Robert Harris, Günter Kunert

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: Dictator (Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen)

“Ik herinner me hoe de kreten van Caesars oorlogsbazuinen ons achtervolgden over de duisterende velden van Latium — hun smachtend, jammerend gehuil, als van bronstige dieren — en hoe, toen ze verstomden, enkel nog het geschuifel klonk van onze schoenen op de ijzige weg, en onze wilde, hijgende adem.
Voor de onsterfelijke goden was het onvoldoende dat Cicero werd bespuwd en verguisd door zijn medeburgers; onvoldoende dat hij midden in de nacht van de haard en altaren van zijn familie en voorvaderen werd verdreven, onvoldoende zelfs dat hij terwijl wij te voet van Rome wegvluchtten omkeek en zijn huis in vlammen zag opgaan. Zij vonden het noodzakelijk aan al deze kwellingen nog een laatste hand te leggen: dat hij gedwongen was aan te horen hoe het leger van zijn vijand het kamp op het Marsveld opbrak
Hij was de oudste van ons gezelschap, maar Cicero hield gelijke tred met de rest. Onlangs nog had hij het leven van Caesar in de palm van zijn hand gehouden. Hij had het kunnen vermorzelen als een ei. Maar nu was hun beider fortuin volkomen gekeerd. Terwijl Cicero naar het zuiden vluchtte om aan zijn vijanden te ontsnappen, marcheerde de bereider van zijn ondergang naar het noorden om beide Gallische provincies onder zijn gezag te brengen.
Hij liep met gebogen hoofd, zwijgend, en ik vermoedde dat hij te zeer vervuld was van wanhoop om te spreken. Pas bij het aanbreken van de dag, toen we met onze paarden samenkwamen bij Bovillae en klaarstonden voor het tweede deel van onze vlucht, bleef hij staan, met zijn voet in de deuropening van zijn rijtuig en zei plots: ‘Denk je dat we terug moeten gaan?’
Die vraag overviel me. ‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Ik heb er niet over nagedacht.’
“Nou, denk er dan nu dan maar over na. Waarom vluchten we uit Rome weg?”
“Vanwege Clodius en zijn bende.”
“En waarom is Clodius zo machtig?”
“Omdat hij tribuun is, en wetten tegen u kan aannemen.”
“En wie heeft het mogelijk gemaakt dat hij tribuun kon worden?”
Ik aarzelde. “Caesar.”
“Precies. Caesar. Dacht je dat het toeval was dat die man precies op dat moment naar Gallië is vertrokken? Natuurlijk niet! Hij heeft gewacht tot zijn spionnen hem meldden dat ik uit de stad was vertrokken, en pas daarna beval hij zijn leger te vertrekken. Waarom? Ik heb steeds aangenomen dat hij Clodius heeft gepromoveerd om mij te straffen, omdat ik me tegen hem had uitgesproken. Maar wat als zijn werkelijke doel al die tijd was mij uit Rome te verdrijven? Wat is dat voor list dat hij zeker moeten weten dat ik weg ben voordat hij ook vertrekken kan?”

 

Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ookalle tags voor Günter Kunert op dit blog.

 

NOTITIES IN KRIJT

1

Neergezet op het gesternte
van onze pijn
als barak. Maar sterker dan welk fort dan ook
en permanenter. Blootgesteld
aan het bitterste weer. Eeuwig voorlopig:
ik.

2

Doorgansstation
voor gevoelens, gedachten, dromen.
Na een kort verblijf
steeds weer leeg en verlaten
het treinstation van mijn angstige mijn hopeloze
gebeente:
Omhoog gewerveld
zinken terug op de versteende grond
de asvlokken, ooit levend en verwant aan
dezelfde
die elke dag zijn huid riskeert
en niet naar de prijs vraagt.

3

Voor wie
zes miljoen doden een getal is
zoals zes miljoen mark
zoals zes miljoen sterren
zoals zes miljoen conservenblikjes
altijd dezelfden
die het hoofd schudden en de schouders ophalen
over degene die mijn naam
onthult:

Die ronddwaalt
tussen allen die niemand kan begraven
met een gedienstige hand
geen handlanger van deze planeet op deze
planeet:

Omdat de korst uit vergeten
nog steeds te dun en
te levend de vlijtige moordenaars zijn
nog en nog altijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Kunert (6 maart 1929 – 21 september 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2021 en ook mijn blog van 7 maart 2019 en ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Robert Harris, Günter Kunert

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: De tweede slaap (Vertaald door Rogier van Kappel)

“Laat op dinsdagmiddag 9 april van het Jaar Onzes Herrezen Heren 1468 was in dat oeroude gebied in het zuidwesten van Engeland dat al sinds de Saksische tijd bekendstaat als Wessex, een eenzame reiziger te zien die zich te paard een weg zocht over de woeste heide. Mocht er een zorgelijke blik in zijn ogen liggen, dan kunnen we hem nageven dat hij daar goede redenen toe had. Er was al meer dan een uur verstreken sinds hij voor het laatst een levende ziel had gezien. De zonsondergang zou niet lang meer op zich laten wachten en als hij na de avondklok buitenshuis werd aangetroffen, riskeerde hij een nacht in de cel. In het marktplaatsje Axford had hij halt gehouden om de weg te vragen. Voor een herberg had een groepje ongure mannen zitten drinken onder een uithangbord met een geschilderde zwaan erop. Nadat ze onderling wat hadden zitten ginnegappen over zijn rare accent en de spot met hem hadden gedreven omdat hij zo deftig praatte, hadden ze hem verzekerd dat hij om zijn bestemming te bereiken alleen maar rechtdoor hoefde te rijden, de ondergaande zon tegemoet. Maar nu begon hij te vermoeden dat ze een flauwe grap met hem hadden uitgehaald, want zodra hij de hoge muren van de stadsgevangenis was gepasseerd, waar drie geëxecuteerde misdadigers rottend in een ijzeren kooi hingen, en hij de rivier was overgestoken en het open land was binnengereden, waren er zware wolken komen opzetten aan de westelijke hemel, die de ondergaande zon volkomen aan het oog onttrokken. Achter hem was de hoge spits van de kerktoren van Axford allang weggezakt achter de horizon. Voor zich zag hij hoe de weg zich met vele bochten en glooiingen tussen de donkere, verlaten boshellingen en met gele brem doorschoten heidevelden door kronkelde en uiteindelijk verloren ging in de sombere duisternis. En toen werd het plotseling doodstil, op de manier die in deze contreien vaak voorafging aan een weersomslag. Alle vogels zwegen, ook de wouwen die hem met hun hoge gekrijs, dat zo slecht bij deze grote rode vogels leek te passen, mijlenver hadden achtervolgd. Kille, grauwe mistflarden kwamen aanzweven over de verlaten heide en wikkelden zich om hem heen, en voor het eerst sinds hij die ochtend op pad was gegaan, voelde hij de behoefte om te bidden tot de heilige van zijn naamdag, die met het kindje Jezus op zijn rug het water was overgestoken. Een tijdje later liep de weg een boshelling op. Terwijl hij steeds verder omhoog reed, ging de weg over in iets wat nauwelijks meer was dan een karrenspoor — een paar bruine voren in de aarde, met wat lukraak eroverheen gesmeten scherven blauwe leisteen en geel grind, aan alle kanten omspoeld door het wegstromende regenwater. Van de steile helling aan weerszijden van het pad rees de geur op van wilde kruiden — longkruid, citroenmelisse, look zonder look — en de takken hingen zo laag over de weg dat hij zich moest bukken en ze met zijn arm van zich af moest houden, waardoor er nog meer koud water op zijn hoofd plensde en in zijn mouw droop.”

