Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, Stijn Streuvels, Leïla Slimani, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Niña Weijers

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Yucca

“Aan de balie van de gevangenis kreeg hij een witte plastic draagtas met daarin al zijn bezittingen.
De cipier achter het glas wees naar een deur aan de zijkant. Ze draaide de sleutel om, stopte hem de tas toe en deed de deur meteen weer op slot. De vrouw paste ternauwernood in haar blauwe overhemd, de knoop van haar stropdas was verborgen onder haar slappe hals.
Viktor was hier elf jaar geweest, hij had nooit het gebouw verlaten, maar de vrouw liet niets blijken. Hij kon net zo goed een bezoeker zijn die een uurtje geleden zijn tas had afgegeven. Ze was beducht voor iets, een onnoembaar gevaar. Men had haar op het hart gedrukt onder alle omstandigheden zakelijk te blijven. Die houding paste haar slecht, zoals haar lichaam niet in het uniform paste. Kleine gouden ringetjes staken in haar kersrode oorlellen die schuin op haar bolle wangen lagen. De ringen hadden geslepen kantjes, wat haar tegelijk meisjesachtig en ouderwets maakte, een juweel dat ze bij haar vormsel van een grootmoeder had gekregen. Ze deed alsof hij niet meer voor de balie stond en naar haar keek. Ze leek hem een vrouw die huilend de liefde bedreef.
De donkere, massieve poort had een deurtje dat door een mannelijke cipier werd opengemaakt. Routine en gewoonte, de fundamenten van het gevangeniswezen, reikten tot deze uiterste grens en hadden sporen van blank hout gevormd. Buiten klonk de wereld anders, hij merkte het meteen. Hij kon het niet benoemen. Had het iets met de bomen aan de overkant te maken, met de brede kruinen? Waren autobussen vroeger stiller? Na enkele minuten voor de grote poort, kijkend naar fietsers en auto’s en voetgangers en gebouwen die hij zich niet kon herinneren, bedacht Viktor dat er een zekere uitbundigheid in de lucht hing. Hij rook het. De wereld was nu vrijer. Maar de wereld was daar niet rustiger van geworden. Misschien lag het aan hem. Het zou tijd vragen om aan alles te wennen, dat sprak vanzelf. Op dat vlak waren zijn vooruitzichten uitstekend. Hij had tijd in overvloed.
Links van de grote poort trok de kleur oranje zijn aandacht. Een vuilnisbak die tegen de muur hing. Voorop stond een symbolische afbeelding van een vuilnisbak, er was geen misverstand mogelijk. Ook dit kon hij zich niet voor de geest brengen, die kleur. Zonder de straat in te kijken werd hij drie vuilnisbakken gewaar, oranje vlekken aan de randen van zijn blikveld. De kleur was zeer doeltreffend, al lag er hier en daar vuil op straat.”

 

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

 

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook alle tags voor Gore Vidal op dit blog.

Uit: Julian

Libanius to Priscus Antioch, March [AD.] 380
Yesterday morning as I was about to enter the lecture hall, I was stopped by a Christian student who asked me in a voice eager with malice, “Have you heard about the Emperor Theodosius?”
I cleared my throat ready to investigate the nature of this question, but he was too quick for me. “He has been baptized a Christian.”
I was noncommittal. Nowadays, one never knows who is a secret agent. Also, I was not particularly surprised at the news. When Theodosius fell ill last winter and the bishops arrived like vultures to pray over him, I knew that should he recover they would take full credit for having saved him. He survived. Now we have a Christian emperor in the East, to match Gratian, our Christian emperor in the West. It was inevitable.
I turned to go inside but the young man was hardly finished with his pleasant task. “Theodosius has also issued an edict. It was just read in front of the senate house. I heard it. Did you?”
“No. But I always enjoy imperial prose,” I said politely.
“You may not enjoy this. The Emperor has declared heretic all those who do not follow the Nicene Creed.”
“I’m afraid Christian theology is not really my subject. The edict hardly applies to those of us who are still faithful to philosophy.”
“It applies to everyone in the East.” He said this slowly, watching me all the while. “The Emperor has even appointed an Inquisitor to determine one’s faith. The days of toleration are over.”
I was speechless; the sun flared in my eyes; all things grew confused and I wondered if I was about to faint, or even die. But the voices of two colleagues recalled me. I could tell by the way they greeted me that they, too, had heard about the edict and were curious to know my reaction. I gave them no pleasure.
“Of course I expected it,” I said. “The Empress Postuma wrote me only this week to say that . . .” I invented freely. I have not of course heard from the Empress in some months, but I thought that the enemy should be reminded to what extent I enjoy the favor of Gratian and Postuma. It is humiliating to be forced to protect oneself in this way, but these are dangerous times.”

 


Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)

 

De Nederlandse dichteres Kira Wuck werd geboren in Amsterdam op 3 oktober 1978. Zie ook alle tags voor Kira Wuck op dit blog.

 

We nemen ons voor te vertrekken

1
Soms lijkt het alsof ik wind mee heb
de doden mij vooruit helpen
ik staar naar mensen die dichtbij staan
alsof ze na het knipperen
van mijn ogen verdwenen kunnen zijn
ik wil dat er dingen aan mij blijven kleven

2
Is geluk verdwijnen of juist gevonden worden
ik heb geen antwoorden roep ik
zand begint zich te verplaatsen als een oude kameel
nog nooit heeft een mens de zee doen keren

3
Ik heb iets nodig wat me lichter maakt
vanaf boven gezien lijkt alles altijd omhoog te willen
de massa wordt een zwaar ademend dier
we nemen ons voor te vertrekken
maar haken steeds om de beurt af

 

 
Kira Wuck (Amsterdam, 3 oktober 1978)

 

De Frans-Marokkaanse schrijfster en journaliste Leïla Slimani werd geboren op 3 oktober 1981 in Rabat. Zie ook alle tags voor Leila Slimani op dit blog.

Uit: Chanson douce

“Les voisins se sont réunis en bas de l’immeuble. Il y a surtout des femmes. C’est bientôt l’heure d’aller chercher les enfants à l’école. Elles regardent l’ambulance, les yeux gonflés de larmes. Elles pleurent et elles veulent savoir. Elles se mettent sur la pointe des pieds. Essaient de distinguer ce qui se passe derrière le cordon de police, à l’intérieur de l’ambulance qui démarre toutes sirènes hurlantes. Elles se murmurent des informations à l’oreille. Déjà, la rumeur court. Il est arrivé malheur aux enfants.
C’est un bel immeuble de la rue d’Hauteville, dans le dixième arrondissement.
Un immeuble où les voisins s’adressent, sans se connaître, des bonjours chaleureux.
L’appartement des Massé se trouve au cinquième étage.
C’est le plus petit appartement de la résidence. Paul et Myriam ont fait monter une cloison au milieu du salon à la naissance de leur second enfant. Ils dorment dans une pièce exiguë, entre la cuisine et la fenêtre qui donne sur la rue. Myriam aime les meubles chinés et les tapis berbères. Au mur, elle a accroché des estampes japonaises.
Aujourd’hui, elle est rentrée plus tôt. Elle a écourté une réunion et reporté à demain l’étude d’un dossier. Assise sur le strapontin, dans la rame de la ligne 7, elle se disait qu’elle ferait une surprise aux enfants. En arrivant, elle s’est arrêtée à la boulangerie. Elle a acheté une baguette, un dessert pour les petits et un cake à l’orange pour la nounou. C’est son favori.
Elle pensait les emmener au manège. Ils iraient ensemble faire les courses pour le dîner.
Mila réclamerait un jouet, Adam sucerait un quignon de pain dans sa poussette.Adam est mort.
Mila va succomber.
——-

«Pas de sans-papiers, on est d’accord? Pour la femme de ménage ou le peintre, ça ne me dérange pas. Il faut bien que ces gens travaillent, mais pour garder les petits, c’est trop dangereux. Je ne veux pas de quelqu’un qui aurait peur d’appeler la police ou d’aller à l’hôpital en cas de problème. Pour le reste, pas trop vieille, pas voilée et pas fumeuse. L’important, c’est qu’elle soit vive et disponible. Qu’elle bosse pour qu’on puisse bosser.»
Paul a tout préparé. Il a établi une liste de questions et prévu trente minutes par entretien.”

 


Leïla Slimani (Rabat, 3 oktober 1981)

 

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook alle tags voor Stijn Streuvels op dit blog.

Uit: In oorlogstijd (Dagboeken)

“13 oktober 1917

Aan het rijden en rotsen voor ons deur komt er geen eind, – altijd maar troepen en door de regen lijkt het een erbarmelijke aftocht.
Wat er op die wagens al geladen is, gaat alle inbeelding te buiten, – het gelijkt eerder een verhuizing, – een uittocht van foremannen dan op militaire kolonnen. En de peerden vooral zien er ellendig uit. Wat een verschil bij ’t geen we hier in oktober van ’14 zagen voorbijtrekken! En wat is er nu nog over van die prachtige stoet peerden en wagens in splinternieuw tuig van de 4de Armee?.

19 oktober 1917

Peerdenschouw; koeienschouw en… voor ’t eerst: geitenschouw. De boeren en landmensen mogen er een man op houden om de bevelen van de kommandantur uit te voeren. Maar nu komt het ergste: een veertigtal geiten worden opgeëist! De melkkoe van de kleine man. En dat verwekt veel ontroering en vooral stil verdriet. Niet alleen om het verlies van de melk die bij de kleine man het enige voedsel uitmaakt, maar ook omdat de kleine kortwoner zijn geit zo genegen is en waarlijk bemint. Ik zie o.a. een jongetje die daar ook met zijn geitje gekomen is, – een prachtig harte-geitje. Het dier is aangeslagen en moet geleverd worden en de jongen staat daar, houdt het geitje aan het zeel en streelt het met de andere hand over de rug maar terwijl rollen grote tranen uit zijn ogen over zijn wangen op zijn kiel, maar zijn aanzicht blijft strak gespannen en hij doet zienling geweld om zijn verdriet te verkroppen. Zelden heb ik zulk oprecht lijden ontwaard.

