Rien Vroegindeweij, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog.

 

Encore Paris

I
We waren eerder op het plein van de wereld,
in de faubourg van de zwervers,
bij de soepbedeling van de jaren zestig.

Nu, samen gekomen uit het Noorden,
eten we in restaurants en geven fooien
aan dezelfde beelden van de obers,
die in de Tuilerieën werden ingevroren.

 

II
Blindelings lopen we er op af
(deze keer zonder slaapzak),
nieuwsgierigheid of het oude café
er nog is, – is zoals het was.

Maar nee, ook dat is opgeofferd
aan de toeristengolf.
De baas, de oude Rus Popoff
moet van ergernis zijn ontploft.

(Bijtijds de zaak verkocht,
om stil te leven op het kerkhof?)

 

III
Toen we eindelijk,
na zoveel reisjes naar Parijs,
besloten een blik

te slaan op Mona Lisa,
staarden we naar
een lege wand.

‘Elle est en vacances à Japon,’
deelde een suppoost ons mede.

Later vernamen we
van de Bond van Japanse
Invaliden, dat haar leden de kans
niet hadden gekregen
haar te zien.

Daar riep een suppoost langs
de loop van zijn stengun:

‘Zij moet blijven lachen,
dat is de kunst!’

(Hiharosjima?)

 

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Zendtijd

s Middags een commentaar, maar ’s avonds trekken
sterren over het scherm die sneller zijn verschenen
dan het spoor van gedachten. Ze openen en sluiten
deuren van dit systeem waarin wij ons uiterste best
doen, tot aan de ontkenning toe. Dan plotseling hurkt

’s nachts een uil op de vensterbank, en het is
een nieuwe situatie die in het nieuws niet
wordt genoemd. Iets moet je nu

zeggen. Alles opgeslagen. Je kunt ook proberen
wat gezegd wordt te variëren; In het archief staan mensen
klaar om het na te kijken. Of de zon breekt door
de nevel die ’s ochtends tussen de heuvels ligt,
en dat zou al de volgende dag zijn waar je
aan moet beginnen zonder de nieuwssituatie te kennen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog. 

 

De krant bij de hand

Daar ligt veertig treden laag de ochtendkrant
Te wachten. Opgevouwen wereldnieuws in het portaal
Terwijl ik langzaam en nieuwsgierig de trap afdaal
Door de brievenbus het weer bekijk, met in mijn hand

De krant – hetgeen mij vandaag al weer te weten staat –
Lezend en langzaam weer terugkeer op mijn schreden
Als een moegestreden heerser over veertig treden
Het nieuws over een ver land waar men geweld begaat

Een foto van een doorgeschoten vluchteling. Een ongeluk
Ergens is de mooiste vrouw van het hele land gekozen
Een man zijn hart en longen werden getransplanteerd

Voor de vierde keer. En morgen verkoopt men stuk
Voor stuk en niet in blikken maar in kartonnen dozen
Zijn armen en benen, die worden vandaag geamputeerd

 

Zoekaktie

Politiemannen kammen de hele woonwijk uit en
militairen zullen helpen zoeken naar het kind.
De spanning van de ouders of men het vindt.
De corpsen kunnen naar hun vrije weekend fluiten.

Het kind zit intussen rustig bij een oom en tante,
die van het drama, dat zich afspeelt, niets weten.
Ze vermoeden wel iets bij het avondeten,
maar omdat het kind er is, lezen ze die dag geen krant.

Eens was ik hoofdpersoon van grootscheepse aktie.
Dat ik zelf aan het zoeken was, dat wist men niet.
‘k Zat met een meisje verborgen op het havenhoofd.

Om het verschil in sexe te bestuderen, had ik beloofd
aan niemand iets te zeggen, anders deed ze het niet.
Ik verraadde, ’t bijna. O ’t scheelde maar een fraktie.

 

Maatstaf

hierbij retourneren wij u
de ons enige tijd geleden
ter publikatie gezonden bijdrage

wij stellen het op prijs
dat u uw werk aan ons hebt
willen voorleggen

tot opname van uw bijdrage
in een van de komende nummers
hebben wij echter niet kunnen
besluiten

onze beslissing is niet altijd
het gevolg van een negatieve beoordeling
van een inzending

de redakties van andere literaire
tijdschriften hebben op dit moment
wellicht
ruime mogelijkheden tot publikatie

las de dichter smorgens na het ontbijt
en piekerde boven zijn krant met welke
maatstaf wordt gemeten bij het toekennen
van subsidie aan de aardappelboeren.

