Georg Trakl, Paul Auster, Jan Willem Holsbergen, Richard Yates, Henning Mankell, Katja Petrovskaya, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz, Else Kemps

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

Im roten Laubwerk voll Guitarren…

Im roten Laubwerk voll Guitarren
Der Mädchen gelbe Haare wehen
Am Zaun, wo Sonnenblumen stehen.
Durch Wolken fährt ein goldner Karren.

In brauner Schatten Ruh verstummen
Die Alten, die sich blöd umschlingen.
Die Waisen süß zur Vesper singen.
In gelben Dünsten Fliegen summen.

Am Bache waschen noch die Frauen.
Die aufgehängten Linnen wallen.
Die Kleine, die mir lang gefallen,
Kommt wieder durch das Abendgrauen.

Vom lauen Himmel Spatzen stürzen
In grüne Löcher voll Verwesung.
Dem Hungrigen täuscht vor Genesung
Ein Duft von Brot und herben Würzen

 

Musik im Mirabell

Ein Brunnen singt. Die Wolken stehn
Im klaren Blau, die weißen, zarten.
Bedächtig stille Menschen gehn
Am Abend durch den alten Garten.

Der Ahnen Marmor ist ergraut.
Ein Vogelzug streift in die Weiten.
Ein Faun mit toten Augen schaut
Nach Schatten, die ins Dunkel gleiten.

Das Laub fällt rot vom alten Baum
Und kreist herein durchs offne Fenster.
Ein Feuerschein glüht auf im Raum
Und malet trübe Angstgespenster.

Ein weißer Fremdling tritt ins Haus.
Ein Hund stürzt durch verfallene Gänge.
Die Magd löscht eine Lampe aus,
Das Ohr hört nachts Sonatenklänge.

 

Transformatie van het kwaad (Fragment)

Wat dwingt je stil te staan op de vermolmde trap, in het huis van je vaders? Loden zwartheid. Wat til je met zilveren hand naar je ogen; en sla je je oogleden neer als dronken van papaver? Maar door de muur van steen zie je de sterrenhemel, de mellcweg, Saturnus; rood. Razend tegen de muur van steen klopt de kale boom. Jij op vermolmde treden: boom, ster, steen! Jij, een blauw dier dat zacht beeft; jij, de bleke priester die het slacht op het zwarte altaar. 0 je glimlach in het donker, treurig en kwaad, zodat een kind in zijn slaap verbleekt. Een rode vlam ontsprong aan je hand en een nachtvlinder verbrandde erin. 0 de fluit van het licht; o de fluit van de dood. Wat dwong je stil te staan op de vermolmde trap, in het huis van je vaders? Beneden aan de poort klopt een engel met een vinger van kristal. 0 de hel van de slaap; donkere steeg, bruin tuintje. Zachtjes klinkt in de blauwe avond de gestalte van de doden. Groene bloemetjes fladderen om hen heen en hun gezicht heeft hen verlaten. Of het buigt zich verbleekt over het koude voorhoofd van de moordenaar in het donker van het voorhuis; aanbidding, purperen vlam van de wellust; wegstervend stortte de slaper over zwarte treden het donker in. Iemand verliet je op het kruispunt en jij kijkt lang terug. Zilveren stap in de schaduw van vergroeide appelboompjes. Purper schittert de vrucht in het zwarte takwerk en in het gras vervelt de slang. 0! het duister; het zweet, dat op het ijzige voorhoofd verschijnt en de treurige dromen in de wijn, in de dorpsherberg onder zwartgerookte balken. Jij, nog wildernis, die rozige eilanden tovert uit de bruine tabakswolken en uit je binnenste de wilde schreeuw van een griffioen haalt, wanneer die om zwarte klippen jaagt in zee, storm en ijs. Jij, een groen metaal en van binnen een vurig gezicht dat wil weggaan en zingen over de beenderheuvel van sombere tijden en de vlammende val van de engel. 0! vertwijfeling, die met stomme schreeuw op de knieën valt.

Een dode bezoekt je. Uit het hart stroomt het zelfvergoten bloed en in zwarte wenkbrauw nestelt een onuitsprekelijk ogenblik; donkere ontmoeting. Jij — een purperen maan, wanneer die in de groene schaduw van de olijfboom verschijnt. Dan volgt onvergankelijke nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor Paul Auster op dit blog.

Uit: City of Glass

“It was a wrong number that started it, the telephone ringing three times in the dead of night, and the voice on the other end asking for someone he was not. Much later, when he was able to think about the things that happened to him, he would conclude that nothing was real except chance. But that was much later. In the beginning, there was simply the event and its consequences. Whether it might have turned out differently, or whether it was all predetermined with the first word that came from the stranger’s mouth, is not the question. The question is the story itself, and whether or not it means something is not for the story to tell.
As for Quinn, there is little that need detain us. Who he was, where he came from, and what he did are of no great importance. We know, for example, that he was thirty-five years old. We know that he had once been married, had once been a father, and that both his wife and son were now dead. We also know that he wrote books. To be precise, we know that he wrote mystery novels. These works were written under the name of William Wilson, and he produced them at the rate of about one a year, which brought in enough money for him to live modestly in a small New York apartment. Because he spent no more than five or six months on a novel, for the rest of the year he was free to do as he wished. He read many books, he looked at paintings, he went to the movies. In the summer he watched baseball on television; in the winter he went to the opera. More than anything else, however, what he liked to do was walk. Nearly every day, rain or shine, hot or cold, he would leave his apartment to walk through the city—never really going anywhere, but simply going wherever his legs happened to take him.
New York was an inexhaustible space, a labyrinth of endless steps, and no matter how far he walked, no matter how well he came to know its neighborhoods and streets, it always left him with the feeling of being lost. Lost, not only in the city, but within himself as well.
Each time he took a walk, he felt as though he were leaving himself behind, and by giving himself up to the movement of the streets, by reducing himself to a seeing eye, he was able to escape the obligation to think, and this, more than anything else, brought him a measure of peace, a salutary emptiness within. The world was outside of him, around him, before him, and the speed with which it kept changing made it impossible for him to dwell on any one thing for very long.”

 

 
Paul Auster (Newark, 3 februari 1947)

 

De Nederlandse schrijver Jan Willem Holsbergen werd geboren in Rotterdam op 3 februari 1915. Zie ook alle tags voor Jan Willem Holsbergen op dit blog.

Uit: Bij de Huzaren

Paarden? Siekreten. Je heb mensen, die er sentimenteel over doen. Prachtige, edele dieren zeggen ze dan. D’r zijn natuurlijk wel mooie onder. Aan de manier waarop ze hun po, hun benen neerzetten en hun hals rekken zien de lui die d’r verstand van hebben of er wat in zit of niet. Ras bijvoorbeeld. Mooie krengen zeg ik, al kon ik er vroeger best mee opschieten.
En ik weet er van mee te praten, ik heb vroeger bij de huzaren gediend. Onder ritmeester Strooman, een fijne kerel. Ik heb nog meegemaakt, dat hij grootmajoor werd. In het rijden had ik wel aardigheid. Later nooit meer gedaan. Gek hè, daar kom je dan nooit toe.
Eerst denk je en dat ik ook, d’r is niks aan. Je gaat er op zitten en dat paard loopt wel. U hebt misschien als kind ook wel eens op een paard gezeten. Dat kan toch iedereen. Dat hebben ze ons daar even gauw afgeleerd. Dat was aantreden in de manege. Paard zonder zadel en dan risee en draven en maar zorgen, dat je d’r op bleef zitten. Later met een deken en weer later een engels zadel met stijgbeugels, dan een echt zadel en weer later met sporen. Daarmee prik je zogezegd dat beest in zijn flanken. Je moet ze wel gebruiken, want je brengt ‘m d’r alles mee aan zijn verstand, zeker, wanneer je in kolonne rijdt.
Pikee riep je leermeester en dan had je maar model te zitten. Tenleste kreeg je er wel lol in. Zelfs in het stalwerk. Je maakte wat mee. Als zo’n kreng er geen zin in had en je zadelde ‘m, dan liet ie zijn buik zakken. Dan kon je halen wat je wou. Maar als je erop zat, draaide het zadel mooi rond en dan kon je opnieuw beginnen. Daar hadden we een kunstje op, hoewel het verboden was. Je gaf ‘m een knietje, dan trok die zijn buik in en jij trok meteen die buikriem aan. Weet u, zo met je knie in z’n pens. Even een weet, dat leer je van mekaar. Zo moet je altijd kletsen of vloeken als je met ‘m bezig ben. Hij moet horen, dat je er ben. Anders schrikt-ie. Altijd dicht langs de benen en altijd van kop naar kont. Vanwege het trappen. Als je tegen z’n achterbenen aan gedrukt staat, kan die je alleen maar wegdouwen en da’s nooit zo gevaarlijk als trappen. Dan versplintert je eigen poot. En maar kletsen, vleien of schelden, dat doet er niet toe.
Ja, van die grootmajoor, die ritmeester eerst, speet het me wel, zoals die man behandeld is geworden. Hij mocht me wel. Toen-ie hoorde dat ik kapper was ben ik al snel zijn oppasser geworden. Elke morgen om half negen schoor ik ‘m en om de veertien dagen knippen. Engels model, op zij gedekt, niet zo kort en een brede scheiding. Zo dragen ze ’t niet veel meer, maar ’t is toch een goed model. Ik moest daar in huis komen wonen, in een villa, niet ver van de kazerne, waar het weiland in bos overgaat. Ik hoefde geen stalwerk meer te doen.”

