Pol Hoste, Flannery O’Connor, Toni Cade Bambara, Jacques Bens, Peter Van Straaten, Jaime Sabines, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe, Antonio Fogazzaro, Daniel Schiebeler, Mary Webb, Erica Pedretti

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008. 

Uit: Brieven aan Mozart

 M’n beste Mozart,

 

Vandaag gleed als een maan de zon door de niet telbare wolken en verticaal tegen de notelaar zat de specht. Wat verwacht iemand als ik?

De …* hebben me uitgenodigd terwijl ze naar Bretagne zijn en nu draag ik zoveel zorg voor hun huis en de tuin als ik voor de hele wereld zou willen hebben.

Is muziek iets anders? Ik probeer maar niet te denken aan de dag dat ik terug moet. Heb ik dan in de stad geen nieuwe vriendschap en een onafgewerkt boek achtergelaten? Wat voor iemand ben ik!

Weet je wat het is? Terwijl alles hier gedijt onder het licht, de schaduw, de stilte en de zachte warmte zal ik er ginder opnieuw helemaal alleen op moeten toezien, dat ik alles wat me aan het hart ligt niet weer eens in de vernieling help.

Nauwelijks één dag heeft het huis er over nagedacht om me te accepteren! Daarna mocht ik zelfs aan de kleine vleugelpiano plaatsnemen. Zoals je weet, kan ik de vingers niet eens behoorlijk op de toetsen houden. Verschrikkelijk is dat, want er is niets wat ik in mijn leven liever had gekund dan piano spelen. Een geluk dat de Duivel me nooit heeft aangeboden om in ruil voor deze const mijn ziel te verkopen, want lang zou ik niet hebben getwijfeld.

Hier is alles echter veel eenvoudiger. Dus heb ik gauw de eerste maten van één of ander stukje gespeeld dat ik me nog herinnerde, en ben voor de rest maar wat blijven dromen. Welke uitnodiging kan men afwijzen, wanneer er voor schaamte geen plaats is maar enkel voor vreugde?“

 

Hoste2

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

De Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008. 

Uit: Wise Blood

 

„Enoch Emery knew now that his life would never be the same again, because the thing that was going to happen to him had started to happen. He had always known that something was going to happen but he hadn’t known what. If he had been much given to thought, he might have thought that now was the time for him to justify his daddy’s blood, but he didn’t think in broad
sweeps like that, he thought what he would do next. Sometimes he didn’t think, he only wondered; then before long he would find himself doing this or that, like a bird finds itself building a nest when it hasn’t actually been planning to.

What was going to happen to him had started to happen when he showed what was in the glass case to Haze Motes. That was a mystery beyond his understanding, but he knew that what was going to be expected of him was something awful. His blood was more sensitive than any other part of him; it wrote doom all through him, except possibly in his brain, and the result was that his tongue, which edged out every few minutes to test his fever blister, knew more than he did.

The first thing that he found himself doing that was not normal was saving his pay. He was saving all of it, except what his landlady came to collect every week and what he had to use to buy something to eat with. Then to his surprise, he found he wasn’t eating very much and he was saving that money too. He had a fondness for supermarkets; it was his custom to spend an hour or so in one every afternoon after he left the city park, browsing around among the canned goods and reading the cereal stories. Lately he had been compelled to pick up a few things here and there that would not be bulky in his pockets, and he wondered if this could be the reason he was saving so much money on food. It could have been, but he had the suspicion that saving the money was connected with some larger thing. He had always been given to stealing but he had never saved before.“

 

flannery2[1]

Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)

 

De Amerikaanse schrijfster en sociale activiste Toni Cade Bambara werd als Miltona Mirkin Cade geboren op 25 maart 1939 in New York. Zij studeerde Engels en theaterwetenschappen aan Queen’s College en mime in Frankrijk. Later doceerde zij aan Rutgers University en het Spelman College. Haar eerste bundel korte verhalen Gorilla, My Love verscheen in 1972. In 1970 verzorgde zij de bloemlezing The Black Woman, een bundel gedichten, korte verhalen en essays van schrijvers als Nikki Giovanni, Audre Lorde, Alice Walker, Paule Marshall, en van Bambara zelf. Dit boek was zeer invloedrijk.

Uit: Those Bones Are Not My Child

“You’re on the porch with the broom sweeping the same spot, getting the same sound — dry straw against dry leaf caught in the loose-dirt crevice of the cement tiles. No phone, no footfalls, no welcome variation. It’s 3:15. Your ears strain, stretching down the block, searching through schoolchild chatter for that one voice that will give you ease. Your eyes sting with the effort to see over bushes, look through buildings, cut through everything that separates you from your child’s starting point — the junior high school.
The little kids you keep telling not to cut through your yard are cutting through your yard. Not boisterous-bold and loose-limbed as they used to be in the first and second grades. But not huddled and spooked as they were last year. You had to saw off the dogwood limbs. They’d creak and sway, throwing shadows of alarm on the walkway, sending the children shrieking down the driveway. You couldn’t store mulch in lawnleaf bags then, either. They’d look, even to you, coming upon those humps in your flowerbed, like bagged bodies.
A few months ago, everyone went about wary, tense, their shoulders hiked to their ears in order to fend off grisly news of slaughter. But now, adults walk as loose-limbed and carefree as the children who are scudding down the driveway, scuffing their shoes, then huddling on the sidewalk below.”

 

Toni_Bambara

Toni Cade Bambara (25 maart 1939 – 9 december 1995)

 

De Franse dichter en schrijver Jacques Bens werd geboren op 25 maart 1931 in Cadolive (Bouches-du-Rhône). Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008. 

Uit: 41 sonnets irrationnels

— Parlons clair : tu adoptes quoi comme système ?
Si tu préfères : tu mets quoi dans un poème ?
Ta philosophie ? Mmm ? Ton modus vivendi ?

— Des bruits, des sons, des mots, des pieds, des vers, des phrases.

— Oui, je sais. Mais ce n’est pas ça que je te dis.
Je parle des idées, comment dire ? Du thème,
Du…Ou plutôt, voici : dis-moi ce que tu aimes
Dans les vers honorés, méconnus ou maudits ?