 

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

TUINKRONIEK

Bomen snoeien, onttakken: zulke maatregelen
blijven niet zonder gevolgen. Je ziet nu wie
de honden over de weilanden drijft. wie halt houdt
en de ramen inspecteert. De reeën
trekken zich in het dichte bos terug. Was het

de zin van de hele actie? Je ziet, nu
ademen de viooltjes opgelucht. Tevoorschijn komt
het blauw van de hortensia. Herkenbaar wordt het gezicht
van de veldsteen. De schaduwzone ligt onthuld;
verlaten schuilplaatsen, lege verzetshaarden.

 

Vertaald door Frans Roumen

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog. 

 

Boymans

Als na kantoortijd het rosarium opleeft
van het gefluister in de bosjes,
spelen oudere heren verstoppertje.
Jongens vragen of u een vuurtje heeft.

Een sigaret tussen de lippen, onzeker
en op zwart zaad, in het bleke gezicht
van de betaalbare liefde, dat opflikkert
in het licht van een gouden aansteker.

Als ze weg zijn, de jongens, de meneren,
is het park donker en verlaten; de bladeren
van de bomen gaan pierewaaien over de sloot,
rond de beelden in de tuin van Boymans.

 

Toen de dijken braken 3

De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.
Zijn vader zette de kachel op tafel, zijn moeder
bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten.

Het wachten op het water. Het kwam als een groot grijs
monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein
over het braakland naar het huis waar hij woonde.

Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten
het monster steeg hoger en hoger, kwam de trap op.
Hij was bang. Zijn vader mat hoe hoog het kwam.

 

Small talk of a fat woman

De zee spoelt verhalen aan,
het land maakt ze: je hebt het zeker
wel in de krant gelezen van die man

die heeft zijn vrouw
hij kwam altijd dronken thuis
en toen is zij weggelopen

ze werkte als kapster en hij wist
ze kwam om zeven uur uit haar werk
en toen heeft hij haar

hij wou zijn eigen ook maar
dat is niet gelukt want hij ligt
in het ziekenhuis verlamd.

 

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Tabaksbladeren, dahlia’s

Waar zijn jullie allemaal… eeuwig die stemmen
van de bandrecorder. Gisteren regen, de onderste plaats in de tabel,
Regen vandaag, dat zou het nieuws van hier zijn als
iemand in Thessaloniki het wil het weten.
De dahlia’s
dommelen weg achter het hek; lang geleden las ik
dat het de dahlia’s van de opstand zijn. Destijds
aarzelden wij; de dagen begonnen somber, en wie
wilde vertrekken, nam de voorstadstrein
naar de voorstad.
Bijna alle fouten
hebben zich herhaald, ongeacht of er van methoden, kleren,
tekstsoorten en trainers gewisseld werd. ’s Avonds een cognac,
een gelijkspel misschien, in het nachtprogramma
het terugroepen van toen –
De dahlia’s
hebben tijd tot het vriest en gaan dan de kelder in
de knollen. Alles overleeft. De tabaksbladeren hingen
op zolder, en wakker liggend hoorden we geritsel, toen
de wind door het open dakraam blies.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog. 

Poëzie is voor mij een verhaal

Poëzie is voor mij het verhaal
Dat men mij vroeger vertelde
Van een man die op zijn zolder
Een vliegtuig van beton gebouwd had
En trots tegen iedereen zei
Dat het wel kon vliegen
Maar niet door het dakraam kon

 

Waarom ik geen journalist werd

Het waren eenvoudige mannen, arbeiders
in manchester pakken, weduwnaars,
ongetrouwde boerenknechten

en hier en daar als miskende intellectueel
een bleke letterzetter.
Ik luisterde ter hoogte van hun heupen

hoe ze hun eigen mythen schiepen
waarin een aardappel de gestalte
van een god kon aannemen,

kwade geesten in de gewassen huishielden
en de geschiedenis werd gepeld
als een ui die zoals bekend, geen kern heeft.

 

Bezoek

Niemand kwam er.
Hij werd steeds eenzamer
En alsmaar bekwamer
In het bewonen van zijn kamer.

