Maeve Binchy, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj, Thomas Moore, Ian Fleming, Maximilian Voloshin, Bernhard Severin Ingemann

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: Quentins

“Brenda and her friend Nora had been inseparable during catering college. They made plans for life, which varied a bit depending on what was happening. Sometimes they thought they would go to Paris together and learn from a French chef. Then they might set up a thirty-bedroom hotel in the countryside, which would have a waiting list of six months for people trying to come and stay.
In reality, of course, it was slightly different. Shifts here and there and a lot of waitressing. Too many people after the same jobs, plenty of young men and women with experience. Nora and Brenda found it hard going at the start.
So they went to London, where two things of great significance happened. Nora met an Italian man called Mario who said he loved her more than he loved life itself. And Nora certainly loved him as much, if not more.
Brenda at the time caught a heavy cold, which turned into pneumonia, and as a result lost her hearing for a time. She regarded this deafness as a terrible blow. She, who could almost hear the grass grow before her illness.
“I was never sympathetic enough to deaf people,” she wept to the busy doctor who gave her leaflets on lip-reading classes and told her to stop this self-pity, her hearing would return in time.
So Brenda went to the classes, mainly much older people, men and women struggling with hearing aids.
She learned how to practice on a VCR machine. You watched the news with the volume turned down over and over until you could guess what they were saying, and then you turned it up very high to check if you were right.
Miss Hill, the teacher, loved Brenda, as she was so eager to learn. Brenda learned tostudy people’s faces as they spoke, trying to make sense of what she couldn’t hear. Brenda understood that the hard letters to hear were the ones in the middle of a word. Most people could read the word “pay” or “pan,” for example, but it was much harder to see a hidden consonant like an L or an R in the middle of a word. “Pray” or “plan” were much more difficult to work out. You had to do that from the meaning of the sentence.”

 

 
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)

Lees verder “Maeve Binchy, Sjoerd Leiker, Vladislav Chodasevitsj, Thomas Moore, Ian Fleming, Maximilian Voloshin, Bernhard Severin Ingemann”

Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy, Fritz Hochwälder, Henri-Pierre Roché, Maximilian Voloshin

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook alle tags voor Maeve Binchy op dit blog.

Uit: A Week in Winter

“Everyone had their own job to do on the Ryans’ farm in Stoneybridge. The boys helped their father in the fields, mending fences, bringing the cows back to be milked, digging drills of potatoes; Mary fed the calves, Kathleen baked the bread, and Geraldine did the hens.
Nor that they ever called her Geraldine-she was “Chicky” as far back as anyone could remember. A serious little girl pouring out meal for the baby chickens or collecting the fresh eggs each day, always saying, “Chuck, chuck, chuck,” soothingly into the feathers as she worked. Chicky had names for all the hens, and no one could tell her when one had been taken to provide a Sunday lunch. They always pretended it was a shop chicken, but Chicky always knew.
Stoneybridge was a paradise for children during the summer, but summer in the west of Ireland was short, and most of the time it was wet and wild and lonely on the Atlantic coast. Still, there were caves to explore, cliffs to climb, birds’ nests to discover, and wild sheep with great curly horns to investigate. And then there was Stone House. Chicky loved to play in its huge overgrown garden. Sometimes the Miss Sheedys, three sisters who owned the house and were ancient, let her play at dressing up in their old clorhes.
Chicky watched as Kathleen went off to train to be a nurse in a big hospital in Wales, and then Mary got a job in an insurance office. Neither of those jobs appealed to Chicky at all, but she would have to do something. The land wouldn’t support the whole Ryan family. Two of the boys had gone to serve their time in business in big towns in the West. Only Brian would work with his father.“
Chicky’s mother was always tired and her father always worried. They were relieved when Chicky got a job in the knitting factory. Not as a machinist or home knitter but in the office. She was in charge of sending out the finished garments to customers and keeping the books. It wasn’t a great job but it did mean that she could stay at home, which was what she wanted. She had plenty of friends around the place. and each summer she fell in love with a different O’Hara boy but nothing ever came of it.”

 

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is binchy.jpg
Maeve Binchy (28 mei 1940 – 30 juli 2012)

Lees verder “Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy, Fritz Hochwälder, Henri-Pierre Roché, Maximilian Voloshin”

Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit:De weg naar Kralingen

“Maart
Maar letterlijk nog, de daver op het lijf. Want ’s morgens het overgordijn opentrekken en tegen een strakke, staalgrijze hemel aankijken. Het spichtige wintergras plat tegen de hardbevroren grond gedrukt door de sinds een week opnieuw uit het noordoosten waaiende wind die vanuit alle hoeken en pijpen om het huis blaast. Op het terras twee kippen die ineengedoken tegen de onderkant van het keukenraam beschutting voor de nacht hebben gezocht. Het is duidelijk te zien hoe de schaarse tipjes groen van de bottende vlier, de krent en de wilg terug ineengeschrompeld zijn tot paars-bruine restjes die spoedig weer los zullen laten. Achteraan in de tuin enkele merels die wat op en neer door het gras en tussen het struikgewas wippen. (En wrijft de slaper zich de ogen uit alsof nu pas tot hem doordringt dat er een buitengebeuren is dat ook zonder hem zijn gang wel gaat?)
Maart, maar zich telkens weer laten inpakken door de lichtelijk gespannen verwachting waarmee men omstreeks deze tijd van het jaar bij het opstaan de tuin in kijkt. Zo onderhand zou men toch al wel beter mogen weten? Nou ja, een nasleep wellicht van de lagere-school-tijd die ons heeft opgezadeld met een seizoen-gevoel dat nooit meer van de stereotypen bevrijd zal kunnen worden. Er waren de leeslesjes die ieder jaar weer van sneeuw- en ijspret spraken zodat wij, opgeladen zoals we daar vaak van geraakten, thuis massa’s ijssleeën in elkaar begonnen te timmeren. In alle maten en soorten hadden we er op de duur, maar vaak genoeg zonder dat we heel die winter lang ook maar één keer onze bouwsels op het ijs beproeven konden. Spreek maar niet van de fascinerende plaatjes met blije kinderen die in de heldere vroegte van de Paasmorgen eieren raapten in de met lentezon overgoten gazons. In werkelijkheid beperkte het paaseieren rapen zich tot een krij sende aangelegenheid met ruziënde broers en zusjes in het natte grasperkje aan de voorkant van het hut. We konden al wel beter hebben geweten ja.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Ad Zuiderent, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook alle tags voor Leo Pleysier op dit blog.