 


Jan Willem Holsbergen (3 februari 1915 – 20 mei 1995)
Ansichtkaart van Rotterdam met de Kaasmarkt en de RTM Tram, 1915

 

De Amerikaanse schrijver Richard Yates werd geboren op 3 februari 1926 in Yonkers, New York. Zie ook alle tags voor Richard Yates op dit blog.

Uit: Young Hearts Crying

“By the time he was twenty-three, Michael Davenport had learned to trust his own skepticism. He didn’t have much patience with myths or legends of any kind, even those that took the form of general assumptions; what he wanted, always, was to get down to the real story.He had come of age as a waist-gunner on a B-17, toward the end of the war in Europe, and one of the things he’d liked least about the Army Air Force was its public-relations program. Everybody thought the Air Force was the luckiest, happiest branch of the service–better fed and quartered and paid than any other, given more personal freedom, given good clothes to be worn in a “casual” style. Everybody understood, too, that the Air Force couldn’t be bothered with the petty side of military discipline: Flying and daring and high comradeship were esteemed over any blind respect for rank; officers and enlisted men could pal around together, if they felt like it, and even the regulation Army salute became a curled-up, thrown-away little mockery of itself in their hands. Soldiers of the ground forces were said to refer to them, enviously, as fly-boys.And all that stuff was probably harmless enough; it wasn’t worth getting into any arguments about; but Michael Davenport would always know that his own Air Force years had been humbling and tedious and bleak, that his times in combat had come close to scaring the life out of him, and that he’d been enormously glad to get out of the whole lousy business when it was over.Still, he did bring home a few good memories. One was that he had lasted through the semifinals as a middieweight in the boxing tournament at Blanchard Field, Texas–not many other lawyers’ sons from Morristown, New Jersey, could claim a thing like that. Another, which came to take on philosophical proportions the more he thought about it, was a remark made one sweltering afternoon by some nameless Blanchard Field gunnery instructor in the course of an otherwise boring lecture.”Try to remember this, men.The mark of a professional in any line of work–I mean any line of work–is that he can make difficult things look easy.”And even then, brought awake among the sleepy trainees by that piercing idea, Michael had known for some time what line of work it was that he wanted eventually to make his mark in as a professional: he wanted to write poems and plays.As soon as the Army set him free he went to Harvard, mostly because that was where his father had urged him to apply, and at first he was determined not to be taken in by any of the myths or legends of Harvard, either: he didn’t even care to acknowledge, let alone to admire, the physical beauty of the place. It was “school,” a school like any other, and as grimly eager as any other to collect its share of his GI Bill of Rights money.

 


Richard Yates (3 februari 1926 – 7 november 1992)

 

De Zweedse schrijver Henning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Zie ook alle tags voor Henning Mankell op dit blog.

Uit: A Bridge to the Stars

“The dog.
That was what started it all.
If he hadn’t seen that solitary dog, nothing might have happened. Nothing of what later became so important that it changed everything. Nothing of what was so exciting at first, but became so horrible.
It all started with the dog. The solitary dog he’d seen that night last winter when he’d suddenly woken up, got out of bed, tiptoed out to the window seat in the hall and sat down.
He had no idea why he’d woken up in the middle of the night.
Maybe he’d had a dream?
A nightmare that he couldn’t recall when he woke up. Or maybe his dad had been snoring in the bedroom next to his own? His dad didn’t often snore, but sometimes there might be an occasional one, a bit like a roar, and then it would be all quiet again.
Like a lion roaring in the winter’s night.
But it was when he was sitting by the window in the hall that he saw the solitary dog.
The window had been covered in ice crystals, and he’d breathed onto the glass so that he could see out. The thermometer showed nearly thirty degrees below zero. And it was then, as he sat looking out of the window, that he’d caught sight of the dog. It ran out into the road, all on its own.
It stopped underneath the streetlamp, looked and sniffed in all directions, and set off running again. Then it vanished.
It was a familiar kind of dog, common in northern Sweden. A Norwegian elkhound. He’d managed to see that much. But why was it running around just there, all alone in the wintry night and the cold? Where was it heading? And why? And why did it look and sniff in all directions?
He’d had the impression that the dog was frightened of something.
He’d started to feel cold, but he stayed in the window, waiting for the dog to come back. But nothing happened. “

 

 
Henning Mankell (3 februari 1948 – 5 oktober 2015)

 

De Oekraïens-Duitse schrijfster, literatuurwetenschapster en journaliste Katja Petrovskaya werd geboren op 3 februari 1970 in Kiev. Zie ook alle tags voor Katja Petrovskaya op dit blog.

Uit: Vielleicht Esther

„Die Landschaft jedoch, die Namen der Orte und ein Gestüt für Araberpferde, das seit Anfang des neunzehnten Jahrhunderts existiert, gegründet nach dem Napoleonischen Krieg und in Fachkreisen die erste Adresse, das alles sei noch da, erzählten sie mir, das hätten sie alles gegoogelt. Ein Pferd könne dort gut eine Million Dollar kosten, Mick Jagger habe bei einer Auktion schon Pferde aus diesem Gestüt angeschaut, sein Drummer habe drei gekauft,und nun würden sie dorthin fahren, fünf Kilometer von der weißrussischen Grenze entfernt, Google sei Dank. Sogar einen Pferdefriedhof gebe es dort, nein,der jüdische Friedhof sei nicht erhalten geblieben, auch das stehe im Internet. I’m a Jew from Teheran, sagte der alte Mann, als wir noch am Bahnsteig standen, Samuel ist mein neuer Name. Ich bin aus Teheran nach New York gekommen, sagte Sam, er könne Aramäisch, habe vieles studiert und sei immer mit seiner Geige unterwegs. In den USA hätte er eigentlich Nuklearphysik studieren sollen, habe sich jedoch beim Konservatorium angemeldet, sei bei der Aufnahmeprüfung durchgefallen, und so sei er Banker geworden, und auch das sei er nicht mehr. Noch nach fünfzig Jahren, sagte seine Frau, als wir schon im Zug saßen und der metallene Regenbogen Bombardier Willkommen in Berlin nicht mehr auf unsere Köpfe drückte, da sagte seine Frau, egal ober Brahms, Vivaldi oder Bach spielt, alles klingt iranisch. Und er sagte, es sei Schicksal, dass sie mich getroffen hätten, ich sähe aus wie die iranischen Frauen seiner Kindheit, er hatte iranische Mütter sagen wollen, vielleicht wollte er sogar wie meine Mutter sagen, hielt sich aber zurück, und er fügte hinzu, es sei auch eine Schicksalsfügung, dass ich mich in der Familienforschung besser auskenne als sie und dass ich mit dem gleichen Ziel und dem gleichen Zug nach Polen fahre – falls man den Drang, nach Verschwundenem zu suchen, überhaupt als Ziel definieren dürfe, erwiderte ich.“ 

 

 
Katja Petrovskaya (Kiev, 3 februari 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania). Zie ook alle tags voor Gertrude Stein op dit blog.

 

Daughter

Why is the world at peace.
This may astonish you a little but when you realise how
easily Mrs. Charles Bianco sells the work of American
painters to American millionaires you will recognize that
authorities are constrained to be relieved. Let me tell you a
story. A painter loved a woman. A musician did not sing.
A South African loved books. An American was a woman
and needed help. Are Americans the same as incubators.
But this is the rest of the story. He became an authority.

 

America

Once in English they said America. Was it English to them.
Once they said Belgian.
We like a fog.
Do you for weather.
Are we brave.
Are we true.
Have we the national colour.
Can we stand ditches.
Can we mean well.
Do we talk together.
Have we red cross.
A great many people speak of feet.
And socks.

Cézanne

The Irish lady can say, that to-day is every day. Caesar can say that
every day is to-day and they say that every day is as they say.
In this way we have a place to stay and he was not met because
he was settled to stay. When I said settled I meant settled to stay.
When I said settled to stay I meant settled to stay Saturday. In this
way a mouth is a mouth. In this way if in as a mouth if in as a
mouth where, if in as a mouth where and there. Believe they have
water too. Believe they have that water too and blue when you see
blue, is all blue precious too, is all that that is precious too is all
that and they meant to absolve you. In this way Cézanne nearly did
nearly in this way. Cézanne nearly did nearly did and nearly did.
And was I surprised. Was I very surprised. Was I surprised. I was
surprised and in that patient, are you patient when you find bees.
Bees in a garden make a specialty of honey and so does honey. Honey
and prayer. Honey and there. There where the grass can grow nearly
four times yearly.

 

 
Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Zie ook alle tags voor Ferdinand Schmatz op dit blog.

 

ja und neun

er führt, wenn lust ihn – trieb

ziert sich, wicht hin oder her,
keines falls vor macht –

zwar nichts, vielmehr gibt er an,
das ja, wohl, zu hören: nicht nein,

wenn er, in gier, aufs neue
verbötlich drängt – hin, eins mit sich,

die scheu, einst ihr mal, wich aus –
und er, erweicht, versteht es,

sich auf neun und noch mehr zehn, zu stützen
– um zu hören: ja, komm rein, zu zweien

sein facht sie an, macht er sich’s fein, gar raus?

 

psalm 150
(wie alles heeft, prijst graag)

1 ja, het schalt, zingt in den hogen het geprezene, vult de tent met blauw,
maar zingt het in slaap, als het maar het grote beklemtoont, als het in den
hogen wijst, wijdte die nooit nadert en juist die volledig is.

2 zingt in den hogen, wat zich in lofprijzing verzamelt, is altijd slechts
één, iedere daad heerlijk, draagt (op) en steekt (niet) omhoog, wat
het verschil uitmaakt: de schepping, de macht (binnen hem).

