Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“Daar was hun witgepleisterde huis, waarin ze op hem wachtte.
Hij stak de sleutel in het slot en besefte dat hij hem al minutenlang in zijn hand had.
Hij zette zijn schooltas onder de kapstok en hing zijn ski-jack op, verplaatste het cadeautje van zijn jaszak naar zijn broekzak. Zijn natte laarzen liet hij op de deurmat staan. Door de smalle ruit naast de deur van de woonkamer bekeek hij zijn vrouw.
‘Dag lieverd,’ zei hij, terwijl hij de deur opende.
Ze lag niet in bed, zoals gebruikelijk op dit uur, maar hing tegen de driezitsbank, waar hij haar die ochtend voor het laatst had gezien.
Hij kuste haar.
‘Hoe was je dag?’
‘Goed, gewoon. Is de bezorgservice geweest?’
‘Alles staat in de keuken. En er is bier in de ijskast, dat moet nu wel koud zijn.’
‘O, een biertje is lekker.’
‘Kun je aan mijn been trekken?’ vroeg zijn vrouw.
Hij trok aan het been. Eigenlijk was het niet meer echt een been, maar een boomstam, omhuld met vlees, gevuld met pap. Neeltje woog nu 240 kilo. Haar lichaam was zo groot dat wanneer ze achterover op bed lag, wat ze meestal deed, het hoofd achter het lichaam leek te liggen, alsof iemand het erbij had gelegd.
‘Neeltje, lieverd,’ zei hij, ‘ik heb wat voor je mee- gebracht.’ Hij pakte een door de lichaamswarmte verbogen reep chocola uit zijn broekzak. ‘Hershey, puur, met noten.’
Neeltjes hoofd kwam iets overeind en maakte zich gereed.
Langzaam, behoedzaam, schoof hij de reep in haar mond.
‘Bijt,’ zei hij.
Ze beet en kauwde.
Reukens streek, nog voor ze haar mond leeg had, teder met de afgehapte kant van de reep over haar lippen. ‘Open.’
‘…Bijt.’
‘…Slik.’
En weer, hij duwde de reep iets verder in haar keel.
‘Houd je van Hershey? Je houdt van Hershey,’ zei Reukens tegen Neeltje.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

‘laat mij toch’

laat mij toch
laat mij naar koude vreemde landen gaan
thuis
zink ik weg
in deze warme kleverige brij
die nauwelijks doorzichtig is
die me vasthoudt, die me zo
vasthoudt

laat mij naar vreemde landen
daar wil ik om mij heen slaan
met mijn schaduw vechten dat
slagen suizen in waterheldere lucht
hier wurgt de stilte mij
hier zuigt dikke pulp aan mijn hand

laat mij
waar het zicht helder is
of in stenen in hoge stenen muren in
muren voor mijn schedel – –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Wolfgang Hilbig, Sander Kok

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

VERSE UM AN FRÜHERE ZU ERINNERN

so lang schon unerforscht der kühle feuchte
herbst der eindrang ins reale haus woher
in meiner sprache sprech ich immer
mit einem der ich heißt

                                        ich weiß
welcher trost ihm einfache lügen sind
er schlägt nicht zurück wenn ich sage du
mußt sterben daß ich leben kann

ich habe dich so ganz entblößt
dich narren harlekin der fremden bunten lumpen
mir folgst du nicht mein weites steigen
frommt mir
                  dir nicht
das haus ist schwer
vom herbst der erde verhangen und brüchig
vom lärm deiner feuchten seufzer
wo bist du denn ich habe dich noch nicht erblickt −
mit bösem lachen
sage ich wisse ein jahr ist nichts −
doch ich weiß der tod erst gibt mir recht

ihm nicht ihm gehe ich nicht auf den leim −
woher nur weiß ich wie im keller
ein schwarzes wasser wartet
in kühler ruh die allem seinen glanz nimmt −
und zögernd seit langem
steigt er über viele stufen
hinab
          vorsichtig langsam
um nicht zu stürzen steigt er
seit jahren die grünen stufen hinab