23 oktober 1917

Gisteravond, om 9 uur is er op de gemeente een jammerlijk ongeval gebeurd: een man hier uit de buurt is op een boom waar hij takken uit kapte door de soldaten van de Kommandantur, die op patrouille waren, doodgeschoten. Dat wekt de algemene ontsteltenis onder de bevolking en de verbazing te meer dat er geen nachten voorbijgaan zonder er hele bomen langs de steenweg afgezaagd en weggevoerd worden en de daders niet verontrust worden en dat er nu om enige takken een man moet doodgeschoten worden en het leven laten…”

 

 
Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969) 
Streuvels woonkamer in “Het Lijsternest”, zijn woonhuis in Ingooigem

 

De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook alle tags voor Alain-Fournier op dit blog.

Uit: Le Grand Meaulnes

“D’autres invités étaient maintenant épars entre les arbres, attendant. Et trois bateaux de plaisance accostaient, prêts à recevoir les promeneurs. Un à un, sur le passage des dames, qui paraissaient être la châtelaine et sa fille, les jeunes gens saluaient profondément, et les demoiselles s’inclinaient. Etrange matinée! Etrange partie de plaisir! Il faisait froid malgré le soleil d’hiver, et les femmes enroulaient autour de leur cou ces boas de plumes qui étaient alors à la mode . . .
La vieille dame resta sur la rive, et, sans savoir comment, Meaulnes se trouva dans le même yacht que la jeune châtelaine. Il s’accouda sur le pont, tenant d’une main d’une main son chapeau battu par le grand vent, et il put regarder à l’aise le jeune fille, qui s’était assise à l’abri. Elle aussi le regardait. Elle répondait à ses compagnes, souriait, puis posait doucement ses yeux bleus sur lui, en tenant sa lèvre un peu mordue.
Un grand silence régnait sur les berges prochaines. Le bateau filait avec un brui calme de machine et d’eau. On eût pu se croire au coeur de l’été. On allait aborder, semblait-il, dans le beau jardin de quelque maison de campagne. La jeune fille s’y promènerait sous une ombrelle blanche. Jusqu’au soir on entendrait les tourterelles gémir. . . Mais soudain une rafale glacée venait rappeler décembre aux invités de cette étrange fête.
On aborda devant un bois de sapins. Sur le débarcadère, les passages durent attendre un instant, serrés les uns contre les autres, qu’un des bateliers eût ouvert le cadenas de la barrière. . . Avec quel émoi Meaulnes se rappelait dans la suite cette minute où, sur le bord de l’étang, il avait eu très près du sien le visage désormais perdu de la jeune fille! Il avait regardé ce profil si pur, de tous ses yeux, jusqu’à ce qu’ils fussent près de s’emplir de larmes. Et il se rappelait avoir vu, comme un secret délicat qu’elle lui eût confié, un peu de poudre restée sur sa joue . . .
A terre, tout s’arrangea comme dans un rêve. Tandis que les enfants couraient avec des cris de joie, que des groupes se formaient et s’éparpillaient à travers bois, Meaulnes s’avança dans une allée, où, dix pas devant lui, marchait la jeune fille. Il se trouva près d’elle sans avoir eu le temps de réfléchir:
“Vous êtes belle”, dit-il simplement.
Mais elle hâta le pas et, sans répondre, prit une allée transversale. D’autres promeneurs couraient, jouaient à travers les avenues, chacun errant à sa guise, conduit seulement par sa libre fantaisie. Le jeune homme se reprocha vivement ce qu’il appelait sa balourdise, sa grossièreté, sa sottise.”

 

 
Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)
Cover leesboek

 

De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook alle tags voor Sergej Jesenin op dit blog.

 

De ruw bekapte kar ging zingen

De ruw bekapte kar ging zingen,
Struweel, de vlakte vliegt voorbij.
Wéér kruisen ter herinnering en
Kapellen onderweg terzij.

Wéér ga ik ziek aan warme weedom
Als mij de haver toewaait thuis.
En op het nieuws van klokkenklepels
Slaat ongewild de hand een kruis.

O Ruslands velden, diepkarmijn, je
In de rivier gevallen blauw,
Ik min tot vreugde en tot pijn toe
Die merendroefenis van jou.

Onmeetbaar is het koel verdriet van
Je nevelige oeverriet.
Maar níet geloven in je, níet je
Beminnen, nee, dat leer ik niet.

Mijn droom laat ik me nooit ontwringen
En nooit geef ik die ketens prijs,
Wanneer vertrouwde steppen zingen
Uit grashalms psalmboek, voor de wijs.

 

Vertaald door Kees Jiskoot

 

I”m a shepherd, and  my parlours

I”m a shepherd, and my parlours
Are the ruffled pasture sides,
Slopes of verdant hills and furrows,
Balks, with booming cry of snipes.

Yellow foamy clouds are trimming
Pine-tree wood with lace designs,
While I listen, lightly dreaming,
To the whisper of the pines.

Dewy poplars, softly waving,
Shine with verdure on the scene.
I am a shepherd, and my dwelling
Is the gentle field of green.

Cows salute and hail me chatting,
Using their tongue of nods.
Fragrant flowers are inviting,
Kindly, to the river spots.

I forget all grieves and cares,
On a heap of twigs, I dream.
To the sun I say my prayers,
“nd make communion by the stream.

 

Scarlet light of sunset shows up on the lake.

Scarlet light of sunset shows up on the lake.
Grouses are crying in the wood, awake.

Hidden in hollow, cries an oriole.
I don”t feel like crying, brightness in my soul.

You”ll come out to meet me later in the day,
We”ll sit down there under stack of hay.

I will kiss and squeeze you, like an ardent boy!
One can”t blame a man for being drunk with joy.

You will chuck your kerchief as I hold you tight,
I will keep you, tipsy, in the bush all night.

Let the birds keep crying as we neck and bask.
There”s a happy yearning in the purple dusk.

 

Vertaald door Alec Vagapov

 


Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)
Portret door klimbims

 

De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook alle tags voor Bernard Cooper op dit blog.

Uit: Maps to Anywhere

“Today I was going to borrow some books about mankind’s con-cepts of utopia, but the downtown library was destroyed by fire a couple of months ago and now there is only a charred hull, stepped like a ziggurat, cordoned off at a busy intersec-tion, soot seeping from its broken windows, the whole block reeking of smoke. I thought of going to another library, but that would involve negotiating unfamiliar streets, and I’m a man entrenched in routine. I travel the city like a needle coursing through grooves of a record. Work, market, home. Work, mar-ket, home. You visit the same places often enough and each day is like the refrain of Old Black Magic–“Round and round I go, in a spin, loving that spin I’m in …” When I look back at childhood, my breakfast bowl was like the curved congress building in the South American capital of Brasilia, a city whose stark architecture was eventually overrun with clotheslines and curtains and chickens plodding through lobbies. The spotless glass-topped bureau where my mother and father kept cologne and lint brushes and shoehorns was a lot like Le Corbusier’s Radiant City, egalitarian, rational, based upon the symmetry of His and Hers. Except that my parents filed for divorce. Except that Corbu’s schematic plans are nothing now but a blur of monoliths rendered in pencil. Our yard was like a small model of Frank Lloyd Wright’s Broadacre City; the faulty fountain, wooden birdhouse, and sparse vegetable garden were as absurd as Wright’s metropolis where each resident, living in a mile-high apartment complex, would own an individual plot of farmland which they could fly to in a compact helicopter adorned with geometric designs. Anyway, I ended up staying at home today, crossing the car- pet on journeys to the window and desk and back, staring at tract houses which cover the hills like ice plant or ivy, redundant and dense. As a boy, I used to visit a local subdivision every Sunday and wander through the model home. The foyer was filled with piped-in music. I’d swing back a medicine cabinet minor to reveal the pristine enamel, the green tiers of glass. Nubby synthetic curtains, clamped tight against the view, cre-ated a dim monastic light just right for contemplation. One need only pull a cord to, swoosh, be blinded by the wall of a neighbor, shadowless and absolute across a dusty abyss.”

 


Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Niña Weijers werd geboren in Nijmegen in 1987. Zie ook alle tags voor Niña Weijers op dit blog.

Uit: De consequenties

“Met verbazing had Minnie naar haar moeders relaas geluisterd. Ze kende niemand die zo nuchter was als zij, zo wars van alles wat niet behoorde tot de meest concrete, zichtbare werkelijkheid. Haar moeder was bovendien volstrekt onsentimenteel. Nog nooit had Minnie haar uitbundig zien lachen, of huilen, of schreeuwen van woede; haar emoties werden afgemeten in minimale doseringen die ze nooit overschreed. Het leven van haar moeder, dacht Minnie wel eens, voltrok zich langs de lijnen van een Mondriaanschilderij: horizontaal en verticaal, en absoluut zonder frivoliteiten. Ze was, kortom, wel de laatste van wie je zou verwachten betekenis te hechten aan iets geheimzinnigs als een dróóm.
‘Ik weet niet waarom ik je eigenlijk bel,’ zei haar moeder, die zich hoorbaar herstelde. ‘Nu ik het hardop uitspreek klinkt het ronduit belachelijk, en al helemaal niet realistisch.’
‘Nou ja,’ zei Minnie. In een impuls, misschien om haar moeders ongemak op te heffen, had ze haar voorgesteld die middag samen te lunchen, en nu zaten ze hier. Eigenlijk was het ontroerend, dacht ze, een droom die zomaar door haar moeders pantser van rationaliteit was gebroken.
Het was de eerste dag van februari en zelfs voor de tijd van het jaar was het extreem koud. Tijdens een schaatstocht de dag daarvoor had Minnie een lelijke blauwe plek opgelopen op haar heup, die om de paar uur van kleur veranderde en waar ze dwangmatig op drukte om te voelen of het nog zeer deed – wat het deed.
‘Excuses voor dat geraaskal aan de telefoon,’ zei haar moeder nog voordat ze goed en wel haar jas had uitgetrokken. Ze klonk weer als zichzelf, helder en zakelijk. ‘Ik was pas net wakker, ik dacht niet na.’
Minnie keek naar de routineuze manier waarop ze zich van de jas ontdeed, haar sjaal netjes door de mouw haalde, haar rok gladstreek, ging zitten. Ze was mooi, haar moeder, op een onopvallende maar goed geconserveerde manier. Een professional. Minnie herinnerde zich hoe haar moeder haar vroeger opwachtte wanneer ze uit school kwam, hoe anders ze was dan de andere moeders, die simpelweg in die rol geboren leken te zijn en op een volstrekt natuurlijke manier samenvloeiden met het schoolplein, hun kinderen, de andere moeders. Haar eigen moeder leek iedere keer weer verbaasd daar te staan, alsof ze een blokje om was gelopen en per ongeluk op het schoolplein terecht was gekomen.”
Al dertig jaar werkte haar moeder bij het kwf, waar ze zich onvervangbaar maakte als rechterhand van iedere directeur die de revue passeerde.”

