NS Publieksprijs voor Adriaan van Dis

NS Publieksprijs voor Adriaan van Dis

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis heeft dit jaar de NS Publieksprijs gewonnen met zijn roman “Naar zachtheid en een warm omhelzen”. Dat is donderdagavond tijdens de uitzending van actualiteitenrubriek EenVandaag bekendgemaakt. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit Naar zachtheid en een warm omhelzen

“Soldaten laadden kisten uit. En de man in het blauwe overhemd stond dan zenuwachtig rokend op de stoep. Dat alles zag hij door zijn verrekijker – een geschenk van Ommie. De koperen randen van de kijker zaten vol butsen en de lenzen hadden vast veel gezien en meegemaakt, maar wat, dat wist hij niet. Ommie zweeg erover. Adriaan had het riempje met schoenpoets zijn glans teruggegeven en genoot van het ge-bungel op zijn borst. Het voelde als een tweede hart. Hij streelde hem, zoende hem, sprak ermee en verdween erin, een gewaarwording die hem opwond maar die hij niet begreep. Niet eerder was hij zo vertrouwd met een ding. Ook het foedraal waarin de kijker jaren had liggen slapen maakte hij schoon -uit eerbied, maar ook omdat het stonk. Hij borstelde de moeten uit het roodfluweel. Er stonden zeven gouden letters in de voering gedrukt: MARESCH. Als er niemand in de buurt was, noemde hij de kijker zo.
Na een dag of wat inspecteerde Ommie bezorgd de rode deuken rond zijn ogen. Zijn vingers waren zwart van het koper.
“Wat zie je zoal?” vroeg ze.
“De manke, de manke, en een kind in een kar en…”
“Laat ze met rust.”
“Maar ze zien me toch niet.” ”Nee, maar mensen voelen wel dat er naar ze gekeken wordt. Ogen zijn soms heel gemeen.”
Het was niet alleen het houten been. Het was het geheim dat hem zo boeide, het zwijgen van zijn grootvader als hij naar de manke vroeg. Ommie dreigde zijn verrekijker af te pakken als hij erover begon. En juist omdat het niet mocht stond hij elke morgen voor het raam. Met Maresch als getuige. Kijk. Hoor, daar liep ze. Wie had er nu een houten been? Machtig gezicht, hoe ze steun zocht bij een lantaarnpaal als ze het kind wat hoger hees en een kussen schikte achter zijn rug. Maresch zag haar hijgen en Adriaan hijgde met haar mee. Veilig verscholen achter de vetplant.
Het liefst was hij naar buiten gerend om haar aan te spreken, met haar op te lopen, de kar te helpen duwen, maar hij durfde nog niet over te steken. Zoveel auto’s was hij niet gewend. Hij had al wel geoefend aan de veilige kant van de brede straat en aan de hand van Ommie. Elke dag een stukje verder. Met trillende knieën had hij in zijn eentje de ruïne om de hoek van de singel ontdekt. Verkende met zijn kijker de gescheurde muren, de restanten van een trap, er lag zelfs nog een kachelpijp. En toen hij daar zo stond te turen, sprak een wildvreemde man hem aan:
“Hebben de moffen gedaan. Represaille.”
Een woord dat hij niet kende. Op hetzelfde moment kwam de manke vrouw voorbij, zonder kar, ze was op weg naar de telefooncel. De man stootte hem fluisterend aan: “Daar hinkt de oorlog.”
0, wat was hij opgewonden thuisgekomen. “Vergeet de oorlog”, had Ommie toen gezegd, “daar krijg je galbulten van.”

 

Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

Olga Grjasnowa, Tom Hofland, Norbert Krapf

De Duitse schrijfster Olga Grjasnowa werd geboren op 14 november 1984 in Baku  Azerbeidzjan. Zie ook alle tags voor Olga Grjasnowa op dit blog.