De ramen groeiden dicht
Van vet en stof, geen zicht
Had hij nog op enig licht
Of schemering, een lichtgewicht

Werd hij, vel over been.
Een kapstok, zo ging hij heen.
Alleen en alleen en alleen.
Allang toen hij was heen –

Gegaan, ging plotseling de bel.
De buren riepen: Zie je wel,
Hij doet het toch, de bel!
En nu is hij niet thuis. Of wel?

 

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

Gedicht, heel vroeg

Om vijf uur ’s ochtends wekt me
het geluid van een enkel cirkelend vliegtuig;
Ik vecht nog steeds aan de randen
van slaap om de rest van een droom;
de vogels krijsen voordat het dreunen
begint van een land met volledige werkgelegenheid;
Verschrikkelijk wordt de zomer, gelukkig de buren
op stukken land vlakbij de snelweg;
sommigen hebben het opgegeven, voorbij
is de mooiste tijd en dat telt niet;
gisteravond hoorde ik mensen praten
in tuinen, geluiden van ouder worden;
vele jaren geleden ondervond ik na elke teleurstelling
de volgende, toen wist ik meer;
zo begint de dag, de Volkswagens snorren,
realiteit met de krant, ergens anders nog sneeuw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Rien Vroegindeweij, Jürgen Becker

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog. 

 

Het woord was water geworden

Het woord was water geworden
een woest kolkende zee zocht
de diepten van de polders
vulde de putten en wellen en trassen
in de slapende huizen en hoeven
steeg in de dorpen en gehuchten
drong in de stallen waar het vrezende
vee aan halsters en touwen rukte
muren stortten in, zolders en balken
raakten los van hun ankers, dreven
met mannen, vrouwen en kinderen
als wankele platbodems naar grijpbare
strohalmen en takken die als bedrieglijk
reddende handen omhoogstaken
uit de ontzaglijk ziedende vloed
die de aarde overspoelde.

 

Zomerhuis

Stil zijn en je laten horen
zoals de specht de kasten
van het bos laat kraken.

Of een raam openzetten
als een geheime lade
vol donkergroene bladeren.

Schuift de schaduw steeds
vroeger voor de ramen,
we zullen dit huis verlaten,

voedsel geven aan de aarde,
een boom worden, een kast
maken, de specht verdragen.

 

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Becker werd op 10 juli 1932 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Jürgen Becker op dit blog.

 

In het Rijnland. Aan de Oder

Geef hier, een vloeitje, tabak, het filter
de naoorlogse periode eindigt nooit. De dauw, de kou in de ochtend,
zo begint september, de september
van de citaten.

Je begrijpt … of ben je
te jong? Dan kun je kijken hoe
de geschiedenis verder gaat bij het zelf draaien, precies
de oude techniek

Overrijp zijn de peren. Landrover, een man.
De peren kletteren gewoon
op de kap wanneer hij de ladder plaatst en omhoog,
steeds hoger klimt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jürgen Becker (Keulen, 10 juli 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Henry Longfellow, Wole Soyinka, Rien Vroegindeweij, Isaak Babel, Scott Symons, Rebecca Salentin

Dolce fa niente

 