3 zingt in den hogen, de mond niet alleen, alles wat dient, blik,
letter, papier, snaar – bazuint, schrijft, citeert, klinkt
voort, het.

4 zingt in den hogen, op trommel of mond, alles draait om
zijn zij in het rond, fluit en slag.

5 zingt in den hogen, ook het donkerste staal, wordt licht, klinkt
goed (bombamdebimbam).

6 zingt in den hogen, alles wat ademt, lang en houdt aan (hem),
schalt, maar zingt het in slaap!

 

Vertaald door Geert van Istendael

 


Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres Else Kemps werd geboren in Malden in 1995. Zie ook alle tags voor Else Kemps op dit blog.

 

Playbackshow

I: voorprogramma

Freeks verkering met Nirvana
revalideerde na het ongeluk niet,
zijn verhalen waren onbeschadigd.

we hingen op de grond van de zaal
als serpentineslierten, bekeken
haar optreden met de dansmariekes.

tijdens de excursie naar het planetarium
hadden ze gekust achter Saturnus, zei hij.
ze smaakte naar schoolvijverwater.

we bespraken hoe haar vader haar ballettrofeeën
in het gootsteenkastje bewaarde,
bij elk familiediner
zijn gig in de dorpskroeg oplepelde.

vanwaar de songtekst van ‘Chasing Cars’
in zijn MSN-naam, vroeg ik.

vanaf het podium klonk afmarsmuziek.

 

 
Else Kemps (Malden, 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Georg Trakl, Paul Auster, Katja Petrovskaya, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz, Michael Scharang

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

Die Raben

Über den schwarzen Winkel hasten
Am Mittag die Raben mit hartem Schrei.
Ihr Schatten streift an der Hirschkuh vorbei
Und manchmal sieht man sie mürrisch rasten.

O wie sie die braune Stille stören,
In der ein Acker sich verzückt,
Wie ein Weib, das schwere Ahnung berückt,
Und manchmal kann man sie keifen hören

Um ein Aas, das sie irgendwo wittern,
Und plötzlich richten nach Nord sie den Flug
Und schwinden wie ein Leichenzug
In Lüften, die von Wollust zittern.

 

Die schöne Stadt

Alte Plätze sonnig schweigen.
Tief in Blau und Gold versponnen
Traumhaft hasten sanfte Nonnen
Unter schwüler Buchen Schweigen.

Aus den braun erhellten Kirchen
Schaun des Todes reine Bilder,
Großer Fürsten schöne Schilder.
Kronen schimmern in den Kirchen.

Rösser tauchen aus dem Brunnen.
Blütenkrallen drohn aus Bäumen.
Knaben spielen wirr von Träumen
Abends leise dort am Brunnen.

Mädchen stehen an den Toren,
Schauen scheu ins farbige Leben.
Ihre feuchten Lippen beben
Und sie warten an den Toren.

Zitternd flattern Glockenklänge,
Marschtakt hallt und Wacherufen.
Fremde lauschen auf den Stufen.
Hoch im Blau sind Orgelklänge.

Helle Instrumente singen.
Durch der Gärten Blätterrahmen
Schwirrt das Lachen schöner Damen.
Leise junge Mütter singen.

Heimlich haucht an blumigen Fenstern
Duft von Weihrauch, Teer und Flieder.
Silbern flimmern müde Lider
Durch die Blumen an den Fenstern.

 

Transformatie van het kwaad (Fragment)

Herfst: zwart schrijden aan de bosrand; minuut van stomme verwoesting; plots luistert het voorhoofd van de melaatse onder de kale boom. Lang vergane avond die nu over de treden van mos valt; november. Een klok luidt en de herder leidt een kudde van zwarte en rode paarden het dorp in. Onder het hazelaarsbosje ontweit de groene jager een wild. Zijn handen roken van bloed en de schaduw van het dier zucht in het loof boven de ogen van de man, bruin en zwijgzaam; het bos. Kraaien die zich verspreiden; drie. Hun vlucht lijkt op een sonate, vol verbleekte akkoorden en mannelijke melancholie; zachtjes lost een gouden wolk op. Bij de molen steken jongens een vuur aan. Vlam is broeder van de bleekste en die lacht begraven zijn purperen haar in; of het is een plaats voor moorden, waarlangs een stenige weg leidt. De berberissen zijn verdwenen, jaarlaag droomt het in loden lucht onder de pijnbomen; angst, groene duisternis, het gegorgel van een drenkeling: uit de sterrenvijver haalt de visser een grote, zwarte vis, gelaat vol wreedheid en waanzin. De stemmen van het riet, met twistende mannen in zijn rug schommelt hij daar in een rode roeiboot over ijskoud herfstwater, levend in donkere sagen van zijn geslacht en zijn ogen ijzig geopend over nachten en kuise verschrikking. Kwaad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
Scene uit een balletuitvoering van “Georg Trakl” door Enrique Gasa Valga, Innsbruck, 2010

Lees verder “Georg Trakl, Paul Auster, Katja Petrovskaya, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz, Michael Scharang”

Georg Trakl, Paul Auster, Katja Petrovskaya, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

Romanze zur Nacht

Einsamer unterm Stenenzelt
Geht durch die Mitternacht.
Der Knab aus Träumen wirr erwacht,
Sein Antlitz grau im Mond verfällt.

Die Närrin weint mit offnem Haar
Am Fenster, das vergittert starrt.
Im Teich vorbei auf süßer Fahrt
Ziehn Liebende sehr wunderbar.

Der Mörder lächelt bleich im Wein,
Die Kranken Todesgrausen packt.
Die Nonne betet wund und nackt
Vor des Heilands Kreuzespein.

Die Mutter leis’ im Schlafe singt.
Sehr friedlich schaut zur Nacht das Kind
Mit Augen, die ganz wahrhaft sind.
Im Hurenhaus Gelächter klingt.

Beim Talglicht drunt’ im Kellerloch
Der Tote malt mit weißer Hand
Ein grinsend Schweigen an die Wand.
Der Schläfer flüstert immer noch.

 

Amen

Verwestes gleitend durch die morsche Stube;
Schatten an gelben Tapeten; in dunklen Spiegeln wölbt
Sich unserer Hände elfenbeinerne Traurigkeit.
Braune Perlen rinnen durch die erstorbenen Finger.
In der Stille
Tun sich eines Engels blaue Mohnaugen auf.
Blau ist auch der Abend;
Die Stunde unseres Absterbens, Azraels Schatten,
Der ein braunes Gärtchen verdunkelt.

 

Het onweer

Jullie wilde gebergten, de verheven
Droefheid van adelaars.
Gouden bewolking
Rookt boven stenen leegte.
Geduldige stilte ademen de dennen,
De zwarte lammeren bij de afgrond,
Waar plotseling de blauwte
Merkwaardig verstomt,
Het tere zoemen van hommels.
O groene bloem –
O zwijgen.

Droomachtig ontroeren de donkere geesten
Van de bergbeek het hart,
Duisternis,
Die zich op de ravijnen stort!
Witte stemmen
Dwalend door ijzige voorhoven,
Verscheurde terrassen,
De geweldige wrok van de vaders, de klacht
Van de moeders,
Van de jongen de gouden strijdkreet
En wat ongeboren is
Zuchtend uit blinde ogen.

O pijn, jij vlammend aanschouwen
Van de grote ziel!
Reeds flitst in het zwarte gewoel
Van paarden en wagens
Een rozenijzige bliksem
De klinkende spar in.
Magnetische koelte
Zweeft om dit trotse hoofd,
Gloeiende melancholie
Van een toornende God.

Angst, jij giftige slang,
Zwarte, sterf in het gesteente!
Daar storten de wilde stromen
Van tranen omlaag,
Storm – erbarmen,
Galmen in dreigende donderslagen
De besneeuwde toppen rondom.
Vuur
Loutert verscheurde nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
Portret door Albert Bloch, 1943

Lees verder “Georg Trakl, Paul Auster, Katja Petrovskaya, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz”

Georg Trakl, Paul Auster, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

Traumwandler

Wo bist du, die mir zur Seite ging,
Wo bist du, Himmelsangesicht?
Ein rauher Wind höhnt mir ins Ohr: du Narr!
Ein Traum! Ein Traum! Du Tor!
Und doch, und doch! Wie war es einst,
Bevor ich in Nacht und Verlassenheit schritt?
Weißt du es noch, du Narr, du Tor!
Meiner Seele Echo, der rauhe Wind:
O Narr! O Tor!
Stand sie mit bittenden Händen nicht,
Ein trauriges Lächeln um den Mund,
Und rief in Nacht und Verlassenheit!
Was rief sie nur! Weißt du es nicht?
Wie Liebe klang’s. Kein Echo trug
Zu ihr zurück, zu ihr dies Wort.
War’s Liebe? Weh, daß ich’s vergaß!
Nur Nacht um mich und Verlassenheit,
Und meiner Seele Echo – der Wind!
Der höhnt und höhnt: O Narr! O Tor!

 

Sommer

Am Abend schweigt die Klage
Des Kuckucks im Wald.
Tiefer neigt sich das Korn,
Der rote Mohn.

Schwarzes Gewitter droht
Über dem Hügel.
Das alte Lied der Grille
Erstirbt im Feld.

Nimmer regt sich das Laub
Der Kastanie.
Auf der Wendeltreppe
Rauscht dein Kleid.

Stille leuchtet die Kerze
Im dunklen Zimmer;
Eine silberne Hand
Löschte sie aus;

Windstille, sternlose Nacht.