Uit: Juli, August, September

„Rosa übernachtete bei einer Freundin aus dem Kindergarten. Es war das erste Mal, dass sie woanders schlief, weswegen ich nicht glaubte, dass es funktionieren würde, also wartete ich. Ich legte die Wäsche zusammen, schaltete den Fernseher erst ein und dann wieder aus und schaute immer wieder aufs Handy. Da gegen zehn Uhr immer noch keine Nachricht gekommen war, beschloss ich, ins Bett zu gehen. Als ich meine in Tränen aufgelöste Tochter eine Stunde später abholte, versicherte mir die andere Mutter, dass nichts passiert sei, Rosa hätte mich bloß vermisst. Nur hatte sie angefangen, noch heftiger zu weinen, sobald sie mich sah. Es hatte lange gedauert, bis ich es geschafft hatte, sie unter den missbilligenden Blicken der anderen Mutter zu beruhigen. Sie schlief im Taxi ein, das Gesicht voller Tränenschlieren. Am nächsten Morgen, auf dem Weg zum Kindergarten, erzählte mir Rosa, dass sie bei ihrer Freundin ein Buch von Adolf Hitler gelesen habe. Rosa sagte immer lesen, wenn sie vorlesen meinte. Ich vermutete, dass es ein Bilderbuch über das Leben von Anne Frank war — ich hatte es am Vorabend in der Wohnung liegen sehen und mich bemüht, nicht die Au-gen zu verdrehen. Es war eines jener Bilderbücher, die das Leben berühmter Personen auf ein paar Sätze herunterbrachen und die mich an die sowjetische Reihe Das Leben berühmter Menschen erinnerten, die meine Mutter geliebt hatte. Die Reihe war längst vergriffen, aber meine Tante hatte noch ein paar Exemplare aufbewahrt, in denen ich manchmal als Kind geblättert hatte. Statt mir zu antworten, kniff Rosa ihre Augen zusammen und erzählte mir das Buch nach.
Meine Tochter, die nach ihrer Urgroßmutter, einer Holocaustüberlebenden, benannt war, wusste bis dahin nichts über Anne Frank oder die Shoah. Offenbar hatte sie die Sache mit Adolf Hitler in dem Buch falsch interpretiert, und jetzt standen wir mitten in Berlin, ausgerechnet in der Nähe des Axel-Springer-Hochhauses. Der Himmel war wolkenverhangen, zwischen den Hochhäusern wehte ein rauer Wind, und aus Rosa sprudelte es nur so heraus. Was sie sagte, war im Prinzip richtig, außer dass sie dachte, Adolf Hitler hätte das Buch geschrieben. Außerdem dachte sie, er hätte etwas gegen Jungen, nicht Juden, gehabt. Jüdisch sei sie selbst übrigens nicht, denn sie glaube nicht an Gott. Rosa wusste natürlich, dass sie jüdisch war, sie wusste nur nicht, wie viele Menschen aus diesem Grund ermordet worden waren, und ich hoffte, dass es noch eine Weile lang so bleiben könnte. Zu Hause hatten wir eine Chanukkia, den neunarmigen Leuchter, dessen Kerzen an Chanukka angezündet wer-den. Doch die Kerzen auch am Schabbat rauszuholen, war uns bereits zu viel Aufwand. Die anderen hohen Feiertage begingen wir auch irgend-wie, allerdings niemals in der Synagoge. Rosa plapperte weiter fröhlich vor sich hin, ich hingegen wurde immer stiller. Als wir ankamen, schaute uns die Kindergärtnerin neugierig an, und ich versuchte, mich so schnell wie möglich zu verabschieden. Ich fuhr zu einer Buchhandlung, die eher einem durchgestylten Caf6 als einem Geschäft glich, und fand das Buch sofort: Anne Frank sah aus wie eine Mischung aus einer Manga-Figur und einer stilisierten Audrey-Hepburn-Postkarte. Die Prosa war unterkomplex und konnte nicht ein-mal eine vage Vorstellung vom Holocaust vermitteln. Sofern man als Elternteil den Wunsch verspürte, es zu tun.“

 

Olga Grjasnowa (Baku, 14 november 1984)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en programmamaker Tom Hofland werd geboren in Apeldoorn op 14 november 1990. Zie ook alle tags voor Tom Hofland op dit blog.

Uit: De menseneter

“Pascal Bonare legt zijn bebloede hand op het bureau. De inspecteur leunt voorover en kijkt ernaar. Naar de donkerblauwe mouw van het pak, het witte overhemd met de rode vlekken, een manchetknoop met gebarsten bladgoud.
Hij ziet de harige hand; de middelvinger die een beetje krom staat, ooit gebroken. Hij kijkt naar het donkere, bijna zwarte bloed dat op de rug van de hand is opgedroogd.
‘Uw bloed?’ vraagt hij.
‘Dat denk ik niet,’ antwoordt Pascal, terwijl hij zijn hand opheft om te laten zien dat hij geen wonden heeft.
De inspecteur knikt en gaat tegenover hem aan het bureau zitten. De leren stoel kraakt onder zijn forse lichaam.
‘Dus, twee vrouwen, meneer Bonaire?
‘ Bomre. ‘
‘Zoals het eiland?’
‘Zoals het eiland zonder i’.
‘Bonare.’
‘Juist’.
De inspecteur schuift zijn toetsenbord dichter naar zich toe.
‘Twee vrouwen, dus?’
Pascal knikt.
‘De ene met donker haar, de andere blonde krullen’.
De inspecteur tikt iets met twee vingers in het systeem.
‘Ze reden in een Fiat Coupé? Rood?’
‘Een Fiat Dino Coupé 1400 uit 1969, rood. Dat weet ik nog zo goed omdat mijn oom dezelfde auto drie jaar geleden in de prak reed. ‘
‘Dezelfde auto of hetzelfde model?’
‘Hetzelfde model. ‘
De oude vergeelde knoppen van het toetsenbord kleven onder de wijsvingers van de inspecteur. Hij tuurt naar het scherm.
“En de meneer. Een vriend van u?”
“Een zakelijk contact. Ik kende hem nog maar net. Eigenlijk kende ik hem niet”.
“Een Italiaan?”
“Dat denk ik “
Volgens de ober was hij Duits “
“Werkelijk?”
De inspecteur knikt.
“Zoals ik al zei,” zegt Pascal, “ik kende hem feitelijk niet: Nu pas merkt hij dat zijn rechterhand, de hand met het bloed, trilt. Hij knijpt hem tot een vuist, maar het trillen gaat door. De inspecteur ziet het ook.
“Als het niet gaat, meneer, dan doen we dit later.“
Pascal ademt diep in en oppervlakkig uit.
“Het gaat”.
De inspecteur steekt lafjes zijn duim op en wendt zich weer tot het flikkerende scherm.”

 

Tom Hofland (Apeldoorn, 14 november 1990)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

De kampvuurdichters

Toen ik een achterafweggetje afliep,
zag ik een kampvuur in het bos.

Moe liep ik ernaartoe,
liet mijn rugzak van me afglijden,

keek neer op een man en een vrouw
wier ogen brandden als kolen.

Hij was vlezig, had een bossige grijze baard;
zij was klein, barstensvol donkere energie.

