Arthur Japin, Philip Gross

De Nederlandse schrijver Arthur Japin werd geboren in Haarlem op 26 juli 1956. Zie ook alle tags voor Arthur Japin op dit blog.

Uit: Honden voor het leven

“Dit laatste is typisch zoiets wat ik van Trip heb geleerd. Trip was mijn tweede hond. Wanneer ik zulke dingen zeg, dat je beter je hart kunt volgen dan je hoofd, dan hoor je eigenlijk hém praten.
Ook daarom wil ik het graag over mijn honden hebben, om zelf eens op een rijtje te krijgen wat ik allemaal van ze heb opgestoken. Ik heb daar namelijk in de rest van mijn leven zoveel aan gehad, meer dan aan bepaalde dingen die mij van school zijn bijgebleven.
Ik ga wel eerlijk zijn. Dat betekent dat het soms ook even verdrietig zal worden. Vooral het verhaal van Unie, mijn eerste hondje. Zijn verhaal is heel kort, maar ik wil hem niet overslaan. Daarna komt gelukkig Trips verhaal. Dat is soms wel even eng, maar dat zijn sprookjes ook en Trips leven heeft alles van een sprookje. Hij werd namelijk als een prins wakker gekust uit zijn betovering. Ik heb dat met eigen ogen gezien. Daarna volgde nog gevaar en er kwam redding, maar uiteindelijk leefden wij lang en vaak gelukkig. En ten slotte is er ook nog Basso, en nou ja, dat weet je al, dat is alleen maar vrolijkheid en dartelen en hoop. Kortom, het verhaal van mijn honden biedt alles wat het leven ook te bieden heeft.
Sommige mensen willen het liever alleen over leuke dingen hebben. Akelige onderwerpen omzeilen ze. Waarom precies, dat weet ik niet. Zelf hoor ik liever maar meteen de hele waarheid, het verdrietige en het vrolijke tegelijk. Dan valt het later niet zo tegen. Daarom stel ik je om te beginnen voor aan… (hier graag tromgeroffel) Kellie!
Ik vond Kellie een moeilijke naam. Mijn vader had hem bedacht. Hij schreef hem op een briefje en hing dat bij mijn bed. Ik had net leren lezen en kon Kellies naam dus alvast oefenen voordat hij kwam. Het was een Schotse naam, want Kellie was een Schotse collie.”

 

Arthur Japin (Haarlem, 26 juli 1956)

 

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall. Zie ook alle tags voor Philip Gross op dit blog.

 

Geleend licht

Zon op in het financiële kwartaal, louter
spiegelgladde rijken verlicht elk door elkaars licht

weerspiegeld. Koele maanhelderheid, elke
transactie stroopt wat warmte af door haar door te geven:

waarde afgetrokken: dat blauw-zilveren gezicht
nu naar mijn noordwesten, te fel bleek om naar te kijken –

een sneeuwverblindende verblinding, zoals de schittering
waarvan een klimmer als de sneeuwstorm afneemt, zou kunnen denken

dat die gestuurd is om hem te laten zien waar hij heen moet…

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juli ook mijn blog van 26 juli 2020 en eveneens mijn blog van 26 juli 2018 en ook mijn blog van 26 juli 2017 en eveneens mijn blog van 26 juli 2015 deel 2.

Arthur Japin, Philip Gross

De Nederlandse schrijver Arthur Japin werd geboren in Haarlem op 26 juli 1956. Zie ook alle tags voor Arthur Japin op dit blog.

