and he had to run to the door. It was not four after all, it was FIVE. Another dwarf had come along while he was wondering in the hall. He had hardly turned the knob, be-x)re they were all inside, bowing and saying “at your service” one after another.”

 


J.R.R. Tolkien (3 januari 1892 – 2 september 1973)

 

De Amerikaanse schrijver Smith Henderson werd geboren op 3 januari 1954 in Montana. Zie ook alle tags voor Smith Henderson op dit blog.

Uit: Fourth of July Creek

“Pete nodded and wrote some more.
“So then what?”
“So he says ‘fuckit’ and calls it in.”
“And the situation when you got here?”
The situation was a perfect fucking mess. The situation was the kid climbing up onto the slanted, dented aluminum carport and stomping on the rusted thing like an ape. Just making the whole unsound shelter boom and groan under his weight. The mother saying so help her if that thing falls on her Charger she’ll gut him, and the kid just swagging the carport back and forth so that it was popping and starting to bow under his weight. Now the cop was about ready to shoot the ornery shit off the goddamn thing.
Then the situation got interesting.
“The mother has the air rifle and—”
“No way,” Pete said.
“Yeah, fuckin way,” the cop said.
“She shoot him?”
“Before I get to her, yeah, she shoots. You can see the big old welt on his forearm.”
Pete started to write.
“And then what?”
Then the kid leaps off the carport just as the cop has taken the air rifle and ordered the woman inside, but the kid and his mother are already tearing at each other like two wet cats in a sack. Right in front of a goddamn cop, mind you. Like he ain’t even there. All the neighbors are out on their nice, normal lawns in their bathrobes clutched closed at the neck watching the cop trying to disentangle the two of them, taking it in like the fucking rodeo. And the bitch—“pardon my French” the cop at last says about all his cussing—won’t desist, and the kid won’t desist, so the cop wrangles the first one he can get a hand on—the woman it turns out—and wrestles her onto her belly and into the cuffs, but not before the kid makes a run to kick her in the face, which the cop just barely stops with his own body. And realizing he’s just kicked one seriously pissed-off police officer in the chest, the dumbshit turns tail and flees.”

 


Smith Henderson (Montana, 3 januari 1954)

 

De Franse schrijfster Marie Darrieussecq werd geboren in Bayonne, Pyrénées-Atlantiques, op 3 januari 1969. Zie ook alle tags voor Marie Darrieussecq op dit blog.

Uit: Men

“He talked to her about the Congo. Not any old Congo, not the little Brazzaville Congo, no, the big Kinshasa one, where very quickly the road runs out and there are just the long arms of the river, which she had looked at on Google Earth three hours earlier. The coincidence was disturbing. She was going to chat about the islands—but he had drawn breath to introduce a new topic of conversation, and was now talking about Heart of Darkness. He told her about Conrad’s novel. The story of a man who is looking for a man. Marlow looking for Kurtz, a retired officer from a colonial regiment, a ‘devil of a rapacious and pitiless folly’. Conrad’s Congo is ‘something great and invincible, like evil or truth’. And Europe—white-faced Europe, the premonition of genocides. He cited the African woman in the novel ‘with a slight jingle and flash of barbarous ornaments’, ‘brass leggings to the knees’ (she pictured the sorceress in Kirikou). He cited the ‘Intended’, ‘this pale visage’, blonde and diaphanous (she pictured herself). Was it a racist novel? No. But it was time for an African to seize power in Hollywood. It was time to take back from America the history of indigenous people.
She was overwhelmed with tiredness. Couldn’t they just have a normal conversation? But he kept talking: he wanted to make a film adaptation of Heart of Darkness, something different from Coppola’s Apocalypse Now and, in any case, on location—a crazy project, he was aware of that, his first film as a director and with equatorial ambitions to transport a crew into the heart of the forest and, once there, attempt to mount that masterpiece of a novel. Coppola went to the Philippines in order to film Vietnam; he would go to the Congo to film the Congo.
She interrupted him. She hadn’t read the novel, but wasn’t it a bit of a cliché: Heart of Darkness? A bit too run-of-the-mill for Africa? He protested. What he was interested in was precisely the stereotype, the ultimate cliché, what white people saw when they thought about Africa: darkness and elephants.”

 

 
Marie Darrieussecq (Bayonne, 3 januari 1969)
Cover

 

De Britse schrijver Alex Wheatle werd geboren op 3 januari 1963 in Londen. Zie ook alle tags voor Alex Wheatle op dit blog.