 

Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ookalle tags voor Günter Kunert op dit blog.

 

Zondagmorgen

Een fazant rent opgewonden
door de tuin, met een boodschap
voor zijn soortgenoten wellicht: Pas op
voor de jager! Maar die
kent de voortvluchtige en zijn
hulpeloos fladderende signalen, zijn
disharmonische laatste roep voor
de laatste metamorfose
hem inhaalt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Kunert (6 maart 1929 – 21 september 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2021 en ook mijn blog van 7 maart 2019 en ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Robert Harris, Günter Kunert

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: Imperium (Vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen)

“Mijn naam is Tiro. Zesendertig jaar lang was ik de privésecretaris van de Romeinse staatsman Cicero. In het begin was dit spannend, toen verbijsterend, vervolgens zwaar en ten slotte uitermate gevaarlijk. In die jaren heeft hij waarschijnlijk meer tijd met mij doorgebracht dan met enige andere persoon, inclusief zijn eigen gezin. Ik was aanwezig bij zijn privé-bijeenkomsten en bracht zijn geheime berichten over.
Hij dicteerde me zijn redevoeringen, zijn brieven, zijn literaire werken en zelfs zijn gedichten: zulk een woordenvloed dat ik wat algemeen bekendstaat als het stenoschrift moest uitvinden om de stroom
bij te kunnen houden, een systeem dat nog steeds wordt gebruikt om de debatten van de senaat op te tekenen en waarvoor mij onlangs een bescheiden uitkering is toegekend. Dit, samen met een paar legaten en de barmhartigheid van vrienden, is voldoende om in mijn oude dag te voorzien. Ik heb weinig nodig. Oude mensen leven van de lucht en ik ben erg oud, bijna honderd, zo wordt mij althans verteld.
In de decennia na zijn dood werd me vaak gevraagd, meestal op fluistertoon, hoe Cicero nu echt was geweest, maar ik heb mij daar nooit over uitgelaten. Hoe kon ik weten wie een regeringsspion was
en wie niet? Elk moment verwachtte ik te worden geëlimineerd. Maar aangezien mijn leven bijna ten einde is, en aangezien ik niets meer vrees – zelfs marteling niet, want ik zou vrijwel meteen bezwijken onder de handen van de carnifex of zijn assistenten – heb ik besloten dit werk aan te bieden als mijn antwoord. Het is gebaseerd op mijn geheugen en op de documenten die ik in beheer heb gekregen. Omdat mij onvermijdelijk nog maar weinig tijd is gegund, ben ik van plan het snel te schrijven, met behulp van mijn stenosysteem, op een twintigtal kleine rollen van het fijnste papier – niets minder dan Hieratica – dat ik geruime tijd voor dit doel heb opgespaard. Ik vraag op voorhand
vergiffenis voor al mijn fouten en stilistische gebreken. Ik bid ook tot de goden dat ik het einde bereik voor mijn eigen einde gekomen is.
Cicero’s laatste woorden aan mij waren een verzoek om de waarheid over hem te vertellen en dat is wat ik zal proberen te doen. Als hij niet altijd naar voren komt als een toonbeeld van deugd, dan zij het zo. Macht brengt een man een hoop weelde, maar een paar schone handen behoort daar zelden toe.”

 

Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Günter Kunert werd geboren op 6 maart 1929 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Günter Kunert op dit blog.

 

Theatrum mundi

Ophelia drijft dagelijks
Aan je voorbij. De ene Hamlet
na de andere bloedt dood
De rest is erger
dan zwijgen
want huichelarij. Je ontmoet ze elke dag
broer je broers
uit het de Klassieken
en de klacht van Faust
bevat het oude nieuwe lijden
van iemand die zichzelf verkocht.
De wijze Nathan
heeft zijn plicht volbracht, gedaan
wat moest en is verbrand.
Geeft niets! Het publiek
bedenkt zelf wel nieuwe joden.
Alleen jij en ik
bevuild met angst en medelijden
van alle drama’s
ervaren niets anders dan dat
wij de edelfiguranten zijn
voorbij de woorden
die ons niemand gaf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Günter Kunert (6 maart 1929 – 21 september 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2021 en ook mijn blog van 7 maart 2019 en ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Robert Harris, Paul Hetherington

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: Conclaaf (Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre)