 

De treden van de waanzin…

De treden van de waanzin in zwarte kamers,
De schimmen der ouden onder de open deur,
Wanneer helians ziel in de rozige spiegel zichzelf bekijkt
En sneeuw en melaatsheid van zijn voorhoofd glijden.

Aan de wanden zijn de sterren uitgedoofd
En de witte gestalten van het licht.

Aan het tapijt ontstijgt gebeente der graven,
Het zwijgen van verweerde kruizen op de heuvel,
De zoetheid van wierook in de purperen nachtwind.

O jullie gebroken ogen in zwarte monden,
Wanneer de nakomeling in tere waanzin
Eenzaam het donkerder einde overpeinst,
De stille God de blauwe oogleden over hem neerslaat.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
Georg Trakl im Garnisionsspital door Bernhard Brungs, 2007

Lees verder “Georg Trakl, Paul Auster, Jan Willem Holsbergen, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz”

Georg Trakl, Paul Auster, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz, Ludwig August Frankl-Hochwart

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog.

 

In einem alten Garten

Resedaduft entschwebt im braunen Grün,
Geflimmer schauert auf den schönen Weiher,
Die Weiden stehn gehüllt in weiße Schleier
Darinnen Falter irre Kreise ziehn.

Verlassen sonnt sich die Terrasse dort,
Goldfische glitzern tief im Wasserspiegel,
Bisweilen schwimmen Wolken übern Hügel,
Und langsam gehn die Fremden wieder fort.

Die Lauben scheinen hell, da junge Frau’n
Am frühen Morgen hier vorbeigegangen,
Ihr Lachen blieb an kleinen Blättern hangen,
In goldenen Dünsten tanzt ein trunkener Faun.

 

Abendmuse

Ans Blumenfenster wieder kehrt des Kirchturms Schatten
Und Goldnes. Die heiße Stirn verglüht in Ruh und Schweigen.
Ein Brunnen fällt im Dunkel von Kastanienzweigen –
Da fühlst du: es ist gut! in schmerzlichem Ermatten.
Der Markt ist leer von Sommerfrüchten und Gewinden.
Einträchtig stimmt der Tore schwärzliches Gepränge.
In einem Garten tönen sanften Spieles Klänge,
Wo Freunde nach dem Mahle sich zusammenfinden.
Des weißen Magiers Märchen lauscht die Seele gerne.
Rund saust das Korn, das Mäher nachmittags geschnitten.
Geduldig schweigt das harte Leben in den Hütten;
Der Kühe linden Schlaf bescheint die Stallaterne.
Von Lüften trunken sinken balde ein die Lider
Und öffnen leise sich zu fremden Sternenzeichen.
Endymion taucht aus dem Dunkel alter Eichen
Und beugt sich über trauervolle Wasser nieder.

 

Passie

Wanneer Orpheus zilveren de luit bespeelt,
Beklagend iets doods in de avondtuin,
Wie ben jij rustende onder hoge bomen?
Het herfstige riet ruist de klacht,
De blauwe vijver,
Wegstervend onder groenende bomen
En volgend de schim van de zuster;
Donkere liefde
Van een wild geslacht,
Waar op gouden raderen de dag van wegruist.
Stille nacht.

Onder duistere sparren
Mengden twee wolven hun bloed
In stenen omarming; goudachtig

Verdwaalde de wolk boven het pad,
Geduld en zwijgen van de kindertijd.
Weer verschijnt het tedere lijk
Bij de Tritonsvijver,
Schluimerend in zijn hyacinten haar.
Moge eindelijk breken het koele hoofd!

Want altijd volgt, een blauw wild dier,
Iets spiedends onder schemerende bomen,
Over deze donkere paden
Wakend en bewogen door welluidende nacht,
Zachte waanzin;
Of er klonk van donkere verrukking
Vol, het snarenspel,
Aan de koele voeten van de boetelinge
In de stenen stad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
Portret door Farid, 2011

Lees verder “Georg Trakl, Paul Auster, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz, Ludwig August Frankl-Hochwart”

Georg Trakl, Paul Auster, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook alle tags voor Georg Trakl op dit blog. Georg Trakl stierf op 4 november 1914. Daarom is dit jaar een Trakl jaar.

 

Kindheit

Voll Früchten der Hollunder; ruhig wohnte die Kindheit
In blauer Höhle. Über vergangenen Pfad,
Wo nun bräunlich das wilde Gras saust,
Sinnt das stille Geäst; das Rauschen des Laubs

Ein gleiches, wenn das blaue Wasser im Felsen tönt.
Sanft ist der Amsel Klage. Ein Hirt
Folgt sprachlos der Sonne, die vom herbstlichen Hügel rollt.

Ein blauer Augenblick ist nur mehr Seele.
Am Waldsaum zeigt sich ein scheues Wild und friedlich
Ruhn im Grund die alten Glocken und finsteren Weiler.

Frömmer kennst du den Sinn der dunklen Jahre,
Kühle und Herbst in einsamen Zimmern;
Und in heiliger Bläue läuten leuchtende Schritte fort.

Leise klirrt ein offenes Fenster; zu Tränen
Rührt der Anblick des verfallenen Friedhofs am Hügel,
Erinnerung an erzählte Legenden; doch manchmal erhellt sich die Seele,
Wenn sie frohe Menschen denkt, dunkelgoldene Frühlingstage.

 

An Novalis

In dunkler Erde ruht der heilige Fremdling.
Es nahm von sanftem Munde ihm die Klage der Gott,
Da er in seiner Blüte hinsank.
Eine blaue Blume
Fortlebt sein Lied im nächtlichen Haus der Schmerzen.

 

Zang van de afgezonderde
Aan Karl Borromaeus Heinrich

Vol harmonieën is de vlucht der vogels. De groene bossen hebben zich
’s Avonds in stillere hutten verzameld;
De kristallen weiden van het ree. Iets donkers kalmeert het gekabbel van de beek, de vochtige schaduwen

En de bloemen van de zomer, welluidend in de wind.
Reeds schemert het voorhoofd van de peinzende mens.

En er schijnt een lampje, het goede, in zijn hart
En de vrede van het maal; want geheiligd is brood en wijn
Door Gods handen, en uit nachtelijke ogen kijkt
De broeder jou stil aan, opdat hij uitrust van doornige reizen.
O het wonen in de bezielde blauwte van de nacht.

Liefhebbend omgeeft het zwijgen in de kamer ook de schimmen der ouden,
De purperen martelingen, klacht van een groot geslacht,
Dat vroom nu uitsterft in de eenzame nakomeling.

Want stralender steeds ontwaakt uit zwarte minuten van waanzin
De verdraagzame bij versteende drempel
En hem omvatten geweldig de koele blauwte en het lichtende eind van de herfst,

Het stille huis en de sagen van het bos,
Norm en wet en de maanachtige paden van de afgezonderden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

 
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
Borstbeeld door Hans Pacher voor het Trakl-Haus in Salzburg

Lees verder “Georg Trakl, Paul Auster, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Michael Scharang, Ferdinand Schmatz”

Lao She, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz

De Chinese schrijver Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun) werd geboren op 3 februari 1899 in Beijing.Zie ook alle tags voor Lao She op dit blog.

Uit: Rickshaw Boy (Vertaald door Shi Xiaoqing)

“Where could I go? Only this was still a problem, not to say other things. Put up at a small inn for the night? Not work. In the middle of the night with all his clothes he would be losing something, not refer to how terrible lice in the inns. Go to a larger hotel? He had only 5 Yuan with him, which was all his property. Bathhouse? Couldn’t stay over after closing at 12 o’clock. He couldn’t go anywhere. He found himself coming into Zhong Hai. On the bridge, open spaces was around and slices of snow throwed into his eyes. He knew the snow had not stopped almost at this moment, but the woven wool hat has been very wet when he touched the head. No people in the bridge, even pliceman couldn’t been seen. Several electric lights appeared like blinked restlessly because of the hitting of the snow. Xiang Zi looked at the snow around, at a loss in his head.

He stood in the bridge for a long time. The world had little noise, like had been dead. Slices of ashen snow was falling fiercely, it was so hurry and quick like got a chance and wanted to covering the whole world without being known.”

(…)

“Carrying his trifling object he’d…drag along, slowly and listlessly. He might as well keep walking when everyone else had stopped. He might as well stand around when everyone else had started off again…he was even more oblivious to whether he was the same distance from those ahead of him as he was from those behind…he went at his own pace wit his head down as if in a dream, and even more, as if pondering some lofty principle.”

 

Lao She (3 februari 1899 – 24 augustus 1966)
Onthulling van een bronzen beeld van Lao She in Beijing, 2009

Lees verder “Lao She, Henning Mankell, Richard Yates, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz”

Richard Yates, Sarah Kane, James A. Michener, Annette Kolb, Ernst von Wildenbruch

De Amerikaanse schrijver Richard Yates werd geboren op 3 februari 1926 in Yonkers, New York. Zie ook mijn blog van 3 februari 2009 en ook mijn blog van 3 februari 2010.

 

Uit: Revolutionary Road 

 

“See you tomorrow!” they called, as happy as children, and riding home under the moon they found they could roll down the windows of their cars and let the air in, with its health-giving smells of loam and young flowers. It was the first time many of the Laurel Players had allowed themselves to acknowledge the coming of spring.

The year was 1955 and the place was a part of western Connecticut where three swollen villages had lately been merged by a wide and clamorous highway called Route Twelve. The Laurel Players were an amateur company, but a costly and very serious one, carefully recruited from among the younger adults of all three towns, and this was to be their maiden production. All winter, gathering in one anther’s living rooms for excited talks about Ibsen and Shaw and O’Neill, and then for the show of hands in which a common-sense majority chose The Petrified Forest, and then for preliminary casting, they had felt their dedication growing stronger every week.