 

 
Niña Weijers (Nijmegen, 1987)
Achterkant cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn blog van 3 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 3 oktober 2015 deel 2.

Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Monte Carlo

“De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend einde gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.
De sfeer is gemoedelijk, het gezelschap is inmiddels aan elkaar gewend. Door de grote glaspartijen van de ontvangstruimte stroomt het zonlicht naar binnen, in de verte weerkaatst door de azuurblauwe zee, een schittering die men bijna kan horen. Een vogel in zweefvlucht trekt zijn aandacht, hoog tegen de hemel maakt hij steeds opnieuw rondjes, glijdt hij met de luchtstroom mee en keert zich er weer tegenin, als naait hij met zijn scherpe snavel lus na lus een onzichtbare scheur in de luchtlagen. En de prins wordt die vogel, hij kijkt neer op dit lapje grond tegen de flank van een berg, als een adelaar, hij kijkt mee over Gods schouder naar de menselijke bedrijvigheid, deze concentratie van inspanning en energie en intellect, deze roemruchte opeenhoping van buitengewone welvaart en architectuur, het romantische rijm met de kleuren van het gesteente hogerop, het verblindende wit van de gerangschikte jachten in de haven eronder – een prinsdom, bedenkt hij ouder en wijzer, en nostalgisch door de wijn, als een voortdurende, nooit in te lossen belofte. Daar pal middenin, haarscherp afgetekend, het circuit voor de grand prix. Een grillige ring van geladen afwezigheid.
Hij neemt de trouwring van zijn vrouw tussen de vingers en spreekt in stilte de hoop uit dat er vandaag geen doden zullen vallen, niet zoals vorig jaar. Met zijn andere hand strijkt hij zijn snor. Daarna keert de prins zich om naar zijn genodigden, maar in gedachten is hij bij Deedee.
Jack Preston was dertien toen hij aan de tractor van boer Colin sleutelde. Het was een oude Massey Ferguson, uit de vroege jaren dertig. Hij stond tegen een van de monumentale loodsen die dwars op de weg waren gebouwd, sommige zonder muren om het hooi droog te houden, zes aan weerskanten van de straat, die daardoor toch de indruk wekte een privéweg te zijn door het landbouwbedrijf van boer Colin. Sinds twee jaar was Jack Preston een zwijgzame jongen geworden; hij stond naast zijn moeder toen een man van het leger, met zijn pet tegen de glimmende knopen van zijn uniform, over hun hoofden heen het huis in staarde en woordelijk herhaalde wat hem was opgedragen.”

 

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Kira Wuck, James Herriot, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon”

100 jaar James Herriot, Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon

De Engelse schrijver en dierenarts James Herriot (pseudoniem van James Alfred Wight) werd geboren op 3 oktober 1916 in Sunderland. Zie ook alle tags voor James Herriot op dit blog en ook mijn blog van 3 oktober 2010.

Uit: All Things Wise and Wonderful

‘She won’t go anywhere without Emmeline,’ the lady explained.
‘Emmeline?’
‘The doll.’ She held up the rubber toy. ‘Since this trouble started Lucy has become devoted to her.’
‘I see. And what trouble is that?’
‘Well, it’s been going on for about two weeks now. She’s so listless and strange, and she hardly eats anything.’
I reached behind me to the trolley for the thermometer. ‘Right, we’ll have a look at her. There’s something wrong when a dog won’t eat.’
The temperature was normal. I went over her chest thoroughly with my stethoscope without finding any unusual sounds. The heart thudded steadily in my ears. Careful palpation of the abdomen revealed nothing out of the way.

 


Christopher Timothy (James) en Robert Hardy (Siegfried) in de tv-serie “All Creatures Great And Small” (1978 – 1990)

 

The lady stroked Lucy’s curly poll and the little animal looked up at her with sorrowful liquid eyes. ‘I’m getting really worried about her. She doesn’t want to go walks. In fact we can’t even entice her from the house without Emmeline.’
‘Eh?’
‘I say she won’t take a step outside unless we squeak Emmeline at her, and then they both go out together. Even then she just trails along like an old dog, and she’s only three after all. You know how lively she is norrnally.’
I nodded. I did know. This little poodle was a bundle of energy. I had seen her racing around the fields down by the river, jumping to enormous heights as she chased a ball. She must be suffering from something pretty severe, but so far I was baffled.

And I wished the lady wouldn’t keep on about Emmeline and the squeaking. I shot a side glance at David. I had been holding forth to him, telling him how ours was a scientific profession and that he would have to be really hot at physics, chemistry and biology to gain entrance to a veterinary school, and it didn’t fit in with all this.”

 


James Herriot (3 oktober 1916 – 23 februari 1995)

Lees verder “100 jaar James Herriot, Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper, Louis Aragon”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Blanco

“Het restaurant bevond zich midden in een rij bescheiden herenhuizen.
De gevel was onopvallend; behalve een hoge plant in een terracotta pot naast de voordeur wees niets erop dat hier een zaak werd uitgebaat.
Viktor kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat men de glimmende plant speciaal voor deze dag gehuurd had.
De ontvangst was onpersoonlijk en de eetkamer ademde een sfeer van verouderde plechtstatigheid. De moeder van Helena, die het restaurant had gekozen, posteerde zich als enige van het gezelschap met de handen op de rug voor de vergeelde jachttaferelen en het schamele wandtapijt.
De gerechten werden opgediend onder stolpen. Toen alle borden op tafel stonden, kwam de vrouw des huizes erbij om samen met de kelners gelijktijdig de maaltijd te onthullen, maar het spektakel was weinig indrukwekkend en het eten kon warmer. Bij een blozend nichtje aan het einde van de tafel ontbrak de gratin dauphinois; de aard van dit samenzijn indachtig vond niemand het nodig er ophef van te maken, behalve Viktor. Het nichtje kreeg tranen in de ogen van schaamte toen de vrouw des huizes haar bord wegnam.
Het duurde een paar glazen rode wijn voor er verspreid gesprekken ontstonden. Links van Viktor zat Eveline, rechts Igor. Zijn zoon had de eend nauwelijks aangeraakt, alleen het bundeltje prinsessen was verdwenen.
Viktor nam zijn hand.
De jongen keek op met een bleek en vermoeid gezicht. Hij legde zijn hoofd tegen de arm van zijn vader en vroeg stil wanneer ze naar huis gingen.
Na het dessert steeg de kakofonie van kletsende mensen tot een niveau dat bij degenen die er geen deel aan namen slaap verwekte.”

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

Uit: Monte Carlo

“De naam van de man is Jack Preston.
Zijn vader, zachtaardig, gesneuveld voor het vaderland, wou hem Adam noemen, maar zijn moeder vond Adam te deftig, niet passen bij hun soort eenvoudige mensen. Hem Adam noemen, dacht ze, achteroverleunend in de opgeklopte kussens, terwijl haar pasgeboren zoon de lippen om haar zeer gevoelige linkertepel sloot en daarbij een zacht kermen voortbracht, als van een overrompelend geluk na het doorstane leed, een geluk zo groot dat het niet helemaal in zijn lijfje paste, waardoor het overschot met opeenvolgende trillingen van de stembanden afgevoerd moest worden, hem Adam noemen, dacht ze, zou verkeerde verwachtingen scheppen en hem voorbestemmen voor een leven verziekt door ontgoocheling.
Jack. Naar haar doodgeboren broertje dat de voorbije maanden geen seconde uit haar gedachten was geweest en haar de nacht tevoren in een droom had bezocht, haar als een volwassen man de hand had geschud op een manier die in de droom niet de minste twijfel liet bestaan over zijn ware identiteit.
Adam, dacht zijn vader elf jaar later. De gedachte viel samen met het inslaan van een kogel vlak bij zijn gezicht. Nu hij hier op dit vreemde strand lag, getroffen in de borst, de pijn ver voorbij, nu hij geen deel meer nam aan het tumult, ebde zijn angst weg. Het mortiervuur, de schorre kreten, de fluitende kogels, de zee, alles vervaagde. Op het ogenblik dat de inslaande kogel het zand deed opspatten en een kuiltje maakte, precies in zijn blikveld, kwam de naam Adam als een warme herinnering, een onverwacht geschenk, de zoon die zijn zoon ook was. Het stille, exclusieve genoegen van een geheim verbond, besloten in één woord. Adam. Hij fluisterde, hij voelde zijn lippen bewegen, en hij stierf.”

 
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin, Bernard Cooper”

Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.

