Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Nagelaten namen (over Godfried Bomans)

“Vorige maand bracht een medewerkster van het Literatuurmuseum me uit hun ondergronds archief een stapel stukken uit Bomans’ nalatenschap. Een losbladig schriftje trok door zijn paarsblauwe kaft direct mijn aandacht. Bomans en kleur vormt een opmerkelijke combinatie. We kennen beelden van de, toegegeven, kleurrijke Bomans van de stemmige zwart-wittelevisie. Bomans heeft ook in kleur bestaan, dat bewijzen de schaarse kleurenfoto’s, maar die zien eruit alsof er iets mee aan de hand is: alsof ze later zijn ingekleurd. In ons collectief geheugen bestaat Bomans in zwart-wit.
En nu strekt zijn zwart-wit-arm zich uit over het tafeltje en schuift me dat paarsblauwe schriftje toe. Op de met rood-witte blokjes omrande sticker heeft hij in potlood geschreven: ‘Jeugdherinneringen + „Erik”’. Wie de blik langer op het witte vlak richt, ziet in de verte de vage potloodlijnen van een uitgegumd woord – of nee, het is een naam: Godfried Bomans. Ook na zijn dood nog de zwart-witte eigenaar van dit bonte schrift.
Erik gaat over een kleine jongen die op de logeerkamer van zijn grootouders een schilderij binnenstapt, en daarmee de wereld van de insecten. Elke soort waant zich er bevoorrecht, net als de mens. Het is een speels en ernstig werk, in lijn met het karakter van de schrijver. Hoe zei hij het zelf ook weer? ‘Humor is een prachtige waterlelie die wortelt in het troebele water van verdriet.’ Bomans omhelsde zijn tegenstellingen, vond in zijn innerlijk conflict de motor van zijn kunstenaarschap. Hij was eeuwig kind en eeuwig filosoof – tegelijkertijd. De bladzijden van het schriftje heeft de kind-filosoof verluchtigd met krullen en gezichtjes. Tien keer schreef hij zijn naam op het papier. Slordig, dan weer in schoonschrift of in nepdrukletters.
Wie een pen vasthoudt en zich verveelt, schrijft al snel de eigen naam – dat is wat mensen doen. Een intieme handeling, die nooit kan plaatsvinden in de buurt van anderen. Misschien worden we ook zelden meer geconfronteerd met de eigen individualiteit, dan wanneer we ons vervelen.
Van alle speelsheden, waaronder het kinderlijke, in trotse hoofdletters geschreven EINDE op de laatste pagina, vind ik die herhaalde naam het meest boeiend. Het suggereert intimiteit – van de schrijver met zichzelf. Die krullen en gezichtjes trekken als eerste de aandacht, maar zeggen weinig over de persoonlijkheid van de schrijver. Iedereen maakt ze. Dan de eigen naam, in veelvoud opgeschreven, als een argument dat door herhaling aan kracht moet winnen – die intrigeert, die zet de verbeelding aan het werk. Hoe zou die niet kunnen boeien? Een kind dat leert schrijven, begint met de eigen naam. Een verveelde schrijver die zijn eigen naam schrijft, keert terug naar zijn oorsprong.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Windmolens watermolens

van mildheid vervullen de watermolens mij maar de windmolens
jagen mij angst aan

de windmolens knarsen in de herfst en het lange gras het ongekamde
lange oud-zijn geselt van haat vervuld de zwarte houten trappen de
windmolens zijn kadavers door hun naakte ribben vaart de toornige
adem gods

echter de watermolens zijn de molens des zomers zij zijn de bruine
ogen der dalen en de blauwe beken wier blauwe namen de ananke
dragen van de slaap zij vloeien door een groeve midden door de
slaapkamer heen

daar zijn de kachels koud de trappen gewassen het is zomer de blikken
van allen zijn betoverd en in de watermolens worden de klokken
van hout gemaakt hun tijd gaat zo stil hun klank brengt het lichte
spel van de zonnevlekken teweeg op de wanden

maar in de windmolens wonen weerwolven en hyena’s ’s nachts als
een bloedig lichten over de heuvels spoedt spuwen de windmolens
de molenstenen uit de gele tanden en houden hun vleugels in

om de watermolens sluit de wijn zich dichter en zachter stromen de
beken onder de molenraderen wanneer de zwervers tot het nachtmaal
genood zijn onder het babbelend loof in de schaduw der appelbomen
maakt hen dronken het zoete brood

echter de windmolens zijn gods molens geen ridder waagt de strijdkreet
tegen hun heuvels en ’s ochtends voor de geopende ramen der
watermolens praalt het wijnloof waar van de witte oogleden der
zwervers de slaap niet wil wijken

iedereen heeft de watermolens lief maar de windmolens jagen
hen angst aan zij zijn ouder dan de mens

want gods molens malen langzaam.