 

 

 

Scene uit de film met Kate Winslet en Leonardo DiCaprio

 

 

They might privately consider their director a funny little man (and he was, in a way: he seemed incapable of any but a very earnest manner of speaking, and would often conclude his remarks with a little shake of the head that caused his cheeks to wobble) but they liked and respected him, and they fully believed in most of the things he said. “Any play deserves the best that any actor has to give,” he’d told them once, and another time: “Remember this. We’re not just putting on a play here. We’re establishing a community theater, and that’s a pretty important thing to be doing.”

The trouble was that from the very beginning they had been afraid they would end by making fools of themselves, and they had compounded that fear by being afraid to admit it. At first their rehearsals had been held on Saturdays–always, it seemed, on the kind of windless February or March afternoon when the sky is white, the trees are black, and the brown fields and hummocks of the earth lie naked and tender between curds of shriveled snow.“

 

 

 

Richard Yates (3 februari 1926 – 7 november 1992)

 

Lees verder “Richard Yates, Sarah Kane, James A. Michener, Annette Kolb, Ernst von Wildenbruch”

Sarah Kane, Richard Yates, James A. Michener, Annette Kolb, Ernst von Wildenbruch

De Britse toneelschrijftster Sarah Kane werd geboren op 3 februari 1971 in Essex. Zie ook mijn blog van 3 februari 2009.

 

Uit: Phaedra’s Love

 

„Phaedra: You’re difficult.  Moody, cynical, bitter, fat, decadent, spoilt.  You stay in bed all day then watch TV all night, you crash around this house with sleep in your eyes and not a thought for anyone.  You’re in pain.  I adore you. 

Hippolytus:  Not very logical.

Phaedra:  Love isn’t.

Phaedra: Have you ever thought about having sex with me?

Hippolytus:  I think about having sex with everyone.

Phaedra:  Would it make you happy?

Hippolytus: That’s not the word exactly.

Phaedra:  No, but-Would you enjoy it?

Hippolytus: No, I never do.

Phaedra:  Then why do it?

Hippolytus:  Life’s too long. 

 

skane1

Sarah Kane (3 februari 1971 – 20 februari 1999)

 

De Amerikaanse schrijver Richard Yates werd geboren op 3 februari 1926 in Yonkers, New York. Zie ook mijn blog van 3 februari 2009.

 

Uit: Easter Parade

 

Neither of the Grimes sisters would have a happy life, and looking back it always seemed that the trouble began with their parents’ divorce. That happened in 1930, when Sarah was nine years old and Emily five. Their mother, who encouraged both girls to call her “Pookie,” took them out of New York to a rented house in Tenafly, New Jersey, where she thought the schools would be better and where she hoped to launch a career in suburban real estate. It didn’t work outvery few of her plans for independence ever did-and they left Tenafly after two years, but it was a memorable time for the girls.
“Doesn’t your father ever come home?” other children would ask, and Sarah would always take the lead in explaining what a divorce was.
“Do you ever get to see him?”
“Sure we do.”
“Where does he live?”
“In New York City.”
“What does he do?”
“He writes headlines. He writes the headlines in the New York Sun.” And the way she said it made clear that they ought to be impressed. Anyone could be a flashy, irresponsible reporter or a steady drudge of a rewrite man; but the man who wrote the headlines! The man who read through all the complexities of daily news to pick out salient points and who then summed everything up in a few well-chosen words, artfully composed to fit a limited space-there was a consummate journalist and a father worthy of the name.
Once when the girls went to visit him in the city, he took them through the Sun plant and they saw everything.
“The first edition’s ready to run,” he said, “so we’ll go down to the pressroom and watch that; then I’ll show you around upstairs.” He escorted them down an iron stairway that smelled of ink and newsprint, and out into a great underground room where the high rotary presses stood in ranks. Workmen hurried everywhere, all wearing crisp little squared-off hats made of intricately folded newspaper.“

 

yates1

Richard Yates (3 februari 1926 – 7 november 1992)
De schrijver van „Revolutionary Road“ in zijn jonge jaren.

 

De Amerikaanse schrijver James A. Michener werd geboren op 3 februari 1907 in New York. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007 en ook mijn blog van 3 februari 2009.

 

Uit: Chesapeake

 

FOR SOME TIME NOW THEY HAD BEEN SUSPICIOUS OF HIM. SPIES had monitored his movements, reporting to the priests, and in the tribal councils his advice against going to war with those beyond the bend had been ignored. Even more predictive, the family of the girl he had chosen to replace his dead wife had refused to accept the three lengths of roanoke he had offered as her purchase price.

    Reluctantly he was coming to the conclusion that he must leave this tribe which had done everything but outlaw him publicly. As a child he had watched what happened to men declared outcasts, and he had no desire to experience what they had suffered: the isolation, the scorn, the bitter loneliness.

    So now, as he fished along the great river or hunted in the meadows or merely sat in contemplation, always alone,, he felt he must go. But how? And where?

    The trouble had started that day when he voiced his apprehension over a raid proposed by, the high chief. For more than a year now relations with tribes beyond the northern bend had been amicable, and during this interval the river had known prosperity, with more than normaltrade passing north and south. But the Susquehannocks of the middle section had never in Pentaquod’s life been easy in times of peace; they felt intuitively that they should be on the warpath, proving their manhood. So it was within tradition for the high chief to devise justifications for sending his warriors forth: if they triumphed, their victory would redound on him; and if they lost, he would claim that he was merely protecting the boundaries of the tribe.

    Pentaquod had argued, “Those of the northern bend have respected their promises. They have not stolen our beaver nor trespassed on our gardens, To fight them now, with no reason, would be infamous, and our warriors would go into battle knowing that the gods could not be with them.”

 

michener

James A.  Michener (3 februari 1907 – 16 oktober 1997)

 

De Duitse schrijfster Annette Kolb werd geboren op 3 februari 1870 in München. Zie ook mijn blog van 3 februari 2009.

 

Uit: Wege und Umwege

 

“„Je hübscher wir waren, desto incompriser durften wir dann sein, desto eifriger erklärten andere Männer sich bereit, uns für unergründlich halten zu wollen und zu ergründen. Und dabei brauchten wir weiter garnichts zu tun, als zu bescheinigen, was sie in uns hineinlegten, und uns für rein nichts zu interessieren, als für das Interesse, das wir hervorriefen. Es war so furchtbar nett!“

(…)

 

„In den Köpfen der Mädchen wurde ja die Leere prinzipiell gezüchtet, und durch das bißchen Geographie und Klavier der bedauerlichen Tatsache ihres Nichtbeschäftigtseins nur noch mehr Nachdruck verliehen.“

(…)

 

„Also solche junge Männer[…]sehen auf den ersten Blick mit nichten wie die ausgemachten Narren aus, die sie doch sind. Oft manierlich und gut gekleidet […], können sie sogar durch eine gewisse sterile Urteilsschärfe in belanglosen Dingen, eine scheinbare Kompetenz in nichtssagenden Details über ihren vollkommenen Mangel an Verständnis recht glücklich hinwegtäuschen.“

 

kolbok

Annette Kolb (3 februari 1870 – 3 december 1967)

 

De Duitse dichter en schrijver Ernst von Wildenbruch werd op 3 februari 1845 geboren in Beiroet. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007 en ook mijn blog van 3 februari 2009.

 

Uit: Die letzte Partie

 

Alte Männer –

Wenn man solch einem alten Manne auf der Straße begegnet, mit langwallendem oder kurzgeschnittenem oder ganz ohne Bart, so daß er wie ein flechtenbehangener Baum aussieht, oder wie ein rauhes Roggenfeld, oder wie ein Brachland, auf dem nichts mehr wächst, dann macht man, um an ihm vorüberzukommen, unwillkürlich einen Bogen. »Da kommt etwas, das niemandem wohlwill,« sagt man sich, indem man seine Augen sieht, die sinnend in sich hinein, oder gleichgültig geradeaus, oder feindselig umherblicken. »Etwas Kaltes, woran man sich die Finger erfriert, etwas Hartes, woran man sich die Kleider zerreißt, wenn man zu nahe kommt.«

Denn so sind wir Menschen. Obschon alle Egoisten, verlangen wir unwillkürlich vom Nebenmenschen Teilnahme, und wenn nicht wirkliche Teilnahme, doch den Anschein davon, Freundlichkeit. Einen aber, der den Mangel an beiden offen vor sich herträgt, mögen wir nicht leiden, dem gehn wir aus dem Weg.

Arme alte Männer –

Tut man euch unrecht? Wenn man euch nur von außen ansieht, sicherlich nicht. Wenn man sich die Mühe nähme, in euch hineinzublicken, vielleicht.

Aber wer hat Zeit und gibt sich die Mühe, in den Nebenmenschen hineinzublicken? –

Wer sagt sich, wenn so ein Alter an ihm vorüberwandelt, daß da eine Last von Lebensjahren ihm vorübergeht, die zu schwer auf dem Genick liegen, als daß das Haupt sich noch zu einem jugendlichen »Guten Morgen« emporheben könnte? Daß da ein Meer von Erinnerungen und Vergangenheit an ihm vorüberrauscht, so tief und breit, daß die Augen nicht mehr daraus auftauchen können, der Gegenwart zu geben, was der Gegenwart gehört! Wer sagt sich, wenn in ihm selbst die Lebensflamme noch hell und lustig brennt, daß da ein Lämpchen an ihm vorübergetragen wird, das an seinem letzten Dochte zehrt, das mit seinen Strahlen sparen muß, wenn sie noch irgend jemandem leuchten, irgend noch jemanden erwärmen sollen?“

 

wildenbruch_ernst

Ernst von Wildenbruch (3 februari 1845 – 15 januari 1909)

Georg Trakl, Gertrude Stein, Ferdinand Schmatz, Michael Scharang, Johannes Kühn, Paul Auster, Andrzej Szczypiorski, Lao She, Henning Mankell, Annette Kolb, Ernst von Wildenbruch, James A. Michener, Sarah Kane, Richard Yates

De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007 en ook mijn blog van 3 februari 2008.