Uit: Crongton Knights

‘Don’t answer the door!’ barked Dad from the kitchen, the washing-up suds popping on his grimy white vest.
‘Mr Tambo!’ a voice boomed from outside. It was deep. I imagined the owner of that tone strutting in the park with a rhino on a leash. ‘We know you’re in there! Let’s be adult about this, Mr Tambo. Let us in so we can sit down and talk about your repayments. This is notgoing to go away.’
I breathed in a dose of pure fear. Why are we in so much deep debt? Dad’s working.Why won’t he give me the full score on what’s going on?Dad dried his hands on the dishclothand then draped it over his shoulder. He looked at my olderbrother, Nesta, who was standing in the hallway only a couple of metres from our drawbridge. Dad beckoned him to retreat. Nesta shook his head. I put my fork down on my plate.
Suddenly, I didn’t love my pasta and mince even though I had grated some cheese on top to nice it up. The letter box crashed again. My heart rumbled. ‘Mr Tambo!’
Dad walked out of the kitchen and switched off the light in the front room. He gestured to Nesta again but Nesta took a step towards the door. I closed my eyes and willed for the men outside to go missing. I also prayed that Nesta wouldn’t let loose his temper.
‘Why are you scared of them pussies?’ spat Nesta, glaring at Dad like he wanted to go head-to-head with the debt brothers outside. Dad raised his palms, trying to calm Nesta down. I could hardly bear to watch.
I strained my ears and could just about make out muffled conversations. Nesta took another stride forward. We all looked at each other. I sank half of my blackcurrant. When I placed the glass down I nearly knocked it over cos my hands were shaking. Kiss my knights! Will evenings like this ever stop?
‘They’re moving on,’ said Nesta. ‘Yeah, I can hear them bouncing down the stairs.’
My heart put its brakes on. Dad closed his eyes and let out a mighty sigh.
‘Why do you let them chat to you like you’re a pussy?’ charged Nesta. He rolled towards Dad, taking his hands out of his pockets. I stood up from my chair and stepped between them. I didn’t want them to be warring again.
‘Stand up to them!’ raged Nesta. ‘Or go outside our gates and tell them to remove their grimy, money-sucking asses from our slab!’
‘Nesta,’ I called. ‘They’re gone now. Calm down, bro.’

 


Alex Wheatle (Londen, 3 januari 1963)

 

De Romeinse schrijver, redenaar, politicus, advocaat en filosoof Marcus Tullius Cicero werd geboren in Arpinum op 3 januari 106 v. Chr. Zie ook alle tags voor Cicero op dit blog.

Uit: De Goden (De Natura Deorum, vertaald door Vincent Hunink)

“Toen zei Cotta: ‘Als het waar is wat mijn leermees ter Antiochus zegt in het boek dat hij onlangs aan Balbus heeft opgedragen, dan hoef jij je vriend Piso hier niet te missen. Want volgens Antiochus zitten Stoïci en Peripatetici inhoudelijk op één lijn, maar verschillen ze in hun terminologie. Wat vind je eigenlijk van dat boek, Balbus?’
‘Ik?’, zei hij. ‘Ik sta verbaasd dat zo’n uitzonderlijk scherpzinnig man als Antiochus niet heeft gezien dat er een zeer groot verschil is tussen de Stoïci en de Peripatetici. Bij de eerste school is het onderscheid tussen goed en aangenaam niet nominaal maar reëel, terwijl bij de andere aangenaam en goed zo vermengd zijn dat ze alleen relatief en als het ware gradueel van elkaar verschillen en niet absoluut. Dat is namelijk geen kleine terminologische onenigheid maar een zeer grote inhoudelijke. Maar daarover wellicht een andere keer meer. Laten we nu doorgaan met ons eigenlijke onderwerp, als jullie het goed vinden.’
‘Ik vind het goed’, zei Cotta ‘maar degene die er nu bij gekomen is’ (hierbij keek hij mij aan) ‘moet wel weten waarover het gaat. We hadden het over het wezen der Goden. Ikzelf vond dit probleem, zoals gebruikelijk, geheel ondoorgrondelijk, en daarom vroeg ik Velleius naar de opvatting van Epicurus. Welnu, Velleius, als je het niet erg vindt, begin dan even van voren af aan.’
‘Dat zal ik doen, hoewel niet ik, maar jij nu een medestander krijgt. Want jullie allebei,’ zei hij met een glimlach, ‘hebben van Philo geleerd om “niets te weten.”‘
Toen zei ik: ‘Wat wij geleerd hebben, dat laat ik graag aan Cotta over. Wat jou betreft, geloof me, ik ben hier niet gekomen als medestander van hem, maar als toeschouwer, en wel een onpartijdige en onbevooroordeelde: ik voel me geenszins verplicht om één bepaalde opvatting eventueel tegen heug en meug te verdedigen.’