 

Uit: Post Mortem

 

“Als een blinde zocht hij met gestrekte armen naar de handdoek. Zijn ogen openen zou het prikken erger maken.
Hoe lang was het geleden dat hij shampoo in zijn ogen had gekregen? Hij kon het zich niet herinneren. In zijn kindertijd, allicht. Misschien had hij wel vaker shampoo in zijn ogen, betere shampoo, die niet prikte. Of was dit ouder worden, kleinzerig? Zou hij straks de shampoo van Renée moeten gebruiken, geurend naar aardbei?
Je bent veertig, dacht Emiel Steegman. Veertig is niet oud.
Tot overmaat van ramp hing niet één handdoek aan het verchroomde rekje boven de radiator, binnen bereik. Steeds probeerde hij anderen, door het goede voorbeeld te geven, door handdoeken op te hangen aan het rekje, duidelijk te maken hoe zij hem met eenvoudige dingen een plezier konden doen. Hij faalde.
Zijn boodschap was niet duidelijk. Ze meenden dat hij steeds hún een plezier deed. Op den duur vonden zij het normaal.
Wat zou Otto Richter hiertegen beginnen? De beroemde, bestverkopende schrijver genoot vanzelfsprekend de voordelen van zijn gezegende leeftijd, wat echter toen hij veertig was? Had hij dan al een jongere, onderdanige vrouw, die nauw op dingen als handdoeken lette? Wat als het humeur van Richter door een handdoek danig werd verstoord, dat de woorden hem de rest van de dag in de steek lieten? Het was simpelweg ondenkbaar. Hij had een huishoudster in dienst. Net zoals de weidse etage die hij toentertijd betrok in het rijkste kwartier van de hoofdstad, maakte het niet uit of hij zich een huishoudster kon veroorloven. Een schrijver, dat was toch iemand die de wereld naar zijn hand zette?

Een flits van Tereza, zijn eigen vrouw, ze had een met kant afgezette voorschoot om, een kapje op het hoofd, meer niet; ze kwam niet voor de handdoek.
Hij wimpelde zijn gedachte af, er was geen tijd, maar hij voelde zich al minder door haar nalatigheid ontzet dan voordien.”

 

 

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)

Lees verder “Peter Terrin, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier, Sergej Jesenin”

Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gore Vidal op dit blog.

 

Uit: Point to Point Navigation: A Memoir

“At first, I thought that the Boners were just that—white skeletons like those jointed cardboard ones displayed at Halloween. Bony figures filled my nightmares until it was explained to me that these Boners were not from slaughterhouses but from poorhouses. My grandfather was against granting them a bonus. A onetime fiery populist from the Mississippi up-country, and a contributor to the only socialist constitution of the fifty states, he had come to the conclusion that “if there was any race other than the human race, I’d go join it.” He was a genuine populist; but he did not like people very much. He always said no to anyone who wanted government aid. On one memorable occasion, the blind senator was denounced to his face by a blind suppliant for federal aid. On the other hand, he believed in justice—due process, anyway—for all, equally.

As the summer grew hotter and the Depression deepened, and Congress debated whether or not to give the veterans a bonus, rumors spread: they had attacked the White House; they had fired on the Capitol; and, most horribly, they were looting the Piggly Wiggly grocery stores. I dreamed of skeletons on the march; of Boris Karloff, too—all bones and linen wrapping.

On June 17, 1932, the Senate met to vote on the Bonus Bill. I drove with my grandfather to the Capitol, sitting beside him. Davis, his black driver and general factotum, was at the wheel. I stared out the open window, looking for Boners. Instead, I saw only shabby-looking men holding up signs and shouting at occasional cars. At the Senate side of the Capitol there was a line of policemen. Before we could pass through the line, Senator Gore was recognized. There were shouts; then a stone came through the open window of the car and landed with a crash on the floor between us. My grandfather’s memorable words were: “Shut the window,” which I did.

Shortly after, the Boners were dispersed by the army, headed by General MacArthur and his aide Major Eisenhower. Guns were fired; there were deaths. The following Sunday, my father and I flew low over what had been the Boners’ encampment at the Anacostia Flats. There were still smoking fires where the shanties had been. The place looked like a garbage dump, which in a sense it had been, a human one.”

 

Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)

Lees verder “Gore Vidal, Stijn Streuvels, Alain-Fournier”

Bernard Cooper, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Sergej Jesenin, Alain-Fournier

De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009 en ook mijn blog van 3 oktober 2010.

 

Uit: The Bill from My Father

“He leaned close. “Let me ask you something.”

I wanted to be as frank as possible. If there was a medical ordeal ahead, maybe we’d have a last chance at attachment. I looked into his eyes. “Ask me anything you want.”

“Why…,” he said, then hesitated.

“Go on.” I urged him.

“Why are you reading the Ladies’ Home Journal?”

“What?”

“Why did you pick that magazine out of all the magazines in the waiting room? There must be I don’t know how many others to chose from and you picked that.”

The March issue had been lying on my lap, opened to a double-page photo of the creamiest seafood bisque I’ve ever seen, a kind of culinary centerfold. I thought I’d cook it for Brian and was about to rip out the recipe. Even in a time of crisis, Dad found a way to goad me like a pro. “Nobody here cares if I’m reading a men’s magazine or a women’s magazine!” I glanced around the waiting room to see if I could spot a man reading Today’s Bride or a woman reading Popular Mechanics, but where is proof when you really need it? “Ideas about masculinity and femininity are different now than they were in your day.” I thought back to the hot afternoon I’d been cinched into my father’s jumpsuit, drunk on rum punch and basted in my own perspiration, staggering through a backyard filled with dykes disguised as housewives who were really machines. “People today are more…flexible.”

“I’ll bet,” he said.

The man in the wheelchair wasn’t even pretending not to listen. His eyes met mine and glistened with interest. His posture improved.

I said, “You were trying to change the subject is what you were trying to do. Then we wouldn’t have to talk about why you’re here. Well, it’s not going to work.” But it had, of course, worked like a charm. Conversation between us ceased. We folded our arms and glowered straight ahead.

“Dad,” I said, “I hate that one of us always has to be right.”

“I’m not the one who always has to be right. You are.”

 

Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)

Lees verder “Bernard Cooper, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Sergej Jesenin, Alain-Fournier”

Bernard Cooper, Gore Vidal, Stijn Streuvels, Sergej Jesenin, Alain-Fournier, Louis Aragon, Thomas Wolfe, James Herriot, Wolf Klaußner, Johann Peter Uz

 De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: Between The Sheets

„So the guy who draws my blood — what do you call them? A blood-drawer? — tells me I’m his last needle-stick of the day.

I say, “Nobody’s ever called me a needle-stick before.”

“Make a fist,” he says, inspecting the crook of my arm where a blue vein rises to the surface of my skin. I can’t quite grasp that he’s going to jab it, the syringe half hidden on a tray behind his back. I used to know why veins are blue, but like most explanations, I forgot it long ago.

“After I’ve drained you dry,” he says, looking me in the eye to make sure I know he’s joking, “I’m off to the mall.” When he lowers his head, I see that his hair is thinning at the crown, and I guess he’s maybe 30, a few years older than me.

Fear makes my mouth taste metallic. The sounds in the room — air streaming through an overhead vent, the wheels of his chair on linoleum — are louder than they should be. I look away as he swabs my skin, feeling the icy kiss of antiseptic.

“You okay?” he asks.

“Fine,” I say, but it doesn’t sound convincing.

“Anyway,” he says, “my mother bought me a set of new sheets, and I’m going to the mall to return them. I’ve been sleeping on flowered sheets — really pretty, like a watercolor garden — and last week she comes over to my apartment, plops herself down on the couch and says, ‘Teddy, we have to talk. Now don’t get defensive, but the one thing I truly wish is that . . .’

“‘Mom,’ I say. ‘You know I’m never going to get married or give you grandchildren. We had this discussion years ago.’

“‘Who said anything about grandchildren? I’ve given up on grandchildren. As far as I’m concerned, you can make love with whomever or whatever you want. Far be it for me to oppress you with my hopes. What I was going to say is that I wish you’d let me buy you some sheets that are a little less . . . feminine.'”

I ask if she was joking.

“I wish! I just stare at her from the other end of the couch and say, ‘You might recall that your husband, my father, also sleeps on flowered sheets, and that hasn’t raised any serious doubts about his manhood. And what about Denny?’ That’s my older brother. ‘He sleeps on flowered sheets, too, and according to Lisa, Denny has to shave twice a day.'”

 cooper

Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: Point to Point Navigation: A Memoir

„My memory of the Depression is more of talk on the radio and in the house than of actual scenes of apple-selling in the street. Also, I did not always understand what I heard. When stock market shares fell, I thought that chairs were falling out of second-story windows. I did know that senators spent their days in the Senate chamber passing bills—dollar bills, I thought—from one to another, by no means an entirely surreal image.
At the age of five I sat in the Senate gallery and watched as T. P. Gore was sworn in for a fourth term. Defeated in 1920, he had made a triumphant return in 1930. I recall the skylit pale greens of the chamber so like the aquarium in the basement of the Commerce Building. I was also very much aware of my grandfather’s enemy (and my father’s friend and employer), the loudly menacing Franklin D. Roosevelt, with a black spot—like a dog’s—over his left eyebrow. He was always in the papers and on the radio; worse, there he was in practically every newsreel, smiling balefully at us and tossing his huge head about.

Finally, in the spring of 1932, I saw at first hand history before it was screened. A thousand veterans of the First World War had arrived in the capital to demand a bonus for their services in the late and, to my grandfather, unnecessary war. These veterans were known as the Bonus Army, or Boners for short. By June, there were seventeen thousand of them encamped around Washington and in deserted buildings near the Capitol. The city panicked. There was talk of a revolution, like the recent one in Russia, or the one in France, which I knew so well from having seen so many movies.“

 vidal

Gore Vidal (West Point, 3 oktober 1925)

 

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: Prutske’s vertelselboek. De Opperdief

„DE boerinne van Tierelantierenhof had een zeune en hij hiet Jan, en Jan moest heele godsche dagen de koeien wachten. Zoo Jan wierd dat moe, en hij ging naar huis en hij zei:

– Zie, moeder, ‘k en wil de koeien niet meer wachten. ‘k Trek er van onder. ‘k Ga mijnen kost gaan zoeken, en trachten rijk man te worden.