— Les bruits, les sons, les mots. Parfois, une ou deux phrases.

Un sourire pincé, un cri, mais pas l’emphase,
Une fleur oubliée, un rire démentiel,
Une chanson, par-ci par-là, qui vient, qui jase,
Quatre regrets, mon cœur, et peut-être Pégase,
Ma jeunesse partie,

Mer,
         Terre,
                   Soleil,
Ciel.

Bens3

Jacques Bens (25 maart 1931 – 26 juli 2001)

 

De Nederlandse cartoonist en striptekenaar Peter van Straaten werd geboren in Arnhem op 25 maart 1935. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008.

 

 

peter-v-straaten_Talent

„Heb ik talent, denkt U?“

 

VanStraaten

Peter Van Straaten (Arnhem, 25 maart 1935)

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Jaime Sabines Gutiérrez werd geboren op 25 maart 1926 in Tuxtla Gutiérrez, Chiapas. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008. 

Pedestrian

 

  It’s said, it’s rumored, they affirm it in the salons, at parties, someone

or many i
n the know, that Jaime Sabines is a great poet. Or at least a good

poet. Or a poet who’s decent, worthy. Or simply, really, a poet.

  Jaime hears the news and he’s happy: how marvelous! I’m a poet! I’m an

important poet! I’m a great poet! convinced, he goes out or comes home,

convinced. But in the street, no one, and in the house, fewer: no one

notices that he’s a poet. Why don’t the poets have a star before them, or a

visible brilliance, or a ray of light shining from their ears?

  My god, says Jaime. I have to be a father or husband, work in the factory

like others, or go about, like others, as a pedestrian.

  That’s it! says Jaime. I’m not a poet. I’m a pedestrian.

  And this time he hangs about in bed, sweetly happy and tranquil.

 

 

 

Vertaald door Athena Kildegaard

 

Sabines

Jaime Sabines (25 maart 1926 – 19 maart 1999)

 

De Franse dichter en schrijver Jacques Audiberti werd geboren op 25 maart 1899 in Antibes. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

 

Vera-Cruz


Ce petit qu’il faut qu’on fusille
on le mena devant la croix.
Cigarettes, blancheurs de fille,
il tira de sa poche, trois.
Une, il la mit à son esgourde,
l’autre à sa lèvre, puis en l’air,
il jette son chapeau qui tourne
comme le soleil du désert.
La troisième, soit une sainte,
sur le calvaire il la perdit.
C’est elle qui poussa la plainte
puisque les hommes n’ont rien dit.

 

 

Rempart

 

La vieille
Il naquit là dans la carrière
du Saint-Esprit, oui, là derrière.
Comment vendrait-il des poisons !
Son père faisait des maisons.
L’enfant, le soir, cherchait des astres,
comme on prétend que font les pastres,
blancs petits soleils de ciment
dans les cheveux, noir firmament
du maître au parfum de chaux grasse
que celui de l’aïl seul surpasse.

 

audiberti2cp

Jacques Audiberti (25 maart 1899 – 10 juli 1965)

 

De Vlaamse schrijver  Filip De Pillecyn werd te Hamme aan de Durme geboren op 25 maart 1891. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

Uit: Jan Tervaert

“Een troepje Franse soldaten stond te wachten aan de overzet van het Sas. De officier keek naar de rasse stroom en verderop naar de toren van Temse die nog even zichtbaar was door de rijzende nevel van oktober. De wassende vloed woelde door het wankende riet en zou welhaast de zandbank overspoelen waar een reiger in eenzaamheid stond.

Naast hem trappelde zijn paard; onrustig ging de blik van het dier naar het stijgende water van de inham. Het schurend gerucht van het tij en de kreet van een vogel vulden het wijde land. De zware rust van de dijken in de grijze namiddag dempte het luidruchtig gedoe van de soldaten die één voor één de banken vóór de herberg verlieten en naar het water kwamen staren dat van het noorden in gestadig bruisen kwam aanzwellen.

Het geklop van riemen weerklonk over de stroom en een grote platboomde schuit zwenkte af tegen de vloed. Twee mannen roeiden met gespannen lichaam stroomop door het rukkend geweld van de Schelde en lieten zich dan in een wijde boog meevoeren tot aan de inham; rustig naderden zij de kleine vlotbrug.

– ‘Eerst het paard,’ zei de officier.

Twee mannen hadden het achteruit steigerende dier bij de toom gegrepen. Het loensde schichtig naar de naderende schuit.”

filip_de_pillecyn

Filip De Pillecyn (25 maart 1891 – 7 augustus 1962)

 

De Turkse schrijver Evliya Çelebi werd geboren op 25 maart 1611 in Istanbul. Zijn vader was de goudsmid met de hoogste rang in het paleis van de sultan. Çelebi kreeg dus een goede opvoeding en opleiding. Hij leerde ook het vak van zijn vader. Daarnaast had hij veel belangstelling voor muziek. In zijn geschriften berichtte hij over de talrijke reizen die hij door het Osmaanse rijk en de buurlanden maakte,

 

Uit: Im Reiche des Goldenen Apfels. Des türkischen Weltenbummlers Evliya Çelebi denkwürdige Reise in das Giaurenland und in die Stadt und Festung Wien anno 1665

 

Als Sultan Süleyman, der großmächtige Chan, um an den unseligen Ungarn sowie an den Giauren deutschen Blutes Rache zu nehmen, i. J. 936 [1529-30] die Festung Wien höchstpersönlich belagerte, da ließ er sie von neun Fronten her aus unzähligen Donnergeschützen unausgesetzt unter Feuer nehme und ihre Widerstandskraft zermürben; es wurde mehrfach Sturm gelaufen, und schon war man in die Mauern eingebrochen, auf den Wällen erscholl bereits der muslimische Gebetsruf und schon war auch ein kühner Haudegen namens Çerkes durch eine Bresche, die die Geschütze gerissen hatten, auf seinem Rosse bis mitten in die Festung vorgedrungen, aber da feil der tapfere Çerkes samt seinem Pferde als Blutzeuge des Glaubens, die Giauren schlugen den Sturmangriff des muslimischen Heeres zurück und so wurde also der Hauptsturm auf den kommenden Tag verschoben.