Hij zei dat hij de dichter van lichaam en ziel was
en van alle mensen; zij zei dat ze brieven schreef

naar een wereld die nooit terugschreef.
Ze schoven een beetje uit elkaar, hij gebaarde

me om tussen hen te gaan zitten,
en ik wist dat ik de eeuwigheid had gevonden

aan de kant van een achterafweggetje
in de bossen van het heuvelland.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e november ook mijn blog van 14 november 2020  deel 1 en ook deel 2 en ook  mijn blog van 14 november 2018 en eveneens mijn blog van 14 november 2015 deel 2.

Frank Westerman, Timo Berger

De Nederlandse schrijver en journalist Frank Martin Westerman werd geboren in Emmen op 13 november 1964. Zie ook alle tags voor Frank Westerman op dit blog.

Uit: Zeven dieren bijten terug

“De vloer van de banketzaal van de Fishmongers’ Hall kan gegarandeerd driehonderd dansparen houden. In mei 1953, voorafgaand aan het kroningsbal voor koningin Elizabeth ii, hebben ingenieurs de constructie op de tweede verdieping getest op draagkracht. Tegen de spiegelende achterwand staat een Grotrian Steinwegvleugel te glimmen; een viertal statige ramen biedt uitzicht over de Theems. Op vrijdag 2.9 november 2419 zal niemand hier dansen. Op het parket staan die ochtend twaalf ronde tafels in cabaretopstelling voor het lustrum van Learning Together, een praktijkprogramma van de universiteit van Cambridge voor de deradicalisering van terroristen. Pal voor de dichtgeklapte vleugel is een katheder geplaatst met het Learning Together-logo, een gestileerde vingerafdruk, en het argeloze motto: `Onderwijs als oefening voor vrijheid: Bij de opening van de middagsessie, even voor twee uur, dringt er een korte, hoge gil door de mahoniehouten deuren. De dagvoorzitter valt stil, onder de kroonluchters stijgt geroezemoes op. Ambtenaar Darryn Frost, een voorlichter van het ministerie van Justitie, hoort een van zijn tafelgenoten zeggen: ‘Het zijn vast kinderen. Skateboarders: Meteen onder de ramen begint de London Bridge, waarvan de stoepen tegen aanslagen zijn beschermd met een vangrail en verkeerszuilen. Je kunt er veilig skaten. In de banketzaal dringt opnieuw gegil door, luider dan de eerste keer, uit meerdere kelen tegelijk. la, het klinkt als kids,’ echoot iemand anders aan tafel. ‘Skateboarders: De genodigde links van voorlichter Frost, een moordenaar op verlof, schuift zijn stoel naar achteren. ‘Dit zijn geen kinderstemmen: Hij staat op om poolshoogte te nemen. Terwijl de rest van de aanwezigen dekking zoekt onder de tafels, besluit Frost hem te volgen. Half rennend komen de mannen aan op een overloop met een balustrade. Rode tapijten links en rechts leiden naar het met zuilen gestutte trappenhuis. De veroordeelde gevangene – hij heeft een brandweerman vermoord – daalt af langs de ene zijde, Frost langs de andere. Een reclasseringswerker rent hen tegemoet, terwijl ze ‘Oh my God, oh my God’ roept. Onder aan de trap, tussen twee kerstbomen, ligt Saskia Jones, een stagiaire van 23. De buste van een Londense visserijbaron kijkt vanuit een nis op haar neer. Getuige Frost zal zich later herinneren hoe haar lange haren zijwaarts afhingen, naar één kant. ‘Ze lag er vredig en stil bij, maar ik zag bloed uit haar nek gutsen: In plaats van verder af te dalen op zoek naar de aanvaller, draait de Justitievoorlichter zich om. Hij heeft iets nodig om zich mee te bewapenen. Een stoel. Maar dan realiseert hij zich: dat zal niet genoeg zijn. Saskia is kennelijk aangevallen met iets scherps. Dus moet hij op z’n minst ook iets scherps hebben om de dader, wie het ook is, mee te confronteren.”

 

Frank Westerman (Emmen, 13 november 1964)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Timo Berger werd geboren op 13 november 1974 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Timo Berger op dit blog.

 

Strandlandschap

De Copacabana-kokoshandelaar
balanceert handsfree op de fiets
hij draagt vrouwenkleding en blaast
met het laatste ventiel van een Macumba-trompet

We schoppen leegdronken kokosnoten
de schedels van de zwarten over het zand
verderop beneden spelen ze beachvolleybal
of ze spelen prêt-à-porter

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Timo Berger (Stuttgart, 13 november 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e november ook mijn blog van 13 november 2018 en ook mijn blog van 13 november 2017 en eveneens mijn blog van 13 november 2016 deel 2.

Daniël Dee, Hans Magnus Enzensberger

De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zie ook alle tags voor Daniël Dee op dit blog.

 

Prelude op het vaststaande thema van de nacht

Nu het weer nacht is met stervensbleke maan,
gaan de remmen los in mijn hoofd. Uiteraard
heb ik alle vormen van kwaadaardige kanker,
staan de inbrekers rijendik opgesteld voor de deur

om met kabaal gewelddadig binnen te dringen
en onder ons bed op z’n minst een gros hijgende
killerclowns loerend met scherpe keukenmessen.
Wordt het niet eens tijd voor een betrouwbaar

alarmsysteem? En hoe zit het met mijn testament?
Kortom: een kop vol vals gekras en giftige snert.
Van slapen is dan geen sprake meer. Gelukkig

ligt er nog leftover pizza in de koelkast om me
te kalmeren. Of anders pak ik zo’n dichtbundel
uit de boekenkast van bijna honderd jaar met woorden

als vochtverheerlijkt, glasdoorgloeiden, lichtdoorzongen.