 

Vertaald door Ad den Besten

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“Daar was hun witgepleisterde huis, waarin ze op hem wachtte.
Hij stak de sleutel in het slot en besefte dat hij hem al minutenlang in zijn hand had.
Hij zette zijn schooltas onder de kapstok en hing zijn ski-jack op, verplaatste het cadeautje van zijn jaszak naar zijn broekzak. Zijn natte laarzen liet hij op de deurmat staan. Door de smalle ruit naast de deur van de woonkamer bekeek hij zijn vrouw.
‘Dag lieverd,’ zei hij, terwijl hij de deur opende.
Ze lag niet in bed, zoals gebruikelijk op dit uur, maar hing tegen de driezitsbank, waar hij haar die ochtend voor het laatst had gezien.
Hij kuste haar.
‘Hoe was je dag?’
‘Goed, gewoon. Is de bezorgservice geweest?’
‘Alles staat in de keuken. En er is bier in de ijskast, dat moet nu wel koud zijn.’
‘O, een biertje is lekker.’
‘Kun je aan mijn been trekken?’ vroeg zijn vrouw.
Hij trok aan het been. Eigenlijk was het niet meer echt een been, maar een boomstam, omhuld met vlees, gevuld met pap. Neeltje woog nu 240 kilo. Haar lichaam was zo groot dat wanneer ze achterover op bed lag, wat ze meestal deed, het hoofd achter het lichaam leek te liggen, alsof iemand het erbij had gelegd.
‘Neeltje, lieverd,’ zei hij, ‘ik heb wat voor je mee- gebracht.’ Hij pakte een door de lichaamswarmte verbogen reep chocola uit zijn broekzak. ‘Hershey, puur, met noten.’
Neeltjes hoofd kwam iets overeind en maakte zich gereed.
Langzaam, behoedzaam, schoof hij de reep in haar mond.
‘Bijt,’ zei hij.
Ze beet en kauwde.
Reukens streek, nog voor ze haar mond leeg had, teder met de afgehapte kant van de reep over haar lippen. ‘Open.’
‘…Bijt.’
‘…Slik.’
En weer, hij duwde de reep iets verder in haar keel.
‘Houd je van Hershey? Je houdt van Hershey,’ zei Reukens tegen Neeltje.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

‘laat mij toch’

laat mij toch
laat mij naar koude vreemde landen gaan
thuis
zink ik weg
in deze warme kleverige brij
die nauwelijks doorzichtig is
die me vasthoudt, die me zo
vasthoudt

laat mij naar vreemde landen
daar wil ik om mij heen slaan
met mijn schaduw vechten dat
slagen suizen in waterheldere lucht
hier wurgt de stilte mij
hier zuigt dikke pulp aan mijn hand

laat mij
waar het zicht helder is
of in stenen in hoge stenen muren in
muren voor mijn schedel – –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Wolfgang Hilbig, Sander Kok

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

VERSE UM AN FRÜHERE ZU ERINNERN

so lang schon unerforscht der kühle feuchte
herbst der eindrang ins reale haus woher
in meiner sprache sprech ich immer
mit einem der ich heißt

                                        ich weiß
welcher trost ihm einfache lügen sind
er schlägt nicht zurück wenn ich sage du
mußt sterben daß ich leben kann

ich habe dich so ganz entblößt
dich narren harlekin der fremden bunten lumpen
mir folgst du nicht mein weites steigen
frommt mir
                  dir nicht
das haus ist schwer
vom herbst der erde verhangen und brüchig
vom lärm deiner feuchten seufzer
wo bist du denn ich habe dich noch nicht erblickt −
mit bösem lachen
sage ich wisse ein jahr ist nichts −
doch ich weiß der tod erst gibt mir recht

ihm nicht ihm gehe ich nicht auf den leim −
woher nur weiß ich wie im keller
ein schwarzes wasser wartet
in kühler ruh die allem seinen glanz nimmt −
und zögernd seit langem
steigt er über viele stufen
hinab
          vorsichtig langsam
um nicht zu stürzen steigt er
seit jahren die grünen stufen hinab