Uit: Wit is altijd schoon

“Heb ik het hier anders niet schoon behangen in de keuken? vroeg ze, Gusta.
Ik zei: amai, héél schoon! Zei ik.
Zo een schoon effen behang! Hebt ge dat zelf gedaan?
’t Is percies dat de schilder geweest is, zei ik, zo schoon gedaan!
Maar ik ben toch echt niet goed zenne, Gusta, zei ik, ik ben percies aan het doodgaan.
Ja, zei ze, maar het was ook een heel werk, dat behangen.
Eerst dat oud papier d’r afdoen.
Want dat zag er nogal uit, zei ze, dat oud papier.
Vuil en vet. En losgekomen.
Haar dochter Josee was komen helpen, zei Gusta, want behangen zelf, dat ging haar toch niet zo goed niet meer af.
Iedere keer dat traplereke op en af, dat was niks meer voor haar, zei ze.
En Josee had dat ook gezegd tegen haar.
Moe, gij gaat die keuken toch niet alleen behangen zeker!
Dat is toch geen werk!
Iedere keer dat traplereke op en af mee die lange panden vol lijm en pap!
Dat is toch geen werk zo alleen!
Ik zal wel ’s een dag komen helpen, had Josee gezegd.
O da’s goed Josee, had Gusta gezegd, ik zal dan al beginnen mee het oud papier eraf te halen want da’s ook al een heel werk, dat oud papier d’er afhalen, en als ik daarmee gedaan heb, zal ik wel eens bellen.
Wel ja, doe dat, had Josee gezegd, als ge daarmee gedaan hebt, dan belt ge maar en dan zal ik wel eens een dag komen helpen.”

 
Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Adriaan Bontebal, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming, Walker Percy”

Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming

De Nederlandse dichter en schrijver Adriaan Bontebal werd als Aad van Rijn op 28 mei 1952 in Leidschendam geboren. Zie ook alle tags voor Adriaan Bontebal op dit blog.

ONTWAKEN

Ieder ontwaken
een feest

Ik sta op
rek me uit en
krab me eens flink
aan het onderlijf

Als rijpe vruchten
vallen de eitjes
van mijn schaamluis
op het dauwvochtige
slaapkamerzeil

Iedere morgen
een feest

Zwarte koffie
zware shag en
scharreleieren
bij het ontbijt

 

 

PAULUS POTTERSTRAAT

naar De Dapperstraat van J.C.Bloem

De legen kom je aan de randen tegen
Waar stoffig op de schoorsteen prijkt:
‘Over mijn lijk naar de Schilderswijk’
Dat volk ervaart de rust als zegen

Maar zo niet ik, voor mij geen kassen
Hoewel ik van een dorpje ben
De stad niet echt van huis uit ken
Haal ‘k nu mijn lucht uit uitlaatgassen

Als kneuter ben ik afgemeld
Mijn teugen zijn steeds voller teugen
De stedeling hij kent geen maat

Tevreden heb ik vastgesteld
Ik deug niet en ik zal nooit deugen
Dom weg gelukkig in de Potterstraat

 

Adriaan Bontebal (28 mei 1952 – 11 februari 2012)

Lees verder “Adriaan Bontebal, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming”

Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, K. Satchidanandan, Thomas Moore

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007en ook mijn blog van 28 mei 2008 en ook mijn blog van 28 mei 2009en ook mijn blog van 28 mei 2010

 

 

Uit: Dieperik

 

“En terwijl hij zit te smullen, strooit hij er geregeld nog een paar lepels witte suiker over uit. (Bruine suiker is voor op mijn boterham met plattekaas. Of anders voor op een bord koude rijstebrij, vaders lievelingsdessert.)
‘Er zit al suiker in hoor!’
‘Wat?’
‘Dat er al suiker in zit!’
En dus nog een lepel witte suiker. En nog een.
En nog een.

(…)

 

Razend kwaad en helemaal over zijn toeren was nonkel Wies. En dat bleef hij toen nog geruime tijd ja. Al stak hij me op het einde, en anders dan gewoonlijk, bij het afdrogen en terug aankleden een handje toe.
‘Gaat het?’
Ik knikte en snikte van ja. Waarop hij met zijn eigen zakdoek mijn tranen bette en mijn neus en mond nog eens afdroogde.”



Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

Lees verder “Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, K. Satchidanandan, Thomas Moore”

Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, K. Satchidanandan, Thomas Moore, Sjoerd Leiker, Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945.

 

Uit: De Latino’s

 

‘Een mooi plan, een goed plan, een stout plan, een sympathiek plan, een aantrekkelijk plan. Daar niet van. Alleen is er nog altijd niets van terechtgekomen tot nu toe. De realiteit zit dwars en de werkelijkheid wil niet mee. Hoe lang nog? Het ziet er voor Anna en Toon allemaal niet zo best uit nee. Hun lang gekoesterde ambitie, hun grote toekomstproject dreigt alleen maar een fictie te blijven. Een hersenschim. Een fantasie. Een misrekening. Een fiasco. Daar ziet het hoe langer hoe meer naar uit. Teleurstelling en ontgoocheling loeren al om de hoek.’

(…)

 

‘Het allermooiste kindje wordt vervolgens begraven op een kleine, terrasvormige met stenen ommuurde hoogte die zich boven Calistos verheft. […] Zo erg. Zo onrechtvaardig. Zo schrijnend. Zo triest. En toch. Wat had het een fraaie en bekoorlijke beelden kunnen opleveren als een buitenstaander op het idee was gekomen om met een camera achter deze begrafenisstoet aan te lopen om deze teraardebestelling op film vast te leggen. Want het is toch werkelijk prachtig: het majestueuze Andelandschap met daarin een minuscuul bergdorp vanwaar een kleurrijke stoet indianen zich langs een smal pad naar de hogerop gelegen begraafplaats begeeft.’

 

pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957.

 

Uit: Limit

 

“Jericho hatte die erste Maschine abgewürgt. Dieses Modell war neu und gegenüber dem Vorgänger stark verändert. Die Kontrollen erstrahlten auf einer Benutzeroberfläche, es gab keine mechanischen Elemente mehr. Er rutschte aus dem Sattel, sprang auf das zweite, laufende Airbike und tastete sich über den Touchscreen. Diesmal hatte er mehr Glück. Die Maschine reagierte, allerdings mit der Heftigkeit eines angestochenen Bullen, bockte und versuchte ihn abzuwerfen. Seine Hände umspannten die Griffe. Frü­her hatten sie waagerecht gestanden, jetzt bogen sie sich aufwärts und ließen sich in alle Richtungen drehen. Das Bike geriet in heftige Kreiselbewegung. Wie bei einem Spielautomaten blinkten die Anzeigen. Auf gut Glück berührte Jericho zwei davon, und die Karussellfahrt endete, dafür wurde er auf die Vorderfront der Zentrale zugetragen, verlagerte unmittelbar vor der Kollision sein Körpergewicht und flog eine ausgedehnte 180-Grad-Kurve. Sein Blick suchte die Umgebung ab.