“De kardinaal stak zijn kin in de lucht: zijn masker als hij onder de mensen was. De deuren gingen open. Een dik gordijn van donkere pakken spleet in tweeën om een doorgang voor hem te maken. Hij hoorde een van de beveiligingsagenten in zijn mouw fluisteren: ‘De deken is aangekomen.’
Op de overloop stonden in een schuine lijn voor de pauselijke suite drie nonnen van de Liefdezusters, die elkaars hand vasthielden en huilden. Aartsbisschop Woźniak, de prefect van het Pauselijk huis, kwam hem tegemoet. Achter zijn stalen bril waren zijn vochtige, grijze ogen gezwollen. Hij hief zijn handen in de lucht en zei hulpeloos: ‘Eminentie…’
Lomeli legde zijn handen op de wangen van de aartsbisschop en drukte zacht. Hij voelde de stoppelkin van de jongere man. ‘Janusz, met jouw aanwezigheid was hij erg gelukkig.’
Een andere bodyguard – of misschien was het een begrafenisondernemer; beide beroepen kleedden zich nagenoeg hetzelfde – hoe dan ook, een andere persoon in het zwart deed de deur naar de suite open.
De kleine zitkamer en nog kleinere slaapkamer erachter stonden vol mensen. Toen Lomeli achteraf een lijst opstelde kwam hij tot meer dan twaalf namen van aanwezigen, de beveiliging niet meegerekend – twee artsen, twee privésecretaressen, aartsbisschop Mandorff, die het hoofd was van het Bureau voor de liturgische vieringen van de paus, minstens vier priesters van de Apostolische
kamer, Woźniak, en natuurlijk de vier hoogste kardinalen van de katholieke Kerk: Aldo Bellini, minister van Buitenlandse Zaken; Joseph Tremblay, de kamerheer of ‘camerlengo’ van de Heilige Stoel; Joshua Adeyemi, kardinaal-grootpenitentiarius of hoogste biechtvader; en hijzelf, als deken van het college van kardinalen. In zijn ijdelheid had hij gedacht als eerste opgeroepen te zijn; in de praktijk was hij de laatste, zag hij nu.
Hij liep achter Woźniak aan naar de slaapkamer, die hij voor het eerst van binnen te zien kreeg. Tot dan toe waren de grote dubbele deuren altijd dicht geweest. Het pauselijke bed, dat uit de renaissance stamde, stond met het voeteneind naar de zitkamer; er hing een crucifix boven. Het bed was vierkant, van hoogglanzend eikenhout, en veel te groot voor de kamer; die er bijna geheel
door in beslag werd genomen. Het zorgde voor het enige vleugje pracht en praal in de suite. Bellini en Tremblay zaten met gebogen hoofd geknield naast het bed. Hij moest over hun kuiten stappen om bij de kussens te komen, waar de paus een beetje rechtop was gezet; zijn lichaam lag verborgen onder de witte sprei en zijn handen waren gevouwen op zijn borst boven zijn sobere ijzeren borstkruis.”

 

Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Australische dichter en academicus Paul Hetherington werd geboren op 6 maart 1958 in Rose Park, Adelaide. Zie ook alle tags voor Paul Hetherington op dit blog.

 

Grootvader

Hij kende alle betekenissen in zijn woordenboek
en borg elk daarvan op afstand weg
als gekoesterde glinsteringen van metaal die een kind bewaart –
hij gebruikte ze om zijn kinderen mee te verrassen in hun spel.

Hij wierp een blik van tafelblad naar bezoeker –
de krant een parate afwijzing om te praten-
en verborg een ingewikkelde donkere geschiedenis,
in geen gesprek ooit aangesneden: een leven

dat de dood al vroeg kende en in het reine gekomen was
met mislukte hoop: de complexiteit van woorden die
zijn ballingschap verzoetten, hem troost gaven
en het eigendomsrecht van betekenissen dat hij kon houden,
een persoonlijke waardigheid, de welsprekendheid
van reeds lang gedefinieerde woorden in het woordenboek.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Hetherington (Adelaide., 6 maart 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2019 en ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Abe Kōbō, Reinhard Kaiser, Manfred Gregor, Jan Frederik Helmers, Alessandro Manzoni

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

Uit: The Rules of Attraction

“FALL, 1985 and it’s a story that might bore you but you don’t have to listen, she told me, because she always knew it was going to be like that, and it was, she thinks, her first year, or, actually weekend, really a Friday, in September, at Camden, and this was three or four years ago, and she got so drunk that she ended up in bed, lost her virginity (late, she was eighteen) in Lorna Slavin’s room, because she was a Freshman and had a roommate and Lorna was, she remembers, a Senior or a Junior and usually sometimes at her boyfriend’s place off-campus, to who she thought was a Sophomore Ceramics major but who was actually either some guy from N.Y.U., a film student, and up in New Hampshire just for The Dressed To Get Screwed party, or a townie. She actually had her eye on someone else that night: Daniel Miller, a Senior, a Drama major, only a little gay, with blond hair, a great body and these amazing gray eyes, but he was seeing this beautiful French girl from Ohio, and he eventually got mono and went to Europe and never finished his Senior year. So this guy (she doesn’t even remember his name now – Rudolph? Bobo?) from N.Y.U. and her were talking under, she remembers this, a big poster of Reagan that someone had drawn a moustache and sunglasses on, and he was talking about all these movies, and she kept telling him that she’d seen all these movies even though she hadn’t, and she kept agreeing with him, with his likes, with his dislikes, all the time thinking that he might not be a Daniel Miller (this guy had spiky blueblack hair, paisley tie, and, unfortunately, the beginnings of a goatee) but was still cute enough, and she was sure she was mispronouncing all these filmmakers’ names, remembering the wrong actors, naming the wrong cinematographers, but she wanted him and she could see that he was looking over at Kathy Kotcheff, and she was looking back at him and she was getting incredibly smashed and kept nodding and he went over to the keg to get them some more beer and Kathy Kotcheff, who was wearing a black bra and black panties complete with garter belt, started talking to him and she was getting desperate. She was going to go over and drop some names, mention Salle or Longo, but felt it would be too pretentious, so she walked up behind him and simply whispered that she had some pot in her room, even though she didn’t but hoped that Lorna did and so he smiled and said that seemed like a good idea. On the way up the stairs she bummed a cigarette that she was never going to smoke from someone and they went to Lorna’s room. He closed the door and locked it. She turned the light on.”

 

 
Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)

 

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Zie ook alle tags voor Robert Harris op dit blog.