En hij ging ’t land uit, zoo verre, tot hij aan een bosch kwam, en daar zag Jan al met eens een heelen troep heeren verschijnen, al even schoone gekleed met gouden strepen op hunnen frak, maar ze pakten Jan vast en vroegen hem:

– Waar gaat gij naartoe?

– Ik ben op zoek om rijke te worden zunder werken, zei Jan.

– Hewel, komt mee met ons.

– Welk ambacht doet gij? vroeg Jan.

– Stelen en rooven, maar moorden, nooit.

– Hewel, dat is mijn goeste, ‘k ga mee.

Zoo, Jan ging mee, en ze roofden en ze stolen overal, bij dage en bij nachte, al dat ze krijgen kosten. ’t En duurde niet lange of Jan kende zijn ambacht beter dan gelijk wie, en hij wierd kapitein van de bende, en ze hieten Jan den Opperdief.

Zoo, als hij daar nu lange bij was, en dat ze veel geld en goed thoope hadden, vroeg hij zekeren dag zijn deel en zei:

‘k Ga naar mijn huis.

Zoo, ze gaven hem zijn deel, en Jan trok naar huis.

’t Was in den winter. Hij klopte aan zijn deure en zijn moeder, de boerinne van Tierelantierenhof, deed open.

– Wel, dag moeder, leef-je nog?

– Hewel, menheere, ik en ken u niet.

– Moeder, ik ben uwe Jan, laat mij maar binnen. En hij gaf haar seffens geld voor brood en voor hout.

– Och moeder, ik ben nu toch rijke.

– Wel, mijne Jan, waar heb-je gij al dat geld gehaald?

– Al van stelen en rooven.“

streuvels

Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)
Portret door Jan Van Der Smissen

 

De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Kein Lied nach meinem mehr, vom Dorf zu singen

Kein Lied nach meinem mehr, vom Dorf zu singen,
die Bretterbrücke kann nicht mehr ins Lied.
Ich seh die Birke Weihrauchkessel schwingen,
ich wohn ihr bei – der Abschiedsliturgie.

Aus meinem Leib gezogen ist die Kerze,
sie brennt herab, brennt golden und brennt stumm.
Von ihm, dem Mond, der Uhr, der Uhr dort hölzern,
les ich es ab; Die Zeit, Sergej – herum.

Übers blaue Feld kommt er gegangen,
kommt und kommt, der eiserne, der Gast.
Rauft die Halme aus, die Abendröte tranken,
und er ballt sie in der schwarzen Faust.

Hände ihr, ihr fremden, seelenleeren,
was ich sing, wenn ihr es greift, ists hin.
Ach, um ihn, der einst der Herr hier war -: die Ähren,
sie, die wiehern, trauern einst um ihn.

Seelenmessen dann und danach Tänze,
nach dem Wiehern schwingen sie das Bein.
Jene Uhr dort, ja, die Uhr dort, hölzern,
sagts dir bald: Sergej, es ist soweit
.

 

Vertaald door Paul Celan

Gut ist: unterm Herbsthimmel schütteln

Gut ist: unterm Herbsthimmel schütteln
den Apfelbaum Seele im Wind
und still sehn, wie die Sonne das Flüßchen
mit blitzender Pflugschar zerschnitt.

Und gut: aus dem Körper schlagen
den Nagel des Lieds, der dich glüht,
und in Weiß, wie an Feiertagen
erwarten den Gast vor der Tür:

Ich lern, ich bewahr mir tief innen
die Farben, des Faulbeerbaumes Licht;
nur Kargheit wärmt die Gefühle,
wenn das Leck dir die Rippen bricht.

Einstürzt lautlos der Sterne Kirchturm.
Blätter, Kerzen fürs Morgenrot, glühn.
Ich laß niemanden in mein Zimmer,
ich öffne keinem die Tür.

 

Vertaald door Rainer Kirsch

 jesenin

 Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)

 

De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: Le Grand Meaulnes

„Meaulnes reste un moment ébloui et titubant dans ce corridor noir. Il craint maintenant d’être surpris. Son allure hésitante et gauche le ferait, sans doute, prendre pour un voleur. Il va s’en retourner délibérément vers la sortie, lorsque de nouveau il entend dans le fond du corridor un bruit de pas et des voix d’enfants. Ce sont deux petits garçons qui s’approchent en parlant.

“Est-ce qu’on va bientôt dîner ? leur demande Meaulnes avec aplomb.

— Viens avec nous, répond le plus grand, on va t’y conduire.”

Et avec cette confiance et ce besoin d’amitié qu’ont les enfants, la veille d’une grande fête, ils le prennent chacun par la main. Ce sont probablement deux petits garçons de paysans. On leur a mis leurs plus beaux habits : de petites culottes coupées à mi-jambe qui laissent voir leurs gros bas de laine et leurs galoches, un petit justaucorps de velours bleu, une casquette de même couleur et un nœud de cravate blanc.

“La connais-tu, toi ? demande l’un des enfants.

— Moi, fait le plus petit, qui a une tête ronde et des yeux naïfs, maman m’a dit qu’elle avait une robe noire et une collerette et qu’elle ressemblait à un joli pierrot.

— Qui donc ? demanda Meaulnes.

— Eh bien, la fiancée que Frantz est allé chercher…”

Avant que le jeune homme ait rien pu dire, ils sont tous les trois arrivés à la porte d’une grande salle où flambe un beau feu. Des planches, en guise de table, ont été posées sur des tréteaux ; on a étendu des nappes blanches, et des gens de toutes sortes dînent avec cérémonie.“

 fournier

Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)

 

De Franse dichter, schrijver en essayist Louis Aragon werd geboren in 1897 in Parijs. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Les oiseaux déguisés

Tous ceux qui parlent des merveilles
Leurs fables cachent des sanglots
Et les couleurs de leur oreille
Toujours à des plaintes pareilles
Donnent leurs larmes pour de l’eau

Le peintre assis devant sa toile
A-t-il jamais peint ce qu’il voit
Ce qu’il voit son histoire voile
Et ses ténèbres sont étoiles
Comme chanter change la voix

Ses secrets partout qu’il expose
Ce sont des oiseaux déguisés
Son regard embellit les choses
Et les gens prennent pour des roses
La douleur dont il est brisé

Ma vie au loin mon étrangère
Ce que je fus je l’ai quitté
Et les teintes d’aimer changèrent
Comme roussit dans les fougères
Le songe d’une nuit d’été

Automne automne long automne
Comme le cri du vitrier
De rue en rue et je chantonne
Un air dont lentement s’étonne
Celui qui ne sait plus prier

 aragon

Louis Aragon (3 oktober 1897 – 24 december 1982)

 

De  Engelse schrijver en dierenarts James Herriot (pseudoniem van James Alfred Wight) werd geboren op 3 oktober 1916 in Sunderland. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009.

 Uit: All Things Wise and Wonderful

 „He rolled his head from side to side. Oh God, but it’s worse for him. You’ve seen him in the car-he’s so interested in everything. Life wouldn’t be worth living for him if he lost his sight. And I don’t want to live any more either!

You mustn’t talk like that, Andrew, I said. That’s going too far. I hesitated. Please don’t be offended, but you ought to see your doctor.

Oh I’m always at the doctor, he replied dully. I’m full of pills right now. He tells me I have a depression.

The word was like a mournful knell. Coming so soon after Paul it sent a wave of panic through me.

How long have you been like this?

Oh, weeks. I seem to be getting worse.

Have you ever had it before?

No, never. He wrung his hands and looked at the floor. The doctor says if I keep on taking the pills I’ll get over it, but I’m reaching the end of my tether now.

But the doctor is right, Andrew. You’ve got to stick it and you’ll be as good as new.

I don’t believe it, he muttered. Every day lasts a year. I never enjoy anything. And every morning when I wake up I dread having to face the world again. What’s the use of going on? I know I’m going to be miserable for the rest of my life.

I am no psychiatrist but I knew better than to tell somebody in Andrew’s condition to snap out of it. And I had a flash of intuition.

All right, I said. Be miserable for the rest of your life, but while you’re about it you’ve got to look after this dog.

Like a man in a dream he bent and gathered his dog into his arms and shuffled along the passage to the front door. As he went down the steps into the street I called out to him. Keep in touch with your doctor, Andrew. Take your pills regularly-and remember, I raised my voice to a shout. Remember you’ve got a job to do with that dog.“

herriot 

James Herriot (3 oktober 1916 – 23 februari 1995)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Wolfe werd geboren op 3 oktober 1900 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008 en ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: You Can’t Go Home Again

 „I believe that we are lost here in America, but I believe we shall be found……I think the true discovery of our spirit, of our people, of our mighty and immortal land is yet to come. I think the true discovery of our own democracy is still before us……
I think the enemy is here before us, too……I think the enemy is here before us with a thousand faces, but I, we, know that all his faces wear one mask. I think the enemy is single selfishness and compulsive greed. I think the enemy is blind, but has the brutal power of his blind grab.
I think the enemy deceives us with false words and lying phrases, saying:
“See, I am one of you—I am one of your children, your son, your brother, and your friend. Behold how sleek and fat I have become—and all because I am just one of you, and your friend. Behold how rich and powerful I am—and all because I am one of you—shaped in your way of life, of thinking, of accomplishment….am I not just one of you? Am I not the living image of what each of you may hope to be, would wish to be, would desire for his own son? Would you destroy the glorious incarnation of your own heroic self? If you do, then, “says Enemy, “you destroy yourselves—you kill the thing that is most gloriously American, and in so killing, kill yourselves.”
He lies! And now we know he lies!. He is not gloriously, or in any other way, ourselves. He is not our friend, our son, our brother. And he is not American! For, although he has a thousand familiar and convenient faces, his own true face is old as Hell.
Look about you and see what he has done.

wolfe

Thomas Wolfe (3 oktober 1900 – 15 september 1938)

 

De Duitse schrijver Wolf Klaußner werd geboren op 3 oktober 1930 in Lichtenau. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Uit: Lebensläufe

„— Hoho. Ich kenne die Familie von früher her, aus meiner ehemaligen Tätigkeit, das waren gediegene Faschisten, bloß dein Conte nicht, der war das schwarze Schaf, ein Bauer obendrein, und dem sind jetzt alle Güter zugefallen, weil sie die Familie teils umgebracht oder nach New York vertrieben haben. Dem gehört inzwischen ein schöner Fleckenteppich in der Toskana, selbst wenn er es nicht wissen sollte, was ich nicht glaube. Wie es aussieht, kann er deine Tochter in Samt und Seide hüllen — da stinkst du ab.