 

radeloosheid

op de tafel liggen mijn ellebogen
in korte mouwen mijn bundels onvast
en mijn blikken en boeken
en zwijgen

totdat ik mezelf vind verward en
dronken in de late straten
struikel ik zie
ik de hemel zich
stil over
de daken haasten
mijn handen
heb ik verloren

al mijn gezichten heeft de regen
uit de bomen gesleept die kaal
de wind volgen door de avondstraten
de wind heeft in alle huizen gewaaid
al mijn gezichten die
daar op de tafels liggen
de woordeloze boeken zijn
doorgebladerd

wat nu – –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De gekke buurman, Andriessen, en diens vrouw Bella, als dat haar echte naam was, leken niets met elkaar te delen. Soms, in de zomer, als Andriessen en ‘Bella’ naast elkaar in de tuin lagen, legde de buurman zijn boek neer en begon hij eindeloos tegen zijn vrouw te wauwelen, die dan vooral knikte maar nauwelijks iets terugzei; tot een uitwisseling van ideeën of gevoel leek het nooit te komen. Hoe anders was het met zijn eigen vrouw. Uitwisselingen van ideeën hadden ze misschien weinig, maar die kon hij ook hebben met de boeken die hij las; met Neeltje wisselde hij gevoel uit, stil, zwijgend gevoel, gevoel dat zijn wortels heeft in een diepe verbondenheid tussen twee geesten die werkelijk, in de meest eerlijke zin, bij elkaar horen. Lieve Neeltje. Hij had van school een cadeautje voor haar meegebracht, een klein bewijs van liefde.
Sommige mensen hielden van elkaar, zonder te weten waarom. Hij kon zich dat niet voorstellen. De liefde was raadselachtig, maar de functie van de liefde was dat niet. Niet weten waarom je van iemand houdt, is zoiets als niet weten waarom je gaat slapen als je moe bent.
Ja, het was een zware dag geweest, maar nu liep hij naar huis, zou hij Neeltje zien opbloeien. Hij bracht de boekentas naar zijn andere schouder. De sneeuw knarste onder zijn laarzen. Op het midden van de brug over de Oude Rijn, waar Leiden overgaat in Leiderdorp, vermoedde hij vandaag onder de sneeuw een onzichtbare grens, die meer was dan de bestuurlijke afbakening tus-
sen twee gemeentes. Ze scheidde school en thuis, twee werelden waar andere wetten golden. De werelden raakten elkaar zoals de gemeentes, zonder dat ze in elkaar overliepen.
Een van de redenen dat hij deze baan had gewild, was dat hij door de geringe afstand naar huis kon lopen. Hij hield van lopen. ‘Lopen kalmeert de geest,’ fluisterde hij, de handen diep in de zakken van het ski-jack gestoken. Soms dacht hij geen geest te hebben zolang hij niet liep. Lopen veroorzaakte zijn geest.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“Als hij een geweer vanonder zijn bureau tevoorschijn zou halen en er de tl-buizen boven hun hoofden mee kapot zou schieten, zouden ze hem niet anders hebben aangekeken.

De wijzer tikte eindelijk de vier aan, de schoolbel snerpte, de leerlingen schoven hun stoelen naar achteren en stroomden naar de deur waardoor ze verdwenen als water in het doucheputje, het meubilair schots en scheef achterlatend. Hij zag nu pas hoeveel stof er in dikke slierten op de vloer lag. Het leek wel of de leerlingen het stof aantrokken of het in hun zakken mee naar binnen namen. Buiten was de lucht melkwit. Het trottoir was hier en daar bevroren. Auto’s gleden met een klef geluid door de sneeuw voorbij. Reukens had in de lerarenkamer zijn schoenen verruild voor sneeuwlaarzen, om met zekere pas naar huis te lopen. Het was warm in zijn oude, felgekleurde ski-jack. Hij had het nooit op de piste gedragen, omdat hij nog voor vertrek tot de ontdekking was gekomen dat hij Neeltje niet te lang alleen moest laten. Ze waren toen nog niet eens samen geweest, maar blijkbaar had ergens diep in zijn binnenste zijn liefde voor haar al wortel geschoten en daarmee het verantwoordelijkheidsgevoel dat altijd met liefde opschiet, als brandnetels bij hondsdraf. Het jack was niet goedkoop geweest en daarom droeg hij het nog elke winter. Om zijn schouder hing een grote boekentas van cognackleurig leer, dezelfde die hij als leerling een jaar of zes om zijn schouder had hangen en die hij nu als volwassene sinds een jaar of twee weer was gaan gebruiken. Hij bewandelde hetzelfde pad als hij als kind had bewandeld, maar in een andere stad en in een andere tijd. Er was niet veel veranderd, als je erover nadacht. Hij was er en de wereld was er, en daartegen afgezet waren de veranderingen miniem Behalve Neeltje: zij was misschien de enige grote verandering in zijn leven geweest. Ze was zijn eerste liefde — op 33-jarige leeftijd was hij laat geweest —en ze was zijn enige liefde gebleven. Zijn herinneringen aan zijn jeugd en aan die eerste tijd waren als foto’s die te kort in de ontwikkelaar hebben gelegen. Hij herkende de vage omtrekken van bekende figuren als door een dikke mist, de bleke, volumeloze vormen van de spullen die hij had bezeten en de ruimtes waarin hij had geleefd, waarin hij had geademd, waar hij tegenaan had geleund, alles zonder volume, al wist hij dat ze ergens, hij wist niet waar, nog ruimte innamen. Hun leeftijdsverschil bedroeg veertien jaar, maar dat was geen probleem, zeker als je bedacht wat ze samen deelden. Hij kende stellen die niets samen deelden, geen gezamenlijke wensen hadden, geen dromen, niets.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Matière de la Poésie