Uit: Conclaaf (Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre)

“In het gastenverblijf hing een sobere, antiseptische sfeer, als in een privékliniek. Meer dan tien priesters stonden verspreid in de witmarmeren hal, van wie er drie in kamerjas waren. Ze hadden een verbijsterde blik in de ogen, alsof er brandalarm had geklonken en ze niet precies wisten wat de regels waren om daarop te reageren. Lomeli aarzelde toen hij op de drempel stond, voelde iets in zijn linkerhand en zag dat hij zijn rode kalotje omklemde. Hij kon zich niet herinneren dat te hebben meegepakt. Hij vouwde het open en legde het op zijn hoofd. Zijn haar voelde enigszins vochtig.
Een Afrikaanse bisschop probeerde hem op weg naar de lift staande te houden, maar Lomeli knikte hem enkel toe en liep door. Het duurde eindeloos voordat de lift verscheen. Hij had de trap moeten nemen. Maar hij was te veel buiten adem. Hij voelde de blikken van de anderen in zijn rug. Hij zou iets moeten zeggen. Daar was de lift. De deuren schoven open. Hij keerde zich om en stak een zegenende hand omhoog. ‘Bidden,’ zei hij.
Hij drukte op de knop voor de tweede verdieping; de deuren gingen dicht en hij begon omhoog te gaan. Als het Uw wil is om hem bij U te roepen en mij achter te laten, geef me dan ten minste de kracht om een toeverlaat voor anderen te zijn.
In de spiegel zag zijn ingevallen gezicht onder het gele licht er grauw en vlekkerig uit. Hij snakte naar een teken, naar een ingeving die kracht gaf. De lift kwam met een ruk tot stilstand, maar zijn maag leek te blijven stijgen; hij moest de metalen leuning vastgrijpen om zijn evenwicht te hervinden. Hij herinnerde zich hoe hij in de begintijd van het pausdom van de Heilige Vader precies in diezelfde lift had gestaan en dat er twee al wat oudere monseigneurs instapten. Overweldigd door de lijfelijke aanwezigheid van Christus’ vertegenwoordiger op aarde vielen ze meteen op hun knieën, waarop de paus in de lach schoot en zei: ‘Maakt u zich geen zorgen, sta op, ik ben gewoon een oude zondaar, niet beter dan u beiden…”

 

 
Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Theobaldy werd geboren op 7 maart 1944 in Straatsburg. Zie ook alle tags voor Jürgen Theobaldy op dit blog

Uit: Aus nächster Nähe

„Der Himmel hing tief, seit Tagen schon, die Wolkendecke war grau, verwischtes Marmor kurz vor Silvester, und bevor es richtig hell werden konnte, dämmerte es von neuem. Kachelofenniederschlag, ein nordisch fahles Nachleuchten, unter dem Richard diesmal einfach mitgetrottet war, ins Kaufhaus der vier Winde, so nannte Gunter das KaDeWe seit den Breschen in der Mauer. Ganz oben, zwischen den Delikatessen, musste man, wie Gunter ihn einführte, die volle Tüte im Auge behalten, wenn man seinen Fischzug mit einem Prosecco an der Bar beschloss, und Richard stand daneben, als Gunter das Angebot in den Regalen musterte, wählerisch, als hätte er sonst selten die Wahl, auf seiner Suche nach Beigaben für einen safranbeseelten Risotto. An solchen Tagen, an denen Richard, höchstens neugierig auf das Staunen der Ankömmlinge vor den luxuriösen Glanzlichtern im Westen, sich derart treiben ließ, traf er meistens auf ein Gesicht aus früheren Versammlungen und vollgequalmten, inzwischen verödeten Kneipen: Zufälle, die ihm als unvermeidliche fast berechenbar schienen.
Deshalb hielt Richard eine persönliche Statistik für möglich, nur fehlte ihm der Abstand, sie einzusehen, und er wollte keine statistische Größe sein. Das gab er an der Bar weiter, als er dort auf Plettner stieß, den Pletti, seit gut zehn Jahren nicht mehr gesehen, den nachlässigen Volkswirtschaftler damals im Studentenheim, draußen neben den Mais- und Rübenfeldern am Rand von Heidelberg, wohin Richard so oft gefahren war. Das Zimmer von Mona war auf demselben Stockwerk wie Plettners Zimmer gelegen, und ein paar Semester später war Pletti, heute rotbäckiger Enddreißiger mit börsennotierten Interessen, wie Richard schien, früher jedoch an revolutionären Umtrieben interessiert, allzu oft bei Mona in der Wohngemeinschaft aufgetaucht; ja er war ihr sogar ein enger Vertrauter geworden, vorsichtig gesagt, und eigentlich freute sich Richard, dass er wenigstens ihn wieder vor sich sah. Die Hand halb verlegen, halb gönnerhaft ihm auf der Schulter, fühlte Richard sich selbst, zu Recht, wie ihm sofort überlief, gönnerhaft behandelt, doch er musste nach Mona fragen, ganz egal, was Plettner dazu durch den Kopf ginge. »Die Mona«, wiederholte Plettner, »die soll ja lange in Säo Paulo gewesen sein und dort im Labor gearbeitet haben.« »Also hal- sie ihrenlAbschluss nicht umsonst gemacht.”

 

 
Jürgen Theobaldy (Straatsburg, 7 maart 1944)
Cover

 

De Franse schrijver Georges Perec werd geboren op 7 maart 1936 in Parijs. Zie ook alle tags voor Georges Perec op dit blog.

Uit: Les choses

« Pouvez-vous me décrire un homme qui aime les pâtes? Que pensez-vous de votre machine à laver? Est-ce que vous en êtes satisfaite? Est-ce qu’elle ne mousse pas trop? Est-ce qu’elle lave bien? Est-ce qu’elle déchire le linge? Est-ce qu’elle sèche le linge? Est-ce que vous préféreriez une machine à laver qui sécherait votre linge aussi? Et la sécurité à la mine, est-elle bien faite, ou pas assez selon vous? (Faire parler le sujet: demandez-lui de raconter des exemples personnels; des choses qu’il a vues; est-ce qu’il a déjà été blessé lui-même? comment ça s’est passé? Et son fils, est-ce qu’il sera mineur comme son père, ou bien quoi?)
Il y eut la lessive, le linge qui sèche, le repassage. Le gaz, l’électricité, le téléphone. Les enfants. Les vêtements et les sous-vêtements. La moutarde. Les soupes en sachets, les soupes en boîtes. Les cheveux: comment les laver, comment les teindre, comment les faire tenir, comment les faire briller. Les étudiants, les ongles, les sirops pour la toux, les machines à écrire, les engrais, les tracteurs, les loisirs, les cadeaux, la papeterie, le blanc, la politique, les autoroutes, les boissons alcoolisées, les eaux minérales, les fromages et les conserves, les lampes et les rideaux, les assurances, le jardinage.
Rien de ce qui était humain ne leur fut étranger.
Pour la première fois, ils gagnèrent quelque argent. Leur travail ne leur plaisait pas: aurait-il pu leur plaire? Il ne les ennuyait pas trop non plus. Ils avaient l’impression de beaucoup y apprendre. D’année en année, il les transforma.
Ce furent les grandes heures de leur conquête. Ils n’avaient rien; ils découvraient les richesses du monde.
Ils avaient longtemps été parfaitement anonymes. Ils étaient vêtus comme des étudiants, c’est-à-dire mal. Sylvie d’une unique jupe, de chandails laids, d’un pantalon de velours, d’un duffle-coat, Jérôme d’une canadienne crasseuse, d’un complet de confection, d’une cravate lamentable. Ils se plongèrent avec ravissement dans la mode anglaise. Ils découvrirent les lainages, les chemisiers de soie, les chemises de Doucet, les cravates en voile, les carrés de soie, le tweed, le lambswool, le cashmere, le vicuna, le cuir et le jersey, le lin, la magistrale hiérarchie des chaussures, enfin, qui mène des Churchs aux Weston, des Weston aux Bunting, et des Bunting aux Lobb.”