 

radeloosheid

op de tafel liggen mijn ellebogen
in korte mouwen mijn bundels onvast
en mijn blikken en boeken
en zwijgen

totdat ik mezelf vind verward en
dronken in de late straten
struikel ik zie
ik de hemel zich
stil over
de daken haasten
mijn handen
heb ik verloren

al mijn gezichten heeft de regen
uit de bomen gesleept die kaal
de wind volgen door de avondstraten
de wind heeft in alle huizen gewaaid
al mijn gezichten die
daar op de tafels liggen
de woordeloze boeken zijn
doorgebladerd

wat nu – –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De gekke buurman, Andriessen, en diens vrouw Bella, als dat haar echte naam was, leken niets met elkaar te delen. Soms, in de zomer, als Andriessen en ‘Bella’ naast elkaar in de tuin lagen, legde de buurman zijn boek neer en begon hij eindeloos tegen zijn vrouw te wauwelen, die dan vooral knikte maar nauwelijks iets terugzei; tot een uitwisseling van ideeën of gevoel leek het nooit te komen. Hoe anders was het met zijn eigen vrouw. Uitwisselingen van ideeën hadden ze misschien weinig, maar die kon hij ook hebben met de boeken die hij las; met Neeltje wisselde hij gevoel uit, stil, zwijgend gevoel, gevoel dat zijn wortels heeft in een diepe verbondenheid tussen twee geesten die werkelijk, in de meest eerlijke zin, bij elkaar horen. Lieve Neeltje. Hij had van school een cadeautje voor haar meegebracht, een klein bewijs van liefde.
Sommige mensen hielden van elkaar, zonder te weten waarom. Hij kon zich dat niet voorstellen. De liefde was raadselachtig, maar de functie van de liefde was dat niet. Niet weten waarom je van iemand houdt, is zoiets als niet weten waarom je gaat slapen als je moe bent.
Ja, het was een zware dag geweest, maar nu liep hij naar huis, zou hij Neeltje zien opbloeien. Hij bracht de boekentas naar zijn andere schouder. De sneeuw knarste onder zijn laarzen. Op het midden van de brug over de Oude Rijn, waar Leiden overgaat in Leiderdorp, vermoedde hij vandaag onder de sneeuw een onzichtbare grens, die meer was dan de bestuurlijke afbakening tus-
sen twee gemeentes. Ze scheidde school en thuis, twee werelden waar andere wetten golden. De werelden raakten elkaar zoals de gemeentes, zonder dat ze in elkaar overliepen.
Een van de redenen dat hij deze baan had gewild, was dat hij door de geringe afstand naar huis kon lopen. Hij hield van lopen. ‘Lopen kalmeert de geest,’ fluisterde hij, de handen diep in de zakken van het ski-jack gestoken. Soms dacht hij geen geest te hebben zolang hij niet liep. Lopen veroorzaakte zijn geest.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Charles Reznikoff, Wolfgang Hilbig

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Slave Sale: New Orleans

To begin with, the slaves had to wash themselves well,
and the men who had beards had to shave them off;
the men were then given a new suit each,
cheap but clean, and a hat, shirt, and shoes;
and the women were each given a frock of calico
and a handkerchief to tie about their heads.
They were then led by the man selling them into a large room;
the men placed on one side, the women at the other;
the tallest at the head of each row
and then the next in size
and so on to the shortest.

Many called to look at the slaves for sale
and the seller kept talking about their qualities;
made them hold up their heads and walk about briskly;
and those who might buy had them open their mouths
to look at their teeth,
and felt their arms and bodies,
just as they might a horse for sale;
and asked each what they could do.
Sometimes a man or woman would be taken to a small house in the yard,
to be stripped and looked at carefully:
if they had the scars of whips on their backs
that would show they had been troublesome.

During the day a number of sales were made;
and a planter from Baton Rouge bought Eliza’s little son.
Before that the boy had to jump and run across the floor
to show his activity.
But all the time the trade was going on,
his mother was crying and wringing her hands
and kept begging the man who was thinking of buying the boy
not to buy him unless he bought her, too,
and her little daughter:
and Eliza kept saying that if he did she would be “the most faithful slave that ever lived.”
But the man from Baton Rouge said he could not afford to buy her,
and then she began to cry aloud in her grief.