Von Yoyo oder Zhao keine Spur.

Allmählich glaubte er den Bogen rauszuhaben. Er ließ die Maschine steigen, wobei er versäumte, die Dü­sen synchron zu schwenken, was ihn gleich wieder in die Bredouille brachte, weil sich das Bike nun raketengleich in den Himmel schraubte. Unaufhaltsam fühlte er sich aus dem Sattel rutschen, mühte sich mit fliegenden Fingern, den Fehler zu korrigieren, erlangte die Kontrolle zurück, flog eine weitere Kurve, den Hochofen im Auge.

Da waren sie!”

 

frank-sc

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey.

 

Uit: Quentins

 

“When Maggie did so well in her Leaving Certificate her father said it was something that called for a Serious Celebration. The Nolan family were going out to have dinner in a hotel.

This had never happened before.

They had never even been in an ordinary restaurant let alone a hotel restaurant. Other people went to the Chinese or the Italian. It was the end of the Sixties, Ireland was coming on.

But not the Nolans. There was never the money to spare. There was so much to pay for.

And so many calls on their time. Mrs Nolan’s Mam lived with them for one thing and Mr Nolan’s Dad had to have his dinner cooked for him and brought over to his flat every day.

Maggie was the eldest of five.

Mr Nolan worked in charge of the bacon counter at one of those old-fashioned grocery stores that people said were on the way out. He was very happy and well respected there but of course if the store really were on the way out it would be hard for Mr Nolan to get another job.

Mrs Nolan worked as a cleaner in the hospital. She was very popular with the nurses and the patients, but the work was long and tiring, her veins were bad and she hoped she would be able to continue until all the children were accounted for.

Maggie was the eldest of five. The others were all boys who wanted to play for English soccer teams. They had no interest in their studies and were utterly amazed that their big sister had got enough marks in exams to make people talk seriously about her going to University. They were even more amazed that their father was going to take them to the big posh hotel where nobody they knew had even been inside the door.

But he kept saying Maggie’s marks would mean nothing unless there was a Serious Celebration.

“Will it be just the three of you – Mam, Dad and Maggie?” they wanted to know.

“A family celebration,” he insisted.”

 

binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008 en ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

 

De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009. 

 

The Mad

The mad have no caste
or religion. They transcend
gender, live outside
ideologies.
We do not deserve
their innocence.

Their language is not of dreams
but of another reality. Their love
is moonlight. It overflows
on the full-moon day.

Looking up they see
gods we have never heard of. They are
shaking their wings
when we fancy they are
shrugging their shoulders. They hold
that even flies have souls
and the green god of grasshoppers
leaps up on thin legs.

At times they see trees bleed, hear
lions roaring from the streets. At times
they watch Heaven gleaming
in a kitten’s eyes, just as
we do. But they alone can hear
ants sing in a chorus.

While patting the air
they are taming a cyclone
over the Mediterranean. With
their heavy tread, they stop
a volcano from erupting.

They have another measure
of time. Our century is
their second. Twenty seconds,
and they reach Christ; six more,
they are with the Buddha.

In a single day, they reach
the big bang at the beginning.

They go on walking restless, for
their earth is boiling still.

The mad are not
mad like us.

 

Door de dichter zelf uit het Malayalam vertaald

 

K Satchidanandan

K. Satchidanandan (Kerala, 28 mei 1946)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009. en ook mijn blog van 28 mei 2008. en ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

Alone in Crowds to Wander On 

 

Alone in crowds to wander on,

And feel that all the charm is gone

Which voices dear and eyes beloved

Shed round us once, where’er we roved —

This, this the doom must be

Of all who’ve loved, and loved to see

The few bright things they thought would stay

For ever near them, die away.

 

Though fairer forms around us throng,

Their smiles to others all belong,

And want that charm which dwells alone

Round those the fond heart calls its own,

Where, where the sunny brow?

The long-known voice — where are they now?

Thus ask I still, nor ask in vain,

The silence answers all too plain.

 

Oh, what is Fancy’s magic worth,

If all her art cannot call forth

One bliss like those we felt of old

From lips now mute, and eyes now cold?

No, no — her spell in vain —

As soon could she bring back again

Those eyes themselves from out the grave,

As wake again one bliss they gave. 

 

More

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)
Portret door Martin Archer Shee, ca.1817

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: Walker Percy: A Life (Door Patrick H. Samway, S.J.)

 

It is said that anyone who grows up in the Mississippi Delta knows the anecdotal histories of 1,200 people, and indeed many Southerners pride themselves on their ability to trace quickly some fairly complicated family trees. Although Walker Percy rarely spoke about his family history (see the Appendix), he knew that it was both long and complicated. His sense of it was deeply embedded in his consciousness, because certain prominent last names were often repeated as first or middle names in subsequent generations of Percys–a common feature of Southern nomenclature.

Such naming guaranteed that the ghostly presence of an ancestor would haunt the person carrying it. For example, his grandfather was named Walker Percy, his great-grandfather’s brother was John Walker Percy, and his great-great-grandfather’s wife’s brother-in-law, John Williams Walker, had a son, LeRoy Pope Walker, who was Secretary of War under Confederate President Jefferson Davis and a brigadier general in the Confederate Army. (Walker Percy once wrote his friend Shelby Foote that he took the name of John when he converted to Catholicism because he had “two Southern surnames for a name, even if one of them was that of a distinguished Confederate Sec’y of State.” Foote corrected him about Secretary Walker–“he wasn’t distinguished” and he was Secretary of War.) In reverse irony, LeRoy Walker’s brother was Percy Walker–a name fans often misused for Walker Percy (if they were not miscalling him Perry Walters). In addition, family names seem to be constantly recycled, sometimes in a curiously asexual manner. Walker Percy’s brother, Billups Phinizy (“Phin”) Percy, for example, has a daughter, Melissa Phinizy Percy, who is married to a second cousin, Bolling Phinizy Spalding, and their son is named Phinizy Percy Spalding. Indicative of Walker’s own awareness of his ancestry, one of his daughters, Mary Pratt Percy Lobdell, is named after her great-grandmother Mary Pratt DeBardeleben Percy, a key figure in the Percy family history. (In one draft of the novel The Thanatos Syndrome, Percy has a character named Alice Pratt, in this case a young woman from Montgomery, Alabama.) Since he spent his formative years in Birmingham (Alabama), Athens (Georgia), and Greenville (Mississippi), he willy-nilly learned his family history from Percy, Debardeleben, and Phinizy relatives.“

 

percy

Walker Percy (28 mei 1916 – 10 mei 1990)

 

 

De Australische schrijver Patrick White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: Voss