 

Elis

 

1

 

Vollkommen ist die Stille dieses goldenen Tags.
Unter alten Eichen
Erscheinst du, Elis, ein Ruhender mit runden Augen.

 

Ihre Bläue spiegelt den Schlummer der Liebenden.
An deinem Mund
Verstummten ihre rosigen Seufzer.

 

Am Abend zog der Fischer die schweren Netze ein.
Ein guter Hirt
Führt seine Herde am Waldsaum hin.
O! wie gerecht sind, Elis, alle deine Tage.

 

Leise sinkt
An kahlen Mauern des Ölbaums blaue Stille,
Erstirbt eines Greisen dunkler Gesang.

 

Ein goldener Kahn
Schaukelt, Elis, dein Herz am einsamen Himmel.

 

2

 

Ein sanftes Glockenspiel tönt in Elis’ Brust
Am Abend,
Da sein Haupt ins schwarze Kissen sinkt.

 

Ein blaues Wild
Blutet leise im Dornengestrüpp.

 

Ein brauner Baum steht abgeschieden da;
Seine blauen Früchte fielen von ihm.

 

Zeichen und Sterne
Versinken leise im Abendweiher.

 

Hinter dem Hügel ist es Winter geworden.

 

Blaue Tauben
Trinken nachts den eisigen Schweiß,
Der von Elis’ kristallener Stirne rinnt.

 

Immer tönt
An schwarzen Mauern Gottes einsamer Wind.

 

 

 

Aan de knaap Elis

 

Elis, wanneer de merel in het zwarte bos roept,
Dit is je ondergang.
Je lippen drinken de koelte van de blauwe bergbron.

 

Laat, wanneer je voorhoofd zachtjes bloedt
Oeroude legenden
En donkere duiding van de vogelvlucht.

 

Jij echter loopt met tere stappen de nacht in,
Die vol purperen druiven hangt,
En beweegt je armen mooier in het blauw.

 

Een doornstruik klinkt,
Waar jouw maanachtige ogen zijn.
O, hoe lang ben, Elis, jij gestorven.

 

Je lichaam is een hyacint
Waarin een monnik zijn wassen vingers doopt.
Een zwarte holte is ons zwijgen,

 

Waaruit somtijds een teder dier treedt
En langzaam de zware oogleden neerslaat.
Op je slapen drupt een zwarte dauw,

 

Het laats
te goud van vervallen sterren.

 

 

 

Vertaald door Frans Roumen

 

georg_trakl

Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)

 

De Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania). Zie ook mijn blog van 3 februari 2007 en ook mijn blog van 3 februari 2008.

Uit: Three Lives

THE TRADESMEN of Bridgepoint learned to dread the sound of “Miss Mathilda”, for with that name the good Anna always conquered.

The strictest of the one price stores found that they could give things for a little less, when the good Anna had fully said that “Miss Mathilda” could not pay so much and that she could buy it cheaper “by Lindheims.”

Lindheims was Anna’s favorite store, for there they had bargain days, when flour and sugar were sold for a quarter of a cent less for a pound, and there the heads of the departments were all her friends and always managed to give her the bargain prices, even on other days.

Anna led an arduous and troubled life.

Anna managed the whole little house for Miss Mathilda. It was a funny little house, one of a whole row of all the same kind that made a close pile like a row of dominoes that a child knocks over, for they were built along a street which at this point came down a steep hill. They were funny little houses, two stories high, with red brick fronts and long white steps.

This one little house was always very full with Miss Mathilda, an under servant, stray dogs and cats and Anna’s voice that scolded, managed, grumbled all day long.

  “Sallie! can’t I leave you alone a minute but you must run to the door to see the butcher boy come down the street and there is Miss Mathilda calling for her shoes. Can I do everything while you go around always thinking about nothing at all? If I ain’t after you every minute you would be forgetting all the time, and I take all this pains, and when you come to me you was as ragged as a buzzard and as dirty as a dog. Go and find Miss Mathilda her shoes where you put them this morning.”

 

gertrude_stein_bryant_park_manhattan

Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)
Standbeeld in Bryant Park Manhattan

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007 en ook mijn blog van 3 februari 2008.

Uit: Durchleuchtung

Wie erschaffen mich die technisch erzeugten Bilder, mich und dich und unsere Körper, was sagen die Röntgenbilder, wo und was strahlen sie uns ein, und wir, strahlen wir mit ihnen raus aus der Diagnose, das sind wir, wir scheinen, oho, und geben das Bildnis ab, das Magnetresonanz-Aufnahmebildnis, du feuerst auf was hin, die Wellen flitzen hin, auf was, auf was, wo bin ich, wer sind sie, immer nur im Bild oder im Wort, es bleibt sich gleich, ob mit Danja vor dem Kohlenladen oder mit Lacans Kindern in Damen und Herren, oder mit Pokisa im Bett, einmal die Wunde geöffnet, auch wenn sie trocken ist, kein Blut, nur Magnetismus oder Spannung, und schon läuten und zittern alle im Aufnahmetakt der Aufzeichnungsgeräte, so schwingen wir und sind Teilchen der Teilchen, dass wir uns brechen und Resonanz abgeben, anbieten, Resonanz sind, alles im Bild also, wir brauchen sie oder sie brauchen uns, den Widerstand, dort wo sich was bricht, dort ändern sie ihre Wellenlänge und breiten die Bilder wie die Computertomografien und die Ultraschallbildsequenzen über den Leib aus, Arten des Wissens, fragte sich Franz, aber welche sind hier im Spiel – damals, heute und:…“

 

Schmatz

Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)

 

De Oostenrijkse schrijver Michael Scharang werd geboren in Kapfenberg in de provincie Steiermark op 3 februari 1943. In 1960 begon hij aan zijn studie dramatiek, filosofie en geschiedenis aan de Universiteit van Wenen. Hij behaalde zijn doctoraatstitel met een proefschrift over Robert Musil. Tijdens zijn studie schreef hij zijn eerste literaire werken en essays en publiceerde hij in het tijdschrift manuskripte.  Scharang nam het initiatief tot de Arbeitskreis österreichische Literaturproduzenten (1970-73). In 1973 was hij een van de mede-oprichters van de Grazer Autorenversammlung, die hij in 1989 verliet. Hij was gedurende vijf jaar lid van de Oostenrijkse Kommunistische Partij (1973-1978). In deze periode schreef hij ook zijn roman Charly Traktor (1973). Tijdens de ‘steirischer herbst’ van 1974, verdedigde Scharang fel een ‘anti-kapitalistisch concept van literatuur’. In 1976 schonk hij de helft van het prijzengeld van de Oostenrijkse Staatsprijs voor Literatuur weg voor de oprichting van het Weense culturele centrum Rotpunkt.  Scharang schrijft niet alleen romans, essaybundels en scripts, hij regisseert ook en levert regelmatig bijdragen aan Oostenrijkse en Duitse kranten en tijdschriften (o.a. Konkret, manuskripte, Die Presse, Profil, Der Standard, Wespennest).

Uit: Kunst, Kampf, Kanzler

„Die internationale Arbeiterbewegung stolpert immer dann ins Unglück, wenn sie sich nur auf Theoretiker verläßt und nicht auch auf Dichter. In Österreich wurde dieser Fehler vermieden. Marx galt nie mehr als Nestroy.  Letzterer läßt einen Revolutionär, welcher beobachtet, wie jemand aus Angst vor der Revolution auf seine Haustür schreibt, Eigentum sei heilig, sagen, nicht dieser Trottel sei das Problem, sondern der Umstand, daß die Arbeiter jenen Satz in ihr Herz geschrieben hätten. Die österreichischen Arbeiter, dieserart über sich aufgeklärt, hielten viel von sich, nicht aber hielten sie sich für ein historisches Subjekt, wodurch ihnen nicht jedes, aber manches Unglück erspart blieb.

Das Korrektiv zu Friedrich Engels war in Österreich, insbesondere in der libertären Provinz, Oscar Wilde. Bei allem Respekt vor Engels’ Liebe zur strengen Gesetzmäßigkeit ließ man sich vom ausschweifenden Wilde gern daran erinnern, daß der Sozialismus letztlich ein dienstbares Vehikel ist für den „neuen Individualismus, in dessen Diensten der Sozialismus wirkt, ob er es wahrhaben will oder nicht“. 

Der nächste große Dichter, auf den die österreichische Sozialdemokratie hörte, war Karl Kraus, auch wenn die Verständigung mit der im Getöse des Ersten Weltkriegs schwerhörig gewordenen Sozialdemokratie schwer fiel. Kraus allein hielt sein schützendes Wort über die kleine Republik und deren bürgerliche Demokratie, denn nach seiner Ansicht war die Unvollkommenheit des Neuen und Kleinen besser als die Verkommenheit der übergroßen und übermächtigen Monarchie, eine Ansicht, der die Sozialdemokratie sich schon 1945 begeistert anschloß.