— Angst, sagte Konrad, der nicht zugehört hatte, — kannte ich früher nie. Ich hatte ja nichts, riskierte also null, das heißt alles. Verzeih, ich bin schon seit einiger Zeit … wäre am liebsten als Schipper auf einen Kohlendampfer gegangen, aber seit ich Gritli habe, und es hat gefunkt am ersten Tag in der ersten Stunde, ich liebe sie mehr als mein Leben und die Kleine …

— Man sieht es, sagte Johannes, — ich habe noch nie ein Paar…

—Ich habe Angst, und nun gar jetzt: Mit dreizehn Jahren schwanger, wie soll sie eine Geburt überstehen?

— Die Kinder küßten sich hingerissen.

— Die ist zäh, sagte der Freund, — und wenn die beiden nur zwei Jahre in solchem Rausch leben: Hat es sich dann gelohnt? Dann hat es sich gelohnt. Mag kommen was mag. Konrad Loy schwieg lange. Von der Ebene herauf kam kühlender Wind.

— Du wirst es nicht glauben: Ich bin ein anderer geworden und darf nicht mehr so weitermachen, als hätte ich nichts zu tun mit dem äußeren Leben. Man hat mir einen Lehrauftrag angeboten — hab abgelehnt — aber ich nehme ihn an. Wird Gritli nicht recht sein.

Johannes zündete sich eine schwere Zigarre an, drehte sie im Mund, zog gewaltig durch und sagte durch den Qualm: — Und mir auch nicht (— Dir? Kann dir doch …) weil ich nämlich eines Juristen bedarf. Hast du eigentlich je Prozesse geführt?“

klaussner

Wolf Klaußner (3 oktober 1930 – 3 april 2005)
Lichtenau (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Peter Uz werd geboren op 3 oktober 1720 in Ansbach. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009.

Die Rose

Der Frühling wird nun bald entweichen:
Die Sonne färbt sein Angesicht:
Er schmachtet unter welken Sträuchen;
Und findet seinen Zephyr nicht.

Er hinterläßt uns, da er fliehet,
Den Ausbund seiner Lieblichkeit.
Die Rose, die in Purpur blühet,
Verherrlicht seine lezte Zeit.

Du, Rose! sollst mein Haupt umkränzen:
Dich lieben Venus und ihr Sohn.
Kaum seh ich dich im Busche glänzen,
So wallt mein Blut, so brenn ich schon.

Ich fühl ein jugendlich Verlangen,
Ein blühend Mädchen hier zu sehn,
Um dessen rosenvolle Wangen
Die jungen Weste süsser wehn.

uz

 Johann Peter Uz (3 oktober 1720 – 12 mei 1796)

Alain-Fournier, Stijn Streuvels, Peter Terrin, Bernard Cooper, Sergej Jesenin, Gore Vidal, Louis Aragon, James Herriot, Thomas Wolfe, Wolf Klaußner, Johann Peter Uz

De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008.

Uit: Le Grand Meaulnes

„On aborda devant un bois de sapins. Sur le débarcadère, les passagers durent attendre un instant, serrés les uns contre les autres, qu’un des bateliers eût ouvert le cadenas de la barrière… Avec quel émoi Meaulnes se rappelait dans la suite cette minute où, sur le bord de l’étang, il avait eu très près du sien le visage désormais perdu de la jeune fille ! Il avait regardé ce profil si pur, de tous ses yeux, jusqu’à ce qu’ils fussent près de s’emplir de larmes. Et il se rappelait avoir vu, comme un secret délicat qu’elle lui eût confié, un peu de poudre restée sur sa joue…

À terre, tout s’arrangea comme dans un rêve. Tandis que les enfants couraient avec des cris de joie, que des groupes se formaient et s’éparpillaient à travers bois, Meaulnes s’avança dans une allée, où, dix pas devant lui, marchait la jeune fille. Il se trouva près d’elle sans avoir eu le temps de réfléchir :

« Vous êtes belle », dit-il simplement.

Mais elle hâta le pas et, sans répondre, prit une allée transversale. D’autres promeneurs couraient, jouaient à travers les avenues, chacun errant à sa guise, conduit seulement par sa libre fantaisie. Le jeune homme se reprocha vivement ce qu’il appelait sa balourdise, sa grossièreté, sa sottise. Il errait au hasard, persuadé qu’il ne reverrait plus cette gracieuse créature, lorsqu’il l’aperçut soudain venant à sa rencontre et forcée de passer près de lui dans l’étroit sentier. Elle écartait de ses deux mains nues les plis de son grand manteau. Elle avait des souliers noirs très découverts. Ses chevilles étaient si fines qu’elles pliaient par instants et qu’on craignait de les voir se briser.

Cette fois, le jeune homme salua, en disant très bas :

« Voulez-vous me pardonner ?

— Je vous pardonne, dit-elle gravement. Mais il faut que je rejoigne les enfants, puisqu’ils sont les maîtres aujourd’hui. Adieu. »

Augustin la supplia de rester un instant encore. Il lui parlait avec gaucherie, mais d’un ton si troublé, si plein de désarroi, qu’elle marcha plus lentement et l’écouta.

« Je ne sais même pas qui vous êtes », dit-elle enfin.

Elle prononçait chaque mot d’un ton uniforme, en appuyant de la même façon sur chacun, mais en disant plus doucement le dernier… Ensuite elle reprenait son visage immobile, sa bouche un peu mordue, et ses yeux bleus regardaient fixement au loin.

« Je ne sais pas non plus votre nom », répondit Meaulnes.

Ils suivaient maintenant un chemin découvert, et l’on voyait à quelque distance les invités se presser autour d’une maison isolée dans la pleine campagne.

« Voici la “maison de Frantz”, dit la jeune fille ; il faut que je vous quitte… »

Elle hésita, le regarda un instant en souriant et dit :

« Mon nom ?… Je suis mademoiselle Yvonne de Galais… »

Et elle s’échappa.“

fournier

Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)

 

 

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Uit: De Vlasschaard

 

“Alzoo sleepte de lange winter voort, zonder een krimmeltje klaarte, in blijvende eentonigheid. Het voorjaar was al ingezet aan den tijd, maar alles bleef gesloten, toegedekt met duisternis van lange nachten en dagen daartusschen die geen dagen waren. Hoe het te noemen ’t schemeren dat van al onder uit de wolken zimperde, doodgedaan door dikken smoor, de dofheid, die zonder blos van morgen- of gloei van avondstond, een korte spanne tijds de nachten vaneen scheidde en de wereld van de eene duisternis in de andere dompelde.

De lucht was vol nattigheid; mist en waterstof zweefde in slunsen en drendels vóor den wind weg en daarin draaiden en wentelwiekten de kraaien als doodzonden zoo zwart en ze schreeuwden de eenbaarlijke triestheid in wilde kreten over ’t land.

Vermeulen stond dat te bezien door ’t venster.

– Springtijd! spotte de boer ingrimmig, ’t gelijkt beter aan de donkere zes-weken! Eene onbenamelijke verveling teisterde hem. Hij draaide rond in doelloosheid, wrokkig tegen ’t almachtige element dat hij niet bemeesteren kon en dat hem opgesloten hield in die groote, dompige keuken waar hij omdoolde met de vuisten in de broekzakken, als een noodsche winterbeer, van het venster naar ’t vuur en van ’t vuur weer naar ’t venster. Elke dag bracht den boer een nieuwe ontgoocheling. ’s Morgens kwam hij met weerzin uit den warmen polk, moe van ’t liggen en kwaad omdat hij daar in de doezeling van den slaap, de komst van ’t open weer niet kon afwachten.

Dat het ’s winters wintert vier maanden lang, dat verdroeg Vermeulen best; dat waren zijn kweekmaanden om te belijven na de lastigheid van ]’t zomerwerk; maar dat er na die vier maanden nog geen opening of schof en kwan in de lucht en geen zierken troost of leven te speuren viel als de tijd er was, de zaaitijd en ’t werk van de voorjaarsche dricht begon te dwingen, als ’t boerenjaar anders beginnen moest en ’t altijd voort slegge en zeever bleef en altijd nieuwe vrachten nattigheid in de lucht kwamen bijgemeerd… en dat er niets aan te beteren en alle vloeken machteloos bleef en de spijt moest verkropt worden:

– Zoo eens eigen herte te moeten opfretten! ’t land ligt doorgrinseld als een zompe, ’t wordt allangs om natter, – de grachten spoelen sleekvol en die smodderige misten… Verleden jaar was de dricht al vergeten en hadden we kweekende weer: het vlas stond al uit!”

 

Stijn_Streuvels

Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)
Portret door Gerard Vekeman

 

De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd op 3 oktober 1968 geboren in Tielt. Hij studeerde aan de universiteit van Gent. Terrin schrijft romans, verhalen en beschouwingen. Vrouwen en kinderen eerst (2004) werd genomineerd voor de BNG Literatuurprijs. Zowel Blanco (2003) als de verhalenbundel De bijeneters (2006) haalde de longlist van de AKO Literatuurprijs. Voor De bijeneters kreeg hij de Prijs Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen.  Hij werd door critici geprezen als een literair buitenbeentje, een onmodieus, klassiek schrijver. Peter Terrin schrijft een blog voor Knack.be.