De zee gehuld in licht: gehuld in helderheid …
in de zin van licht: een leliewit om niets te zijn
dan wit van de lelies – en zee om niets dan zee
te zijn en zonder maat: en maan-afwezigheid –
wat een glans die aan zijn lange oversteek begint
en elk land vergeet op niets acht slaand dan eeuwigheid –
de zee: die niet langer dag of nacht is maar tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De kinderen daar hadden tenminste geen verstand gehad. Hij had hun weinig, maar toch iets kunnen leren. De kinderen die nu tegenover hem zaten, hielden hun verstand als een schild tegen hem opgeheven, en hij, de zogenaamde kenner, hakte met zijn kennis op hen in. Vorig jaar, op een congres over moeilijk lerende kinderen in het Muntgebouw in Utrecht, was vaak een term gevallen – wat was het? – didactisch resistent. Fraai. De leerlingen in dit lokaal zijn didactisch resistent, niet omdat ze te dom zijn, maar omdat ze te slim zijn. Hun valt niets te leren. Anders dan bescheidenheid. Ze haatten hem, hij voelde het. Ze minachtten hem. Bij zijn collega’s, was zijn indruk, was dat anders, daar lachten ze om elk stom grapje dat gemaakt werd. Zelf maakte hij geen grapjes, hoewel hij wist hoe het moest. Alleen niet hier, bij deze leerlingen.
Didactisch resistent. Willemijn gaf een kort en achteloos ‘oké’, alsof ze met haar zwaard een tik op haar schild gaf, en zette haar pen op het papier van haar schrift. Ze deed het waarschijnlijk gedachteloos, maar het kwam Reukens voor alsof ze een aantekening maakte: een minnetje voor meneer Reukens, een minnetje voor zijn gebrek aan inspanning en een minnetje voor zijn kennis, die maar weer eens tekortschoot. Hij keek naar de eik, naar de zware takken die uit de stam groeiden en het gebladerte dat zo overdadig was dat je er een kind in kon verstoppen. De klas was stil, doodstil. Het meisje achterin had haar make-updoosje voor zich neergelegd en keek voor zich uit, langs hem naar het schoolbord. Niemand keek hem in het gezicht. Een glimlachje speelde rond zijn lippen. In het lege, dode landschap van geest en klas verscheen vanuit de verte een nieuwe gedachte als een ruiter aan de horizon. Had hij ze eronder, zoals dat heette? Zijn glimlach werd breder. ‘Jullie moeten goed luisteren,’ zei hij met een kracht waarmee hij zichzelf verraste. ‘Jullie krijgen na het weekend een proefwerk over alle onderwerpen die we tot nu toe hebben doorgenomen. Ik ga geen hints geven, jullie moeten het zelf doen. En ik stel essayvragen, dus slijp je pen.’ Hij wist niet goed wat hij met dat laatste bedoelde, maar de klas keek hem aan alsof het normaal was.”

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Bladeren en schaduw

Niet nieuw kan zijn wat je begint –
omdat je altijd neemt wat je al lang is gegeven
en geeft het prijs:
zoals in de liefde omdat het mij ontbreekt
aan elke kennis: rood zoals de beuken loof rondstrooien,
overvloedig aan de wegkant waar ik al heel vroeg liep …
en kende de weg niet
en ken hem nog niet
en ken het kind niet waarvan de schaduw voor me uit rent
en weet niets van de zon, die haar rode goud
in het gebladerte brandt.
En weet niets meer van de herfst
die ernstig achter mijn rug liep en van wie ik schaduw
was: de steeds opnieuw ontworpen schaduw van talloze herfsten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Dolce far niente, Wolfgang Seekamp, William Saroyan, Sander Kok

Dolce far niente

 

Im sommerlichen Laubwald door Julius Exter, z.j.


Sommer-Abschied
(Der September)

Noch liegen Feld und Wiesen
unter heißer Sonnenlast,
doch seht, dort holt der Sommer
seine Fahne schon vom Mast.

Noch träumen rote Früchte
hoch im Laub vom Liebestraum,
doch hört, da fallen Äpfel
laut ins Gras vom Apfel-Baum.

Scheu huschen Rosendüfte
durch die späte Sommerzeit,
doch schmeckt, hier reifen Früchte
mit süßer, schwerer Üppigkeit.