 

‘Sanderson was a man of a certain culture, which his passionate search for truth had rid of intellectual ostentation. In another age the landowner might have become a monk, and from there gone on to become a hermit. In the mid nineteenth century, an English gentleman and a devoted husband did not behave in such a manner, so he renounced Belgravia for New South Wales, and learned to mortify himself in other ways. Because he was rich and among the first to arrive, he had acquired a goodish slice of land. After this victory of world pride, almost unavoidable perhaps in anyone in his class, humility had set in. He did live most simply, together with his modest wife. They were seldom idle, unless the reading of books, after the candles were lit, be considered idleness. This was the one thing people held against the Sandersons, and it certainly did seem vain and peculiar. They had whole rows of books, bound in leather, and were forever devouring them. They would pick out passages for each other as if they had been tidbits of tender meat, and afterwards shine with almost physical pleasure. Beyond this, there was nothing to which a man might take exception. Sanderson tended his flocks and herds like any other Christian. If he was more prosperous than most, one did not notice it unduly, and both he and his wife would wash their servants’ feet in many thoughtful and imperceptible ways.

‘We are how many miles now from your property?’ Voss would ask on and off.

And Sanderson would tell.

‘I am most anxious to see it,’ Voss said invari
ably.

Places yet unvisited can become an obsession, promising final peace, all goodness. So the fallible man in Voss was yearning after Rhine Towers, investing it with those graces which one hopes to find at the heart of every mirage, entering its mythical buildings, kindling a great fire in the expectant hearth Its name glittered for him, as he rode repeating it to himself.’

 

patrick_white

Patrick White (28 mei 1912 – 30 september 1990)

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: Piet Calis. De vrienden van weleer. Schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948

 

“Tijdens de gesprekken tussen Leiker en Lubberhuizen kwam ook de gedachte op om het tijdschrift voor zowel oudere als jongere schrijvers open te stellen. Hoe dat in het vat gegoten moest worden, bleef nog vaag. Wel werd met het idee gespeeld daartoe twee zelfstandige redacties aan te stellen.

Leiker vertelde in 1983 over het tijdschrift: ‘Voor dat blad heb ik de naam Voorpost bedacht. Als oud-militair vond ik dat een geschikte naam voor een literair tijdschrift.’2 Denkbaar is overigens dat Leiker ook op dat idee gebracht werd door een blad onder de naam Voorpost dat de jonge schrijvers A. Marja en Hanno van Wagenvoorde al in 1940 hadden willen oprichten en waarbij ook Anna Blaman betrokken was geweest.

Leiker vertelde verder: ‘Geert Lubberhuizen met zijn grote liefde voor het mooi verzorgde boek vond dat Voorpost in een portefeuille moest worden uitgegeven. Dus losse rijmprenten op klein formaat en een novelle in fraai gebonden vorm. Daar is ook materiaal voor verzameld. Mijn voorstel was om helemaal geen schuilnamen meer te gebruiken, maar om die prenten en die boekjes die dan in zo’n portefeuille zouden zitten, anoniem te  publiceren. Voorpost zou dus een verzameling losse teksten en boekjes worden.’

Afgesproken werd een werkgroep te vormen, die de publicatie van het blad voorbereiden zou. Leiker ging daartoe allereerst op zoek in eigen kring.”

 

Leiker

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

 

De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Zie ook mijn blog van 28 mei 2009.

 

Uit: F. Hale: Fritz Hochwälders Das Heilige Experiment

 

„Das heilige Experiment gave Hochwälder his breakthrough as a renowned playwright. He began to do serious research on the Jesuit enterprise in South America at the Central Library in Zürich, where he also read Dostoevsky’s The brothers Karamazov and The demons. In fact, however, Hochwälder’s first serious exposure to the history of the Society of Jesus had come two years before his departure from Austria when he read René Fülöp-Miller’s Macht und Geheimnis der Jesuiten.5 When interviewed after the Second World War about the etiology of Das heilige Experiment, he attributed it in part to this work, in which both the accomplishments and the darker sides of the history of the Society of Jesus are emphasised. “From then on I had a theme working inside me, but not anchored yet to any dramatic structure,” Hochwälder recalled. The National Socialist takeover of Austria and German expansion elsewhere in Europe provided that framework. Upon reading The demons, he was struck by Dostoevsky’s prediction of “the danger of a faithless socialism which in its very materialistic faithlessness will acquire a religious tinge. Suddenly I felt the play focus inside me.” This inspiration prompted Hochwälder to request a two-month leave of absence from the refugee labour camp in the canton of Ticino where he was then residing. This was granted late in 1941. Armed with a pencil and a

modest amount of paper, the young Austrian went to the balcony of a house overlooking Ascona. Hochwälder initially hoped to use this period to work out the philosophical problems inherent in the play germinating in his mind, but his creativity accelerated to a level unprecedented in his brief career. At the end of his furlough, most of the manuscript was thus complete, albeit in a rudimentary and never published form titled Die Jesuiten in Paraguay.6 This proto-text took less than three weeks to write in December 1941.

 

hochwälder

Fritz Hochwälder (28 mei 1911 – 20 oktober 1986)

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Leo Pleysier, Maeve Binchy, Frank Schätzing, K. Satchidanandan, Thomas Moore, Sjoerd Leiker, Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Wit is altijd schoon

 

“En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen?”
“Nee?”
“En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg.”
“Maar wat is ’t nu met u?”
“Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai!”
“Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg.”
“Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zo’n dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg.”
“Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest.”
“Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zo’n drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.”

 

leopleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Nights Of Rain And Stars

 

“Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didn’t happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.

Perhaps he was not feeling well.

Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early
. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.

Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasn’t as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.

He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it… it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put ‘Welcome’ in six languages. They liked that too.

 

maeve-binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2008.

 

Uit: Tod und Teufel

 

“Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung.
Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.”

 

Schaetzing

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

 

De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indi’s Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.

 

Cactus

 

Thorns are my language.

I announce my existence

with a bleeding touch.

 

Once these thorns were flowers.

I loathe lovers who betray.

Poets have abandoned the deserts

to go back to the gardens.

Only camels remain here, and merchants

who trample my flowers to dust.

 

One thorn for each rare drop of water.

I don’t tempt butterflies.

No bird sings my praise.

I don’t yield to droughts.

 

I create another beauty

beyond the moonlight,

this side of dreams,

a sharp, piercing,

parallel language.

 

Satchidananda

K. Satchidanandan (Kerala, 28 mei 1946)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2008. en ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

As Slow Our Ship

  

As slow our ship her foamy track

Against the wind was cleaving,

Her trembling pennant still look’d back

To that dear isle ’twas leaving.

So loath we part from all we love,

From all the links that bind us;

So turn our hearts as on we rove,

To those we’ve left behind us.