 


Georges Perec (7 maart 1936 – 3 maart 1982)
Cover biografie

 

De Japanse schrijver Abe Kōbō werd geboren op 7 maart 1924 in Tokyo. Zie ook alle tags voor Abe Kōbō op dit blog.

Uit: The Ark Sakura

“Once a month I go shopping downtown, near the prefectural offices. It takes me the better part of an hour to drive there, but since my purchases include a lot of specialized items–faucet packing, spare blades for power tools, large laminated dry cells, that sort of thing–the local shops won’t do. Besides, I’d rather not run into anyone I know. My nickname trails after me like a shadow.
My nickname is Pig–or Mole. I stand five feet eight inches tall, weigh two hundred fifteen pounds, and have round shoulders and stumpy arms and legs. Once, hoping to make myself more inconspicuous, I took to wearing a long black raincoat–but any hope I might have had was swept away when I walked by the new city hall complex on the broad avenue leading up to the station. The city hall building is a black steel frame covered with black glass, like a great black mirror; you have to pass it to get to the train station. With that raincoat on, I looked like a whale calf that had lost its way, or a discarded football, blackened from lying in the trash. Although the distorted reflection of my surroundings was amusing, my own twisted image seemed merely pitiful. Besides, in hot weather the crease in my double chin perspires so much that I break out in a rash; I can’t very well cool the underside of my chin against a stone wall the way I can my forehead or the soles of my feet. I even have trouble sleeping. A raincoat is simply out of the question. My reclusion deepens.
If I must have a nickname, let it be Mole, not Pig. Mole is not only the less unappealing of the two but also more fitting: for the last three years or so I’ve been living underground. Not in a cylindrical cave like a mole’s burrow but in a former quarry for architectural stone, with vertical walls and level ceilings and floors. The place is a vast underground complex where thousands of people could live, with over seventy stone rooms piled up every which way, all interconnected by stone stairways and tunnels. In size the rooms range from great halls like indoor stadiums to tiny cubbyholes where they used to take test samples. Of course there are no amenities like piped water or drainage, or power lines. No shops, no police station, no post office. The sole inhabitant is me. And so Mole will do for a name, at least until something better suggests itself.”

 


Abe Kōbō (7 maart 1924 – 22 januari 1993)
Cover

 

De Duitse schrijver Reinhard Kaiser werd geboren op 7 maart 1950 in Viersen. Zie ook alle tags voor Reinhard Kaiser op dit blog.

Uit: Der glückliche Kunsträuber. Das Leben des Vivant Denon

“Historische Achse — Seit es sie gibt, scheint die gläserne Pyramide des Louvre in Paris den Ausgangspunkt einer Geraden zu bilden, die wie mit dem Lineal gezogen in westlicher Richtung durch die französische Hauptstadt verläuft. Zunächst passiert diese Gerade einen Triumphbogen römischen Formats, schneidet dann – auf der Place de la Concorde – einen echten, altägyptischen Obelisken und unterquert noch einen zweiten Triumphbogen, diesmal von napoleonischen Ausmaßen, bevor sie sich hinter der so gut wie quadratischen Öffnung einer Baulichkeit im Weiten verliert, die seltsamerweise ebenfalls «Bogen» – sogar «Großer Bogen», Grande Arche – genannt wird und allein zu dem phantastischen Zweck errichtet scheint, ein Stück Himmel einzurahmen und gleichsam an die Erde zu heften. Genau genommen beginnt diese «historische Achse», wie sie in Frankreich genannt wird, allerdings nicht bei der gläsernen Pyramide, sondern bei einem schräg vor ihr stehenden Reiterstandbild Ludwigs XIV. Die Pyramide und der ganze Louvre liegen nämlich ein wenig versetzt zu ihr. Trotzdem ergibt sich der Eindruck, dass zwischen all diesen Denk- und Sehenswürdigkeiten, über Räume und Zeiten hinweg, ein Zusammenhang besteht, und dieser Eindruck täuscht nicht. Auch die gläserne Pyramide dient einem phantastischen Zweck. Sie markiert und beschirmt einen Zugang zur Kunst, wie es keinen zweiten auf der Welt gibt. Sie eröffnet den Weg in eine Sammlung von Sammlungen, die nicht ihresgleichen hat. Wenn der Besucher in die Pyramide getreten ist, bleibt ihm nach der Sicherheitskontrolle nichts anderes übrig, als erst einmal hinabzusteigen auf eine tiefer gelegene, dank des durchsichtigen Zeltes über ihm aber dennoch lichte Ebene. Dort unten hat er
dann die Wahl. Drei Wege führen von hier zur Kunst. Entscheidet er sich für den, der nach rechts, nach Süden, in Richtung der Seine, zum ältesten Teil des Museums abzweigt, so gleitet er nach einigen Schritten auf einer nun wieder in die Höhe führenden Rolltreppe den Buchstaben D-E-N-O-N entgegen und kann dann, unter ihnen hindurchgehend, seinen Weg fortsetzen – zu den römischen und griechischen Antiken im Erdgeschoss oder hinauf nach der Beletage, zu den italienischen Meistern in der Grande Galerie, zur Mona Lisa und zu den großformatigen Franzosen des 19. Jahrhunderts in den angrenzenden Sälen.
Der Louvre hat in den zweieinhalb Jahrzehnten seit der Eröffnung der Pyramide und mit all den Erweiterungen, die ihr folgten, einen Glanz erlangt, der ungeheuerlich und unvergleichlich erscheint. Doch dieser Eindruck täuscht. So viel Strahlkraft, wie er heute hat, ist schon einmal von ihm ausgegangen – kurz nachdem das einstige Königsschloss zu Beginn der revolutionären Schreckensherrschaft, im Sommer 1793, in ein Kunstmuseum umgewandelt worden war. Während der ersten beiden Jahrzehnte seines Daseins stand dieser Louvre in seiner Pracht und seiner Anziehungskraft hinter dem von heute nicht zurück, und was die – nach dem Urteil der Zeitgenossen – großartigen Gemälde und Skulpturen allerhöchsten Ranges anging, die er damals beherbergte, so übertraf ihre Zahl und ihre Qualität sogar die Bestände des heutigen Museums. Nachher allerdings ging es dann sehr plötzlich und steil bergab.“