Der Sommer strebt zum Ende,
herbst-zarter Duft zieht durch das Land,
am Himmel treiben Wolken,
Abendrot im Festgewand.

Und all die Spinnen weben
so manchen feinen Schleier,
der Herbst gibt jetzt dem Sommer
die letzte Abschiedsfeier.

Wolfgang Seekamp (Bremen, 1944)
Bremen, de geboorteplaats van Wolfgang Seekamp


De Amerikaanse dichter en schrijver William Saroyan werdgeboren op 31 augustus 1908 in Fresno, Californië. Zie ook alle tags voor William Saroyan op dit blog.

Uit: Fresno Stories (FIRE)

“One of the few things all of the Bashmanians are agreed about is fire, which we love, as we do all things in the fire family: the sun, all reds and yellows, California poppies and sunflowers. No wonder the Armenians fought off the Persians when they came with swords to demand that we join them in fire worship. Why should we spoil a good thing by making it official? We had official Jesus, and that was wonder enough. When a building was on fire in Fresno and the Fire Department came roaring up in its red fire engines, we would already be there, laughing, and rejoicing in the light, heat, color, and music of the fire eating wood to ash. The greatest fire I ever witnessed was a comparatively insignificant one. The thing that made it great was that it was my house. I had gone with my family in 1919 to Armona—about forty miles southwest of Fresno and three miles from Hanford—where there was good work in the fresh-fruit packing houses, and we shared a house bought for his family by my uncle Gunyaz Bashmanian after he suffered losses in three consecutive business enterprises. A small grocery store on 0 Street in Fresno went bankrupt because of the lower prices at the big store that suddenly opened next door. Then an orchard of peach and apricot trees in Biola brought forth two crops so meager that the place had to be given back to the bank. And finally this unlucky man bought a jewelry store on Mariposa Street in Fresno, next to D. Yezdan’s Clothing Store. One night it was emptied of everything by robbers, who were never apprehended. “Robbers?” Gunyaz said when he heard of the theft. “Not police?” Gunyaz put all of his remaining money into the buying of the old house in Armona, so that he and his wife and his two sons could work in the packing houses and perhaps save money again, but his wife took ill, one of his sons broke his arm, and Gunyaz himself sprained his back so badly that even with a brace holding him together he could do no more than stand and walk. When he was almost entirely out of money, with a lot of doctor’s bills to pay, Gunyaz took all of his business papers to a lawyer named Jivelikian and asked him to study them carefully. The following day the lawyer said, “I have found all of your papers in order. You paid two thousand dollars cash for the house and its furnishings. I know the house well, as the previous owner asked me to help him sell it three years ago. At best, the furnishings, the house, and the lot on which it stands are all together worth one thousand dollars. However, the fire insurance policy on the house is for six thousand dollars, and has a week to go.” Gunyaz said, “The house is old and rotten. I’m afraid it might catch fire some night when all of us are asleep.” “That is something to avoid at all costs,” the lawyer said. “I can’t stand guard every night,” Gunyaz said. “I have a bad back and many debts.” “My fee is one dollar,” the lawyer said. Gunyaz paid Jivelikian a silver dollar and went home. As luck would have it, everybody was either at the packing house or at the doctor’s, and Gunyaz Bashmanian was home all alone, his head full of sorrow, anger, and fire. That night, when everybody was home from work or from the doctor’s, he said to his wife, “Prepare a feast. We shall enjoy our good health and good fortune in this world, under the fig tree in the back yard.” The feast began a little after ten, by which time I was more sleepy than hungry. Nevertheless, I kept myself awake enough to have a little of everything, and then I began to long for my bed, which I shared with my brother Bakrot Bashmanian, called Buck for short. But Gunyaz said, “No, you must eat now. You are eleven years old; it is not time to go into the house.” He himself went into the house by way of the back door and came out by way of the front door.”