The man selling the slaves turned on her, his whip lifted,
and told her to stop her noise:
if she would not stop her “sniveling”
he would take her into the yard
and give her a hundred lashes.
She tried to wipe away her tears
but could not
and said she wanted to be with her children
and kept begging the man selling the slaves and the man from Baton Rouge—
who by that time had bought her son—
not to separate the three of them, mother, son, and daughter;
and over and over again kept saying how faithful and obedient she would be
and how hard she would work day and night.

But the man from Baton Rouge
said again he could not buy mother and son, let alone the three,
and that only the boy must go with him.
Then Eliza ran to her son, hugged him and kissed him
again and again
and her tears kept falling on his face.
The man selling the slaves kept cursing her
and called her a blubbering, howling wench
and ordered her back to her place in line
and to behave herself
or he would give her something really to cry about.

 

Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Achter mij

Achter mijn muur
aan de achterkant van mijn ondoordringbaarheid
in het licht
draait Gods speelgoed om zichzelf…
Achter mij deze draaimolens van rampen: fel beschilderd
en bedekt door de blauwe netten van de zon
en ver weg in verstarde muziek

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e augustus ook mijn blog van 30 augustus 2019 en ook mijn blog van 30 augustus 2017 en ook mijn blog van 30 augustus 2016.

Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“Als hij een geweer vanonder zijn bureau tevoorschijn zou halen en er de tl-buizen boven hun hoofden mee kapot zou schieten, zouden ze hem niet anders hebben aangekeken.

De wijzer tikte eindelijk de vier aan, de schoolbel snerpte, de leerlingen schoven hun stoelen naar achteren en stroomden naar de deur waardoor ze verdwenen als water in het doucheputje, het meubilair schots en scheef achterlatend. Hij zag nu pas hoeveel stof er in dikke slierten op de vloer lag. Het leek wel of de leerlingen het stof aantrokken of het in hun zakken mee naar binnen namen. Buiten was de lucht melkwit. Het trottoir was hier en daar bevroren. Auto’s gleden met een klef geluid door de sneeuw voorbij. Reukens had in de lerarenkamer zijn schoenen verruild voor sneeuwlaarzen, om met zekere pas naar huis te lopen. Het was warm in zijn oude, felgekleurde ski-jack. Hij had het nooit op de piste gedragen, omdat hij nog voor vertrek tot de ontdekking was gekomen dat hij Neeltje niet te lang alleen moest laten. Ze waren toen nog niet eens samen geweest, maar blijkbaar had ergens diep in zijn binnenste zijn liefde voor haar al wortel geschoten en daarmee het verantwoordelijkheidsgevoel dat altijd met liefde opschiet, als brandnetels bij hondsdraf. Het jack was niet goedkoop geweest en daarom droeg hij het nog elke winter. Om zijn schouder hing een grote boekentas van cognackleurig leer, dezelfde die hij als leerling een jaar of zes om zijn schouder had hangen en die hij nu als volwassene sinds een jaar of twee weer was gaan gebruiken. Hij bewandelde hetzelfde pad als hij als kind had bewandeld, maar in een andere stad en in een andere tijd. Er was niet veel veranderd, als je erover nadacht. Hij was er en de wereld was er, en daartegen afgezet waren de veranderingen miniem Behalve Neeltje: zij was misschien de enige grote verandering in zijn leven geweest. Ze was zijn eerste liefde — op 33-jarige leeftijd was hij laat geweest —en ze was zijn enige liefde gebleven. Zijn herinneringen aan zijn jeugd en aan die eerste tijd waren als foto’s die te kort in de ontwikkelaar hebben gelegen. Hij herkende de vage omtrekken van bekende figuren als door een dikke mist, de bleke, volumeloze vormen van de spullen die hij had bezeten en de ruimtes waarin hij had geleefd, waarin hij had geademd, waar hij tegenaan had geleund, alles zonder volume, al wist hij dat ze ergens, hij wist niet waar, nog ruimte innamen. Hun leeftijdsverschil bedroeg veertien jaar, maar dat was geen probleem, zeker als je bedacht wat ze samen deelden. Hij kende stellen die niets samen deelden, geen gezamenlijke wensen hadden, geen dromen, niets.”