 

Niet al te menselijk s.v.p.

ik heb last van deze al te menselijke vorm
en de eisen die eraan wordt gesteld
slechts oppervlakkige schijnvertoningen
waar geen sterveling aan kan voldoen

ik verlang terug naar het beestachtige bestaan
van hiervoor als een zwijn wroeten in de aarde
naar de geurigste truffels woelen als een welp
die droomt tussen de voorpoten van zijn moeder

rollebollen ravotten vogelen dollen dartelen
met de zon als onze getuige niet de zorgen

want heb je ooit gezien hoe slakken paren?
dat wil ik! en niet deze werkelijkheid

waar haat wordt gepredikt
door te beweren dat hij liefde is

 

hier ben je aanwezig daar ga je naartoe

hier ben je aanwezig – daar ga je naartoe
op de plaats rust – in weer en wind
laat achter wat was – met wensen en hoop
tracht niet te denken aan – hoe alles verandert
nu doe je het toch – lach naar de toekomst
geeft helemaal niets – wat komt weet je nooit
maar kom niet te laat – neem gerust de tijd
er wordt op je gewacht – er is plaats voor jou
het duurt niet lang meer – wacht maar af

 

Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Alles onder controle

Uit enquêtes is gebleken dat 56% van alle mensen,
naamloos op hun fitnesstoestellen hurkend,
aan psoriasis lijden.
Als in een wonderbaarlijk computerspel
vermenigvuldigen zich de complotten.
Buiten ruikt het naar beurskrach.
In de goudgerande bril van de patenthouder
weerspiegelt zich ons nieuwste muizengen.
De president van de Verenigde Staten kauwt aardnoten
voor het ontploffende televisietoestel.
In de damestoiletten smeken popstars om genade.
Almaar kleiner wordende machines
boren zich door ons brein.
In de rampgebieden is er een tekort
aan beha’s van cup D extra.
Op zoek naar ongerepte natuur
zwerven huisvaders door luchthavens,
waar het naar frituurvet stinkt.
Als eersten verlaten de ratten
de brandende discotheek.
Werkloze goden verschuilen zich
als het regent in hun kartonnen dozen.
De bevoegde instanties verzekeren
dat er geen gevaar is voor de bevolking.

 

Vertaald door René Smeets

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e november ook mijn blog van 12 november 2018 en ook mijn blog van 12 november 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Sint Maarten (Jan-Paul Rosenberg), Hans Magnus Enzensberger

 

 

Lampionnenoptocht. Linosnede door Elsa Haensgen-Dingkuhn
(1898 -1991), z.j
.

 

Sint Maarten

De halve mantel van de jonge avond vlekt.
Het dorp zakt in een violette schemer weg.
De huizen worden door de hemel afgelegd

met najaarskleuren, vallend blad
klampt zich aan de verweerde wolken vast
jong maanlicht valt

laat initialen achter op een modderplas, in water
begraven we de resten van de dag, voor later.
Milde nevel schept een hoedend personage

rond een kinderschaar, met lampionnen zingend
door de avond dwalend om wat zoet, zo klinkt
het onverbloemde ogenblik verlicht

als teken in de duisternis, verdwenen geesten
brengen dode heiligen tot leven en ze zweven
uitgedost als wind en regen door de najaarsleegte.

 

Jan-Paul Rosenberg (Leiden, 16 oktober 1966)
De Hooglandse Kerk in Leiden

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Aan alle telefoonabonné’s

iets dat geen kleur vertoont, iets dat
nergens naar ruikt, iets kleevrigs
druipt neer op de regelkamers,
zet zich vast in de naden van de tijd
en de schoenen, iets gezwollens,
het komt uit de cokesovens, bolt
als een vale wind dividenden
en bloedige ziekenhuiszeiltjes,
het loopt plakkerig door het gewriemel
rond professoraten en snabbeltjes, vloeit
viskeus en visdodend door rivieren,
kleurloos sijpelend moordt het de
mossels en oesters op de banken.

de minderheid heeft de meerderheid,
de doden zijn overstemd.

in de staatsdrukkerijen
mobiliseert geniepig het lood,
departementen smiespelen, augustus
geurt naar flox en vergeelde
resoluties, het plenum is leeg.
de radarspin weeft erboven
langs de hemel zijn taaie net.

de tankschepen op de hellingen
weten het al eer de loods komt,
en het embryo voelt het donker
in zijn warme trillende graf:

er is iets in de lucht, kleverig
en taai, dat geen kleur bekent
[onmerkbaar voor nieuwe aandelen]:
het zit ons tegen, het worgt de zeester
en het koren, en we eten ervan
en versmelten zelf met dat taaie,
we slapen in de bloeiende hausse,
in een vijfjarenplan, argeloos,
slapen terwijl ons hemd schroeit,
als gijzelaars opgesloten in een taaie,
kleurloze, gezwollen toren.

 

Vertaald door A. Marja

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer gedichten bij Sint Maarten ook alle tags voor Sint Maarten op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn blog van 11 november 2018 deel 1 en ook deel 2. en eveneens deel 3.

Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

Zomer in Gelderland

Weet gij nog hoe een blij geluk verwekte
in onze ziel het eerste feest der zon?
toen, na veel mist en kou, in ’t uitgestrekte
geldersche dal de zomer overwon.

Hoe geurde de appelboom met onbevlekte
roomwitte bloem, al wat hij bloeien kon!
waarrond de vlucht der luid-gonzende insekten
een breeden krans van zingend leven spon.

Hoe hebben wij, weet ge? gekeken naar
het leven onder elken vorm: de verre
en hooge vlucht van blanken oeievaar,

den rooden beuk in ’t licht met het karmijn
der blaren en, ’s avonds, den glans der sterren
in ’t zwarte water van den ouden Rijn.