 

 
Reinhard Kaiser (Viersen, 7 maart 1950)
Cover

 

De Duitse schrijver Manfred Gregor (pseudoniem van Gregor Dorfmeister) werd geboren op 7 maart 1929 in Tailfingen. Zie ook alle tags voor Manfred Gregor op dit blog.

Uit: Die Brücke

„Jahrgang 1905. Vorname Alois, Alois Schaubeck also. Berufssoldat. Spezialist im Umgang mit Menschen und Material, Weibern und Alkohol. Legt keinen Wert auf Qualität, weder bei den Weibern noch beim Alkohol. Hauptsache viel und möglichst noch mehr. Schönste Zeit: Nachturlaub. Wie war das doch damals mit Schaubeck? Wie war das doch? Ach ja, Schaubeck hatte geheiratet. Ganz schnell. Vier oder fünf Tage hatte er Kitty gekannt: »Aber Mensch, Kitty, Kitty ist ja ’n süßer Name, aber du kannst doch nicht Kitty heißen, sagen wir Käthi, klar?« Kriegstrauung. Das dauerte vier Wochen. Dann kam Schaubeck nicht mehr nach Hause. Oder nur noch selten. Kitty ging wieder ihrer Arbeit nach und Schaubeck dem Alkohol und den Weibern. Und wenn er mit einem Kumpel in die Orlandobar kam und von seinem Tisch aus hin und wieder einen Blick zur Kitty hinter der Messingtheke sandte, konnte es nach der zweiten, dritten Flasche Wein passieren, dass Schaubeck sagte: »Siehst du die Rote hinter der Bar? Das ist die Kitty, musst du wissen. War mal meine Frau, ’ne feine Sache, musst du wissen. Tolle Feste gefeiert, hahahaha!« Und dann konnte Schaubeck lachen. Kollernd und polternd. Und dann konnte er trinken. Und wenn er genug getrunken hatte, zeigte er, dass er auch Einblick in die höhere Literatur gewonnen hatte: »Kennste den … Frau Wirtin hatte …? Hahahaha, hahaha!«
Aber das ist nicht alles über Alois Schaubeck. Die Darstellung wäre unvollständig, würde man nicht erwähnen, dass er seinen Haufen in mustergültiger Ordnung hatte. Dass ihn seine Vorgesetzten nicht schätzten, aber die Erfolge seiner Ausbildung anerkannten. Dass kein Mann sich so schnell exakt in den Dreck schmeißen konnte wie einer, der durch Schaubecks Schule gegangen war. Schaubeck verbrachte den Krieg in der Heimat. Manchmal prahlte er mit einer Verwundung, aber hin und wieder hatte er das Pech, dass einer zuhörte, der es besser wusste. Dann hieß es: »Halt bloß die Luft an, Schaubeck, sonst wirst du gleich noch mal verwundet!« Schaubecks Verwundung stammte von einem Verkehrsunfall. Aber das wusste Ernst Scholten nicht.“

 

 
Manfred Gregor (Tailfingen, 7 maart 1929)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Frederik Helmers werd geboren op 7 maart 1767 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Jan Frederik Helmers op dit blog.

 

De Dichter (Fragment)

Neen, tot geen dier, geen plantenleven,
Is *t menschdom door natuur bestemd.
Hij zal zijn woesten staat ontzweven:
Door ’t heilig juk der wet word ras zijn drift getemd.
Maar wie, wie zal de schors verbreeken,

Die hem omsluit? de toorts ontsteken
Van *t licht, waarmeê hij is begaafd?
Wie is die halvegod, en eerste volksverlichter?
Wie vaagt de nevlen weg? het is alleen de Dichter,
Die *t woeste menschdom *t eerst beschaaft.

Dring de eeuwen door! Zie Orfeus nadert.
’t Verbasterd menschdom hoort zijn taal;
’t Ligt luistrend aan zijn’ voet vergaderd,
En voelt, ó Wonder! thans zich zelv’ voor de eerstemaal.
Barbaarsheid vlucht! en zagte zeden

En kunsten, en bevalligheden
Doorzweven ’t nieuw geschapen land.
De steden rijzen op, en Ceres kroont de velden,
Terwijl met lieve lach de maagdenreien melden
Loo De wond’ren van des dichters hand.

Verwijderd van het stadgewemel,
Bij ’t plegtig duister van den nacht,
Gedekt door d’eeuwgen starrenhemel,
Verheft een dichter zich met ongekende kragt.
Aan ’t strand der zee, zich zelv’ verliezend’

Daar op een rots zijn standplaats kiezend’.
Ziet hij de schepping uitgebreid.
Zijn geest ontwringt zich de aard’, van heilige aandrift zwanger,
Vat hij de lier, elk hoort na de opgetogen zanger,
En hij zingt voor de onsterflijkheid.

 

 
Jan Frederik Helmers (7 maart 1767 – 26 februari 1813)
Gedenkplaat in Amsterdam aan het begin van de Tweede Helmersstraat

 

De Italiaanse dichter en schrijver Alessandro Francesco Tommaso Manzoni werd geboren op 7 maart 1785 in Milaan.Zie ook alle tags voor Alessandro Manzoni op dit blog.

 

The fifth of May (Fragment)

He made a name, two centuries, set
Armed against each other and
To him turned as for their fate,
Waited a signal of his hand.
He sat between them, hushed them still,
Made arbiter his iron will;

    And disappeared; his empty days
Mured within that narrow bound,
Mark for envy’s fiercest rays,
Pity’s sympathy profound,
Inextinguishable hate,
And love unsubdued by fate.