Durch Allahs Fügung setzte jedoch am nächsten Morgen scharfer Frost ein, es fing an zu schneien und ein derartiger Schneesturm und Wirbelwind mit Hagelschlag brach hernieder, dass das ganze m
uslimische Heer unter diesen Schneemassen in äußerste Bedrängnis geriet“.

 

evliya1

Evliya Çelebi (25 maart 1611 – na 1683 op een van zijn reizen)

 

De Engelse schrijfster Lady Anne Fanshawe werd geboren op 25 maart 1625 in  Balls Park, bij Hertford. Zij was de echtgenote van (de latere Sir) Richard Fanshawe (1608 – 1666), een overtuigd aanhanger van de Royalisten die aan de kant stonden van Karel II. Na de dood van haar man schreef Anne Fanshawe haar Memoir (1676), voor gebruik in de familie, met name voor haar zoon. Het biedt een kleurrijk verslag van hun avontuurlijke leven en levert tevens boeiende details over kleding en de uiteenlopende gewoontes die zij zoal tegenkwamen tijdens hun reizen. The Memoirs of Lady Fanshawe werd pas voor het eerst volledig gepubliceerd in 1829. Een moderne editie verscheen in 1979.

 

Uit: The Memoirs of Lady Fanshawe

It was in May 1645, the first time I went out of my chamber and to church, where, after service, Sir William Parkhurst, a very honest gentleman, came to me, and said he had a letter for me from your father and fifty pieces of gold, and was coming to bring them to me. I opened first my letter, and read those inexpressible joys that almost overcame me, for he told me I should the Thursday following come to him, and to that purpose he had sent me that money, and would send two of his men with horses, and all accommodation both for myself, my father, and sister, and that Lady Capell and Lady Bradford would meet me on the way; but that gold your father sent me when I was ready to perish, did not so much revive me as his summons. I went immediately to walk, or at least to sit in the air, being very weak, in the garden of St. John’s College, and there, with my good father, communicated my joy, who took great pleasure to hear of my husband’s good success and likewise of his journey to him. We, all of my household being present, heard drums beat in the highway, under the garden wall. My father asked me if I would go up upon the mount to see the soldiers march, for it was Sir Charles Lee’s company of foot, an acquaintance of ours; I said yes, and went up, leaning my back to a tree that grew on the mount.

 

lady-anne-fanshawe-1628

Anne Fanshawe (25 maart 1625 – 1680)
Portret door Marc Gheeraedts the Younger, 1679

 

De Italiaanse schrijver Antonio Fogazzaro werd geboren op 25 maart 1842 in Vicenza. Stammend uit een welgestelde familie, promoveerde hij in 1864 in Turijn in de rechten. Hij werkte daarna korte tijd als advocaat in zijn geboorteplaats, maar gaf dat al snel op om zich geheel aan de literatuur te wijden. Fogazzaro was aanhanger van het evolutionisme en het positivisme. In 1905 zette de kerk zijn werk op de index.

 

Uit: The Saint

 

„Jeanne was seated by the window with the book which she had been reading open upon her lap. She gazed pensively into the oval sheet of leaden water slumbering at her feet, at the passing clouds, casting their ever-changing shadows on the little villa, on the deserted garden, the trees of the opposite bank, the distant fields, on the bridge to the left, and on the quiet roads, which lost themselves behind the Béguinage, and on the slanting roofs of Bruges, grand, mysterious, dead.

Could it be that _l’Intruse_ of whom she had just been reading, that fatal, unseen visitor, was even now crossing the sepulchral city; could it be that the short ripples upon the face of the dark water were her shadow, while she herself had reached the threshold of the villa, bringing with her the coveted gift of eternal sleep! The church bells chimed the hour of five. High, high up, near the white clouds, magic

voices of innumerable bells sang over the houses, the squares, the streets of Bruges that melancholy incantation which renders its rest eternal. Jeanne felt two cool hands upon her eyes, a wave of perfume touched her cheek, a breath stirred her hair, whispering “_encore une intruse_,” and then soft lips kissed her. She did not seem surprised; and, raising her hand, caressed the face bending over her, saying: “Welcome, Noemi. _Magari fossi tu l’Intruse_,” (Would that you were _l’Intruse_.)

Noemi failed to understand.

“_Magari_,” she said. “Is that Italian? It sounds like Arabic. Explain at once, please.”

Jeanne rose. “You would not understand any better if I did,” she said with a smile. “Shall we have our Italian conversation lesson now?”

Fogazarro

Antonio Fogazzaro (25 maart 1842 – 7 maart 1911)

 

De Duitse dichter en schrijver Daniel Schiebeler werd geboren op 25 maart 1741 in Hamburg.  Een privéleraar bracht hem al vroeg in contact met een grote hoeveelheid Europese literatuur. Als jongeman beheerste hij al het Engels, Frans, Italiaans en Spaans. In Göttingen studeerde hij vanaf 1763 zonder veel enthousiasme rechten. Schiebeler schreef talrijke libretti en gedichten met vaak een komische inslag, of bootste antieke werken op ironische wijze na. Hij stierf al vroeg aan tbc.

Sonnet

Du forderst ein Sonett von mir;
Du weißt, wie schwer ich dieses finde.
Darum, du lose Rosalinde,
Versprichst du einen Kuß dafür.

Was ist, um einen Kuß von dir,
Das sich Myrtill nicht unterstünde?
Ich glaube fast, ich überwinde;
Sieh, zwei Quadrains stehn ja schon hier!

Auf einmal hört es auf zu fließen!
Nun werd ich doch verzagen müßen!
Doch nein, hier ist schon ein Terzett!

Nun beb ich doch – wie werd ich schließen?
Komm Rosalinde, laß dich küssen! –
Hier, Schönste, hast du dein Sonett.

telemann_komm

Daniel Schiebeler (25 maart 1741 – 19 augustus 1771)
CD van G. P. Telemann met o.a werk van Schiebeler
(Geen portret beschikbaar)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Mary Webb werd geboren als Gladys Mary Meredith in Leighton, Shropshire als dochter van een leraar die haar liefde voor literatuur bijbracht en een moeder die stamde uit een familie die gerelateerd was aan die van Sir Walter Scott.In 1912 trouwde zij met de leraar Henry Webb. Het succes van haar boek The Golden Arrow in 1917 stelde hen in staat in Lyth Hill, Bayston Hill land te kopen en er een huis te bouwen: Spring Cottage. In 1927 verlechterde de gezondheid van de schrijfster en liep ook haar huwelijk stuk. Zij stierf op 46-jarige leeftijd.