 

Michael_Scharang_2

Michael Scharang (Kapfenberg, 3 februari 1943)

 

De Duitse dichter en schrijver Johannes Kühn werd geboren op 3 februari 1934 in Bergweiler, gemeente Tholey in het Saarland. Zie ook mijn blog van 3 februari 2008.

Tanzabend

 

Tanzabend

Selige Paare
seh ich in den Tanzsaal gleiten,
Selige verlassen ihn zur späten Nacht,
und aus den helldurchschienenen Fenstern
klingt Musik.
Walzerweisen
sind im winterlichen Dorf
doppelt wärmend,
fliegen fröhlich über schneebedeckten Platz.
Märsche dröhnen,
Foxtrotts takten,
Tangos weinen liebesherzlich.
Wer will Trauermienen zeigen,
nicht eine,
nicht einer.
Ich steh und blick hinauf die Treppe,
die widerhallt,
ich stehe da als eisig kalter Jungegeselle
ganz ohne Geld,
tret mir die Füße warm
und spür der Nacht
als meiner Braut
spottvollen Kuß.

 

JohannesKuehn-Mundartdichtung_1_1

Johannes Kühn (Bergweiler, 3 februari 1934)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook mijn blog van 3 februari 2008.

 

Uit: Travels in the Scriptorium

 

„The old man sits on the edge of the narrow bed, palms spread out on his knees, head down, staring at the floor. He has no idea that a camera is planted in the ceiling directly above him. The shutter clicks silently once every second, producing eighty-six thousand four hundred still photos with each revolution of the earth. Even if he knew he was being watched, it wouldn’t make any difference. His mind is elsewhere, stranded among the figments in his head as he searches for an answer to the question that haunts him.

Who is he? What is he doing here? When did he arrive and how long will he remain? With any luck, time will tell us all. For the moment, our only task is to study the pictures as attentively as we can and refrain from drawing any premature conclusions.

There are a number of objects in the room, and on each one a strip of white tape has been affixed to the surface, bearing a single word written out in block letters. On the bedside table, for example, the word is table. On the lamp, the word is lamp. Even on the wall, which is not strictly speaking an object, there is a strip of tape that reads wall. The old man looks up for a moment, sees the wall, sees the strip of tape attached to the wall, and pronounces the word wall in a soft voice. What cannot be known at this point is whether he is reading the word on the strip of tape or simply referring to the wall itself. It could be that he has forgotten how to read but still recognizes things for what they are and can call them by their names, or, conversely, that he has lost the ability to recognize things for what they are but still knows how to read.“

 

Paul_Auster

Paul Auster (Newark, 3 februari 1947)

 

De Poolse schrijver Andrzej Szczypiorski werd geboren op 3 februari 1928 in Warschau. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.

Uit: Der letzte Gerechte. Andrzej Szczypiorski (Biografie door Marta Kijowska)

 

Selbst als Szczypiorski im Ausland längst den Ruhm eines Schriftstellers von europäischem Rang genoß, brachten sie ihm keineswegs nur Sympathie und Anerkennung entgegen. Er hatte zwar unter ihnen viele Freunde und Bewunderer, doch gleichzeitig rieben sich an ihm immer wieder die Geister. Weshalb nun? Ging es um die literarische Qualität seiner Werke? War es sein internationaler Erfolg, der die Neider auf den Plan rief? Irritierte das hohe Ansehen, das er ausgerechnet im »feindlichen« Deutschland genoß? Trug man ihm immer noch die heiklen Kapitel seiner Biographie nach? Störte man sich an dem höhnisch-moralistischen Ton, den er gern in seiner Publizistik anschlug? Die kürzeste Antwort auf all diese Fragen lautet: Es war alles zugleich.
Was Szczypiorski wohl am meisten schmerzte, war die Hartnäckigkeit, mit der ein Teil der polnischen Kritiker ihm den Anspruch auf einen Platz unter den Größten der polnischen Gegenwartsliteratur verweigerte. Der deutsche Journalist Richard Heimann hatte nämlich recht, als er einmal schrieb: »Es mag für den deutschen Leser kaum möglich erscheinen, aber eine literarische Qualität wollen ihm seine Landsleute nur mit Widerwillen attestieren. Szczypiorskis Literatur ist in Polen bestenfalls zweite Liga. Diese Skepsis der Polen hatte freilich mehrere Gründe, die allesamt in der Vergangenheit lagen. Zum einen hießen die Favoriten der intellektuellen Elite der sechziger und siebziger Jahre Tadeusz Konwicki, Jerzy Andrzejewski oder Kazimierz Brandys – Szczypiorskis Prosa, mit Ausnahme von Eine Messe für die Stadt Arras, war zu konventionell, um ihren Geschmack zu befriedigen“.

 

Szczypiorski

Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 – 16 mei 2000)

 

De Chinese schrijver Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun) werd geboren op 3 februari 1899 in Beijing. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.

 

Uit: Histoire de ma vie (Vertaald door Paul Bady , Li Tche-houa , Alain Peyraube , Martine Vallette-Hémery)

 

Cependant, si j’ai changé subitement de profession, ce ne fut pas seulement pour cette raison. Un homme seul n’a jamais empêché l’histoire de tourner. Vouloir s’opposer au changement, c’est le pot de terre contre le pot de fer. A lutter contre son temps, on épuise ses forces et on ne fait que s’attirer des ennuis. En revanche, un pépin qui vous arrive à vous tout seul est souvent beaucoup plus dur à supporter : il peut vous rendre fou du jour au lendemain. Et quand on en est à trouver normal de se jeter dans la rivière ou qu fond d’un puits, il n’y a, ça va sans dire, rien d’étrange à abandonner son métier pour en prendre un autre. En soi, un événement qui ne touche qu’un individu est peu important, mais lorsqu’il vous tombe sur le dos et que vous êtes seul à le porter, il vous écrase : un grain de riz, c’est minuscule, et pourtant, pour la fourmi qui le transporte, c’est une charge exténuante. Pour vivre, on a besoin de respirer, mais lorsqu’il vous arrive un ennui, on a le souffle coupé et on perd la tête. L’homme est une si petite chose !
Ma guigne à moi aura été d’être astucieux et gentil avec les gens. A première vue, ça peut paraître invraisemblable : c’est pourtant absolument vrai, je le jure. Si ça ne m’était pas arrivé à moi-même, jamais je n’aurais cru la chose possible. Mais voilà, c’est bien sur moi qu’elle était tombée. Sur le coup, j’ai cru vraiment devenir fou. Maintenant que vingt ou trente ans se sont écoulés, quand j’y songe, ça me fait plutôt sourire, comme s’il s’agissait tout bonnement d’une fable. Mais j’ai compris à présent que les qualités qu’on peut avoir ne vous profitent pas nécessairement.”

 

LaoShe

Lao She (3 februari 1899 – 24 augustus 1966)

 

De Zweedse schrijver Henning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Zie ook mijn blog van 3 februari 2008.

 

Uit: Depths

 

They used to say that when there was no wind the cries of the lunatics could be heard on the other side of the lake.
Especially in autumn. The cries belonged to autumn.
Autumn is when this story begins. In a damp fog, with the tempera­ture hovering just above freezing, and a woman who suddenly realises that freedom is at hand. She has found a hole in a fence.
It is the autumn of 1937. The woman is called Kristina Tacker and for many years she has been locked away in the big asylum near Säter. All thoughts of time have lost their meaning for her.
She stares at the hole for ages, as if she does not grasp its significance. The fence has always been a barrier she should not get too close to. It is a boundary with a quite specific significance.
But this sudden change? This gap that has appeared in the fence? A door has been opened by an unknown hand, leading to what was until now forbidden territory. It takes a long time for it to sink in.
Then, cautiously, she crawls through the hole and finds herself on the other side. She stands, motionless, listening, her head hunched down between her tense shoulders, waiting for somebody to come and take hold of her.“

 

henning_mankell

Henning Mankell (Stockholm, 3 februari 1948)

 

De Duitse schrijfster Annette Kolb werd geboren op 3 februari 1870 in München.  Zij was de derde dochter van een Duitse vader en een Franse moeder. Haar vader, Max Kolb, was een buitenechtelijk kind van ofwel de latere koning Maximilian II of van de hertog Max Joseph in Bayern. In het eerste geval zou Lodewijk II een halbroer van hem zijn geweest, in het tweede geval was hij een halfbroer van de latere Oostenrijkse koningin Elisabeth (Sissy).  Annette Kolb publiceerde in 1899 uit eigen middelen haar eerste werk, Kurze Aufsätze. Tijdens WO I zette zij zich in voor het pacifisme. Zij ging in 1916 in ballingschap naar Zwitserland. Rainer Maria Rilke was zeer lovend over haar romans en nmet de schrijver René Schickele verbond haar een levenslange vriendschap. In 1933 emigreerde Kolbe naar Parijs, zij werd Frans staatsburger, in 1941 volgde de vlucht naar de VS. Na de oorlog keerde zij naar Europa terug (Parijs, München en Badenweiler). Naast essays en romans publiceerde zij ook portretten en levensbeschrijvingen van Mozart, Schubert, Briand en Lodewijk II en Richard Wagner.