 
Cicero (3 januari 106 v. Chr. – 7 december 43 v. Chr.)
“Cicero veroordeelt Catilina”. Fresco door Cesare Maccari, 1888 (detail)

 

De Belgische schrijver Jean Muno (pseudoniem van Robert Burniaux) werd geboren in Molenbeek op 3 januari 1924. Zie ook alle tags voor Jean Muno op dit blog.

Uit: Histoire exécrable d’un héros brabançon

« C’est alors queje me suis vu. Dans mon assiette, oui, dans l’épaisseur de mon ris que j’incisais d’une lame circonspecte et vaguement écoeurée. Il y avait là quelque chose d’anormal, d’étranger à la texture conventionnelle de l’organe. Je me suis penché. Etalé de tout mon long, cuit dans le mou, j’étais là, Papin, sous les espèces d’un cloporte. Les antennes coquines, les papattes frisées comme des crosses de fougères, bien peinard, sage pour l’éternité, c’était moi sans aucun doute, cuit et recuit dans le thymus du biengrandir.
(…)

Dans ces lieux, je me sentais vraiment chez moi. Je m’installais bien commodément, comme s’il se fût agi chaque fois d’une occasion majeure, et je poussais un peu, pas trop, afin de ne point gaspiller les matières. Elles venaient doucettement, ce n’était pas désagréable. Autant que possible, je retardais le floc terminal, souvent ténu. Hé oui, nous avions le sens de l’épargne à cette époque-là, la guerre et l’Occupation ne nous surprendraient pas autre mesure.
Entretemps, je continuais même de m’instruire, de mériter en somme mon modique salaire. On mettait à ma disposition des pages du Soir coupées en huit et retenus par une ficelle, elle-même de remploi. A chacune de mes retraites, chose faisant, j’avais l’occasion de parcourir quelques feuilles, recto verso. L’actualité politique, intellectuelle et sportive, les faits divers, les beaux crimes et les scandales financiers, les petites annonces aussi, fidèles reflets de la vie quotidienne…”

 

 
Jean Muno (3 januari 1924 – 6 april 1988)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e januari ook mijn blog van 3 januari 2018 en ook mijn blog van 3 januari 2017 en eveneens mijn 3 blogs van 3 januari 2016.

Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Smith Henderson, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Jean Muno, John Gould Fletcher, Jacob Balde

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

De spinnen

Sjaals van zilver zijn de webben
in de rododendrons waar de spinnen
ateliers en woonplaats hebben;
langs de uitgebloeide bollen
hangt het franje van hun werk;
als het warme waaien in
de holtes van een struik, zo is
het weven ingewikkeld voor
de domme prooien die hun lijf
en vleugels op de lijm beproeven,
huiverend de koudste
opperklem voorvoelend; zonder
één geluid verschijnt de spin,
het dodelijk geruis van een blad
stijgt op als een applausje uit
het muffe spookhuis van de struik;
de doden drogen hier in lichte
sarcofagen, blind gedaald
in voorraadkamers die naar schimmel
en voorbije zomers ruiken.

 

Het wonderkind

Van doden kende hij de naam,
hij noemde die en maakte hem opmerkzaam
op zijn bestaan.

Hij sprak soms uren met de grond.

Zijn ouders lazen hem uit sprookjesboeken voor.

Hij schreeuwde naar de maan, hij sloeg
zijn vuist stuk op de muur;
het hielp niets:

ze trokken met miljoenen handen
aan zijn naam.

 

 
Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

Lees verder “Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Smith Henderson, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Jean Muno, John Gould Fletcher, Jacob Balde”

Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Jean Muno, Jacob Balde, John Gould Fletcher, Douglas Jerrold

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Rijm

De velden zijn vol rijm vanavond. Als ik nu
verdwaal wil ik jou tegenkomen
en je vragen naar de weg. Wat zou je klein
en stil zijn, vol gebaren en
onuitgesproken tekens. En je handen
koud, nerveus en nauwelijks te bedwingen.
Maar je stem, vader, je stem kan ik
me niet herinneren terwijl je onvermurwbaar
van me wegloopt en je witte haar zich oplost
in de avond als een stukgetrokken nest.

 

Reisnecessaire

Ik ken je niet, maar je bent mooi
een golf die op de stenen slaat
bezit je schoonheid niet, en de mist
van water ragfijn over velden
heeft niet dat onaanraakbare
jou eigen; je bent bijna
uit je gezicht afwezig, bijna
vertrokken uit de lijnen
van je voorouders gegeven,
maar voldoende nog aanwezig
om een droom in gang te zetten.
Ik ken je niet, maar je bent mooi;
met jou vertrekkend word ik mooi.