 

Presences

 

There is a presence on the lonely hill,
Lovely and chill:
There is an emanation in the wood,
Half understood.
They come upon me like an evening cloud,
Stranger than moon-rise, whiter than a shroud.
I shall not see them plain
Ever again,
Though in my childhood days
I knew their ways.
They are as secret as the black cloud-shadows
Sliding along the ripe midsummer grass;
With a breath-taking majesty they pass,
Down by the water in the mournful meadows;
Out of the pale pink distance at the falling
Of dusk they gaze–remote, summoning, chill;
Sweetly in April I have heard them calling
Where through black ash-buds gleams the purple hill.

 

Webb

Mary Webb (25 maart 1881 – 8 oktober 1927)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 maart 2007.

De Zwitserse schrijfster en beeldhouwster Erica Pedretti werd geboren op 25 maart 1930 in Šternberk (Tsjechië).

Pol Hoste, Jacques Bens, Flannery O’Connor, Peter Van Straaten, Jaime Sabines, Jacques Audiberti, Erica Pedretti, Filip De Pillecyn

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

Uit: Thee

“- Toen ik naar hier kwam, mevrouw, vond ik niet gauw een huis.

– Maar u versierde een vrouw.

– Versieren, mevrouw?

– Vertel maar. Anders blijft u bij alle woorden stilstaan.

– Dat was het eerste, dat heb ik nu begrepen. Ik sta stil bij de woorden. De mensen hier, spreken. Ze gebruiken de taal. Eerbied is geen gebruik. De taal wel. Hoe kan ik de mensen begrijpen als ik de gebruiken niet ken?

Toen ik vertrok gaf mijn broer mij een kameel. Mijn familie is zeer rijk geweest. Bij ons kon iedereen komen, men werd te eten gegeven. Ik zei tegen mijn broer dat ik de kameel niet kon aannemen.

‘Voor deze verre reis,’ zei hij. ‘Je bent mijn broer, we hebben drie kamelen.’ Mijn vader had twee zonen, ik nam afscheid van mijn broer met deze weigering.

Hij zei: ‘De kameel kan op de boot. Hier is geld voor de reis. Zorg voor hem, geef hem behoorlijk te eten en praat met hem als hij zich ongelukkig voelt opdat hij in zichzelf opnieuw bij ons terugkeert. Zo zal je ook bij ons zijn, als heimwee je in een ver land overvalt. Vertel de schipper dat je gehecht bent aan je broer en je familie. Zeg je gebeden in zijn bijzijn en als hij een christen is, verzoen je met hem opdat de reis voorspoedig zou zijn.’

Ik kon de kameel niet aannemen en mijn broer was bedroefd. Bij ons wil het gebruik dat men eerbied heeft voor woorden.

– Maar hier kon u studeren? Onze taal heeft u kennis laten maken met invloedrijke mensen omdat u ijverig bent, nooit stilzit en overal uw handelsgeest aanwendt. Het bestaan van de westerse kunstgeschiedenis en het vrij verkeer van mensen en goederen hebben van u gemaakt wie u bent. In deze woestijn, als u wil.

– Ik woon in een huis en de mensen spreken tegen mij. Ik kocht een klein fototoestel en maakt foto’s van hun kinderen. Zo kon ik met hen beginnen praten. Hier houdt men van zijn portret. Dus heb ik een paar foto’s gemaakt in de achtertuin of bij de voordeur. Nu noemen ze mij zoals ik hen noem: mijn buren. Zegt u dit niet zo? We gebruiken dezelfde woorden voor elkaar. Zo bewaart men de vrede.”

 

Hoste

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

De Franse dichter en schrijver Jacques Bens werd geboren op 25 maart 1931 in Cadolive (Bouches-du-Rhône). Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

 

Patient

C’est dans le Beaujolais que j’attends ta venue.
Mon âme emplie de toi, pâle, circonvenue,
Pour passhâter le temps compte de blancs moutons.

Mais le ciel reste bleu et l’horloge, muette.

Je connais ton portrait signé Photopaton,
Mais je voudrais te voir décoiffée, longue et nue,
Cachant de tes deux mains ta poitrine menue,
Trois larmes dans tes yeux pour sourire. Mais ton,

Mais ton oeil reste bleu et ta gorge, muette.

Ca me fait des frémissements dans la luette.
Lors, pour meubler l’attente, et lors, pour patienter,
J’essaie de me rappeler que je suis poète,
Car le vers claudicant (le cri de la mouette)
A, pour qui sait l’entendre, un goût d’éternité.

 

 

Poème de métro

Qu’est-ce qu’un poème de métro ?

 

J’écris, de temps à autre, des poèmes de métro. Ce poème en est un.

 

Voulez-vous savoir ce qu’est un poème de métro ? Admettons que la réponse soit oui. Voici donc ce qu’est un poème de métro.

 

Un poème de métro est un poème composé dans le métro, pendant le temps d’un parcours.

 

Un poème de métro compte autant de vers que votre voyage compte de stations moins un.

 

Le premier vers est composé dans votre tête entre les deux premières stations de votre voyage (en comptant la station de départ).

 

Il est transcrit sur le papier quand la rame s’arrête à la station deux.

 

Le deuxième vers est composé dans votre tête entre les stations deux et trois de votre voyage.

 

Il est transcrit sur le papier quand la rame s’arrête à la station trois. Et ainsi de suite.

 

Il ne faut pas transcrire quand la rame est en marche.

 

Il ne faut pas composer quand la rame est arrêtée.

 

Le dernier vers du poème est transcrit sur le quai de votre dernière station.

 

Si votre voyage impose un ou plusieurs changements de ligne, le poème comporte deux strophes ou davantage.