 

Uit: Briefe einer Deutsch-Französin

 

Du weißt: ich hatte mich von meinen deutschen Landsleuten dadurch vielfach unterschieden, daß ich immer so stolz darauf war, ihnen anzugehören, und daß ich im Ausland mit der aufgezogenen Fahne meines Deutschtums so begeistert herumging. Aber du hast auch gehört, wie unermüdlich ich ihnen zurief: Die Verschmelzung Eurer Wesensart mit der Eurer westlichen Brüder ist für das Heil Europas unerläßlich und die Stunde für eine Anleihe ihrer Qualitäten hat geschlagen. Denn nicht eher seid Ihr die Berufenen. Jawohl! Ich weiß es schon, Ihr seid gründlicher, männlicher, Euer Geist ist weiter ausgebuchtet. Aber Ihr seid die politisch Ungeschulten, die Unpolitischen par excellence. Ihr versteht es nicht, mit den Franzosen auszukommen, was noch alle anderen Nationen fertig brachten.“

(…)

 

Die meisten Deutschen sind ja, was die Franzosen anbelangt, von einer Oberflächlichkeit, die sonst gar nicht in ihrem Charakter liegt; dafür wird im gegebenen Fall die Oberflächlichkeit mit entsprechender Gründlichkeit betrieben[…].“

kolb

Annette Kolb (3 februari 1870 – 3 december 1967)

 

De Duitse dichter en schrijver Ernst von Wildenbruch werd op 3 februari 1845 geboren in Beiroet. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.

 

Uit:  Das wandernde Licht

An der kleinen Station, die nicht weit hinter Breslau an dem großen Schienenstrange liegt, der, Schlesien durchquerend, Berlin mit Wien verbindet, war zu später Abendstunde der Eisenbahnzug angekommen.

Es war keiner von den Kurierzügen; wenige Fahrgäste nur saßen in den Wagen verteilt; auf der Station stiegen nicht mehr als zwei Reisende aus. Dies waren zwei Männer, von denen der eine, der bejahrter und dicker als der andre war, sogleich von dem Gepäckträger des Bahnhofs in Empfang genommen und begrüßt wurde. Er schien am Orte bekannt zu sein, und das war natürlich genug, denn es war der Arzt, der in der kleinen, etwa zwei Meilen hinter der Station landeinwärts gelegenen Stadt seinen Wohnsitz hatte.

»Ist der Wagen da?« fragte er den Gepäckträger; dem er seine Reisetasche anvertraute; er war offenbar nur zu einem kurzen Ausfluge von Hause fort gewesen.

»Is da, Herr Dukter,« erwiderte jener; »die Frau Dukter hat och den Mantel für’n Herrn mit eingelegt, wird aber nicht nötig sein, is scheenes Wetter heut abend zur Nacht.« Jetzt wandte sich der Arzt an den Mitreisenden.

»Wollen Sie nicht auch nach – fahren?« Und er nannte den Namen des Städtchens.

Der Angeredete bejahte. Er wollte am nächsten Tage noch weiter ins Land hinein; darum hatte er die Absicht gehabt, in der Stadt zu übernachten.“

 

ernst_von_wildenbruch

Ernst von Wildenbruch (3 februari 1845 – 15 januari 1909)

 

De Amerikaanse schrijver James A. Michener werd geboren op 3 februari 1907 in New York. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.

 

Uit: The Source

“Just like the Jews,” he said. “Denied religious liberty by all, they extend it to everyone.” He thought that might be a good motto for the new state, but as the freighter approached land he added, “I’d feel more like a traveler to Israel if they’d let me see one good synagogue.” But the Jewish religion was an internal thing, a system for organizing life rather than building edifices, and no Jewish religious structures were visible.

Even at the dockside his introduction to the Jewish state was postponed, for the firs man who recognized him was a genial, good-looking Arab in his late thirties, dressed nattily inwestern clothes, who called from the shore in English, “Welcome! Welcome! Everything’s ready.” Two generations of British and American archaeologists had been greeted with this heartening call, either by the present Jemail Tabari or by his famous uncle, Mahmoud, who had worked on most of the historic digs in the area. Dr. Cullinane, from the Biblical Museum in Chicago, was reassured.

For many years he had dreamed of excavating one of the silent mounds in the Holy Land, perhaps even to uncover additional clues to the history of man and his gods as they interacted in this ancient land; and as he waited for the freighter to tie up he looked across the bay to Akko, that jewel of a seaport, where so much of the history he was about to probe had started. Phoenicians, Greeks, Romans, Arabs, and finally Richard the Lion Heart and his Crusaders had all come to that harbor in glorious panoply, and to follow in their footsteps was for an archaeologist like Cullinane a privilege.” I hope I do a good job,” he whispered.”

 

Michener

James A.  Michener (3 februari 1907 – 16 oktober 1997)

 

De Britse toneelschrijftster Sarah Kane werd geboren op 3 februari 1971 in Essex. De opvoering van haar eerste stuk, Blasted (Opgeblazen), leidde in 1995 tot een groot schandaal in de Britse pers en het gevolg was dat de zalen zich vulden als nooit tevoren. Blasted, een stuk dat barst van de wanhoop en het geweld (verkrachting, moord, kannibalisme, oorlog) werd door Kane zelf omschreven als ‘quite a peaceful little play’. Haar tweede stuk, Phaedra’s Love (De liefde van Phaedra), opgevoerd in 1996, is een navertelling van de Griekse mythe, die bij Kane toch nog een stuk bloederiger eindigt dan in het origineel van Seneca. Cleansed (Genezen), haar stuk uit 1998, speelt in een ziekenhuis waar een psychiater zich als een beul gedraagt tegenover zijn patiënten. Ook in 1998 verscheen het stuk Crave (Hunkeren), ditmaal onder een pseudoniem om het stuk niet te belasten met haar naam. Hierin vertellen vier mensen, A, B, M en C, elkaar verhalen die zich zo met elkaar vervlechten dat ze uiteindelijk één schreeuw om liefde worden, liefde die niet wordt gegeven, niet wordt beantwoord. In 4.48. Psychosis (Psychose om 4.48 uur), een stuk dat postuum werd opgevoerd in 2000, is de vrouwelijke hoofdpersoon opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis Sarah Kane pleegdezelfmoord op 20 februari 1999, toen ze net achtentwintig was geworden, door zich aan haar schoenveters op te hangen in de wc van het ziekenhuis waar ze was opgenomen na een eerdere zelfmoordpoging. Zij leed aan zware depressies.

 

Uit: Crave

 

„…and sit on the steps smoking till your neighbour comes home and sit on the steps smoking till you come home and worry when you’re late and be amazed when you’re early and give you sunflowers and go to your party and dance till I’m black and be sorry when I’m wrong and happy when you forgive me and look at your photos and wish I’d known you forever and hear your voice in my ear and feel your skin on my skin and get sca
red when you’re angry and your eye has gone red and the other eye blue and your hair to the left and your face oriental and tell you you’re gorgeous and hug you when you’re anxious and hold you when you hurt and want you when I smell you and offend you when I touch you and whimper when I’m next to you and whimper when I’m not and dribble on your breast and smother you in the night and get cold when you take the blanket and hot when you don’t and melt when you smile and dissolve when you laugh and not understand why you think I’m rejecting you when I’m not rejecting you and wonder how you could think I’d ever reject you and wonder who you are but accept you anyway and tell you about the tree angel enchanted forest boy who flew across the ocean because he loved you and write poems for you and wonder why you don’t believe me…“

 

sarah_kane

Sarah Kane (3 februari 1971 – 20 februari 1999)

 

De Amerikaanse schrijver Richard Yates werd geboren op 3 februari 1926 in Yonkers, New York. Yates groeide op in een onstabiel gezin. Na de scheiding van zijn ouders hopte hij tijdens de Depressiejaren met zijn moeder en zusje van appartement naar appartement. Hij nam dienst, en werd naar Frankrijk gestuurd aan het eind van de oorlog. Nadat voor korte periode had gediend in de occupatie van Duitsland keerde hij terug naar Amerika, waar hij trouwde. Tijdens zijn diensttijd had hij TB opgelopen, en dankzij de uitkering die hij hiervoor kreeg, kon hij voor korte tijd terug naar Europa. Hier begon hij met het schrijven van verhalen. Eenmaal terug in de VS nam hij verschillende schrijftaken op zich, zoals redactiewerk voor de United Press en Remington Rand, en gaf hij les aan de New School. In 1959 scheidde hij van zijn vrouw, die de voogdij van zijn twee dochters kreeg. In 1961 werd zijn eerste roman gepubliceerd ‘Revolutionary Road’. In totaal schreef hij elf romans.

 

Uit: Revolutionary Road

 

„The final dying sounds of their dress rehearsal left the Laurel Players with nothing to do but stand there, silent and helpless, blinking out over the footlights of an empty auditorium. They hardly dared to breathe as the short, solemn figure of their director emerged from the naked seats to join them on stage, as he pulled a stepladder raspingly from the wings and climbed halfway up its rungs to turn and tell them, with several clearings of his throat, that they were a damned talented group of people and a wonderful group of people to work with.

“It hasn’t been an easy job,” he said, his glasses glinting soberly around the stage. “We’ve had a lot of problems here, and quite frankly I’d more or less resigned myself not to expect too much. Well, listen. Maybe this sounds corny, but something happened up here tonight. Sitting out there tonight I suddenly knew, deep down, that you were all putting your hearts into your work for the first time.” He let the fingers of one hand splay out across the pocket of his shirt to show what a simple, physical thing the heart was; then he made the same hand into a fist, which he shook slowly and wordlessly in a long dramatic pause, closing one eye and allowing his moist lower lip to curl out in a grimace of triumph and pride. “Do that again tomorrow night,” he said, “and we’ll have one hell of a show.”

They could have wept with relief. Instead, trembling, they cheered and laughed and shook hands and kissed one another, and somebody when out for a case of beer and they all sang unanimously, that they’d better knock it off and get a good night’s sleep.“

 

richardyates

Richard Yates (3 februari 1926 – 7 november 1992)