    As on the shipwrecked sailor’s head
The wave is wrapped and weighs him down,
The wave upon whose lofty spread
His strained sight was lately thrown,
Scanning to discern once more
The distant and evading shore;

    Such on that soul the massy weight
Of memories descended, when —
How many times! — he would narrate
What he has been to coming men;
And on the eternal page remained
Fallen the palsied, nerveless hand!

 


Alessandro Manzoni (7 maart 1785 – 22 mei 1873)
Giuseppe Garabaldi bezoekt Alessandro Manzoni op 15 maart 1862 – door Sebastiano de Albertis, 1863

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e maart ook mijn blog van 7 maart 2016 en ook mijn blog van 7 maart 2015 deel 2.

Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Abe Kōbō, Reinhard Kaiser, Manfred Gregor, Jan Frederik Helmers, Alessandro Manzoni

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

Uit: Lunar Park

“As a writer you slant all evidence in favor of the conclusions you want to produce and you rarely tilt in favor of the truth. …This is what a writer does: his life is a maelstrom of lying. Embellishment is his focal point. This is what we do to please others. This is what we do in order to flee ourselves. A writer’s physical life is basically one of stasis, and to combat this constraint, an opposite world and another self have to be constructed daily. …the half world of a writer’s life encourages pain and drama, and defeat is good for art: if it was day we made it night, if it was love we made it hate, serenity becomes chaos, kindness became viciousness, God became the devil, a daugher became a whore. I had been inordinately rewarded for participating in this process, and lying often leaked from my writing life–an enclosed sphere of consciousness, a place suspended outside of time, where the untruths flowed onto the whiteness of a blank screen–into the part of me that was tactile and alive.”
(…)

“The heroin flowing through me, I thought about the last time I saw my father alive. He was drunk and overweight in a restaurant in Beverly Hills, and curling into myself on the bed I thought: What if I had done something that day? I had just sat passively in a restaurant booth as the midday light filled the half-empty dining room, pondering a decision. The decision was: should you disarm him? That was the word I remember: disarm. Should you tell him something that might not be the truth but would get the desired reaction? And what was I going to convince him of, even though it was a lie? Did it matter? Whatever it was, it would constitute a new beginning. The immediate line: You’re my father and I love you. I remember staring at the white tablecloth as I contemplated saying this. Could I actually do it? I didn’t believe it, and it wasn’t true, but I wanted it to be. For one moment, as my father ordered another vodka (it was two in the afternoon; this was his fourth) and started ranting about my mother and the slump in California real estate and how “your sisters” never called him, I realized it could actually happen, and that by saying this I would save him. I suddenly saw a future with my father. But the check came along with the drink and I was knocked out of my reverie by an argument he wanted to start and I simply stood up and walked away from the booth without looking back at him or saying goodbye and then I was standing in sunlight. Loosening my tie as a parking valet pulled up to the curb in the cream-colored 450 SL. I half smiled at the memory, for thinking that I could just let go of the damage that a father can do to a son. I never spoke to him again.”

 

 
Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)

Lees verder “Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Abe Kōbō, Reinhard Kaiser, Manfred Gregor, Jan Frederik Helmers, Alessandro Manzoni”

Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Abe Kōbō, Reinhard Kaiser, Manfred Gregor, Jan Frederik Helmers, Alessandro Manzoni

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

Uit: American Psycho

“ABANDON ALL HOPE YE wno ENTER HERE is scrawled in blood red lettering on the side of the Chemical Bank near the corner of Eleventh and First and is in print large enough to be seen from the backseat of the cab as it lurches forward in the traffic leaving Wall Street and just as Timothy Price notices the words a bus pulls up, the advertisement for Les Mirémbles on its side blocking his view, but Price who is with Pierce 5: Pierce and twenty-six doesn’t seem to care because he tells the driver he will give him five dollars to turn up the radio, “Be My Baby” on WYNN, and the driver, black, not American, does so.
“I’m resourceful,” Price is saying. “I’m creative, I’m young, unscrupulous, highly motivated, highly skilled. In essence what I’m saying is that society cannot afford to lose me. I’m an asset.”
Price calms down, continues to stare out the cab‘s dirty window, probably at the word FEAR sprayed in red grafiti on the side of a McDonald’s on Fourth and Seventh. “I mean the fact remains that no one gives a shit about their work, everybody hates their job, I hate my job, you be told me you hate yours. What do I do? Go back to Los Angeles? Not an alternative. I didn’t transfer from UCLA to Stanford to put up with this. I mean am I alone in thinking we’re not making enough money?” Like in a movie another bus appears, another poster for Les Misérables replaces the word-not the same bus because someone has written the word DYKE over Eponine’s face. Tim blurts out, “I have a co-op here. I have a place in the Hamptons, for Christ sakes.”
Parents’, guy. It’s the parents’.”
“I’m buying it from them. Will you fucking turn this up?” he snaps but distractedly at the driver, the Crystals still blaring from the radio.
“It don’t go up no higher,” maybe the driver says.
Timothy ignores him and irritably continues. “I could stay living in this city if they just installed Blaupunkts in the cabs.
Maybe the ODM III or ORG ll dynamic tuning systems?” His voice softens here. “Either one. Hip my friend, very hip.”

 

 
Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)
Affiche voor de gelijknamige film uit 2000

Lees verder “Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Abe Kōbō, Reinhard Kaiser, Manfred Gregor, Jan Frederik Helmers, Alessandro Manzoni”

Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Abe Kōbō, Jan Frederik Helmers

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

Uit:Less Than Zero

As we walk out of the theater, ninety minutes, maybe two hours later, some girl with pink hair and roller skates slung over her shoulders come up to Trent.
“Trent, like, oh my God. Isn’t this place a scream?” the girl squeals.
“Hey, Ronnette, this Clay. Clay, this is Ronnette.”
“Hi, Clay,” she says, flirting. “Hey, you two, what flick did you see?” She opens a piece of Bazooka and pops it into her mouth.
“Um . . . number thirteen,” Trent says, groggy, eyes red and half closed.
“What was it called?” Ronnette asks.
“I forget,” Trent says, and looks over at me. I forgot too and so i just shrug.
“Hey Trenty, I need a ride. Did you drive here?” she asks.
“No, well yeah. No, Clay did.”
“Oh, Clay, could you please give me a ride?”
“Sure.”
“Fab. Let me put these on and we’ll go.”
On the way through the mall, a security guard, sitting alone on a white bench, smoking a cigarette, tells Ronnette that there’s no roller skating in the Beverly Center.
“Too much,” Ronnette says, and rolls away.
The security guard just sits there and takes another drag and watches us leave.
Once in my car Ronnette tells us that she just finished singing vocals, actually background vocals, on Bandarasta’s new album.
“But I don’t like Bandarasta. He’s always calling me ‘Halloween’ for some reason. I don’t like to be called ‘Halloween.’ I don’t like it at all.”
I don’t ask who Bandarasta is; instead I ask her if she’s a singer.
“Oh, you could say. I’m a hairdresser, really. See, I got mono and dropped out of Uni and just hung around. I paint too . . . oh gosh, that reminds me. I left my art over at Devo’s house. I think they want to use it in a video. Anyway . . .” She laughs and then stops and blows a bubble and snaps her gum. “What did you ask me, I forgot.”