 

Si par malchance la rame s’arrête entre deux stations, c’est toujours un moment délicat de l’écriture d’un poème de métro

 

bens2

Jacques Bens (25 maart 1931 – 26 juli 2001)

 

De Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

Uit: The Habit of Being

“Compared to what you have experienced in the way of radical misery, I have never had anything to bear in my life but minor irritations — but there are times when the worst suffering is not to suffer, and the worst affliction, not to be afflicted. Job’s comforters were worse off than he was, though they did not know it. If in any sense my knowing your burden can make your burden lighter, then I am doubly glad I know it. You were right to tell me, but I’m glad you didn’t tell me until I knew you well. Where you are wrong is in saying that you are the history of horror. The meaning of the redemption is precisely that we do not have to be our history, and nothing is plainer to me than that you are not your history.”

OConner

Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)
Staande voor een zelfportret

 

De Nederlandse cartoonist en striptekenaar Peter van Straaten werd geboren in Arnhem op 25 maart 1935. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

 

 

Straaten

Mooi einde, he?

 

vanstraaten2

Peter Van Straaten (Arnhem, 25 maart 1935)

 

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Jaime Sabines Gutiérrez werd geboren op 25 maart 1926 in Tuxtla Gutiérrez, Chiapas. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

 

The Moon

You can take the moon by the spoonful
or in capsules every two hours.
It’s useful as a hypnotic and sedative
and besides it relieves
those who have had too much philosophy.
A piece of moon in your purse
works better than a rabbit’s foot.
Helps you find a lover
or get rich without anyone knowing,
and it staves off doctors and clinics.
You can give it to children like candy
when they’ve not gone to sleep,
and a few drops of moon in the eyes of the old
helps them to die in peace.

Put a new leaf of moon
under your pillow
and you’ll see what you want to.
Always carry a little bottle of air of the moon
to keep you from drowning.
Give the key to the moon
to prisoners and the disappointed.
For those who are sentenced to death
and for those who are sentenced to life
there is no better tonic than the moon
in precise and regular doses.

 

 

The Lovers

The lovers say nothing.
Love is the finest of the silences,
the one that trembles most and is hardest to bear.
The lovers are looking for something.
The lovers are the ones who abandon,
the ones who change, who forget.
Their hearts tell them that they will never find.
They don’t find, they’re looking.

The lovers wander around like crazy people
because they’re alone, alone,
surrendering, giving themselves to each moment,
crying because they don’t save love.
They worry about love. The lovers
live for the day, it’s the best they can do, it’s all they know.
They’re going away all the time,
all the time, going somewhere else.
They hope,
not for anything in particular, they just hope.
They know that whatever it is they will not find it.
Love is the perpetual deferment,
always the next step, the other, the other.
The lovers are the insatiable ones,
the ones who must always, fortunately, be alone.

The lovers are the serpent in the story.
They have snakes instead of arms.
The veins in their necks swell
like snakes too, suffocating them.
The lovers can’t sleep
because if they do the worms ear them.

They open their eyes in the dark
and terror falls into them.

They find scorpions under the sheet
and their bed floats as though on a lake.

The lovers are crazy, only crazy
with no God and no devil.

The lovers come out of their caves
trembling, starving,
chasing phantoms.
They laugh at those who know all about it,
who love forever, truly,
at those who believe in love as an inexhaustible lamp.

The lovers play at picking up water,
tattooing smoke, at staying where they are.
They play the long sad game of love.
None of them will give up.
The lovers are ashamed to reach any agreement.

Empty, but empty from one rib to another,
death ferments them behind the eyes,
and on they go, they weep toward morning
in the trains, and the roosters wake into sorrow.

Sometimes a scent of newborn earth reaches them,
of women sleeping with a hand on their sex, contented,
of gentle streams, and kitchens.

The lovers start singing between their lips
a song that is not learned.
And they go on crying, crying
for beautiful life.

 

Vertaald door W. S. Merwin

 

Sabines

Jaime Sabines (25 maart 1926 – 19 maart 1999)

 

 

De Franse schrijver en dichter Jacques Audiberti werd geboren op 25 maart 1899 in Antibes. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007.

 

Uit: Bâton et Ruban

 

VAUBAN, dictant. – en liaison avec la cochonnerie, par l’entremise des glands, nous examinerons les avantages des forêts. Il se trouve assez de gens qui possèdent de mauvaises terres de mince rapport, qu’ils pourraient avec profit couvrir de forêts, attendu que, la première dépense faite, le surplus d
e la mise ne consisterait qu’en des entretiens… Vous
suivez, monsieur Ragot?

RAGOT. – Qu’en des entretiens… Vous voulez dire des soins?

VAUBAN, péremptoire. – … Des entretiens, ce qui procurerait par la suite un bien

inestimable, le fonds conservé sans aucune perte portant un intérêt continu qui ne serai exposé qu’à la négligence du propriétaire. Il faudrait lui laisser la jouissance de ce fonds et ne point… et ne point…… sous prétexte que la marine en a besoin, ou la sculpture, priver une famille du bois de la forêt, pourvu que les affaires du roi n’en souffre pas… Une entreprise ne fût’elle que de cent arpents ne manquerait pas d’être fort honorable, qui, dès les quinze premiers mois, rembourse la dépense si l’on fait le coup en bois de moule…

RAGOT. – En bois de moule? Vous maintenez?

VAUBAN. – En bois de moule… parfaitement… Quoi? Non?… Tel qu’on en voit sur les ponts de Paris, qui se vend d’ordinaire quarante’cinq cinq à cinquante francs l’arpent, pris et débité sur les lieux aux frais du marchand. Vous rechignez. Contesteriez’vous ces prix?

RAGOT. – Monsieur de Vauban, comment songerai’je, moi cafard, moi hanneton, comment songerai’je à vous quereller à propos de quelque industrie humaine que ce soit! Je me permets, sans plus, de vous souligner le contradictoire entre l’extrême nouveauté de vos vues et la vieillerie souvent barbare et rebutante de votre langage. Votre bois de moule, on l’appelle bois de chauffage en rendant mieux l’idée. Quant à nommer cochonnerie la manière la plus experte et la plus rentable d’élever les pourceaux et les truies, il me surprendrait que nul n’en sourie. »

 

audiberti

Jacques Audiberti (25 maart 1899 – 10 juli 1965)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 maart 2007.