Uit: De overgave

‘Dus jij wist dat hij zou komen?’ vroeg Croney. Die had zich natuurlijk van de nieuwsgierigen losgescheurd in de hoop dat mijn reactie nog groter vuurwerk zou opleveren, en nu klonk ze beteuterd. ‘En dat het om jou is, dat weet je ook?’
‘Er komen hier zo veel mensen om mij een keer te zien.’
‘Maar hij! Kom nou, ik bedoel… uitgerekend hij!’
Ik had zelf niet kunnen denken dat een dag als deze ooit zou aanbreken, dus waarom zou een ander het begrijpen? Granny Parker ontvangt de aanvoerder van de Comanche! Ze denken dat het een vergissing is. Dat ik krankzinnig ben geworden, of erger: week. Dat de regering erachter zit. Dat de politiek mij tot een gebaar wil dwingen. Niemand dwingt mij nog. Al heel erg lang laat ik mij nergens meer toe dwingen. Ik heb gezegd dat hij kan komen. Ik heb er zelfs om gevraagd. Ik wil hem zien, ja. Ik wil hem in zijn ogen kijken. Kijken of het waar is wat ze zeggen, dat het mijn eigen ogen zijn.
Zo komen dit soort dagen nou eenmaal. Wen d’r maar aan. Ze naderen, onvermijdelijk en onherroepelijk, als de ochtend waarop een kind voor het eerst zijn eigen schaduw ontdekt. Het draait zich om en wil het niet geloven.
Eerst trekt het één been op en dan het andere, het steekt zijn armen in de lucht, springt in de rondte en zet het op een rennen, maar het is te laat. Die lange zwarte lijs volgt hem voortaan overal en laat in dit leven niet meer los.
Laat het verleden rusten, van alle slechte raad moet deze wel de meest nutteloze zijn. En degene die ik het vaakst heb gehoord: ‘Wat gebeurd is, is gebeurd, Granny Parker, laat toch!’ Niet dat ik niet zou willen, geloof me, maar het heeft geen zin. Iets wordt in gang gezet en het leidt ergens toe. Al dat afscheid dat ik indertijd heb moeten nemen leidt me vandaag naar een ontmoeting. Een dasspeld met de ster van Texas! Zo gaat dat dus. Die dag heeft geleid tot deze, meer is het niet. De eerste heb ik overleefd. Hoe zou deze zwaarder kunnen zijn?
‘Die ouwe is keihard,’ zeggen ze. Ze bedoelen het als compliment. Taai zijn is hier een verdienste. Ze prijzen mij gelukkig, alleen omdat ik er nog ben. Volhouden wekt ontzag. Overleven dwingt respect af. Ze benijden me omdat ik nooit klaag. Als je zo oud bent als ik kun je met twee dingen nog bewondering oogsten: niet zeuren en doorademen. Ondertussen prijzen de mensen vooral zichzelf gelukkig dat ze mij niet zijn; dat hun nog een toekomst wacht en iemand om lief te hebben. Op zondag bidden ze dat het ze bespaard blijft ooit te moeten worden zoals ik. Voor de kerkgangers ben ik als een van die voorstellingen van de hel waarmee katholieken hun tempels behangen om gelovigen godsvrucht aan te jagen. Na de dienst knikken ze me allemaal vriendelijk toe. ‘Hoe gaat het vandaag, Granny Parker?’ Ik grom iets met mijn lippen stijf opeen. Ik doe geen moeite om te
lachen. Dat heb ik wel geleerd. Als je één keer naar ze lacht willen ze je naar huis rijden, en onderweg proberen ze het verleden op te rakelen.”

 

Arthur Japin (Haarlem, 26 juli 1956)

 

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall. Zie ook alle tags voor Philip Gross op dit blog.

 

De boot gemaakt van gedichten

zingt en neuriet en praat en fluistert in zichzelf.
Hij slaapt nooit.
Hij kreunt, hij siddert op het ritme van de golven.
Het hout kraakt
in de taal van elke haven waar hij heeft aangelegd –
de grote mond, het patois,
het gebabbel, het Babel, het gesmokkelde rijke Bargoens
van elke havenbar.
Maar stil: vertel het niet aan de kapitein of de bootsman
of de losjes rijmende bemanning:

er is echt niets aan, poëzie,
gewoon lucht, hete lucht en papier, oh, en vakmanschap
en liefde en hoop, tussen hen
en de diepe donkere stille zee.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juli ook mijn blog van 26 juli 2020 en eveneens mijn blog van 26 juli 2018 en ook mijn blog van 26 juli 2017 en eveneens mijn blog van 26 juli 2015 deel 2.