 

La vita nuova

Wanneer de Zomer ’t woord spreekt der bevrijding
dat in het woud van boom tot boom verzucht,
als ’t licht ontwaakt tot in de verste lucht
door de enkele echo dezer blijde tijding,

gaat alles leven met een begeleiding
van kleur en toon, langs veld en lucht,
in ’t streven tot het allerschoonst: de vrucht
die wordt geboren uit die hooge wijding.

Zooals de Zomer de allerzoetste vrijheid
aan landen schenkt die stralend hij bevrucht,
zoo zal de Liefde, die ik heb geducht,

nieuw krachten geven aan mijn angstig bloed,
en rijpen met haar zegenenden gloed
mijn winterweemoed tot een zomerblijheid.

 

In ’t oude tuintje

In ’t oude tuintje waar zooveel pioenen
in ’t hooge gras gloeien als vlekken bloed,
en waar kastanjeboomen donker groenen
wijl reeds hun bloem verwelkte in den gloed,

staat op een groen-bemosten, marm’ren voet
– herinnering aan heidensche visioenen –
een god met leden sterk en lippen zoet,
die een godin – marmer als hij – blijft zoenen.

Daarachter glanst eene niet te overziene
helblauwe lucht; en zoo stil is het uur
onder de wolk der bloeiend blauw glycienen,

als waar’ de tuin, wen steeds het water weent
langsheen de steenen van den grijzen muur,
lijk ’t marmerbeeld allegoriek versteend.

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)
Cove

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Geprivilegieerde delicten

Het is verboden personen in brand te steken.
Het is verboden personen in brand te steken die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken die zich aan de wettelijke bepalingen houden en in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken van wie niet te verwachten valt dat zij het voortbestaan en de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden in gevaar brengen.
Het is verboden personen in brand te steken voorzover hun gedrag daar geen aanleiding toe geeft.
Het is in het bijzonder ook jongeren die, gezien het gebrek aan zinvolle vrijetijdsbesteding en uit onbekendheid met de desbetreffende bepalingen alsmede op grond van hun stuurloosheid psychisch gevaar lopen, niet toegestaan mensen zonder aanzien des persoons in brand te steken.
Het moet, gelet op het prestige van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, dringend worden afgeraden.
Het hoort niet.
Het is niet gebruikelijk.
Het mag geen regel worden.
Het moet niet.
Niemand is ertoe verplicht.
Het mag niemand worden verweten als hij het nalaat personen in brand te steken.
Iedereen geniet het grondrecht om te weigeren.
Verzoekschriften van deze strekking moeten worden gericht aan de bevoegde instantie.

Nota bene. Wie deze tekst in een andere taal overbrengt, wordt verzocht ‘Bundesrepublik Deutschland’ bij wijze van proef te vervangen door de officiële naam van zijn eigen land. Deze voetnoot moet ook in de vertaling blijven staan.

 

Vertaald door Angela Adriaansz.

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Lloyd Haft, Anne Sexton

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Restant

Licht is er over –
iets blijvends
boven de rots
water en oever voorbij

niet van een kleur
maar alle kleur houdend
hoog in de mist waar de regenboog,
de pauwstaart schitterend stijgt,

iedere druppel een parel
aan een van de vindende vingers
die de dag als blinde tastend
als een blinde spreidt.

Ieder een spiegel
met mij gekomen,
een van de stromen,
een van mijn wegen naar mij.

 

Verkondiging

Je naam verneem je
waar je de klos hebt laten vallen,
waar een hand van je vrijkomt
die reikt.
Al wat je meende te weven
nu vrij, nu onder je,
onder de hand die opgaat leeg,
eindelijk open.
Onder je hier,
diep uit de hemel gedaald,
van onder je uitziend oog
komt altijd het woord dat je hoort.
Want hoe zal de engel anders
komen dan in je kleur,
in het kleed dat je hand
van de huiver niet houdt?

 

Het altaar van de maan (Peking)

Het Altaar van de Maan
is een stel oude mannetjes
die zitten te schaken.

Nu de laatste beschermgodin
verdreven is, staan de poorten
open. Er schijnt zelfs

een zon: matig, nog lerend,
hier en daar geholpen
door herfstboombladeren.

Ongeziene vrouwen
schuifelen, slepen met bezems,
kijken voor zich uit.

Geen man die van zijn leven nog
van stelling zal veranderen:
ieder op zijn stenen voeten

veilig vastgestoken
door de ellenlange nagels
van een uitgewezen maagd.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Wij tweeën

Ik was ingepakt in zwart
bont en wit bont en
jij maakte me open en toen
zette je me in gouden licht
en toen kroonde je me,
terwijl er buiten
de deur sneeuw viel in schuine pijlen.
Terwijl een dik pak sneeuw
als sterren naar beneden kwam
in calciumfragmentjes,
waren wij in ons eigen lichaam
(die kamer die ons zal begraven)
en jij was in mijn lichaam
(die kamer die ons overleven zal)
en eerst wreef ik je
voeten droog met een handdoek
want ik was jouw slaaf
en toen noemde je mij prinses.
Prinses!

O toen
stond ik op met mijn gouden huid
en ik sloeg de psalmen neer
en ik sloeg de kleren neer
en jij maakte het bit los
en jij maakte de teugels los
en ik maakte de knopen los,
de botten, de verwarringen,
de ansichten uit New England,
de januarinacht om tien uur ’s avonds,
en wij kwamen op als tarwe,
veld na gouden veld,
en wij oogstten,
wij oogstten.

 

Vertaald door Annemarie Slootweg

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Natalka Bilotserkivets, Anne Sexton

De Oekraïense dichteres en vertaalster Natalka Bilotserkivets werd geboren op 8 november 1954 in het dorp Kuyanivka in de buurt van Soemy. Zie ook alle tags voor Natalka Bilotserkivets op dit blog.