De Zwitserse schrijfster en beeldhouwster Erica Pedretti werd geboren op 25 maart 1930 in Šternberk (Tsjechië).

De Vlaamse schrijver Filip De Pillecyn werd te Hamme aan de Durme geboren op 25 maart 1891.

Pol Hoste, Jacques Bens, Flannery O’Connor, Jacques Audiberti, Peter van Straaten, Erica Pedretti, Jaime Sabines, Filip De Pillecyn

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Hoste studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent en is licentiaat Germaanse filologie. Sinds 1994 is hij zelfstandig schrijver. Hoste werkte mee aan radio- en televisieprogramma’s over kunst en cultuur. Hij is recensent Nederlandse literatuur en publiceerde een vijftigtal literaire bijdragen in Vlaamse en Nederlandse tijdschriften en is ook actief als theaterschrijver Hoste ontving de Cultuurprijs van de Stad Gent, de Dirk Martensprijs van de Stad Aalst en de Arkprijs van het Vrije Woord.

Uit: Flame goes Frankfurt

“Op een dag in de lente schreef Flame een brief. Charlotte, schreef hij, hierbij stuur ik u alles wat ooit van mij is vertaald want ik heb gehoord dat ge naar de beurs van Frankfurt gaat waar de grote uitgevers van de wereld samenkomen om eens te bekijken welke boeken ze van elkaar zullen laten vertalen en uitgeven.In de krant las ik dat ge in Vlaanderen aangesteld zijt om onze literatuur in het buitenland beter bekend te maken en naar ik vernam zal het Nederlands dit jaar speciaal veel aandacht krijgen.

Het is nog lente, lieve Charlotte, dus waarschijnlijk zijt ge nu als verantwoordelijke voor het Vlaamse programma volop afspraken aan het maken met de belangrijkste uitgevers om het werk van onze schrijvers voor te stellen. Hier is een staalkaart van mijn werk in het Engels, het Frans, het Spaans en het Duits. Laat eens iets weten.

Dagen gingen voorbij maar Charlotte liet niets van zich horen. Zware voorjaarsbuien schoven over de bleke lucht boven Vlaanderen die zo dun was als kraantjeswater en Flame had veel verdriet want hij was schrijver.

Maar toen de zomer weer in het land kwam en met ooievaars en zwaluwen de mensen verblijdde, trok Flame naar Brussel. Hij werd in de stad binnengelaten en begaf zich terstond naar de Dienst Letteren.

‘Dienst,’ sprak hij, ‘ik heb gehoord dat ge veertig miljoen gaat besteden aan de promotie van de Vlaamse literatuur in het buitenland dit najaar. Ik hoop toch dat ge dat tenminste laat doen door mensen uit het boekenvak die weten welke buitenlandse uitgevers belangstelling hebben voor Nederlandstalig literair werk, of door lieden met voldoende handelsgeest die over veel persoonlijke contacten beschikken in de uitgeverswereld om op de beurs van Frankfurt met die veertig miljoen van onze belastingbetalers goede zaken te doen en de Vlaamse literatuur in het buitenland te verspreiden.’

HOSTE

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

De Franse dichter en schrijver Jacques Bens werd geboren op 25 maart 1931 in Cadolive (Bouches-du-Rhône). Hij groeide op in Marseille, waar hij later zijn studie zoölogie moest afbreken wegens ziekte. Hij was medeoprichter van L’ Ouvroir de Littérature Potentielle (l’Oulipo) In 1960, samen met Raymond Queneau, François Le Lionnais en Jean Lescure. Van 1960 tot 1963 werkte hij onder redactie van Queneau aan de l’Encyclopédie de la Pléiade. Tussen 1981 en 1990 was hij secretaris-generaal van de Société des Gens de Lettres. Ook verzorgde hij lange tijd de kruiswoordraadsels voor L’Express en Lire.

 

Mélancolique

 

Je vais donc retrouver mes anciens horizons,

Cette odeur pas perdue des vents et des maisons.

J’ai l’air d’abandonner, mais n’ayez nulle crainte :

 

Si je quitte Paris, c’est pour le mieux aimer.

 

On incline à brusquer une banale étreinte.

Mais que vaut cet orgueil qui n’est plus de saison ?

Allez donc réunir le cœur et les raisons.

La ville, en souriant, laisse sa rude empreinte :

 

Si je quitte Paris, c’est pour vous mieux aimer.

 

Vous mieux aimer, je ne pouvais y croire, mais

Je vois bien qu’aujourd’hui le présent nous emporte.

Il me faut, pour vous voir, m’éloigner quelque peu.

J’enferme mes regrets, puisque cela se peut,

Après avoir glissé ma clé sous votre porte.

 

bens

Jacques Bens (25 maart 1931 – 26 juli 2001)

 

Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Haar vader stierf toen zij 15 jaar oud was aan lupus (Systemic lupus erythematosus, een auto-immuniteitsziekte) die in de familie erfelijk was. O’Connor bezocht de Peabody Laboratory School en daarna de Georgia State College for Women, waar zij afstudeerde in Engels en sociologie (dat laatste vak zou zij satirsch behandelen in The Violent Bear It Away). In 1946 werd zij toegelaten tot de prestigieuze Iowa Writers’ Workshop. O’Connor schreef twee romans en 31 korte verhalen, evenals kritieken. Zij was typisch een schrijfster uit het zuiden in de trant van William Faulkner met een stijl die wel Southern Gothic genoemd wordt. Haar romans waren Wise Blood (1952) en The Violent Bear It Away (1960). A Good Man Is Hard to Find and Other Stories verscheen in 1955 en Everything That Rises Must Converge werd na haar dood uitgegeven. Zij stierf in 1964 aan dezelfde ziekte als haar vader.

Uit: A Good Man Is Hard to Find and Other Stories

“The children’s mother had begun to make heaving noises as if she couldn’t get her breath. “Lady,” he asked, “would you and that little girl like to step off yonder with Bobby Lee and Hiram and join your husband?”