Lieke Marsman, Philip Gross

De Nederlandse dichteres Lieke Marsman werd op 25 juli 1990 geboren te Den Bosch. Zie ook alle tags voor Lieke Marsman op dit blog.

 

Nederland

Je nostalgie is oprecht, maar je rookworst is nep
Je boodschap is groen, maar aan je platform kleeft bloed
Je algoritme sadistisch, je vangnet een hoepel
Je bijstand gekort, terwijl optimisme een plicht is

Je plan radicaal, wanneer de camera draait
Je vaccinatiegraad hoog, als je managers telt
Je vrijheid een waakvlam, democratie polyester
En niemand die weet wat je ware gezicht is

Je geweten, verleden, je opinies, experts
Je consultants, commissies, obsessies, je taal
Je vergeten kwitanties met het hele verhaal
En je schoorvoetende sorry, dat aan niemand gericht is

Je hoort ‘het begin van het einde’, denkt: einde
steeds vaker. Aan deze maskerade van nevenschade
met op de achtergrond het gerinkel van centen
Je bent een winkel, zegt men — die dicht is

Bij gebrek aan natuurijs ben je een schaatser die zwemt
en je zwemt langzaam omhoog naar een boei, waar het licht is
Wee wat zich wreekt, je bent een burger die stemt
Het is bijna lente. Je bent moe, maar je bent er nog

Vraag niet hoe, maar je bent er

 

De onttovering van de wereld

regen en ruzie
maar we worden beschermd
door de plastic blokken
van de McDonald’s speelplaats
in mijn broekzak heb ik
mijn meest kostbare bezit
tot nu toe: een miniatuur Katrien Duck
die uit een roze doosje springt
zodra je het opent
twintig jaar later raak ik verstrikt
in de wachtwoorden
en patiëntnummers
die ik nodig heb
om toegang te krijgen tot mijzelf
en ik voel mij onttoverd
er is niets magisch aan dit leven
waarin een balie een schavot is
waarin de snelle achteruitgang
aan het eind een angst is
‘Ze voelde zich goed. Toen was ze dood.’
als een nieuwe fleece trui die een keer gewassen werd
zeg me dat de mensheid
haar geloof verliest en ik antwoord
we waren altijd al achterdochtig
we knepen alleen nog een oogje dicht
hadden in een ver verleden ergens gelezen:

het is beter met één oog
het eeuwige leven binnen te gaan
dan met twee ogen
in het eeuwige vuur te worden gegooid

 

Lieke Marsman (Den Bosch, 25 juli 1990)

 

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall. Zie ook alle tags voor Philip Gross op dit blog.

 

De sleutel tot het koninkrijk

Het is geen ballingschap, huizen en families achter
ons, waar we elkaar ontmoeten. Het gebeurt overal,
nu: een staatloze
staat zonder naam, zich stilletjes afscheidend
van de afbrokkelende rijken om ons heen,

zonder postzegels of Eurovisie-inzendingen.
Niemand doet hem met een ruwe gids binnen een week.
Je woont er
of niet. Zo: op een terrasje
knipper je met je ogen en lijk je ze te verrassen,

de menigte, al zijn afzonderlijke gezichten tegelijk,
als kristallen die uit een oplossing opduiken,
als een stormloop van spreeuwen
of de bries die de canvas luifel optilt
nu en een deukje maakt in je cappuccinoschuim

met een knapperig geluid. En dat is het:
tussen ademhalingen, gewoon tussen jou en mij
alsof; Ja,
Q.E.D. Je wordt ontvangen. Dit is
de vrijheid van de stad, en de sleutel

tot het koninkrijk, en zijn grenzen rimpelen
naar buiten als de ruche van een brekende golf
op vlak zand,
een wijkende lijn die al aan het vervagen is
en schuimvlekken hoog en droog achterlaat,

een prikkeling op je handpalm; je bent vijf
jaar oud, kijkend naar de hele zee,
onzeker:
ga je lachen of huilen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)  

 

Zie voor de schrijvers van de 25e juli ook mijn blog van 25 juli 2020 en eveneens mijn blog van 25 juli 2018 en eveneens mijn blog van 25 juli 2017.