 

Wine of Angels

There’s a peaceful land of maidens crystal-pure,
where children are as unbreakable as steel
where snake-victors kneel and drink
the wine of angels in silent, frozen halls.

There’s a peaceful land of grasses
where the dragon sings for eternal hours.
He waits, his wise head bowed,
powerful wings embroidered with flowers.

Monks dwell in cells among burgundy rocks.
Fire burns inside their stone bowls.
And the wine of angels can’t been tasted or seen
like tears in a river or in our dead souls.

Here no victories or failures prevail.
The scorpion sleeps at the foot of the rhododendron.
And in the window’s light—a sacred darkness,
like writing on a scorpion’s scales.

 

Vertaald door Dzvinia Orlowsky

 

Fire

This red fire of dry stalks —
and what dry stalks
and sweet crackling of first rains! —
of fallen leaves that fell for a long time,
warm with currant smoke, or maybe raspberry,
the gentle crunch of branches cut from bushes

slowly unfolded. The ashy edges grew,
and the broken toy the child carried over
and laid at the foot of perhaps its first temple
only smoked through the varnish
of its dirty, wooden side.

O, red fire with the blue, violet eye!
Noon, and then, at once, an evening village —
a child who’s grabbed onto its mother,
dark groves far beyond the river.

Suddenly and everywhere — here
on the quiet, sleepy street, in the dark
groves far beyond the river,
fires blaze up in rays of evening sun
and the smoke of sweet leaves
spread its arms to us.

And when the evening oval faces lit up,
cleansed with sparkling grain and strange delight,
we tossed the child in the air, kissed
and twirled with it — and laughed
as if we, too, were children.

You will never die — in your little blue coat;
your thin lips will never break,
just as this fall evening will never disappear,
this fire that dances and flies into the air.
Can we not rejoice in the happy rhythm
that fills the universe and our hearts?
Can we not catch the divine light
wiping tears, like years, from our faces?

 

Vertaald door Ali Kinsella en Dzvinia Orlowsky

 

Natalka Bilotserkivets (Kuyanivka, 8 november 1954)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Anne Sexton werd geboren op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Anne Sexton op dit blog.

 

Omgang met engelen

Ik was het moe om vrouw te zijn,
de lepels en de potten was ik moe
moe van mijn mond en mijn borsten
moe van de make-up en de zijden kleren.
Nog altijd zaten er mannen aan mijn tafel
die heendraaiden om de schaal die ik opdiende.
De schaal zat vol met blauwe druiven
en vliegen zweefden er omheen, vanwege de geur
en zelfs mijn vader kwam, met zijn witte botten.
Maar ik was het moe dat alles en alles een geslacht had.

Vannacht heb ik een droom gehad
en ik zei tegen mijn droom…
‘Jij bent het antwoord.
Jij blijft langer voortleven dan mijn man en mijn vader.’
In die droom was er een stad, gemaakt van ketens
waar Jeanne ter dood werd gebracht in mannenkleren
en het wezen van de engelen nooit werd beredeneerd,
geen twee waren er van dezelfde soort,
een met een neus, een met een oor in de hand,
een die kauwde op een ster en de baan ervan beschreef,
ieder gehoorzaamde als een gedicht aan zichzelf
en voerde god’s functies uit,
een volk op zichzelf.

‘Jij bent het antwoord’,
zei ik, en ging naar binnen,
ik ging bij de poorten van de stad liggen.
Toen werden de ketens om me heen gebonden
en ik verloor mijn gewone geslacht en mijn definitieve gestalte
Adam stond links van mij
en Eva stond rechts van mij,
allebei ten diepste onverenigbaar met de wereld van de rede.
Wij vlochten onze armen in elkaar
en reden onder de zon.
Ik was niet langer meer een vrouw,
niet het een of het ander.

O dochters van Jeruzalem,
de koning heeft mij binnengebracht in zijn kamer.
Ik ben zwart en ik ben prachtig.
Ik ben opengemaakt en ontkleed.
Ik heb geen armen en geen benen.
Ik ben helemaal huid, als een vis.
Ik ben evenmin vrouw
als Christus een man was.

 

Vertaald door Maaike Meijer en Marta Vooren

 

Anne Sexton (9 november 1928 – 4 oktober 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Willy Vlautin, Alice Notley

De Amerikaanse schrijver, muzikant en songwriter Willy Vlautin werd geboren op 7 november 1967 in Reno, Nevada. Zie ook alle tags voor Willy Vlautin op dit blog.