“Yes, thank you,” the mother said faintly. Her left arm dangled helplessly and she was holding the baby, who had gone to sleep, in the other. “Hep that lady up, Hiram,” The Misfit said as she struggled to climb out of the ditch, “and Bobby Lee, you hold onto that little girl’s hand.”

“I don’t want to hold hands with him,” June Star said. “He reminds me of a pig.”

The fat boy blushed and laughed and caught her by the arm and pulled her off into the woods after Hiram and her mother.

Alone with The Misfit, the grandmother found that she had lost her voice. There was not a cloud in the sky nor any sun. There was nothing around her but woods. She wanted to tell him that he must pray. She opened and closed her mouth several times before anything came out. Finally she found herself saying, “Jesus. Jesus,” meaning, Jesus will help you, but the way she was saying it, it sounded as if she might be cursing.

“Yes’m,” The Misfit said as if he agreed. “Jesus shown everything off balance. It was the same case with Him as with me except He hadn’t committed any crime and they could prove I had committed one because they had the papers on me. Of course,” he said, “they never shown me my papers. That’s why I sign myself now. I said long ago, you get you a signature and sign everything you do and keep a copy of it. Then you’ll know what you done and you can hold up the crime to the punishment and see do they match and in the end you’ll have something to prove you ain’t been treated right. I call myself The Misfit,” he said, “because I can’t make what all I done wrong fit what all I gone through in punishment.”

There was a piercing scream from the woods, followed closely by a pistol report. “Does it seem right to you, lady, that one is punished a heap and another ain’t punished at all?”

“Jesus!” the old lady cried. “You’ve got good blood! I know you wouldn’t shoot a lady! I know you come from nice  people! Pray! Jesus, you ought not to shoot a lady. I’ll give you all the money I’ve got!”

 

OConnOR

Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)

 

De Franse schrijver en dichter Jacques Audiberti werd geboren op 25 maart 1899 in Antibes. Hij begon met 12 jaar gedichten te schrijven. Toen hij 15 was verschenen er regelmatig bijdragen van hem in de lokale krant Réveil d’Antibes. Rond 1925 kwam hij naar Parijs waar hij eerst voor kranten schreef als Le Journal en Petit Parisien. In 1930 verscheen zijn eerste bundel Empire et la Trappe, in 1938 zijn eerste roman, Abraxas, en een tweede gedichtenbundel Race des hommes. Ondanks het schrijven van grotere werken bleef Audiberti ook als journalist schrijven, al kon hij daarmee gedurende WO II m,aar nauwelijks zijn brood verdienen. Na de oorlog werd hij overwegend als theaterauteur bekend. Tot 1961 schreef hij minstens 20 stukken. In 1964 kreeg hij de Prix des Critiques“.

 

Uit Paris fut

 

« La pioche et la truelle des ouvriers disponibles demandent qu’on démolisse et qu’on bâtisse. La population exige, ou du moins ses médecins l’exigent pour elle, qu’on racle, assainisse et cautérise les quartiers ou les fragments de quartiers, décidément malsains et inhabitables. Ce n’est pas sans quelque regret que l’on verra s’en aller ces palais et ces forteresses d’une misère en quelque sorte approuvée et caressée par ses ressortissants.
Crocheteurs, chiffonniers, ribaudes et pochards, et ces honnêtes travailleurs des Halles qui dorment à la bonne franquette dans quelque tanière glaciale, tout ce monde, ou ce qu’il en reste, se sent vraiment de Paris. Les églises noires, dont une fiente blanchie recouvre les corniches comme d’une neige perpétuelle, les ponts, le pavé des passages, la bonne odeur des frites et du lard cuits en plein vent, les uns et les autres en éprouvent avec force les charmes certains. Les vieilles concierges qui règnent sur des cours pareilles à des fonds de citerne, et les ménagères qui, rue des Écouffes, marchandent des carpes, elles savent que s’épanouissent, à Paris, de plus vastes perspectives que celles de leurs ruelles comprimées. Qu’importe ! Il s’est créé, entre la créature humaine et les pierres du cœur de Paris, un réseau de fibres profondes. On tranchera ces fibres, mais beaucoup saigneront.»
 

 

AUDIBERTI

Jacques Audiberti (25 maart 1899 – 10 juli 1965)

 

De Nederlandse cartoonist en striptekenaar Peter van Straaten werd geboren in Arnhem op 25 maart 1935. Hij maakt zowel politieke prenten als wel grappen over ‘het (literaire) leven’. Van Straaten doorliep een opleiding aan de Kunstnijverheidschool te Amsterdam.Hij begon zijn carrière in 1958 bij Het Parool, in eerste instantie als reportagetekenaar. Later begon hij ook politieke tekeningen te maken. Hij startte in 1968 met de strip ‘Vader en Zoon’ in Het Parool. Sindsdien verzint hij dagelijks een onderschrift en maakt er een tekening bij voor Het Parool in de serie Dagelijks Leven. Daarnaast publiceerde hij onder meer in Humo, Penthouse en Vrij Nederland.

 

VanStraatenCartoon

“Moet ik soms zulke shit gaan schrijven als die net bij de je wegging, hoe heet die idioot…?

 

VANSTRAATEN

Peter Van Straaten (Arnhem, 25 maart 1935)

 

De Zwitserse schrijfster en beeldhouwster Erica Pedretti werd geboren op 25 maart 1930 in Šternberk (Tsjechië). In 1945 ging ze naar Zwitserland, leefde echter ook enkele jaren in de VS, voordat zij in 1952 naar Zwitserland terugkeerde. Zij publiceert sinds 1970 en haar beeld- en woordcomposities worden tentoongesteld sinds 1976. In 1984 ontving zij de Ingeborg-Bachmann-Preis en in 1996 de Marie-Luise-Kaschnitz-Preis.

Uit: Kuckuckskind, oder Was ich ihr unbedingt noch sagen wollte.