 

 
Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

Lees verder “Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Jean Muno, Jacob Balde, John Gould Fletcher, Douglas Jerrold”

Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Jean Muno, Cicero, Drieu la Rochelle

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Elegie

In de schaduw van de avond kwamen dan twee
die vertelden dat zijn vader op sterven lag; hij volgde
hen gedwee. Het licht was vreemd; een tere
groene schijn was in de hemel en stilte regeerde
boven twee die aangenaam verdoofd waren,
hun mededeling ver van hen gedragen en gelost –
en een in wie het stormde als in een versomberd bos.

Zo kwamen zij aan bij een wit gebouw;
de avond vluchtte door de witte deuren
witte gangen in waar het toch donker bleef
en schuin over een kamer stond een raam
waarin het buitenlicht steeds heller scheen
naarmate donkerte hém voorstroomde, hém lostrok
uit dat licht, die fluisterende kamer in

Léman

Op zondagmiddag, aan de kade van een glasgroen, Zwitsers meer:
het zonlicht als een vijl, de wandelaars spits en schitterend en dui-
ven, imbeciel, altijd verdwaald in kluwens, maar te lui voor angst. Er
dalen trapjes naar het water, lichaam drinkend van zichzelf. Een
kind staat in damp gekleed.

Kom, huiver; klim als een beginner langs het flakkeren rumoer van
duiven naar de koude die ons, nodigend, met zijn gebrek beloont en
ons vergeet.

 

 
Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

Lees verder “Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Jean Muno, Cicero, Drieu la Rochelle”

Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Drieu la Rochelle

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Eiken

Eiken zijn de bomen van het dies irae;
als de grond breekt zullen zij,
over het land gezaaiden, toekijken
met een oud, houten gezicht
dat onbewogen blijft:

te veel stormwind is in
hun taaie takkenkroon verstard;
zij zijn niet meer verstoord
door groei, dat eeuwenoud tumult
en in hun stilstand glanst niets op
van minachting, van deernis
met het oude land,
alleen geduld.

En vliegen dan zielen der geredden
als briljante edelgassen
naar hun maker; schieten verdoemden,
brandend van de diarree, voorbij
koude, ijzerharde wortels
dieper in de grond:

zij hebben het gezien,
zij hebben het gehoord,
zij doen niet mee.

 

Levensverhaal

Toen hij geboren was begon het al:
zijn moeder had de bijsluiter verloren.

Nooit wist hij waartoe dit
of dat dienen moest. Hoewel
hij toch kon raden
liep het steeds verkeerd.

Zijn vrienden durfde hij niet vragen:
in hun jeugd hadden die goed
hun eigen voorschriften gelezen
en die toen verbrand.

Iedereen hield alles maar geheim
en deed volmaakt wat hij niet kon:
ze lachten hem al op de speelplaats uit:

een tegenstrijdigheid, verlamd
en huilend in de zon.

 

 
Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

Lees verder “Peter Ghyssaert, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Alex Wheatle, Cicero, Drieu la Rochelle”

Peter Ghyssaert, Alex Wheatle, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Cicero, Drieu la Rochelle, Henry Handel Richardson

De Vlaamse dichter Peter Ghyssaert werd geboren op 3 januari 1966 te Wilrijk. Zie ook alle tags voor Peter Ghyssaert op dit blog.

 

Opa

Opa is duizendjarig
en van glas, lijkt het.
Stoot je hem aan, dan begint er
een fijn koperen mechaniek te zingen
in zijn borst: ik heb het warm,
te koud, zit op de tocht.

Zijn eigen handen
zijn een vale nevel voor zijn ogen.
Hij denkt dat bomen brancadiers zijn
– ’s winters wit, altijd beweeglijk –
en morst dagelijks van angst.

’s Avonds leggen wij zijn beweegbare delen
in hun houten kistjes. Maar iemand
maakt zoek, verlegt wat, en bij dageraad
staat opa’s hoofd te schreien
aangebrand van ochtenddauw,
zo eenzaam op de schoorsteenmantel.

 

Kind in de storm

Ze heeft een regendruppel in haar hand,
een klein gezicht
maar slecht gemaakt. Ze wrijft hem droog.

Het waait onder haar vliesdun kleed;
ze vangt, verkleumd, een nieuw gezicht
en spreekt ertegen: lief
is klein en klein is
overboord voorgoed verloren.

Wat ze heeft dat mag ze houden:
mager haar
en wit gezicht van louter wind;
een vuist zo rond
of daar een angst begint.

Eén dunne rug onder de storm
– een juk onder een juk –
twee schouderbladen
om ter bangst.

 

 
Peter Ghyssaert (Wilrijk, 3 januari 1966)

Lees verder “Peter Ghyssaert, Alex Wheatle, J.R.R. Tolkien, Marie Darrieussecq, Cicero, Drieu la Rochelle, Henry Handel Richardson”