 

 
Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)
Scene uit de film “Less Than Zero” Uit 1987 met o.a. Anrew McCarthy als Clay

Lees verder “Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Abe Kōbō, Jan Frederik Helmers”

Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Abe Kōbō

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

Uit: Glamorama

“A black Jeep, its top up, its windows tinted, wheels in behind me on 23rd Street and as I zoom through the Park Avenue tunnel whoever’s driving flips on his brights and closes in, the Jeep’s fender grazing the back of the Vespa’s wheel guard.
I swerve onto the dividing line, oncoming traffic racing toward me while I bypass the row of cabs on my side, heading toward the wraparound at Grand Central. I accelerate up the ramp, zoom around the curve, swerving to miss a limo idling in front of the Grand Hyatt, and then I’m back on Park without any hassles until I hit 48th Street, where I look over my shoulder and spot the Jeep a block behind me.
The instant the light on 47th turns green the Jeep bounds out of its lane and charges forward.
When my light turns I race up to 51st, where the oncoming traffic forces me to wait to turn left.
I look over my shoulder down Park but I can’t see the Jeep anywhere.
When I turn back around, it’s idling next to me.
I shout out and immediately slam into an oncoming cab moving slowly down Park, almost falling off the bike, and noise is a blur, all I can really hear is my own panting, and when I lift the bike up I veer onto 51st ahead of the Jeep.
Fifty-first is backed up with major gridlock and I maneuver the Vespa onto the sidewalk but the Jeep doesn’t care and careens right behind me, halfway on the street, its two right wheels riding the curb, and I’m yelling at people to get out of the way, the bike’s wheels kicking up bursts of the confetti that litters the sidewalk in layers, businessmen lashing out at me with briefcases, cabdrivers shouting obscenities, blaring their horns at me, a domino effect.
The next light, at Fifth, is yellow. I rev up the Vespa and fly off the curb just as the traffic barreling down the avenue is about to slam into me, the sky dark and rolling behind it, the black Jeep stuck on the far side of the light.”

 

 
Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)

Lees verder “Bret Easton Ellis, Robert Harris, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Abe Kōbō”

Robert Harris

De Britse schrijver en journalist Robert Dennis Harris werd geboren op 7 maart 1957 in Nottingham. Harris studeerde aan Selwyn College, Universiteit van Cambridge, Engels literatuur. Daarna werkte hij als BBC-verslaggever, als politiek redacteur bij de krant The Observer en als columnist voor de Daily Telegraph. Momenteel werkt hij als vaste columnist voor de Sunday Times. Zijn eerste roman “Fatherland” werd gepubliceerd in 1992. “Vaderland” speelt in 1964 in het Berlijn speelt van een nazi-Duitsland, dat, volgens de fictie van de auteur, de Tweede Wereldoorlog niet heeft verloren. Het verscheen reeds in Duitse vertaling bij de Zwitserse Haffmans Verlag in 1992, maar in Duitsland zelf, kon aanvankelijk door de als problematisch ervaren thematiek geen uitgever voor het boek gevonden worden. Pas in 1996 werd de roman in München uitgegeven door de Heyne Verlag.  “Vaderland” was de eerste bestseller van Robert Harris, vertaald in 30 talen en met een oplage van meer dan zes miljoen stuks. Ook in zijn andere romans nam Harris historische gebeurtenissen als basis voor actie en mengde hij fictie en realiteit. Zo gaat het in “Imperium” over het levensverhaal van Cicero. Harris streeft naar zoveel mogelijk feitelijke juistheid. “Ghost”, een roman over de ghost writer van een politicus werd beschouwd als een afrekening met de voormalige Britse premier Tony Blair, waarmee Harris lange tijd bevriend was. De regisseur Roman Polanski verfilmde de roman in 2010 met Ewan McGregor als de ghostwriter en Pierce Brosnan in de rol van de politicus Adam Lang.

Uit: Fatherland

“Thick cloud had pressed down on Berlin all night, and now it was lingering into what passed for the morning. On the city’s western outskirts, plumes of rain drifted across the surface of Lake Havel like smoke.
Sky and water merged into a sheet of gray, broken only by the dark line of the opposite bank. Nothing stirred there. No lights showed.
Xavier March, homicide investigator with the Berlin Kriminalpolizei — the Kripo — climbed out of his Volkswagen and tilted his face to the rain. He was a connoisseur of this particular rain. He knew the taste of it, the smell of it. It was Baltic rain from the north, cold and seascented, tangy with salt. For an instant he was back twenty years, in the conning tower of a U-boat, slipping out of Wilhelmshaven, lights doused, into the darkness.
He looked at his watch. It was just after seven in the morning.
Drawn up on the roadside before him were three other cars. The occupants of two were asleep in the drivers’ seats. The third was a patrol car of the Ordnungspolizei — the Orpo, as every German called them. It was empty.
Through its open window came the crackle of static, sharp in the damp air, punctuated by jabbering bursts of speech. The revolving light on its roof lit up the forest beside the road: blue-black, blue-black, blue-black.
March looked around for the Orpo patrolmen and saw them sheltering by the lake under a dripping birch tree. Something gleamed pale in the mud at their feet. On a nearby log sat a young man in a black tracksuit, SSinsignia on his breast pocket. He was hunched forward, elbows resting on his knees, hands pressed against the sides of his head — the image of misery.
March took a last draw on his cigarette and flicked it away. It fizzed and died on the wet road.
As he approached, one of the policemen raised his arm.

 
Robert Harris (Nottingham, 7 maart 1957)