William Saroyan (31 augustus 1908 – 18 mei 1981)
Sayorans huis in Fresno 


De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“Soms kreeg hij de aandrang een groot gebaar te maken, desnoods fysiek, een gebaar waarvan iedereen zou schrikken. Maar in de lusteloosheid van de klas reflecteerde zijn eigen lusteloosheid, hun dode ogen waren zijn dode ogen, en uiteindelijk stond hij hier voor het geld en niet voor hen, zoals hij niet naliet hun, en zichzelf, te vertellen. Zijn leven was thuis, bij Neeltje. Op school was hij bij Hades. Zijn leven had ergens een vreemde bocht gemaakt, een bocht omlaag. Dagelijks keerde hij uit de onderwereld terug en dagelijks kon hij bij thuiskomst Neeltje zien opbloeien. De plastic klok tegenover hem stond bijna op kwart voor vier, maar hij liep voor en het duurde nog een tijd voor hij naar huis mocht. Hij stond met zijn rug naar het schoolbord en leunde met zijn vuist op het bureau, de andere hand hing slap naast zijn lichaam, de palm en nagels wit van het krijt. Achter hem stond op het bord de Nederlandse spelling van ‘Tolstoj’, die hij eerder met lange halen op het groen had neergekalkt. Hij keek naar de klas, die als een monolithisch blok voor hem zat Niemand keek terug. In de hoek pakte een meisje een make-updoosje uit haar rugzak en peuterde het met haar nagel open. Ze keek afwisselend in haar spiegeltje en in het gezicht van Reukens, zoals automobilisten afwisselend op hun telefoon kijken en dan naar de weg. Het is niet dat ze ongeïnteresseerd zijn, dacht hij, ze zijn gewoon afwezig. Wie heeft een vraag over Tolstoj?’ Hij keek de klas rond en zag een vinger. Willemijn heeft een vraag over Tolstoj.’ Willemijn de Vries was zestien jaar, zeer aantrekkelijk en sprak zeven talen, waaronder Oudperzisch, een taal die ze haar eerste liefde noemde. Haar lievelingsauteur was Heinrich Heine, omdat die ‘zo mooi zong’, en `niet alleen door Schumann’ — hij moest nog opzoeken wat ze daarmee bedoelde. Hij had aan haar eenzelfde soort hekel als aan oude vrouwen die een te zwaar parfum dragen. `Is bekend wat Tolstoj vond van Dostojevski’s stijl, of misschien het gebrek eraan, in Misdaad en straf?’ `Is bekend wat Tolstoj vond — Ja… In elk geval niet dat ik weet. Maar ik denk dat hij Dostojevski waardeerde om zijn psychologisch inzicht en hem toch, zoals Nabokov en Karel van het Reve een eeuw later, een matige schrijver vond — schrijftechnisch tenminste.’ `Maar is er niks bekend over wat Tolstoj vond van Misdaad en straf in het bijzonder?’ `Dat is niet bij mij bekend.’ Hij vroeg zich af waarom ze dit wilde weten, waarom dit soort mensen zich niet uit zelfhaat verhing, bijvoorbeeld op het schoolplein beneden. Hij keek naar de honderdjarige eik naast de ingang. Die was dik genoeg, die zou houden. In de klas waarin hij zelf scholier was geweest, zou Willemijn zijn uitgelachen en beschimpt om dat soort vragen, maar niet hier, niet op de Mirandola School voor Hoogbegaafden. Hier was alles anders. De pubers waren even weerspannig als elders op de wereld, maar ze droegen het op een andere — ingetogenere, beschaafdere — manier uit. Mirandola was een van die scholen voor kinderen die volgens de ouders, de directeur en het zittende kabinet meer moesten worden uitgedaagd. Kinderen die beter zijn, dacht Reukens erbij. Hij haatte ze met een hartstocht die aan liefde grensde. De managementlui vonden het zijn taak om voor die uitdaging te zorgen. Ze hadden gedaan of hij, uitgerekend hij, noodzakelijk was voor hun ontwikkeling. Ha! Hij was erin getuind, hij had de baan aangenomen, voor een schandelijk laag salaris. En nu stond hij hier Nietzsche en Dostojevski te verklaren voor een klas die zich nog minder voor filosofie en literatuur interesseerde dan een gewone klas. De rijen waren star en onbeweeglijk. Rijen bomen in een aangeplant bos. Geen wind woei, geen takje bewoog. Bij tijd en wijle voelde hij zich nuttelozer dan hij zich vroeger had gevoeld, op de gewone middelbare school, waar hij nog eens vijftien jaar van zijn volwassen leven had doorgebracht.”

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Dolce far niente, William Saroyan, Sander Kok, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig

 

Dolce far niente

 


The End of Summer door Marjorie Laird, 1984

 

End of Summer

An agitation of the air,
A perturbation of the light
Admonished me the unloved year
Would turn on its hinge that night.

I stood in the disenchanted field
Amid the stubble and the stones,
Amazed, while a small worm lisped to me
The song of my marrow-bones.

Blue poured into summer blue,
A hawk broke from his cloudless tower,
The roof of the silo blazed, and I knew
That part of my life was over.

Already the iron door of the north
Clangs open: birds, leaves, snows
Order their populations forth,
And a cruel wind blows.

 
Stanley Kunitz (29 juli 1905 – 14 mei 2006)
Worcester, Massachusetts, de geboorteplaats van Stanley Kunitz

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Saroyan werdgeboren op 31 augustus 1908 in Fresno, Californië. Zie ook alle tags voor William Saroyan op dit blog.