 

When, round the bowl, of vanish’d years

We talk, with joyous seeming, —

With smiles that might as well be tears,

So faint, so sad their beaming;

While memory brings us back again

Each early tie that twined us,

Oh, sweet’s the cup that circles then

To those we’ve left behind us.

 

And when, in other climes, we meet

Some isle, or vale enhanting,

Where all looks flowery, wild, and sweet,

And nought but love is wanting;

We think how great had been our bliss,

If Heaven had but assign’d us

To live and die in scenes like this,

With some we’ve left behind us!

 

As travellers oft look back at eve,

When eastward darkly going,

To gaze upon that light they leave

Still faint behind them glowing —

So, when the close of pleasure’s day

To gloom hath near consign’d us,

We turn to catch one fading ray

Of joy that’s left behind us.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York

 

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.

 

Uit: J.B. Charles 1910-1983

 

Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. ‘Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. ‘Ik wil iets onderzoeken’, zo luidt zijn verantwoording. ‘En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken.’ Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.“

 

 

Leiker

Sjoerd Leiker (28 mei 1914 – 15 december 1988)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Na de suïcide van zijn vader in 1929 verhuisde zijn familie naar Athens, Georgia. Zijn moeder stierf twee jaar later in een auto-ongeluk. Percy en zijn twee broers werden daarna opgevoed in Greenville, Mississippi door hun oom William Alexander Percy, een prominente advocaat en dichter. Percy bezocht de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill en studeerde in 1937 af in chemie. Vier jaar later, in 1941, behaalde hij een bul in geneeskunde aan Columbia University. Zijn medische carrière kwam echter tot stilstand nadat tuberculose bij hem werd geconstateerd, waarvoor hij de komende drie jaar in een sanatorium verbleef. Hij trouwde met Mary Bernice Townsend in 1946 en verhuisde naar Covington, Louisiana. Ook bekeerde de van huis uit protestantse Percy zich in deze periode tot het katholicisme. Vanaf het begin van de jaren ’50 ging Percy zich richten op het schrijverschap. Zijn eerste publicaties waren essays op het gebied van semiotiek en filosofie, en in 1961 publiceerde Percy zijn eerste roman, The Moviegoer. Deze kreeg een jaar later een National Book Award voor fictie toegekend. In 1998 werd The Moviegoer opgenomen in de lijst van de honderd beste Engelstalige boeken van de 20ste eeuw, opgesteld door de Amerikaanse uitgever Modern Library. Percy heeft vijf andere romans en verschillende non-fictiewerken op zijn naam staan.

 

Uit: The Second Coming

 

„Well then, does anything really change in a lifetime, he asked the sly sidelong-looking Andrea del Sarto in the Mercedes mirror? No, you are the same person with whom I struck the pact roaring out old U.S. 66 through the lonesome towns and empty desert. You don’t ever really learn anything you didn’t know when you were thirteen.

And what was that?

All I knew for sure then and now was that after what happened to me nothing could ever defeat me, no matter what else happened in this bloody century. If you didn’t defeat me, old mole, loving father and death-dealer, nothing can, not wars, not this century, not the Germans. We beat the Germans, nutty as we are, and now drive perfect German cars, we somewhat frazzled it is true, and shaky, but victorious nevertheless.

Ah, but what if the death is not in the century but in your own genes, that you of all men are a child of the century because you are as death-bound by your own hand as the century is you and you of all men should be most at home now, as bred for death as surely as a pointer bitch to point, that death your own death is what you really love and won’t be happy till you have, what then?

Then we’ll know, won’t we?

Grinning and shivering on the back seat thirty years later, teeth clacking, this raddled middle-aged American sat in his German car in the mountains of North Carolina hugging himself and making shoulder movements like a man giving body English to a pinball machine except that he was thinking about J. E. B. Stuart and Baron von Richthofen and World War II and fighting the Germans, which he had not done. Instead, he took two quick drinks from the gold-lined silver jigger and waited until the warmth bloomed under his ribs and the shaking stopped.“

 

WalkerPercy01

Walker Percy (28 mei 1916 – 10 mei 1990)

 

 

De Australische schrijver Patrick Victor Martindale White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Van 1932 tot 1935 studeerde hij aan de universiteit van Cambridge in Engeland Franse en Duitse literatuur. Zijn eerste gedichten verschenen nog tijdens zijn studie in The London Mercury: Na zijn studie kon hij zich, gesteund door zijn vader, in Londen vestigen. Toen zijn vader overleed kon hij door de erfenis zijn werk als schrijver zonder geldelijke nood voortzetten. In 1939 vond hij een uitgever voor zijn eerste roman Happy Vall
ey.
Tijdens WO II leerde hij als officier in de RAF in Alexandria de Griekse officier Manoly Lascaris kennen die zijn levenspartner zou worden. Na de oorlog kochten zij een huis niet ver van Sydney. In 1957 brak hij met de roman Voss ook in Australi
ë door. In 1973 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur “voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur”

 

Uit: The Eye Of The Storm

 

„In the mountains the weatherboard and fibro townships were minding their own business. Chummier shops displaying pragmatic goods had nothing to hide. But doubts set in among the stragglers, towards the fringes, where houses built for permanence had reached the lurching stage, above the rich humus spread by their shrubberies to soften the logical collapse. The shrubberies themselves, planted by their owners as a sober duty, were touched with a cold apocalyptic fire. Here and there at the foot of a tree, old, broken, black umbrellas arranged singly or in clumps, were seen to stir at times, then to move, slowly, sideways asymmetrically. Some of the old umbrella-forms were trundling through an undergrowth of rhododendrons and azaleas assisted by what appeared to be part of their own aluminium frames, which had become conveniently unstuck, and could be used as crutches.

Basil was stopping the car in front of a shop. On a blind wall a square of faded bluebag was advertising some illegible commodity. Without explaining why, Basil was getting out. Nor did Dorothy ask for explanations: she was frantically searching for some face or object with which to identify herself. As Basil was closing the car door, a boy in jeans followed by a high-stepping spotted dog, came jaunting past. Dorothy tried smiling at the boy, but her smile must have looked directionless, or old; anyway the boy was plainly ignoring foreigners. When Basil had gone inside the shop, Dorothy was left with gooseflesh on her arms.“

 

patrick_white

Patrick White (28 mei 1912 – 30 september 1990)
Portret door Roy de Maistre, 1939

 

 

 

De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Hij werd opgeleid tot behanger, maar schoolde zich zelf als autodidact op historisch en politiek gebied bij. Zijn eerste drama werd opgevoerd tijdens de Wiener Kammerspielen in 1932. In 1938, na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vluchtte hij over de Rijn, zwemmend, naar Zwitserland. Zijn drama „Das Heilige Experiment”, over het mislukken van de Jezuietenstaat in Paragay werd voor het eerst in 1943 opgevoerd in Biel-Solothurn, Oostenrijk volgde in 1947. Het stuk bezorgde de schrijver zijn internationale doorbraak, uitgaande van Parijs, in 1952.