 

Uit: De bewaker

 

‘Hij is halverwege de kelder aanbeland. Ik acht het ogenblik rijp om langzaam mijn Flock te richten, om geleidelijk, met de indringer nog op afstand, mijn houding te veranderen. Meteen trillen mijn gestrekte armen onder hun eigen gewicht, niet van vermoeidheid echter, ik zal lang volhouden, zo lang als het nodig is. Ik gok erop dat hij rechtshandig is, ik mik rechts van het licht, en iets hoger, naar de borst. Hij loop [sic] recht in onze val, we hoeven niets te doen. Dan houdt hij halt en laat de zaklamp onbeweeglijk voor onze voeten schijnen. De lichtkegel reikt tot een paar meter van onze schoentippen. Het is duidelijk dat hij iets heeft opgemerkt. Mijn wijsvinger heeft de trekker zo goed als overgehaald. ‘Hallo? Zijn jullie daar?’ Een zware bas, die het beeld van een grote man oproept. Harry zwijgt, ik ook. Nog één stap in onze richting en hij sterft. Maar de man blijft waar hij staat. ‘Zijn jullie daar?’ Boven het licht heb ik een witte blikkering gezien, tanden. Ik richt de Flock een fractie hoger. ‘Ik ben het,’ zegt hij. ‘De bewaker.’

 

terrin

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968) 

 

 

De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Hij groeide als jonge homosexueel op in het Los Angeles van de jaren vijftig en zesrig. Sexualiteit, familierelaties, verlies en aids zijn dan ook terugkerende thema’s in zijn werk. Hij scdhreef twee bundels met memoires Truth Serum en Maps to Anywhere, een bundel met korte verhalen Guess Again en een roman A Year of Rhymes.

Uit: The Bill from My Father

A week later, my father sat beside me in the east wing of Saint Joseph’s Hospital, in Oxnard, waiting for an appointment with a geriatric specialist, less than pleased to be there. He wouldn’t have come at all if Brian hadn’t known Dr. Montrose personally and vouched for her reputation. Despite Dad’s mistrust for people in the medical profession, and whatever his misgivings about two men living together, he was proud that his son had snagged himself a doctor. Brian had a degree in psychology, not medicine, but a doctor was a doctor in my father’s book, and he couldn’t care less if an M. or Ph. preceded the D.

He turned to face me, his glasses flashing. “I don’t want you to watch me grow old.”

“Believe me,” I said, “there are plenty of things worse than growing old.”

“Such as?”

“Such as not growing old.”

For a moment we were allied in silence, remembering Bob and Gary and Ron. Their deaths were done, but their dying survived them.

“Look at it this way,” I said. “We’re growing old together.”

“It’s happening faster to me.”

“No, Dad. You and I are aging at the same rate.”

“Time goes faster when you’re older.”

“It only seems to go faster. It can’t go faster for you than it does for me.” No sooner had I said this than I realized that Einstein had, in fact, proven time’s relativity. I forged ahead anyway. “I know this is hard for you, but there may be a medical reason for your confusion…”

“Who’s confused?”

“Well, I am, for one. I’ve been confused by several things you’ve done recently. Especially your trip into the city last week. Things I’ve chalked up to…your temperament.”

“Well, I am, for one. I’ve been confused by several things you’ve done recently. Especially your trip into the city last week. Things I’ve chalked up to…your temperament.”

“I got news for you: having a temperament doesn’t make me a bad person.”

A bedraggled man in a wheelchair rolled himself into the waiting room. A thin blue tube snaked from his nostrils to a portable oxygen tank.

“Your behavior may have a physiological cause,” I continued. “It could be treatable. There’s no harm in talking to Dr. Montrose.”

“She sure as hell won’t tell me anything I couldn’t tell myself.”

“She might be able to suggest a new medication or changes in your regimen.” I didn’t mention Alzheimer’s or geriatric dementia, though these possibilities must have occurred to my father, too.”

 

cooper

Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)

 

De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Saufen hier wieder, prügeln sich…

Saufen hier wieder, prügeln sich, jammern,
Wo die Harmonika spielt, gelben Frust.
Hinterbliebenes hat sich versammelt
Im Angedenken der Moskauer Rus’.

Auch ich selber, gesenkten Hauptes,
Spül mir die Augen mit Weinflaschen aus;
Um dies Verhängnis nicht länger zu schauen,
Dass durch das Hirn mal was anderes saust.

Jedem scheint etwas auf immer verloren.
Mein hellblauer Juni! Schwarzblauer Mai!
Riecht es nicht deshalb nach Aas und Vergornem
Im haltlosen Abgrund der Zecherei.

Den Russen spült’s heute so fröhlich die Blase:
Spiritus rinnt selbstgebrannt im Kanal.
Der Musiker mit eingefallener Nase
Singt von der Wolga und von der Tscheka.

Irgendwas Böses in glasigen Blicken,
Unduldsames im lauten Gegröl.
Leid tun ihnen die unreifen Böcke,
Die blühendes Leben so hitzig zerstört.

Wo sind wohl jene, die weit fort entfleuchten?
Ob unser Licht diese Weiten durchdringt?
Der Musikant heilt mit Sprit jene Seuche,
Die er sich einst in Kirgisien fing.

Nein! Solche sind nicht zu Boden zu treten.
Solcher Abschaum Sorgen nicht kennt.
Du, mein Rassenland, du mein Rass … sä … land…
Mein asiatischer Kontinent!

 

Haine nackt, gemähte Felder

Haine nackt, gemähte Felder,
Wasserlauf bringt Nebelwolken.
Als ein Rad die stille Sonne
Hinter blaue Berge rollte.

Weg hat’s Träumen angefangen,
Den man neu geebnet grade:
Er muss nicht mehr, nicht mehr lange
Auf den grauen Winter warten.

Ach, ich sah im Nebel gestern
Durch das klangerfüllte Dickicht:
Roter Mond hat sich als Füllen
Eingespannt vor unsern Schlitten.
Vertaald door Eric Boerner

jesenin

Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)

 

 De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

Uit: The Golden Age

 

Attendants parked cars in front and to the side of the mock-Georgian facade of the house of what would have been his brother-in-law, Blaise Delacroix Sanford, had Timothy and Blaise’s half sister, Caroline Sanford, ever had time to get married in those busy years when, together, they had created a film studio that, for a time, nearly changed movie history until . . . What was the name, he wondered, of Olivia De Havilland’s sister? The one who was now the lead in Rebecca.

Timothy parked at the front door. He could almost hear what’s-her-name’s voice over the screen: “Last night I dreamed I had gone back to Manderley”–or whatever the line was. Purest junk, of course. Timothy preferred his own “true to life” Hometown series of movies, but the public was supposed to be more at home with beautiful houses and beautiful people and a dark mystery at the heart of it all; not to mention a great fire that reveals a terrible secret. Even so, he had wanted desperately to direct Rebecca: something un-Farrellesque in every way.

The butler was since his time. “Sir?”

Timothy gave his name. Then: “Is my film crew here?”

The butler was now all attention. “Oh, yes, Mr. Farrell! This is an honor, sir. To meet you. Your camera people are setting up in the library.” The drawing room was full of Washington grandees, some elected; some born in place, like Alice Roosevelt Longworth, wearing for once the wrong blue; some newly arrived from abroad now that England and France were at war with Germany. Nevertheless, for an average American like the butler, the defining, the immortalizing presence of The Movies took precedence over everything else. “Shall I show you into the library, sir?”

“No, not yet. I must say hello. . . .”

Timothy had forgotten the rapid lizardlike Washington gaze when someone new enters an important drawing room. Conversations never drop a beat and all attention remains fixed on one’s group and yet the newcomer is quickly registered and placed and then set to one side, until needed. The Hollywood stare was far more honest, more like that of the doe frozen in a predator’s sight line. Fortunately, Timothy’s face was not absolutely familiar to anyone except Frederika Sanford, Blaise’s wife, who now moved swiftly through her room filled with guests, many in military uniform, some drably American, some exotically foreign, like the embassy attaches. War or peace?”

GoreVidalcirca1949

Gore Vidal (West Point, 3 oktober 1925)
Rond 1949

 

De Franse dichter, schrijver en essayist Louis Aragon werd geboren in 1897 in Parijs. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2007 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

 

 

Nous dormirons ensemble

 

Que ce soit dimanche ou lundi

Soir ou matin minuit midi

Dans l’enfer ou le paradis

Les amours aux amours ressemblent

C’était hier que je t’ai dit

Nous dormirons ensembles

C’était hier et c’est demain

Je n’ai plus que toi de chemin

J’ai mis mon cœur entre tes mains

Avec le tien comme il va l’amble

Tout ce qu’il a de temps humain

Nous dormirons ensemble

Mon amour ce qui fut sera

Le ciel est sur nous comme un drap

J’ai refermé sur toi mes bras

Et tant je t’aime que j’en tremble

Aussi longtemps que tu voudras

Nous dormirons ensemble

 

 

 

Les Lilas Et Les Roses 

 

O mois des floraisons mois des métamorphoses

Mai qui fut sans nuage et Juin poignardé

Je n’oublierai jamais les lilas ni les roses

Ni ceux que le printemps dans les plis a gardés

 

Je n’oublierai jamais l’illusion tragique

Le cortège les cris la foule et le soleil

Les chars chargés d’amour les dons de la Belgique

L’air qui tremble et la route à ce bourdon d’abeilles

Le triomphe imprudent qui prime la querelle

Le sang que préfigure en carmin le baiser

Et ceux qui vont mourir debout dans les tourelles

Entourés de lilas par un peuple grisé

 