Uit: Madness in the Family

“Going mad was a specialty of the family. Until a man had gone mad, it was understood that he was still a boy. If he never did, he was not the equal of those who had. Only a few reached the age of thirty unseized, and, over a period of a cen-tury, only two or three members of the family went the whole distance unseized. More than a few took the trip several times, after which they were considered wise men, or perhaps even holy men, as if they had made the pilgrimage to Jerusalem, as, in a sense, they had. With the women it was another matter, although most of them took the trip too; but with the help of the other women in the family, their journeying was fairly well con-cealed. Women on the trip tended to reject their children, their brothers and sisters, their parents, their parents’ parents, and themselves. Their madness was justified and reasonable, which may have made its concealment a relatively simple mat-ter. The demands on women for diplomatic behavior were so severe and so taken for granted by the men that madness was upon the women practically all of the time. With the men the madness took several traditional forms, including a repudiation of God, or rather of Jesus and Christianity, since nothing but trouble had come of the Father, the Son, the Holy Ghost, and the Church. Another com-mon form of the madness was a total rejection of the human race, based upon ancient and contemporary evidence that the human race was criminal and contemptible. Oddly. however, this rejection stopped at the threshold of the madman himself, who, during the seizure, whether brief or prolonged, consid-ered himself alone to be the only hope of the human race. His wife was a stranger—some crazy man’s daughter. His kids were tricks played on him by shabby genetics. His brothers and sisters were simpletons, his parents sleepwalkers. Yet another form of the madness was a conviction that all was in vain. all was corrupt, all was useless, all was hopeless. In Bitlis my father. Manak, was considered wise and worthy because he had made the trip to madness before he was twelve, which was uncommon. During the year of his rage. he went about his life and work pretty much the same a.5 (NM except that people avoided him, because anybody who looked him full in the face saw that he was on his way. and not receptive to small talk. But once the trip was over, there wasn’t an easier man to have around. Difficult questions were put to him by the oldest men, which he answered immediately, with unmistakable appropriateness. In the most complicated dis-putes, he was called upon to pass judgment, and his decisions were instantly accepted by both sides. When the tribe packed up and came to America, first to New York, and then to California, the family madness con-tinued, but the form changed. Of course, this was to be ex-pected. since America was another kind of place entirely. The whole family hadn’t one member buried here.”

 


William Saroyan (31 augustus 1908 – 18 mei 1981)

 

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De relatie tussen hemzelf en zijn vrouw was gelijkwaardiger. Elke zaterdag zag hij vanuit het raam van zijn werkkamer de buurman naast diens blauwe sportwagen staan en hem liefdevol wassen en opwrijven. De auto blonk als een gepoetst sieraad, in het dak scheen de zon. Soms moest hij het schouwspel een keer missen, omdat hij een afspraak had en een enkele keer omdat hij zelf bezig was zijn Neeltje te wassen. Dat deed hij dagelijks op niet-vaststaande tijden, dus het kwam voor dat het toevallig samenviel met het tijdstip waarop Andriessen zijn sportwagen waste. Ieder het zijne, dacht hij dan. Andriessens lijf was breed en lang als van een basketballer. Heel anders dan zijn eigen lijf, dat je gerust ondermaats kon noemen. De man liep elke zaterdag op dezelfde wijze rond zijn auto: peinzend, soms met een vinger de lak bestrijkend, tot hem iets in het oog sprong en hij daarop zijn volle aandacht richtte. De neuroot. Altijd stond dat rood-zwart gestippelde emmertje sop aan de voorkant van de auto en lag de groen-geel gestreepte tuinslang als een krul er voorlangs. Altijd de blauwe overall. Soms, zoals nu, was het koud en droeg de buurman er een fleecetrui onder en wanten aan zijn handen. Het vroor en het warme water dampte van de auto, alsof deze gevuld was met geesten die door het dak ontsnapten. Het was bijna aandoenlijk hoe liefdevol zijn buurman wekelijks met grote en kleine halen zijn auto waste en opwreef en nooit te hard leek te willen drukken; en hoe hij steeds hetzelfde patroon volgde. Eerst waste hij de velgen en de lampen, dan de ruiten en de lak, waarna hij zijn emmertje sop over het dak kieperde en over de licht gebolde motorkap, waarvan Reukens vermoedde dat het Andriessens lievelingsonderdeel was, omdat hij er extra aandacht aan besteedde. Daarna spoelde hij hem langdurig af met water uit de tuinslang en wreef hij hem nog langduriger op met een geel of blauw vezeldoekje, dat soms tijdens de beurt vervanging nodig had omdat het niet meer voldeed. Hij kuste hem niet en talkpoeder liet hij achterwege. Reukens liep naar de badkamer om de emmer te halen. De mens kan andermans geluk zien, maar niet begrijpen, dacht hij.
Voor de klas is geen dag hetzelfde, had een collega beweerd op Reukens’ eerste werkdag. Op het grijze gezicht van de man lag een prikkelbaar soort trots dat geen tegenspraak duldde. Reukens had niets gezegd. De man zijn trots duidde op angst dat zijn geloof aan het wankelen werd gebracht. Angst en trots liggen vlak naast elkaar, wist Reukens. Trots is een defensiemechanisme tegen angst, zoals angst misschien een defensiemechanisme is tegen een overdaad aan trots. Voor de klas staan was vermoeiend. Vijf dagen per week staarde hij in dezelfde dode ogen en bevocht de gedachte dat hij de wereld misschien beter van dienst kon zijn vanachter de glazen toonbank van een ijssalon of snackbar.”