“Wer die Gegenwart sieht, hat alles gesehen, was sich Ewigkeiten ereignet hat, es ist alles wie gestern, Tag für Tag und auf unendliche Zeit wird sich dasselbe ereignen. Langeweile, denn alles ist an Art und Wesen gleich, noch keine? Und dann? So ein Tag dauert eine Ewigkeit, und alles hat Zeit, noch Zeit. Immer wieder fängts mit Montag an. Kein Sonnenstrahl heute. Hoffnung auf Dienstag, Mittwoch, Donnerstag, bis Sonntag. Ewigkeiten. Langeweile? Lust? Nachher. Erst dies und das und dann.”

 

PEDRETTI

Erica Pedretti (Šternberk 25 maart 1930)

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Jaime Sabines Gutiérrez werd geboren op 25 maart 1926 in Tuxtla Gutiérrez, Chiapas. Zijn werk ontstond vanuit zijn fysieke aanwezigheid op plaatsen als de straat, het ziekenhuis of het speelveld. Voordat hij tot schrijven kwam studeerde hij drie jaar medicijnen. Daarna wijdde hij zich aan zijn echte passie: Spanje en Spaanse literatuur. Hij studeerde aan de Universidad Nacional Autónoma de México en aan de Mexican Writers Centre. Behalve literair was hij ook politiek actief. Sabines ontving diverse onderscheidingen, waaronder de Nationale Literatuur Prijs in 1983.

 

Considering it Carefully

They tell me I ought to exercise to lose weight,
that around 50 it’s very dangerous to smoke and be fat,
it’s important to keep your figure,
and fight against time and age.

Well-meaning experts and friends who are doctors
recommend diets and systems
for prolonging life for a few more years.

I thank them with all my heart but I have to laugh
at such vain dodges and petty concern.
(Death also laughs at all such things).

The one bit of advice that I consider seriously
is to find a young woman to have in bed
because at this altitude
youth can reach us only by contagion

 

 

I don’t know if for certain

I don’t know if for certain,
but I imagine that a man
and a woman fall in love one day,
little by little they come to be alone,
something in each heart tells them that they are alone,
alone on the earth they enter each other,
they go on killing each other.
It all happens in silence.
The way light happens in the eye.
Love unites bodies.
They go on filling each other with silence.
One day they wake up, over their arms.
Then they think they know the whole thing.
They see themselves naked and they know
the whole thing.
(I’m not sure about this. I imagine it).

Sabines

Jaime Sabines (25 maart 1926 – 19 maart 1999)

 

Filip De Pillecyn werd te Hamme aan de Durme geboren op 25 maart 1891. Van 1910 tot 1914 volgt hij te Leuven de cursussen Germaanse filologie.Hij vindt er een gunstige teeltbodem voor zijn Vlaamsgezinde en literaire aspiraties en is actief in de Vlaamse studentenbeweging. Hij werkt mee aan het studentenblad “Ons Leven”. Als jonge doctorandus wordt hij aangeworven als redacteur voor het dagblad “De Standaard”. De eerste wereldoorlog komt deze plannen echter dwarsbomen. Bij het begin van de vijandelijkheden wijkt hij uit naar Nederland waar hij bij “De Maasbode” de stiel leert. In 1915 vertrekt De Pillecyn als oorlogsvrijwilliger over Engeland naar Frankrijk. Na de wapenstilstand verblijft hij van 1918 tot 1926 te Brussel. Tot 1922 werkt hij als redactiesecretaris bij “De Standaard”. In 1922 werd hij hoofdredacteur van de nieuwe christelijke arbeiderskrant “De Tijd”. Hij kreeg de smaak goed te pakken want tegelijkertijd geeft hij het satirisch weekblad “Pallieter” uit. Zijn eerste literaire succes boekt hij in 1931 met “Blauwbaard”. Hij maakt ook een prachtige studie over “Stijn Streuvels en zijn werk“. In 1947 wordt hij door de Krijgsraad veroordeeld tot tien jaar hechtenis alhoewel men hem niets anders dan “een rijke culturele bedrijvigheid” tijdens de bezetting ten laste kan leggen. Tijdens zijn gevangenschap wordt hij opnieuw productief en schrijft o.a. “Jan Tervaert”, “De veerman” en “De Jonkvrouw”. Na zijn vrijlating in 1949 neemt hij zijn intrek te Gent. Pas in 1951 verschijnt een nieuw werk, nl. “Rochus”, gevolgd door “Vaandrig Antoon Serjacobs“. Later verschijnen nog “Het Boek van de Man Job” en “Twistgesprek tussen Demer en Schelde”.

Uit:  Het boek van Sint-Niklaas

VAN HET KIND IN DE WASCHKUIP

Niet alleen scholieren, jonge meisjes en aanwassende jongelingen is Sint-Niklaas de beschermer, maar ook van kleine kinderen die nog geen besef hebben van zijn bestaan.

Zoo was er eens een moeder bezig haar kind te wasschen met zacht warm waterken en fijn zeepschuim. En omdat het water niet te rap zou afkoelen had zij ’t badkuipken op het vuur gezet. Zij waschte en plaste dus en ’t kindeken begon te blinken dat het een plezier was, toen de moeder zwaar klokgelui hoorde.

Toen dacht ze eraan dat het juist vandaag de plechtige inhuldiging was van den nieuwen bisschop, Niklaas heette hij. En ze had daar toch reeds zooveel over hooren spreken over dien nieuwen bisschop, dat hij zoo vriendelijk was en zoo goed voor de armen en daar zij ook nieuwsgierig was en zij nog niet de inhuldiging van een bisschop had gezien liet zij liggen wat lag en staan wat stond en liep naar de kerk.

’t Was schoon en aandoenlijk. En de tranen kwamen in de oogen van de vrouw die maar bleef staan kijken tot al het volk terug naar huis liep.

Toen zij op weg was naar huis schoot haar ineens te binnen dat haar kind in zijn badkuipken zat en dat dit heel de tijd op het vuur had gestaan. God! wat zette die vrouw het op een loopen; en zij smeet de deur open en neep dan haar ogen toe omdat ze bang was van wat ze zouden moeten zien hebben.

Maar het water was niet aan ’t koken gegaan en ’t kindeken was niet verbrand. Het zat daar te spelen en te plassen in ’t lauw waterken en was zoo frisch als een bie

Dat had Sint-Niklaas gedaan.”

 

pillecyn

Filip De Pillecyn (25 maart 1891 – 7 augustus 1962)