 

Uit: Das heilige Experiment

 

“Was habt ihr aufgerichtet da draußen (er zeigt auf die Landkarte) in Steppe und Urwald …! – Ein Reich der Liebe und Gerechtigkeit. … – die Indios singen Euer Loblied – und laufen unsern Grundbesitzern davon! Eure Produkte gehen in die Welt hinaus – unsere Händler verarmen. … Wir dehnen uns durch unsere Kriege aus – ihr durch euren Frieden. Wir bröckeln ab. Ihr sammelt an. … Wie lange dauert es noch – und euch gehört der ganze Kontinent! – – – Und wir, wir sollten dem zusehen, wir sollten euch nicht hindern? Narren wären wir, wenn wir euch nicht verjagten, solange es noch Zeit ist! … Schluss mit diesem Experiment, das uns gefährlich wird! Schluss!”

 

fr_Hochwaelder

Fritz Hochwälder (28 mei 1911 – 20 oktober 1986)

 

De 28e mei is een vruchtbare schrijversdag. Zie voor nog meer schrijvers van de 28e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore, Ian Fleming

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Geuzegedachten in de Mort Subite

 

“Hergé, De Nationale Bond van Oudstrijders, de serres van Laken, Leonidas, Jef Lambrecht, James Ensor, Jaco Van Dormael, VDB, De Munt en de Beursschouwburg, dat ligt zo voor de hand allemaal, hoe dat klontert, de namen, de gevels en de winkeletalages op de Avenue Louise en de Zavel, Hoegaerden en Piedboeuf, de Tervurenlaan, De Brand Withocklaan, de gevels van de burgerswoningen, de Brusselaars achter die gevels, ik heb daar geen uitstaans mee, en vice versa, Herman Teirlinck zeker en vast, de vervallen legerkazerne op de Place Dailly, straatkinderen hebben er de ruiten ingegooid, zag ik zonet; het verzet en de weerstand, Herman Liebaers, coq au vin, cul de sac, noem maar op, zo hoofdstedelijk getint allemaal, hoe komt dat toch, dat weet ik niet, omdat België mij synthetisch pintje, maar ga eens voort, zeg eens wat, Johan Daisne, de man die zijn stenen wolken kort liet knippen, dat komt ervan, al die sinecures, Rolande met de bles, André Delvaux, en Ivo Michiels ook ja, een vrouw tussen chien et loup, geen twijfel aan, en Maurice Gilliams, voor zijn lokaties en ook voor zijn Antwerps en voor zijn Frans, de twee samen, Franswerps, dat je in elke syllabe hoort doorklinken en ik weet niet wat er aan de hand is, maar dat laatste boek van hem, Gregoria, dat tegenvalt, en dat zo ‘Belgisch’ leest, vind ik, en dat komt niet alleen door die dure pralinedoosachtige wikkel die om het boek zit, Côte d’Or en ik mis de klank van woorden als Martougin, Perette en Victoria, in de plaats zijn er tegenwoordig de scenario’s van Chantal Akerman, de boeken van Erik de Kuyper, straten en pleinen in Antwerpen en Luik, aan de Place Clovis in Doornik zit tegenwoordig mijn dochter op kot; stedelingen spiegelen zich zo graag, ziet ze maar bezig!

het Leopoldkwartier, een tocht door Brussel uitgestippeld door Daniël Robberechts, zo lang het nog overeind staat, en zeker niet te vergeten de Gangreen-cyclus van Geeraerts, de Kongo, dat boek van Lieve Joris natuurlijk en Geert Van Istendael, liefde voor België, maar haat ook, al wint het eerste het op het laatste, bemind labyrint, daar is geen enkele twijfel over; Magritte en Delvaux-de-schilder en vergeet de negentiende eeuw niet, dit land lijdt aan aandoeningen van de luchtwegen;

Baron Horta en Charles Vandenhove, Marcel Broodthaers, Narcisse Tordoir en Jan Vercruysse op muziek gezet door Jan Hoet, de Wereldtentoonstelling op Beerschot en Expo 58, dat brood was niet ècht lekker, het softijs dat ze verkochten wèl, er liepen Amerikaanse matrozen rond die nog maar pas in hun atoomduikboot onder de ijskap van de Noordpool door waren gevaren,

get off!”

 

pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

 

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

 

Uit: Lautlos

 

So jedenfalls stellt es sich in der Erinnerung dar.

Tatsächlich waren in der letzten Dekade des zweiten Jahrtau­sends weit über hundert Nationen weltweit in kriegerische Ak­tivitäten verwickelt, starben Millionen Menschen im Zuge be­waffneter Auseinandersetzungen und an den Folgen von Folter und Vertreibung. Die Schauplätze reichten von Ruanda über Tibet und die Kurdengebiete bis nach Tschetschenien und in den Gaza-Streifen. In weiten Teilen Afrikas und Südamerikas for­derten Bürgerkriege große Opfer. Dennoch haben nicht diese Konflikte die Frage über die Führbarkeit von Kriegen neu auf­geworfen, sondern das Gerangel eines Despoten um Ölquellen und das eines anderen um ein Stück Land, auf dem vor über sechshundert Jahren ein gewisser Fürst Lazar den Osmanen un­terlag.

Wirft man einen Blick auf die rasante Entwicklung der west­lichen Medienkultur, wird klar, warum wir die Dinge so sehen. Fernsehen und Internet verschaffen uns Zugriff auf nahezu jede gewünschte Information. Wir können uns nach Belieben mit Daten versorgen und müssen dafür nicht einmal Wartezeiten in Kauf nehmen. Kein Teil der Welt, kein Fachgebiet, keine Inti­mität bleibt uns verschlossen. Im Gegenzug haben wir unser Urteilsvermögen eingebüßt. Wir bemessen die Wichtigkeit w
elt­weiter Vorgänge daran, wie lange im Fernsehen darüber berich­tet wird. Zwei Minuten Tschetschenien, drei Minuten Lokales, eine Minute Kultur, das Wetter. Das Problem ist, dass wir uns angewöhnt haben, dieser medienseits vorgenommenen Wertung blind zu vertrauen. Als Folge unterliegen wir einem Irrtum. Wir verwechseln die Frage, ob eine Sache für uns interessant ist, mit der Frage, ob sie grundsätzlich interessant ist, und lassen diese Frage von den Medien beantworten. „

schaetzinginterview01

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007.