 

 
Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Franse schrijver en journalist Éric Zemmour werd geboren op 31 augustus 1958 in Montreuil-sous-Bois, vlakbij Parijs. Zie ook alle tags voor Éric Zemmour op dit blog.

Uit: Un quinquennat pour rien

« 17 novembre 2015
Bombarder Molenbeek
La guerre !, dit Hollande. La guerre !, dit Valls. La guerre dit Cazeneuve. Une guerre impitoyable, dit Hollande. Que nous allons gagner, dit Valls. Notre guerre, disent les médias. La guerre pour jouer au chef de guerre. La guerre pour appeler à l’unité nationale. La guerre pour remonter dans les sondages. La guerre. Quelques bombardements de plus ou de moins, dans une Syrie transformée en terrain vague. Une guerre française dans les fourgons de l’année américaine. Une guerre en Syrie qui s’ajoute à celle d’Irak et d’Afghanistan ou de Lybie qui ont aggravé le mal qu’elles étaient censées anni-hiler. Des guerres aux côtés de l’Arabie Saoudite, du Qatar, de la Turquie, qui ont fabriqué, équipé, financé la milice de Daech. Leur milice Comme ils avaient fabriqué, équipé, financé al-Qaida. Avec la bénédiction des services secrets de l’Oncle Sam. Nos alliés, nos amis, nos clients, qui partagent avec l’État islamique la même haine de l’Iran et la même conception rigoriste de l’islam. Daech applique le droit canonique du Moyen Âge, recon-nait l’imam de Bordeaux, Tareq Oubrou, grand ami d’Alain Juppé, et présenté comme l’incarnation d’un islam républicain en dépit de son appartenance à la confrérie des Frères musulmans. Mais l’islam, justement, n’a pas bougé depuis le Moyen Age. Il n’a pas été discuté, amendé, réformé, moder-nisé. Quand Daech cite des sourates du Coran pour légitimer ses actes sanglants, on peut dire que ce n’est pas le vrai islam. Mais c’est une vraie sourate dans le vrai Coran. La France est pour eux la quintessence du mal : à la fois pays des croisés, des blasphémateurs et des idolâtres. Comme au temps béni du califat où l’islam s’étendait de l’Inde à l’Espagne. Quand on prétend mener une guerre, il faut connaître l’ad-versaire pour le vaincre. François Hollande craint même de prononcer son nom I Parle de terroristes pour ne pas dire islamistes. Fustige Daech pour ne pas dire Etat islamique. Le gouvernement socialiste accepte de laisser en liberté sur notre territoire plus de dix mille terroristes potentiels, tous fichés par nos services de police sous la catégorie « S ». Ne pas les expul-ser. Ne pas les enfermer. Respect de l’État de droit. Pas d’amal-game. Le ministre de l’Intérieur Bernard Cazeneuve déclarait en 2014: « Ce n’est pas un délit de prôner le djihad. » Sa collègue de la place Vendôme prône une justice bienveillante évitant la prison qu’elle juge criminogène. Christiane Taubira a été entendue. lune’ Mostefai, l’un des tueurs du Bataclan, avait été condamné à huit reprises mais jamais emprisonné. Au moins, ce n’est pas en prison qu’il s’est radicalisé. Au lieu de bombarder Raqqa, la France devrait bombarder Molenbeek. Raqqa en Syrie, Molenbeek en Belgique, d’où sont venus les commandos du vendredi 13. Mais les frontières entre pays européens ne servent plus à rien depuis les accords de Schengen.”

 

 
Éric Zemmour (Montreuil-sous-Bois, 31 augustus 1958)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Episode

im düstern kesselhaus im licht
rußiger lampen plötzlich auf dem brikettberg
saß ein grüner fasan
ein prächtiger clownsilbern und grün den leuchtend roten reif am hals mit
unverwandtem aug mit dem großen gelben schnabel aufmerksam
zielte er auf mich
so war er herrlicher und schöner
als ein surrealistischer regenschirm auf einer nähmaschine
wie er dort saß genau und furchtlos verirrt
auf seinem schwarzen gipfel

konversation fand nicht statt
ich bewegte mich und er flog davon durch die offene tür
doch von weit her den geruch der sonne den duft
seines farbigen gelächters ließ er hier in der nacht
und ich verwarf alle mühe das leben mythisch zu sehen

und als das kausale grinsen meines kopfes
von energie und frost gefressen in die nacht verschwand
glaubte ich nicht mehr an den untergang
der wahrnehmungen in der finsternis.