Robert Graves, Philip Gross

De Engelse dichter en schrijver Robert Graves werd geboren in Londen (Wimbledon) op 24 juli 1895. Zie ook alle tags voor Robert Graves op dit blog.

 

A Lover Since Childhood

Tangled in thought am I,
Stumble in speech do I?
Do I blunder and blush for the reason why?
Wander aloof do I,
Lean over gates and sigh,
Making friends with the bee and the butterfly?
If thus and thus I do,
Dazed by the thought of you,
Walking my sorrowful way in the early dew,
My heart cut through and through
In this despair of you,
Starved for a word or a look will my hope renew:
give then a thought for me
Walking so miserably,
Wanting relief in the friendship of flower or tree;
Do but remember, we
Once could in love agree,
Swallow your pride, let us be as we used to be.

 

Double Red Daisies

Double red daisies, they’re my flowers,
Which nobody else may grow.
In a big quarrelsome house like ours
They try it sometimes—but no,
I root them up because they’re my flowers,
Which nobody else may grow.

Claire has a tea-rose, but she didn’t plant it;
Ben has an iris, but I don’t want it.
Daisies, double red daisies for me,
The beautifulest flowers in the garden.

Double red daisy, that’s my mark:
I paint it in all my books!
It’s carved high up on the beech-tree bark,
How neat and lovely it looks!
So don’t forget that it’s my trade mark;
Don’t copy it in your books.

Claire has a tea-rose, but she didn’t plant it;
Ben has an iris, but I don’t want it.
Daisies, double red daisies for me,
The beautifulest flowers in the garden.

 

The Beach

Louder than gulls the little children scream
Whom fathers haul into the jovial foam;
But others fearlessly rush in, breast high,
Laughing the salty water from their mouthes–
Heroes of the nursery.

The horny boatman, who has seen whales
And flying fishes, who has sailed as far
As Demerara and the Ivory Coast,
Will warn them, when they crowd to hear his tales,
That every ocean smells of tar.

 

Robert Graves (24 juli 1895 – 7 december 1985)

 

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall. Zie ook alle tags voor Philip Gross op dit blog.

 

Brandoffer

Beste Ivor,
………………..Het gedicht dat je voor me hebt verbrand
steeg op, zoals het Geestenfeest in de straten van Singapore,
die lik-mij-schoon trottoirs, vroom bezaaid:
speelgoedgeld voor de doden, echte snoepjes en kartonnen

iPhones… Zulke wereldse geesten, even hebzuchtig
als wij. En waarom ook niet? We houden leven over
en dingen. Ik heb je soepblik bewaard, en de laatste onverbrande
kronkel. Wat as. Het moment echter, is… waar?

De zon kwam op. De verkolende rand tornde zich
niet zelf los; de vlam was niets dat we konden zien.
De woorden omgekruld, vertaald in lucht

zoals dit: een sonnet, ontbinding in een strikte
vorm, gebonden materie die welwillend ongedaan
wordt gemaakt. Zo reguleren we de adem. Hou je haaks.

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e juli ook mijn blog van 24 juli 2019 en ook mijn blog van 24 juli 2018 en eveneens mijn blog van 24 juli 2016 deel 2.