 

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Matière de la Poésie

De zee gehuld in licht: gehuld in helderheid …
in de zin van licht: een leliewit om niets te zijn
dan wit van de lelies – en zee om niets dan zee
te zijn en zonder maat: en maan-afwezigheid –
wat een glans die aan zijn lange oversteek begint
en elk land vergeet op niets acht slaand dan eeuwigheid –
de zee: die niet langer dag of nacht is maar tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Koos Dijksterhuis, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog.

 

God der Wrake

Voor oorlog maakt de Heer zich altijd vrij
Hij steunt zijn door hemzelf beloofde land
En helpt Hezbollah onderwijl een hand
Die hebben immers Allah aan hun zij?

De vrede is voorlopig niet nabij
Daarvoor kiest God helaas te veel partij

 

Mijn hemel

Ik ben uw God, Ik ben de God der wrake
Ik hoop dat u Mijn tien geboden weet
En dat u ze frequent met voeten treedt
Zodat Ik fijn amok met u kan maken

Ik zend u met plezier een serie plagen
Ik maak u ziek, Ik slacht uw zonen af
En mocht u voor de tien geboden slagen
Heb Ik voor u Mijn allerergste straf

U wordt, indien u zich onthoudt van zonden
Zonder pardon de hemel ingehaald
Die plek bereikt u louter zwaar geschonden
Ik pers u door het oogje van de naald

Voorwaar, het is zoals Ik u vertel:
Mijn hemel is nog erger dan de hel

 

Lamsvlees

Het was rond zessen dat ik bij haar kwam
voor haar befaamde chili con rollade
con ossehaas, gehakt en karbonade
con spek en kip en worst; ik vrat me lam

Het viel me zwaar, al smaakte het niet vies
want wat is chili sin lamlendespies?

 

Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Aqua alba

Ach de hele tuin overspoeld door de maan –
en scholen vissen langs de weg
licht als veren als trillende lichtmessen.
Ze kennen de weg, ze kennen de troost
van saamhorigheid.
En de witte hortensia’s bloeien de hele nacht –
zelfs wanneer de maan zijn afgrond afdaalt
ze blijven schijnen: wit en groen als fosfor
en watergeesten
wanneer de vissen door het hek ontsnappen
hebben eindelijk een thuis hier in deze bloei.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Griet Op de Beeck, Wolfgang Hilbig

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Griet Op de Beeck op dit blog.

Uit: Gezien de feiten

“Het inzicht was vers, het dampte nog. Olivia trok haar zwarte jurk recht en keek naar haar dochter. De ogen gezwollen, de neus rood rond de vleugels van al dat gewrijf met papieren zakdoekjes, een likje gemist snot glanzend bij haar bovenlip, Roos had het moeilijk, Olivia wou dat ze iets kon doen. Roos greep haar arm, haakte in en troonde haar mee door het gangpad. De kist verdween
de lijkwagen in, en zij bleven achter in de tochtige hal van de kerk.
Het was Roos die vond dat mensen ná de dienst de kans moesten krijgen om te condoleren. Olivia had het liever vooraf zien gebeuren, maar ze wilde er ook geen punt van maken. Ze liet zich gewillig omhelzen door nichten die ze in geen jaren had gezien, schudde handen met mensen van wie ze de naam niet kende, tolereerde tranen van wandelclubleden van wie ze wist dat ze Ludo niet konden uitstaan en luisterde minzaam naar adviezen van zestigplussers die beweerden te weten wat het was. Zelfs Carmen, die haar met een door prozac geïnspireerde glimlach wist te melden dat een fijne serviceflat in een rusthuis nemen de ideale manier was om niet alleen te hoeven zijn, stond ze manhaftig te woord. Het hoorde er nu eenmaal bij. En Roos had het zo moeilijk.
‘Ik weet echt niet hoe ik verder moet,’ zei ze, ‘zo zonder papa.’
Olivia kneep haar ogen dicht, knikte instemmend en legde een hand op haar dochters rug.
Roos had de locatie gekozen voor de koffietafel. Vier lange rijen tegen elkaar geschoven tafels op rode stenen vloeren, en dan de hunne dwars aan het hoofd, in zwierige bochten gedrapeerde gordijnen, een vals plafond met een tegelpatroon en aan de muren toepasselijk neutrale aquarellen van vergezichten. En in dat kader aten honderdzevenendertig genodigden zoals het in de brochure stond: een broodassortiment wit en bruin, met pistolets en sandwiches met boter, vier stuks per persoon, en divers beleg: kaas, gerookte en gekookte ham, kippenwit, fricandon, gehakt. Er was koffie en thee naar believen en de zaal en de bediening waren inbegrepen. En dat voor zeventienenhalve euro per persoon, plus de vier euro extra voor taartjes: confituur, frangipane en rijst. Roos vond dat geen geld, voor het afscheid van haar vader. Voor Olivia was het een pittige rekening, maar zij ging niet lastig doen.”