Parijs na de regen door Andrej Ostapchuk, 2019


Rain in Summer

How beautiful is the rain!
After the dust and heat,
In the broad and fiery street,
In the narrow lane,
How beautiful is the rain!
How it clatters along the roofs,
Like the tramp of hoofs
How it gushes and struggles out
From the throat of the overflowing spout!
Across the window-pane
It pours and pours;
And swift and wide,
With a muddy tide,
Like a river down the gutter roars
The rain, the welcome rain!
The sick man from his chamber looks
At the twisted brooks;
He can feel the cool
Breath of each little pool;
His fevered brain
Grows calm again,
And he breathes a blessing on the rain.
From the neighboring school
Come the boys,
With more than their wonted noise
And commotion;
And down the wet streets
Sail their mimic fleets,
Till the treacherous pool
Ingulfs them in its whirling
And turbulent ocean.
In the country, on every side,
Where far and wide,
Like a leopard’s tawny and spotted hide,
Stretches the plain,
To the dry grass and the drier grain
How welcome is the rain!
In the furrowed land
The toilsome and patient oxen stand;
Lifting the yoke encumbered head,
With their dilated nostrils spread,
They silently inhale
The clover-scented gale,
And the vapors that arise
From the well-watered and smoking soil.
For this rest in the furrow after toil
Their large and lustrous eyes
Seem to thank the Lord,
More than man’s spoken word.
Near at hand,
From under the sheltering trees,
The farmer sees
His pastures, and his fields of grain,
As they bend their tops
To the numberless beating drops
Of the incessant rain.
He counts it as no sin
That he sees therein
Only his own thrift and gain.
These, and far more than these,
The Poet sees!
He can behold
Aquarius old
Walking the fenceless fields of air;
And from each ample fold
Of the clouds about him rolled
Scattering everywhere
The showery rain,
As the farmer scatters his grain.
He can behold
Things manifold
That have not yet been wholly told,–
Have not been wholly sung nor said.
For his thought, that never stops,
Follows the water-drops
Down to the graves of the dead,
Down through chasms and gulfs profound,
To the dreary fountain-head
Of lakes and rivers under ground;
And sees them, when the rain is done,
On the bridge of colors seven
Climbing up once more to heaven,
Opposite the setting sun.
Thus the Seer,
With vision clear,
Sees forms appear and disappear,
In the perpetual round of strange,
Mysterious change
From birth to death, from death to birth,
From earth to heaven, from heaven to earth;
Till glimpses more sublime
Of things, unseen before,
Unto his wondering eyes reveal
The Universe, as an immeasurable wheel
Turning forevermore
In the rapid and rushing river of Time.

 

Henry Longfellow (27 februari 1807 – 24 maart 1882)
Portland, Maine. Wharf Street na de regen. Henry Longfellow werd geboren in Portland

 

De Nigeriaanse dichter, schrijver en voorvechter van democratie Akinwande Oluwole “Wole” Soyinka werd geboren op 13 juli 1934 in Abeokuta. Zie ook alle tags voor Wole Soyinka op dit blog.

Uit: Aké. The Years of Childhood

“The bedroom door opened and mother peeped in. Seeing me awake she entered, and was followed in by father. When I asked for Osiki, she gave me a peculiar look and turned to say something to father. I was not too sure, but it sounded as if she wanted father to tell Osiki that killing me was not going to guarantee him my share of iyan. I studied their faces intently as they asked me how I felt, if I had a headache or a fever and if I would like some tea. Neither would touch on the crucial question, so finally I decided to put an end to my suspense. I asked them what they had done with my dansiki.
‘It’s going to be washed,’ mother said, and began to crush a halftablet in a spoon for me to take.
‘What did you do with the blood?’
She stopped, they looked at each other. Father frowned a little and reached forward to place his hand on my forehead. I shook my head anxiously, ignoring the throb of pain this provoked.
‘Have you washed it away?’ I persisted.
Again they looked at each other. Mother seemed about to speak but fell silent as my father raised his hand and sat on the bed, close to my head. Keeping his eyes on me he drew out a long, ‘No-o-o-o-o.’
I sank back in relief. ‘Because, you see, you mustn’t. It wouldn’t matter if I had merely cut my hand or stubbed my toe or something like that – not much blood comes out when that happens. But I saw this one, it was too much. And it comes from my head. So you must squeeze it out and pump it back into my head. That way I can go back to school at once.’
My father nodded agreement, smiling. ‘How did you know that was the right thing to do?’
I looked at him in some surprise, ‘But everybody knows.’
Then he wagged his finger at me, ‘Ah-ha, but what you don’t know is that we have already done it. It’s all back in there, while you were asleep. I used Dipo’s feeding-bottle to pour it back.’
I was satisfied. ‘I’ll be ready for school tomorrow’ I announced.”

Wole Soyinka (Abeokuta, 13 juli 1934)


De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog. 

Onweer

Ik hou van de hete zon
die schittert op de rivier
en ik ben gek op de eerste
kou van de winter. Ik hou

van de zon die ondergaat
en zou, als ik de kans kreeg,
ook genieten van een kort
doch hevig bosbrandje. Ik hou

van mijn moeder die oud is
en na een godvruchtig leven
niet weet wat het worden zal,
de hel of de hemel. Ik lijk

op haar omdat mijn dochter
op haar lijkt. Maar ik maak
haar niet bang met het vuur
dat opstijgt rond de zondaars.