Uit: Whitethorn woods

Father Brian Flynn, the curate in St Augustine’s, Rossmore, hated the Feast Day of St Ann with a passion that was unusual for a Catholic priest. But then as far as he knew he was the only priest in the world who had a thriving St Ann’s Well in his parish, a holy shrine of dubious origin. A place where parishioners gathered to ask the mother of the Virgin Mary to intercede for them in a variety of issues, mainly matters intimate and personal. Areas where a clodhopping priest wouldn’t be able to tread. Like finding them a fiancé, or a husband, and then blessing that union with a child.

Rome was as usual unhelpfully silent about the well.

Rome was probably hedging its bets, Father Flynn thought grimly, over there they must be pleased that there was any pious practice left in an increasingly secular Ireland and not wishing to discourage it. Yet had not Rome been swift to say that pagan rituals and superstitions had no place in the Body of Faith? It was a puzzlement as Jimmy, that nice young doctor from Doon village, a few miles out, used to say. He said it was exactly the same in medicine: you never got a ruling when you wanted one, only when you didn’t need one at all.

There used to be a ceremony on 26 July every year where people came from far and near to pray and to dress the well with garlands and flowers. Father Flynn was invariably asked to say a few words, and every year he agonised over it. He could not say to these people that it was very near to idolatry to have hundreds of people battling their way towards a chipped statue in the back of a cave beside an old well in the middle of the Whitethorn Woods.

From what he had read and studied, St Ann and her husband St Joachim were shadowy figures, quite possibly confused in stories with Hannah in the Old Testament who was thought to be forever childless but eventually bore Samuel. Whatever else St Ann may have done in her lifetime, two thousand years ago, she certainly had not visited Rossmore in Ireland, found a place in the woods and established a holy well that had never run dry.

 

Binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2007 en ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

How Dear to Me the Hour

 

How dear to me the hour when daylight dies,
And sunbeams melt along the silent sea,
For then sweet dreams of other days arise,
And memory breathes her vesper sigh to thee.

And, as I watch the line of light, that plays
Along the smooth wave toward the burning west,
I long to tread that golden path of rays,
And think ’twould lead to some bright isle of rest.

 

 

Ne’er Ask the Hour

 

Ne’er ask the hour — what is it to us
How Time deals out his treasures?
The golden moments lent us thus
Are not his coin, but Pleasure’s.
If counting them o’er could add to their blisses,
I’d number each glorious second:
But moments of joy are, like Lesbia’s kisses,
Too quick and sweet to be reckon’d.
Then fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

Young Joy ne’er thought of counting hours,
Till Care, one summer’s morning,
Set up, among his smiling flowers,
A dial, by way of warning.
But Joy loved better to gaze on the sun,
As long as its light was glowing,
Than to watch with old Care how the shadow stole on,
And how fast that light was going.
So fill the cup — what is it to us
How time his circle measures?
The fairy hours we call up thus
Obey no wand but Pleasure’s.

 

Moore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)

 

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 28 mei 2007.

De Britse schrijver Ian Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen.

 

 

Ian Fleming, Leo Pleysier, Frank Schätzing, Maeve Binchy, Thomas Moore

De Britse schrijver Ian Lancaster Fleming werd geboren op 28 mei 1908 in Londen. Fleming was de jongere broer van reisverhalenschrijver Peter Fleming. Hij werd opgeleid op Eton, en de militaire academy Sandhurst. Hierna vertrok hij naar het buitenland om talen te studeren. Hij werkte als journalist in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Aan het begin van de oorlog werd hij aangenomen als persoonlijk assistent van de directeur van Naval Intelligence, John Godfrey. Dit gaf hem de achtergrond en ervaring om goede spionageverhalen te schrijven. Het eerste James Bond verhaal, Casino Royale, werd uitgebracht in 1953.

 

Uit: Casino Royale

“The scent and smoke and sweat of a casino are nauseating at three in the morning. Then the soul-erosion produced by high gambling—a compost of greed and fear and nervous tension—becomes unbearable and the senses awake and revolt from it.

James Bond suddenly knew that he was tired. He always knew when his body or his mind had had enough and he always acted on the knowledge. This helped him to avoid staleness and the sensual bluntness that breeds mistakes.

He shifted himself unobtrusively away from the roulette he had been playing and went to stand for a moment at the brass rail which surrounded breast-high the top table in the salle privee.

Le Chiffre was still playing and still, apparently, winning. There was an untidy pile of flecked hundred-mille plaques in front of him. In the shadow of his thick left arm there nestled a discreet stack of the big yellow ones worth half a million francs each.

Bond watched the curious, impressive profile for a time, and then he shrugged his shoulders to lighten his thoughts and moved away.

The barrier surrounding the caisse comes as high as your chin and the caissier, who is generally nothing more than a minor bank clerk, sits on a stool and dips into his piles of notes and plaques. These are ranged on shelves. They are on a level, behind the protecting barrier, with your groin. The caissier has a cosh and a gun to protect him, and to heave over the barrier and steal some notes and then vault back and get out of the casino through the passages and doors would be impossible. And the caissiers generally work in pairs.”

 

FLEMING

Ian Fleming (28 mei 1908 – 12 augustus 1964)

 

De Belgische schrijver Leo Pleysier werd geboren in Rijkevorsel op 28 mei 1945. In zijn verhalende proza onderzoekt hij zijn verhouding tot zijn geboortestreek en zijn familieleden. Zijn eerste boeken (Mirliton en Niets dan schreeuw) zijn experimenteel van taal en compositie en ik-gericht. Gaandeweg heeft de auteur zijn horizon verruimd: van zijn eigen streek (Waar was ik weer?) naar Engeland (Shimmy), Afrika (Zwart van het volk), India en China (De Gele Rivier is bevrozen, De trousse). Wit is altijd schoon (1989), waarin hij zijn spraakzame moeder na haar dood laat ‘voortratelen’, zorgde voor de doorbraak bij het grote publiek. Wit is altijd schoon werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 1989 en bekroond met de Ferdinand Bordewijkprijs 1990. Hierop volgden De kast (1991), De Gele Rivier is bevrozen (1993) en Volgend jaar in Berchem (2000), waarin respectievelijk een zus, een tante non en de vader centraal staan. De dieven zijn al gaan slapen (2003) bevat een mengeling van autobiografische en poëticale fragmenten. In 2007 verscheen de roman De latino’s.