Uit: The Horse

Al passed the fragments of three different brick buildings and then the mine itself, where a yellow engineless 1960s school bus was shoved vertically into the main shaft. On the opposite side of the canyon were the remains of a half-dozen other buildings. Below them, pushed into a gulley, was a burned-out 1980s travel trailer that his great-uncle Mel and his dog, Curly, had escaped from one night when its propane heater had caught fire.
It was dusk when Al made it to the last structure, a wooden storage shed caved into itself. He took a pocketknife from his coat and notched a line into a four-by-four stud next to over eighteen hundred other small notches. For nearly five years he had done this same walk. Every day he wasn’t too sick depressed or the weather didn’t forbid him, he walked.
The woodshed next to the assayer’s office was half full of cottonwood, pine, and aspen logs. Al made three trips filling the woodbin by the stove. He then carried his spare two-gallon water jug to the spring twenty yards behind the office. Underneath a metal cover he dipped the jug into the four-foot-round concrete pipe his great-uncle had installed. Why it never froze completely, Al didn’t know, but even when the temperature was below zero, only a thin layer of ice covered the spring water.
Inside he took off his coat and coveralls, put his sweats back on, relit the woodstove, and sat in the duct-taped vinyl recliner next to it. In a spiral notebook he worked on the lyrics to a song called “Black Thoughts I Only See.” Above the title he had written Mexicali, Dog, The Falling Apart Years, The Wall. The band he was in at the time, the Gold ’n Silver Gang, had been on the road for two weeks when they stopped at the Little Acorn Casino outside of Campo, California, for a three-night engagement. The morning of the second day the band decided to drive to the border town of Mexicali. The band members, all under thirty, wanted to find a red-light district. Al, who had just turned fifty-six, had no interest and decided to walk the streets of Mexicali as a tourist.
He drank daytime beers, looked in shops, and sat for a long time in a courtyard. For lunch he ate at a sidewalk restaurant on the edge of the tourist area. It was then that he saw a dog across the street. A mutt-shepherd that was brown and black and white in color and had one ear that stood up and one that flopped over. He watched the dog as it lay down in the shade of a white stucco building, panting in the midday heat. Even as cars drove by and people passed, the dog stared at Al and Al stared at the dog. But his meal came and he ate and soon he forgot about the dog across the street.”

 

Willy Vlautin (Reno, 7 november 1967)

 

De Amerikaanse dichteres Alice Notley werd geboren op 8 november 1945 in Bisbee, Arizona. Zie ook alle tags voor Allice Notley op dit blog.

 

Het huilende heilige-T-shirt

Kinderen komen niet van diep van binnen
ze waren altijd buiten en, droom ik,
dragen hun eigen heilige-T-shirts zoals ik dat doe
de afbeelding van mijn heilige heeft geen gezicht, huilt.
Ze hebben lachende lichamen vriendelijke billen
“Geven je alles de eerste zeven jaar”, zegt Ted
ze hebben geen verbinding met jouzelf,
geen spook dat losbreekt, geen zaadpeul
geen deel van het lichaam niet jij; het is schrijnend
om zelf niet meer het kind te zijn
maar “kind” is geen echte spirituele classificatie
omdat ik verander met ervaring vertrouwen verlies en waarheid
en alles nu van hen moet leren
Zoals ik ooit was, zijn zij oprecht in elk van hun afzonderlijke huizen:
ritme van de ribben, iriserende ogen en getrippel
leidden me terug uit de depressie in de Hades. Eerst ben ik
bang voor wat moederschap wordt genoemd –
Ik noem het onbetaald werk, net als poëzie – maar een gezin
is geen noodlot, het is dat we naakt verwant zijn
onze erfenis worden geacht verdoemde psyches te zijn
maar dat is een mythe
een psyche is niet echt, een ziel wel,
een ernstig kind dat uit zijn eerste huis tuurt.
Op het eerste gezicht lijken mijn kinderen op mij, dus ik observeer ze
of, al schrijvend, negeer ze, totdat ze iets zeggen dat ik leuk vind
Ik heb hun woorden nodig voor mijn gedichten, om te spreken voor een
huis dat we samen bouwen dat kwetsbaar en sterk is
rillend in een Amerikaanse wind die onverenigbaar is met poëzie
En ik word bang en kinderlichamen
hebben vaak koorts, diegenen waar
je meer van houdt dan van jezelf (maar niet meer dan van
gedichten), dus wat kun je doen, ze naar school sturen en hopen
dat ze het geweld van de menselijke geest overleven die erop uit is
zichzelf in hen te prenten. Stromen van atomen
van verdriet en extase, ze waren nooit mijn eigen lichaam
Ik was de koffer voor meer mensen die aankwamen, waarom niet.
Het T-shirt van mijn heilige, het huilt maar
niet tegen de natuurlijke noodzaak in, ik ben een dichter en niet veel anders
Ik heb een normaal gezicht eruit gescheurd
en mijn kinderen de archaïsche stem van poëzie gegeven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Alice Notley (Bisbee, 8 november 1945)

 

Zie voor meer schrijvers van de 7e november ook mijn blog van 7 november 2020 en eveneens mijn blog van 7 november 2018 en ook mijn blog van 7 november 2017 en ook mijn blog van 7 november 2015 deel 2.

Robert Musil, Johann Scheerer, Werner Söllner

De Oostenrijkse schrijver Robert Musil werd geboren op 6 november 1880 in Klagenfurt. Zie ook alle tags voor Robert Musil op dit blog.