Philip Gross

De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall, vlakbij de zee, als het enige kind van Juhan Karl Gross, een Estse vluchteling in oorlogstijd, en Jessie, dochter van de plaatselijke dorpsschoolmeester. Hij groeide op en werd opgeleid in Plymouth. Op de lagere school begon hij verhalen te schrijven en in zijn tienerjaren begon hij ook met poëzie. Hij studeerde aan de Universiteit van Sussex, waar hij zijn BA in het Engels behaalde. Hij werkte voor een correspondentieschool en in verschillende bibliotheken, aangezien hij een diploma als bibliothecaris behaalde. Sinds het begin van de jaren tachtig is hij freelance schrijver en schrijfdocent en meer recentelijk bekleedde hij functies aan verschillende universiteiten.  Toen hij in Bristol woonde, begon hij als workshopleider rond te reizen op scholen in Groot-Brittannië en later ging hij naar Bath Spa University om Creative Studies te doceren. In 2000 trouwde hij met zijn tweede vrouw, Zélie. In 2004 werd hij benoemd tot Professor of Creative Writing aan de University of Glamorgan, nu de University of South Wales, een functie die hij nog steeds bekleedt. In 2009 ontving hij de T.S. Eliot Prize voor de dichtbundel, “The Water Table”. Hij heeft verschillende poëziewedstrijden gejureerd. In de zomer van 2015 was hij writer in residence op het Poetry on the Move internationale festival aan de Universiteit van Canberra. Philip Gross publiceerde o.a. de dichtbundels “The Ice Factory”, “Cat’s Whisker”, “The Son of the Duke of Nowhere”, “I.D”., “The Wasting Game” – allemaal verzameld in “Changes of Address: Poems 1980-98”. Tot de tien romans van Gross voor jongeren behoren “Going For Stone”, “The Lastling” en “The Storm Garden”. Hij heeft ook toneelstukken geschreven, werk voor de radio, een kinderopera en in 2015 “The King In The Car Park”, een schoolcantate over de dood en herbegrafenis van Richard III, naar een partituur van Benjamin Frank Vaughan. Hij heeft veelvuldig samengewerkt met musici, schilders, dansers en andere schrijvers. Zijn gedichten en geschriften over poëzie verschijnen in een breed scala aan bladen en tijdschriften.

 

The Boat Made of Poem

sings and hums and talks and whispers to itself.
It never sleeps.
It groans, it shudders to the rhythm of the waves.
Its timbers creak
in the language of every port it has put into –
the backchat, the patois,
the babble, the Babel, the smuggled rich lingo
of each dockside bar.
But hush: don’t tell the captain or the bosun
or the loosely rhyming crew:

there’s really nothing to it, poetry,
just air, hot air and paper, oh, and skill
and love and hope, between them
and the deep dark silent sea.

 

The Duke Of Nowhere

I was the son of the Duke of Nowhere.
Nowhere was home. The first sound I remember

was engines sawing steam, the butt
and squeal of wagons full of clunk

shunted cruelly. Lifted to the window sill
I had my first sight of our exile

as I thought: Here, me,

watching . . . There, trains going away . . .

*

He was living incognito
but his secret was safe with me.

I was the solitary heir to everything
he never once mentioned. I guessed

from his brooding, his whole silent days,
it must be vast. The lost estates

grew vaster in the weeks,
then months, he went away and stayed.

*
Beyond the roofs, beyond the dockyard wall
were cranes, then the edge of the world.

On a clear day I could watch grey frigates
climb it and slip over. I woke one night

to singing in the streets that suddenly
grew small as all the hooters of the fleet

brawled up together, blurting
Home . . . as if any such place

existed, over the horizon, anywhere.

 

Borrowed Light

Sunup in the financial quarter, sheer
mirrorglass empires lit each by each other’s light

reflected. Cool moon-brightness, each
transaction stripping some heat out in passing it on:

value subtracted: that blue-silvery face
to my north-west now, too fiercely pale to look at—

a snowblinding dazzle, like the brilliance

that a climber as the blizzard eases might think

has been sent to show him where to go…

 

Philip Gross (Delabole, 27 februari 1952)