 

Uit: Een plaasterspook van Szukalski

 

“De tweede en wellicht ook de laatste keer dat ik haar zag – in 1978 – was toen ze na de dood van vader mijn moeder kwam bezoeken. Tegen alle verwachtingen in was ze ineens dan toch aangekomen. Maar in het begin had ik het gevoel dat het iemand anders was die ze onder de naam van tante Roza naar België hadden gestuurd. Weg die vervaarlijke, monumentale kap. Wat ze nu droeg was van een veel kleiner en veel eenvoudiger formaat en was zo opgespeld dat een gedeelte van het hoofdhaar zichtbaar bleef. En zowaar ook zíj bleek in het bezit van een stel benen. Nylons droeg ze ook al. Ze was gekleed in blauw-en-grijs. Een scherpgesneden, ouderwetse schooljuffrouw. Een vergrijsde verpleegster. Maar evengoed een nuchtere, taaie, zakelijke, geïnteresseerde en relativerende dame die in geen enkel opzicht nog overeenkwam met het beeld dat ik me van haar op basis van al die brieven en van mijn herinnering gevormd had. Spraakzaam, vief en attent was ze. Er was veel raadselachtigheid die ze had kwijtgespeeld maar tevens was daar dan ook weer een nieuwsoortige raadselachtigheid voor in de plaats gekomen. Waren wij het of was zij het die zo veranderd was ondertussen? In alle geval, er klopte nauwelijks nog iets aan het beeld van de frenetieke zieltjesjaagster dat ik me door de jaren heen van haar gevormd had. Hoe fout ik daarmee zat, dat bleek nu maar al te duidelijk. Broodnuchter en beraden
was ze. Ze wist evengoed dan gelijk wie wat er te koop was op de wereld. En voor wie wel en voor wie niet dat allemaal te koop was, wist ze nog véél beter. Haar ietwat plechtige, nog vooroorlogse Nederlands dat ik kende van haar brieven bleek ze evenwel te hebben bewaard.

‘Al die schone huizen en gebouwen die er bijgekomen zijn hier overal in ’t land!’

‘Al die blinkende auto’s op de brede straten en verharde wegen.’

‘De welstand onder de mensen.’

‘Alles zo ordelijk en proper geregeld!’

‘En de kinderen van ’t straat!’

 

 

Pleysier

Leo Pleysier (Rijkevorsel, 28 mei 1945)

 

De Duitse schrijver Frank Schätzing werd geboren in Keulen op 28 mei 1957. Schätzing studeerde communicatiewetenschappen en richtte zijn eigen reclamebureau INTEVI op, waarvan hij nog steeds directeur is. Schätzing is begin jaren negentig begonnen hij met schrijven en na enkele novelle en satires verscheen. In 1995 verscheen zijn eerste Duitstalige roman Tod und Teufel. Naast zijn werk als reclamemaker is Frank Schätzing ook actief als muziekproducent.

Schätzing bereikte zijn grootste succes na het schrijven van zijn science fiction boek Der Schwarm.

 

Uit: Der Schwarm

 

„Anawaks Gedanken rasten. Wahrscheinlich war der Rumpf bereits an einigen Stellen gerissen. Er musste etwas tun. Vielleicht konnte er die Tiere irgendwie ablenken.
Seine Hand fuhr zum Gashebel.
Im selben Moment zerriss ein vielstimmiger Schrei die Luft. Aber er kam nicht von dem weißen Dampfer, sondern erscholl gleich hinter ihm, und Anawak wirbelte herum.
Der Anblick hatte etwas Surreales. Direkt über dem Boot der Tierschützer stand senkrecht der Körper eines riesigen Buckelwals. Beinahe schwerelos wirkte er, ein Wesen von monumentaler Schönheit, das krustige Maul den Wolken zugereckt, und immer noch stieg er weiter empor, zehn, zwölf Meter über ihre Köpfe hinweg. Den Herzschlag einer Ewigkeit lang hing er einfach nur so am Himmel, sich langsam drehend, und die meterlangen Flipper schienen ihnen zuzuwinken.
Anawaks Blick wanderte an dem springenden Koloss entlang. Nie hatte er etwas zugleich so Schreckliches und Großartiges gesehen, nie aus solcher Nähe. Alle, Jack Greywolf, die Menschen in den Zodiacs, er selber, legten den Kopf in den Nacken und starrten auf das, was nun auf sie zukommen würde.
»Oh mein Gott«, flüsterte er.“

 

SCHAETZING

Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)

 

De Ierse schrijfster en columniste Maeve Binchy werd geboren op 28 mei 1940 in Dalkey. Binchy studeerde aan University College Dublin. Zij werkte eerst als lerares en later als journaliste voor de Irish Times. Haar romans spelen vaak in Ierland en en beschrijven de spanningen tussen het landelijke en stedelijke leven, de tegenstellingen tussen Engeland en Ierland en de veranderingen sinds WO II. Maeve Binchy is een echte bestsellerauteur waarvan al meer dan 6 miljoen boeken verkocht zijn.

 

Uit: Valentine park

 

“It all depended on what form you were in at school, whether there was a fuss about St Valentine’s Day or not. It had nothing to do with the age, it was all to do with the mood. Last year Miss Park remembered all the fourteen-year-olds had been obsessed with Valentines, there had been a fever of activity for three weeks before and two weeks after the day itself. This year they were a different bunch. Miss Park always tried to be in some way relevant to the world about her and gave them a little lesson on St Valentine and who he was and might have been. They yawned at the story. She could find no takers for the legends about the saint who in Roman times had defied the orders of an Emperor and continued to marry loving couples even when there was a decree against it.

“He was very foolish,” said Alice Jones sternly.

Miss Park went on to say that the tradition of Valentine’s Day may have had more to do with the fact that it was traditionally the day that birds began to mate.

“Well, really!” Susan Green said disapprovingly.

Miss Park sighed to herself. What an unromantic lot this crowd were. Hard-hearted little Hannahs, determined to get on, anxious to do well. Perhaps this is what the Nineties might be all about.

But then Miss Park remembered that last year she had sighed too: they had been too obsessed with the day and the possible cards it might bring and she had been worried then in case their expectations were too high and their excitement too unrealistic.

Miss Park, who had great self-knowledge, told herself that there was no way of pleasing her. She was obviously a woman who could never be pleased, no matter how things turned out.”

 

binchy

Maeve Binchy (Dalkey, 28 mei 1940)

 

De Ierse dichter en songwriter Thomas Moore werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Zie ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

At the Mid Hour of Night

AT the mid hour of night, when stars are weeping, I fly

To the lone vale we loved, when life shone warm in thine eye;

And I think oft, if spirits can steal from the regions of air

To revisit past scenes of delight, thou wilt come to me there,

And tell me our love is remember’d even in the sky.

 

Then I sing the wild song it once was rapture to hear,

When our voices commingling breathed like one on the ear;

And as Echo far off through the vale my sad orison rolls,

I think, O my love! ’tis thy voice from the Kingdom of Souls

Faintly answering still the notes that once were so dear.

 

THOMASMoore

Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)