Uit: Der Mann ohne Eigenschaften

„Die Muskelleistung eines Bürgers, der ruhig einen Tag lang seines Weges geht, ist bedeutend größer als die eines Athleten, der einmal im Tag ein ungeheures Gewicht stemmt; das ist physiologisch nachgewiesen worden, und also setzen wohl auch die kleinen Alltagsleistungen in ihrer gesellschaftlichen Summe und durch ihre Eignung für diese Summierung viel mehr Energie in die Welt als die heroischen Taten; ja die heroische Leistung erscheint geradezu winzig, wie ein Sandkorn, das mit ungeheurer Illusion auf einen Berg gelegt wird. Dieser Gedanke gefiel ihm.
Aber es muß hinzugefügt werden, daß er ihm nicht etwa deshalb gefiel, weil er das bürgerliche Leben liebte; im Gegenteil, es beliebte ihm bloß, seinen Neigungen, die einstmals anders gewesen waren, Schwierigkeiten zu bereiten. Vielleicht ist es gerade der Spießbürger, der den Beginn eines ungeheuren neuen, kollektiven, ameisenhaften Heldentums vorausahnt? Man wird es rationalisiertes Heldentum nennen und sehr schön finden. Wer kann das heute schon wissen? Solcher unbeantworteter Fragen von größter Wichtigkeit gab es aber damals hunderte. Sie lagen in der Luft, sie brannten unter den Füßen. Die Zeit bewegte sich. Leute, die damals noch nicht gelebt haben, werden es nicht glauben wollen, aber schon damals bewegte sich die Zeit so schnell wie ein Reitkamel; und nicht erst heute. Man wußte bloß nicht, wohin. Man konnte auch nicht recht unterscheiden, was oben und unten war, was vor und zurück ging. »Man kann tun, was man will;« sagte sich der Mann ohne Eigenschaften achzelzuckend »es kommt in diesem Gefilz von Kräften nicht im geringsten darauf an!« Er wandte sich ab wie ein Mensch, der verzichten gelernt hat, ja fast wie ein kranker Mensch, der jede starke Berührung scheut, und als er, sein angrenzendes Ankleidezimmer durchschreitend, an einem Boxball, der dort hing, vorbeikam, gab er diesem einen so schnellen und heftigen Schlag, wie es in Stimmungen der Ergebenheit oder Zuständen der Schwäche nicht gerade üblich ist.
Der Mann ohne Eigenschaften hatte, als er vor einiger Zeit aus dem Ausland zurückkehrte, eigentlich nur aus Übermut und weil er die gewöhnlichen Wohnungen verabscheute, dieses Schlößchen gemietet, das einst ein vor den Toren liegender Sommersitz gewesen war, der seine Bestimmung verlor, als die Großstadt über ihn wegwuchs, und zuletzt nicht mehr als ein brachliegendes, auf das Steigen der Bodenpreise wartendes Grundstück darstellte, das von niemand bewohnt wurde. Der Pachtzins war dementsprechend gering, aber unerwartet viel Geld hatte das Weitere gekostet, alles wieder in Stand setzen zu lassen und mit den Ansprüchen der Gegenwart zu verbinden; das war ein Abenteuer geworden, dessen Ausgang ihn zwang, sich an die Hilfe seines Vaters zu wenden, was ihm keineswegs angenehm war, denn er liebte seine Unabhängigkeit. Er war zweiunddreißig Jahre alt, und sein Vater neunundsechzig.”

 

Robert Musil (6 november 1880 – 15 april 1942)

 

De Duitse schrijver, muzikant en muziekproducent Johann Scheerer werd geboren op 6 november 1982 in Henstedt-Ulzburg. Zie ook alle tags voor Johann Scheerer op dit blog.

Uit: Unheimlich nah

“Kaum war der Satz gesprochen, waren wir auch schon drin, und Kramer winkte dem Mechaniker freundschaftlich zu. „Moin, Frank, alles im Lack?“
„Klar“, antwortete der Mechaniker, der offenbar Frank hieß, „ich schnurr wie geschmiert. Normalzustand.“
Kramer grinste ihn an und sagte: „Zeig mir doch mal deinen Bierdeckel.“
Mit einem Kopfnicken zeigte Mechaniker-Frank Richtung Tisch, und Kramer nahm die Rechnung. Er fuhr mit seinem Zeigefinger über die aufgelisteten Positionen. „Ach so, ja, genau: Wir dachten, es macht Sinn, wenn wir vorne ’nen Überfalltaster einbauen.“ Ich atmete tief ein, doch mein Magen zog sich trotzdem unangenehm zusammen. „Da kannste dann im Fall der Fälle direkt mit dem Knie gegendrücken. Müsste von der Höhe her hoffentlich passen.“ Hoffentlich?, dachte ich kurz, konnte aber keinen klaren Gedanken fassen. Verstohlen blickte ich mich in der Werkstatt um. Ich hatte das Gefühl, dass Kramer wahnsinnig laut redete. „Und dann dachten wir, es wäre irgendwie am falschen Ende gespart …“ Auf einmal wirkte es so, als würden die Wände der Werkstatt über mich hinauswachsen. Hoch in den Himmel. Ich fühlte, wie ich immer kleiner wurde und nur noch mein pochendes Herz, groß wie ein aufgeblasener Airbag, zwischen den kilometerhohen schmutzigen Autowerkstattwänden immer stärker und lauter schlug, während die Stimme von Kramer in ohrenbetäubender Lautstärke fortfuhr, als er lachend sagte: „… sozusagen buchstäblich am falschen Ende gespart, wenn du verstehst, was ich meine, wenn wir im Kofferraum nicht auch einen Notfalltaster anbringen.“ Er nickte aufmunternd mit dem Kopf, während er diese letzten Worte sprach, als wollte er mich zum Mitlachen auffordern. Als wäre das alles ein großer Spaß. Ein tolles gemeinsames Hobby, das aber mein Leben war.
Ich sah ihn an. Kniff einmal die Augen zusammen und wischte heimlich meine mittlerweile schweißnassen Handflächen an meiner Jeans ab. Ich blickte hinüber zum hellblauen Volvo. Mein Blick fiel auf den Kofferraum.“

 

Johann Scheerer (Henstedt-Ulzburg, 6 november 1982)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

MIJN HUID
is getatoeëerd van
binnenuit.

Met afbeeldingen en zinnen
van vroeger. Ergens, bijna in
het midden, iets dat
pijn doet. Ik zou minder moeten
roken.

Bijna mijn diepste innerlijk
liefste, is naar buiten
gekeerd. Je zit in de metro
en leest mijn huid
in de krant. Hij is niet meer
van mij.

Het systeem blijft
gesloten. Slechts het geschrevene
is geschiedenis, slechts
het vreemde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e november ook mijn blog van 6 november 2018 en eveneens mijn blog van 6 november 2017 en ook mijn blog van 6 november 2016 deel 2.