Noch vrolijk ik haar op
met het vooruitzicht op hemels
gezang: als zij mijn hand vast
houdt, durf ik voor het raam

te staan, als zij lacht om mijn
oud geloof dat God in de donder
spreekt, praat zij hem na
en zegt: boemdereboemboemboem.

 

Dierbaar

Niet de aap maar het paard
lijkt het meest op de mens,
als je ’t in de ogen kijkt.

Of sla de boeken erop na,
veldslagen, ontdekkingsreizen,
de melkboer in de straat.

Held van ’t wilde Westen,
ruilobject voor koninkrijken,
verlosser van de filosoof.

Hier en daar staat op een plein
in brons een krijgsheer op zijn paard,
– dat zou andersom moeten zijn.

Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Russische schrijver Isaak Emmanuïlovitsj Babel werd geboren in Odessa op 13 juli 1894. Zie ook alle tags voor Isaak Babel op dit blog.

Uit: De geschiedenis van mijn duiventil (Vertaald door Froukje Slofstra)

“In onze winkel zat een klant, een boer, zich besluiteloos het hoofd te krabben. Toen hij mij zag, liet mijn vader de boer achter en hij hoorde gretig, zonder enige scepsis, mijn verhaal aan. Hij riep de bediende om de winkel te sluiten en snelde naar de Sobornaja-straat om een pet met het schoolembleem voor mij te kopen. Mijn arme moeder kon me nauwelijks van die uitzinnige man wegrukken. Mijn moeder zag bleek op dat moment en peilde het lot. Ze aaide over mijn hoofd en duwde me dan weer vol weerzin weg. Ze zei dat de krant de namen publiceerde van de jongens die waren toegelaten tot het gymnasium en dat God ons zou straffen en de mensen ons zouden uitlachen als we voortijdig een schooluniform kochten. Mijn moeder zag bleek, ze peilde het lot in mijn ogen en keek naar me met bitter medelijden, als naar een kreupele, omdat alleen zij wist hoe ongelukkig onze familie was.
Alle mannen van ons geslacht waren te goed van vertrouwen en geneigd tot ondoordachte daden, we hadden nergens geluk in gehad. Mijn grootvader was ooit rabbijn geweest in Belaja Tserkov, hij was wegens godslastering verjaagd en had nog veertig jaar tumultueus en armoedig verder geleefd, vreemde talen gestudeerd, en vanaf zijn tachtigste zijn verstand verloren. Mijn oom Lev, de broer van mijn vader, had aan de jesjiva in Volozjin gestudeerd, was in 1892 weggelopen uit de militaire dienst en had de dochter ontvoerd van een intendant die in het militaire district Kiev diende. Oom Lev had die vrouw meegenomen naar Californië, naar Los Angeles, had haar daar in de steek gelaten en was gestorven in een dubieus huis, tussen negers en Maleiers. Na zijn dood stuurde de Amerikaanse politie ons zijn erfenis uit Los Angeles: een grote hutkoffer, beslagen met bruine ijzeren banden. In die koffer zaten halters, lokken vrouwenhaar, mijn grootvaders talliet, zweepjes met vergulde handgrepen en bloementhee in met goedkope parels versierde kistjes. Van de hele familie waren alleen mijn krankzinnige oom Simon, die in Odessa woonde, mijn vader en ik over. Maar mijn vader was te goed van vertrouwen, hij beledigde de mensen met zijn uitgelaten, idolate onthaal, dat vergaven ze hem niet en ze bedrogen hem. Mijn vader geloofde derhalve dat zijn leven werd geregeerd door een kwade genius, een ondoorgrondelijk wezen dat hem achtervolgde en in niets op hem leek. En dus was ik voor mijn moeder de enige die overbleef van onze hele familie.”

Isaak Babel (13 juli 1894 – 27 januari 1940)
De Potjomkintrappen in Odessa


De Canadese schrijver Scott Symons werd geboren op 13 juli 1933 in Toronto. Zie ook alle tags voor Scott Symons op dit blog.