Je n’oublierai jamais les jardins de la France

Semblables aux missels des siècles disparus

Ni le trouble des soirs l’énigme du silence

Les roses tout le long du chemin parcouru

Le démenti des fleurs au vent de la panique

Aux soldats qui passaient sur l’aile de la peur

Aux vélos délirants aux canons ironiques

Au pitoyable accoutrement des faux campeurs

 

Mais je ne sais pourquoi ce tourbillon d’images

Me ramène toujours au même point d’arrêt

A Sainte-Marthe Un général De noirs ramages

Une villa normande au bord de la forêt

Tout se tait L’ennemi dans l’ombre se repose

On nous a dit ce soir que Paris s’est rendu

Je n’oublierai jamais les lilas ni les roses

Et ni les deux amours que nous avons perdus

 

Bouquets du premier jour lilas lilas des Flandres

Douceur de l’ombre dont la mort farde les joues

Et vous bouquets de la retraite roses tendres

Couleur de l’incendie au loin roses d’Anjou

 

aragon

Louis Aragon (3 oktober 1897 – 24 december 1982)

 

 

De  Engelse schrijver en dierenarts James Herriot (pseudoniem van James Alfred Wight) werd geboren op 3 oktober 1916 in Sunderland. Alf Wight was de zoon van een lasser op een scheepswerf. Als jongeman woonde hij in Glasgow, waar hij in 1939 afstudeerde als dierenarts aan het Glasgow Veterinary College. In datzelfde jaar trok hij naar Engeland, waar hij werk vond als assistent in Thirsk, in Yorkshire. Wight noemde het echter in zijn boeken Darrowby. Hij bleef de rest van zijn loopbaan op hetzelfde adr
es, Kirkgate 23, werken. De praktijk is gerestaureerd en is nu een museum. Hij werkte samen met Donald Sinclair, die van Wight de fictieve naam Siegried Farnon meekreeg, en Donalds jongere broer Brian, die bekend zou worden als Tristan. In 1941 trouwde hij met Joan. ’s Avonds vertelde Wight steeds verhalen over de gebeurtenissen van de afgelopen dag. Zijn vrouw zette hem aan die op te schrijven. In 1970 verscheen dan eindelijk zijn eerste boek, If Only They Could Talk, onder het pseudoniem James Herriot.  In 1978 was zijn succes enorm. De BBC besloot een televisieserie te maken met de titel All Creatures Great and Small. Uiteindelijk werden 91 afleveringen gemaakt in 7 series, verspreid over dertien jaar (1978-1990). Ook werden er 3 zogenaamde specials van 90 minuten opgenomen (1983-1985-1990). Zijn boeken werden vertaald in veertig talen en kenden een oplage van miljoenen.

 

Uit: The Real James Herriot

 

„23 February 1995 was a beautiful day in my part of North Yorkshire. From the top of Sutton Bank on the western edge of the North York Moors National Park, it was possible to see right across the Vale of York to the Yorkshire Dales over thirty miles away. The sun shone brightly out of a cloudless winter sky and I could clearly see the familiar bulk of Pen Hill, standing majestically over the entrance to Wensleydale — the fresh whiteness of its snow-dusted slopes in vivid contrast to the dark green dale below. It was a cold, crisp, perfect winter’s day, one that normally would have had me longing to walk for mile after mile in the clean air. It was a day when I should have felt glad to be alive.
The timeless magic of the Dales has always thrilled me but, on that brilliant February day, my mood was one of emptiness, as I knew that I would never again gaze across at those distant hills without a feeling of nostalgia and regret. On that day a great friend had did. His name was James Alfred Wight, a father in whose company I had spent countless happy hours. A man I shall never forget.
I was not alone in my sorrow. On that same day, others all over the world were also mourning the loss of a friend. His name was James Herriot, the country practitioner whose skill as a writer had elevated him to the statue of the world’s most famous and best-loved veterinary surgeon. This incredibly successful storyteller, who sold more than 60 million books which had been translated into over twenty languages, wrote with such warmth, humour and sincerity that he was regarded as a friend by all who read him.“

 

alf_wight

James Herriot (3 oktober 1916 – 23 februari 1995)

 

De Amerikaanse schrijver Thomas Wolfe werd geboren op 3 oktober 1900 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2006 en ook mijn blog van 3 oktober 2008.

Uit: Look Homeward, Angel

This is a moment:

An Englishman named Gilbert Gaunt, which he later changed to Gant (a concession probably to Yankee phonetics), having come to Baltimore from Bristol in 1837 on a sailing vessel, soon let the

profits of a public house which he had purchased roll down his improvident gullet.  He wandered westward into Pennsylvania, eking out a dangerous living by matching fighting cocks against the

champions of country barnyards, and often escaping after a night spent in a village jail, with his champion dead on the field of battle, without the clink of a coin in his pocket, and sometimes

with the print of a farmer’s big knuckles on his reckless face.

But he always escaped, and coming at length among the Dutch at harvest time he was so touched by the plenty of their land that he cast out his anchors there.  Within a year he married a rugged young widow with a tidy farm who like all the other Dutch had been charmed by his air of travel, and h
is grandiose speech, particularly when he did Hamlet in the manner of the great Edmund Kean.  Every one said he should have been an actor.

The Englishman begot children–a daughter and four sons—lived easily and carelessly, and bore patiently the weight of his wife’s harsh but honest tongue.  The years passed, his bright somewhat

staring eyes grew dull and bagged, the tall Englishman walked with a gouty shuffle: one morning when she came to nag him out of sleep she found him dead of an apoplexy.  He left five children, a mortgage and–in his strange dark eyes which now stared bright and open–something that had not died: a passionate and obscure hunger for voyages.

So, with this legacy, we leave this Englishman and are concerned hereafter with the heir to whom he bequeathed it, his second son, a boy named Oliver.  How this boy stood by the roadside near his

mother’s farm, and saw the dusty Rebels march past on their way to Gettysburg, how his cold eyes darkened when he heard the great name of Virginia, and how the year the war had ended, when he was still fifteen, he had walked along a street in Baltimore, and seen within a little shop smooth granite slabs of death, carved lambs and cherubim, and an angel poised upon cold phthisic feet, with a smile

of soft stone idiocy–this is a longer tale.

 

Thomases_Wolf

Thomas Wolfe (3 oktober 1900 – 15 september 1938)

 

De Duitse schrijver Wolf Klaußner werd geboren op 3 oktober 1930 in Lichtenau. Hij bezocht het gymnasium in Ansbach en Neurenberg en studeerde daarna Engels in Erlangen en München. Na zijn studie werkte hij als docent en als vertaler. Met schrijven begon hij toen hij achttien was. Een van zijn belangrijkste thema’s was het ontstaan van het fascisme op het platteland.

 

Uit: Lebensläufe

 

Trotz aller scheinbaren Leichtigkeit hatte Loy sein Leben nie als Via Triumphalis gesehen, sich eher furchtsam gewundert, daß ihm Schwierigkeiten erspart blieben, die anderen schwer zu schaffen machten. Es waren gewaltige Brocken auf seinem Weg gelegen und er hatte sie umgehen können, mit Disziplin und Überlegung. Er hatte öfters die Zähne zusammengebissen als es zum Beispiel Johannes Schmidtkunz scheinen mochte, der ihn für ein Glückskind hielt und es ihm gönnte, doch dieser Status ist nicht dauerhaft. Wie schnell das geht, sieht man am ,,Zerrissenen” oder an mir, sagte er an der Hochzeit Violandes im September 1947.

— Bei deinem Schwiegersohn wirst du ganz schön aufpassen müssen, ein sauberer Windhund.

— Ein Knabe, sagte Konrad, — den schick ich nach England, daß er was Gescheites lernt.

— Bist du des Teufels, Konrad? Die Kinder sind glücklich, du hast Geld genug, böse Winde von ihnen abzuhalten. Ich beneide dich, schau doch hinüber (das junge Paar stand auf der Terrasse und blickte in den Abendhimmel), da willst du mit deinem ewigen Leistungszwang (— Was? Ich? Leistungszwang, lachhaft) denen ihr, weiß wie kurzes, Glück (und ob Leistungszwang: Warum hast du denn sonst promoviert? Und steuerst jetzt …)

— Ich weiß nicht. Mich hat auf einmal Dumpfheit befallen und Angst. Ich bin ein anderer geworden, seit der Conte die Verlobung ankündigte, eine Frechheit obendrein: ICH hätte doch sagen müssen, beehre mich die Verlobung meiner Tochter usw. Dieser windige Conte.

 

Franken_Lichtenau_Feste

Wolf Klaußner (3 oktober 1930 – 3 april 2005)
Vesting Lichtenau (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Peter Uz werd geboren op 3 oktober 1720 in Ansbach. Hij studeerde rechten aan de universiteit van Halle en maakte daar keniis met de dichters Johann Gleim en Johann Nikolaus Götz, met wie hij de oden van Anakreon vertaalde. Hij volgde een loopbaan binnen het justitiële apparaat en werd in 1790 benoemd tot rechter. Uz wordt gezien als een vertegenwoordiger van de burgerlijke Rococo-cultuur.

 

An Amor

 

Amor, Vater süsser Lieder,

Du mein Phöbus, kehre wieder!

Kehre wieder in mein Herze!

Komm, doch mit dem schlauen Scherze.

Komm und laß zugleich Lyäen,

Dir zur Seite lachend gehen.

Komm mit einem holden Kinde,

Das mein träges Herz entzünde,

Und durch feuervolle Küsse

Zum Horaz mich küssen müsse.

Willst du, Gott der Zärtlichkeiten!

Laß auch Schmerzen dich begleiten:

Ich will lieber deine Schmerzen,

Als nicht küssen und nicht scherzen.

 

johann-peter-uz

Johann Peter Uz (3 oktober 1720 – 12 mei 1796)
Kopie door Johann Michael Schwabeda naar een origineel van Georg Oswald May