 

Episode

in het sombere ketelhuis in het licht
van beroete lampen op de brikettenberg plotseling
zat een groene fazant
een prachtige clown
zilver en groen de lichtend rode ring om zijn hals met
onafgewend oog met de grote gele snavel opmerkzaam
had hij het op mij gemunt
zo was hij heerlijker en schoner
dan een surrealistische paraplu op een naaimachine
zoals hij daar zat nauwkeurig en vreesloos verdwaald
op zijn zwarte bergtop

gesprek vond niet plaats
ik bewoog mij en hij vloog weg door de open deur
maar van verre de reuk van de zon de geur
van zijn kleurrijk gelach liet hij hier in de nacht
en alle moeite het leven mythisch te zien verwierp ik

en toen de causale grijns van mijn hoofd
door energie en vorst weggevreten in de nacht verdween
geloofde ik niet meer aan de ondergang
der waarnemingen in de duisternis.

 

Vertaald door Ad den Besten

 

 
Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Sander Kok

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Kok studeerde literatuurwetenschap en kunstgeschiedenis en liep vanaf 2006 een aantal seizoenen shows voor onder meer Armani. Ook speelde Sander Kok in campagnes voor Mercedes, Lacoste en Samsung. Voor zijn modellenwerk woonde hij in New York, Seoul en Milaan. In 2017 debuteerde hij met “de roman “Smeltende Vrouw. Naar aanleiding van het verschijnen van deze filosofische roman werd de schrijver opgenomen in de Jonge Schrijversgids van Vrij Nederland.

Uit: Smeltende vrouw

“De mens spreekt vooral om zijn eigen stem te horen. Hij wil zijn stem horen om te controleren of hij nog deugt. Hij probeert zijn stem zoals een metaalbewerker op een stalen buis slaat om te controleren of ze hol is of massief, terwijl hij wel weet dat ze hol is. De buurmannen Andriessen en Reukens kenden elkaar al jaren, zonder ooit elkaar gesproken te hebben. Volgens Reukens lag dat aan de moderne tijd; de mensen spraken niet meer met elkaar. Als dat anders was geweest, wist hij, zou hij de eerste zijn om aan het gebruik een einde te maken — maar die waarheid hield hij in het onderste van zijn bewustzijn verborgen, als een vies tijdschrift dat onder op de stapel ligt en slechts eens in de zoveel tijd wordt opgepakt. Andriessen vond er niets van, hij hoefde niet zo graag te praten, met niemand eigenlijk, althans niet per se. De toevallige luisteraar was genoeg. Daarbij: hij dacht er niet eens over na. De buurman was zwijgzaam, zoveel was duidelijk, en dat was dat. Als de buurman niet sprak, waarom zou hij dan zelf spreken? Maar Reukens vond het vervelend. Elke keer dat hij Leo Andriessen zag, en ze zich binnen gehoorsafstand van elkaar bevonden, moest hij voorwenden met iets anders bezig te zijn, omdat het vreemd was om nu, na al die tijd, ineens tegen de buurman te praten. In de tien jaar dat Reukens en Andriessen in hun vrijstaande huizen naast elkaar woonden, was het contact nooit verder gekomen dan een klungelig handopsteken van een afstand: een groet in stilte, liefst zonder oogcontact, en in voorgewende drukte uitgevoerd. De echtgenote van de buurman, die door hem ‘Bella’ werd genoemd, was een slanke veertiger die zich buiten meestal op hoge hakken vertoonde. Ze liep altijd rechtop, de kin iets geheven. Naar de heersende maatstaven, dacht Reukens, was ze waarschijnlijk mooi, maar ze was het tegendeel van de vrouw die hem aantrok. Bella leek hem een barse vrouw. Bars, ja: een woord dat eigenlijk een man paste, maar misschien nog beter bij de agressieve, harde, afgelakte vrouwelijkheid van de buurvrouw. Bij haar man was ze anders. De strengheid in haar gezicht maakte plaats voor spot, maar een milde, haast lieve spot, een angstige spot ook, die zich nooit volledig als spot durfde te uiten. In de buurt van haar man kregen Bella’s bewegingen iets afwachtends en als zij dan bewoog, leek de beweging altijd in dienst van zijn wensen te staan.”

 
Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)