Uit: Place d’Armes

“To rest a moment … slowly it focused him … drew him out again — he heard the thunder of the candles … and again his eardrums were probed and penetrant — again he lost his male maidenhead … he reeled, held tight, and then relented … gave himself to the verity … and as he did he felt his eyes palped by the entrelacings of the gilt pillars .. and he followed the line of gold, up to the gold florescence under the balcony — to the scallopings of wood frieze … and he knew that he had to abandon himself to this … had to give to this — give himself to this. There was no other viable alternative. No other way — not out — but in. No other truth. Everything else was shadow. … for a moment the veil dropped again — threatened to drop — he tried to make his eye bounce back off the entrelacs … briefly he succeeded — yet he knew that if the veil did drop, he was lost — that once again he was still-born…. He looked back at the writhings of the gold … and as his eye turned to them, they shot in, under his guard, before he even knew what had happened … shot into him, writhing and convulsing — the candles raged in him — again he tried to close down — to shut out this realization … but now it was too late, gloriously, with absolute finality, too late … his whole body soared from the pew — followed his eyeballs in with the entrelacings … the roof lifted and he was adrift absolutely, afloat … no longer was there any question of details, of itemization — all that had gone now … he was confounded in utter conjugation with the body of the Church — it was militant in him. He turned — and staggered out … the Place d’Armes was outrageously alive in him … detonating everywhere, everything, in a profusion of knowledge … suddenly every detail was searingly evident — each outline blared in him, and the mass of the square raged in him … he saw the beaver again … and as he did heard the thunder of the candles … his throat swole, his eyes blazed … ca creve les yeux, Pierre had said — he was right — it stabbed your eyes out … no in … stabbed his eyes back in…. He was haemorrhaging now … could feel the stream of blood blurting from him … hideously alive…. La Place….The Place … he could see the Place … he started to shout … “La Place … it’s there … don’t you see … La Place … Look….” And he started to run toward the statue of Maisonneuve … and his run became a dance, his whole body vibrant, like the dancers in the nightclub, like the old High Altar by Quevillon in the Church, that was (he knew it now) the same altar as in his dream at home, as sideboard of hospitality, like the commode in the Flesh Market, like the sternum of the Lesser Sphinx … out into La Place, grasping Holy Host to place it in the very centre of La Place.”

Scott Symons (13 juli 1933 – 23 februari 2009)
Toronto 


De Duitse schrijfster Rebecca Salentin werd geboren op 13 juli 1979 in Eschweiler. Zie ook alle tags voor Rebecca Salentin op dit blog.

Uit: Hintergrundwissen eines Klavierstimmers

„Die Übelkeit müsse wohl eine Form der Vorahnung gewesen sein. Denn noch nie war das Gewissen so hinterrücks über den Klavierstimmer hergefallen wie an jenem Tag. Jahrelang hatte Kazimierz das Gefühl der Scham mit sich herumgetragen, ohne zu wissen, wofür er sich schämte. In den letzten Tagen hatte er sich eingestanden, dass es die Mitwisserschaft war, die ihm ein Dauergefühl der Scham verursachte, dass ihm davon übel wurde. Dazu war eine Macke, ein Tick gekommen, den er sich selbst nie hatte erklären können: Wo immer er auch ging oder stand, was immer er auch tat, ständig sah der Klavierstimmer sich fallen, ausrutschen, stürzen und seinen Kopf auf Kanten knallen. Er sah sich, wie er sich den Schädel an Klavieren und Flügeln stieß, er sah sich auf Bordsteinkanten stürzen, wo sein Kopf blutig aufschlug. Er sah sich auf Treppen ausrutschen, den Hinterkopf hart auf den Stufen aufprallen, er sah sich gegen die Straßenbahnwagen laufen, deren Elektrizität ihm immer noch Angst einjagte, obwohl sie schon seit einigen Jahren die pferdebetriebene ersetzte, und sah seinen Kopf von der Härte des Aufpralls aus Nacken und Genick reißen. Fuhr er doch einmal mit der Straßenbahn, klammerte er sich mit schwitzigen Handflächen an die Metallstangen, dass es in den Kurven nur so quietschte, damit er nicht bei jeder Station den Halt verlöre und mit dem Kopf gegen Holzbänke, heruntergeklappte Fenster oder andere Passagiere stoße. Tischkanten musste er umklammern, um vor einer Kollision mit ihnen gefeit zu sein. Wenn er abends zu Bett lag und die Termine des nächsten Tages ordnete oder Vergangenes Revue passieren ließ, so sah er sich jedes Mal in dem Moment, in dem er das Wort ergriff, um seine eigene Meinung kundzutun, keine streitende oder rechthaberische, nein, nur seine ganz persönliche Meinung, in dem Moment, wo die Worte aus seinem Mund kamen und die Gesichter sich ihm zuwandten, sah er sich stürzen. Es reichte schon der Gedanke daran, Lieba oder Dawid um ein Brot zu bitten, und er sah seinen Kiefer auf ihre Verkaufstheke krachen, dass seine restlichen Zähne zersplitterten. Nie war eine dieser schmerzvollen Visionen Wirklichkeit geworden, er kannte andere seines Alters, die wirklich stürzten und fielen, er hatte sich jedoch, aus Angst vor dem Sturz, einen langsamen tastenden Gang angewöhnt. Er war immer sehr aufmerksam, besah jeden Schritt seiner Wege genau, schätzte alle Gefahren im Umkreis von einigen Metern mit den Augen ab, bevor er sich ein Gefühl der Entspannung zugestand. An diesem Nachmittag, in Karols Stube, hatte er sich gefragt, ob es die Ereignisse im dwór, zwanzig Jahre zuvor, gewesen waren, die ihm derart den Boden unter den Füßen wegzogen.“

Rebecca Salentin (Eschweiler, 13 juli 1979)
Cover


Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2018 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 2 en ook deel 3.

Onweer (Rien Vroegindeweij)

 

Dolce far niente

 

 
Approaching Storm on Beach near Newport
door Martin Johnson Heade, ca. 1861 – 1862

 

Onweer

Ik hou van de hete zon
die schittert op de rivier
en ik ben gek op de eerste
kou van de winter. Ik hou

van de zon die ondergaat
en zou, als ik de kans kreeg,
ook genieten van een kort
doch hevig bosbrandje. Ik hou

van mijn moeder die oud is
en na een godvruchtig leven
niet weet wat het worden zal,
de hel of de hemel. Ik lijk

op haar omdat mijn dochter
op haar lijkt. Maar ik maak
haar niet bang met het vuur
dat opstijgt rond de zondaars.

Noch vrolijk ik haar op
met het vooruitzicht op hemels
gezang: als zij mijn hand vast
houdt, durf ik voor het raam

te staan, als zij lacht om mijn
oud geloof dat God in de donder
spreekt, praat zij hem na
en zegt: boemdereboemboemboem.

 

 
Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)
Middelharnis, haven

 

Zie voor de schrijvers van de 28e juli ook mijn twee blogs van 28 juli 2017 en ook mijn blog van 28 juli 2011 deel 2.  

Rien Vroegindeweij

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Vroegindeweij verhuisde op achttienjarige leeftijd vanuit Middelharnis naar Rotterdam, waar hij een belangrijk onderdeel van het culturele leven werd. Hij beschreef de stad en haar culturele leven in de dagbladen Het Vrije Volk, het Rotterdams Dagblad, NRC Handelsblad en vele tijdschriften. In 2006 ontving hij van de stad Rotterdam de Erasmusspeld en in 2007 won hij de Anna Blaman Prijs. Een keuze uit de gedichten 1973-2009 verscheen in 2009 onder de titel “Later wordt alles echter” bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Bij deze bundel zit ook een dvd met de biografische documentaire “Gaandeweg”, gemaakt door Victor Vroegindeweij.

 

De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.

De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.
Zijn vader zette de kachel op tafel, zijn moeder
bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten.

Het wachten op het water. Het kwam als een groot grijs
monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein
over het braakland naar het huis waar hij woonde.

Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten
het monster steeg hoger en hoger, kwam de trap op.
Hij was bang. Zijn vader mat hoe hoog het kwam.

 

Boek

Toen ik nog geen boeken had
hadden wij één boek.
Het boek der boeken heette dat,
het was geen pocketboek.

Het was een heel dik boek,
dat in een zwarte omslag
als een baksteen op de hoek
van de schoorsteenmantel lag.

Het bindwerk was versleten,
de rug van leesgenot gekromd,
de bladen vet van ’t vette eten.

Het las daar als een dam,
hoe hoog de kachel ook stond,
het vatte nooit eens vlam.

 

Rien Vroegindeweij 2
Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)