 

Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbig op dit blog.

 

Berlijn. Ondermaans

De tijd is teruggekeerd naar Berlijn
en de oplichters paraderen in de Oranienburger Strasse
en wijzen naar de lucht om middernacht: de tijd
is terug uit ballingschap.

De hele stad in de boeien van zilvergrijze magie
de volle maan rolt: en wij de marionetten van zijn licht —
Onwerkelijkheden die ons briljant informeren.
Wij en de doden
……..slenteren over schaduwlgreppels
we verlenen elkaar nog een laatste keer onsterfelijkheid.
O dit fel gloeiende stof tussen de investeringsruïnes
en wat voor april zo kort voor het derde millennium!
We willen niet meer blijven tellen

het groene water in de oude gebouwen brandt langzaam op.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e augustus ook mijn blog van 22 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 22 augustus 2019 en ook mijn blog van 22 augustus 2016 en ook mijn blog van 22 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.

Sander Kok, Wolfgang Hilbig

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De kinderen daar hadden tenminste geen verstand gehad. Hij had hun weinig, maar toch iets kunnen leren. De kinderen die nu tegenover hem zaten, hielden hun verstand als een schild tegen hem opgeheven, en hij, de zogenaamde kenner, hakte met zijn kennis op hen in. Vorig jaar, op een congres over moeilijk lerende kinderen in het Muntgebouw in Utrecht, was vaak een term gevallen – wat was het? – didactisch resistent. Fraai. De leerlingen in dit lokaal zijn didactisch resistent, niet omdat ze te dom zijn, maar omdat ze te slim zijn. Hun valt niets te leren. Anders dan bescheidenheid. Ze haatten hem, hij voelde het. Ze minachtten hem. Bij zijn collega’s, was zijn indruk, was dat anders, daar lachten ze om elk stom grapje dat gemaakt werd. Zelf maakte hij geen grapjes, hoewel hij wist hoe het moest. Alleen niet hier, bij deze leerlingen.
Didactisch resistent. Willemijn gaf een kort en achteloos ‘oké’, alsof ze met haar zwaard een tik op haar schild gaf, en zette haar pen op het papier van haar schrift. Ze deed het waarschijnlijk gedachteloos, maar het kwam Reukens voor alsof ze een aantekening maakte: een minnetje voor meneer Reukens, een minnetje voor zijn gebrek aan inspanning en een minnetje voor zijn kennis, die maar weer eens tekortschoot. Hij keek naar de eik, naar de zware takken die uit de stam groeiden en het gebladerte dat zo overdadig was dat je er een kind in kon verstoppen. De klas was stil, doodstil. Het meisje achterin had haar make-updoosje voor zich neergelegd en keek voor zich uit, langs hem naar het schoolbord. Niemand keek hem in het gezicht. Een glimlachje speelde rond zijn lippen. In het lege, dode landschap van geest en klas verscheen vanuit de verte een nieuwe gedachte als een ruiter aan de horizon. Had hij ze eronder, zoals dat heette? Zijn glimlach werd breder. ‘Jullie moeten goed luisteren,’ zei hij met een kracht waarmee hij zichzelf verraste. ‘Jullie krijgen na het weekend een proefwerk over alle onderwerpen die we tot nu toe hebben doorgenomen. Ik ga geen hints geven, jullie moeten het zelf doen. En ik stel essayvragen, dus slijp je pen.’ Hij wist niet goed wat hij met dat laatste bedoelde, maar de klas keek hem aan alsof het normaal was.”

Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Bladeren en schaduw

Niet nieuw kan zijn wat je begint –
omdat je altijd neemt wat je al lang is gegeven
en geeft het prijs:
zoals in de liefde omdat het mij ontbreekt
aan elke kennis: rood zoals de beuken loof rondstrooien,
overvloedig aan de wegkant waar ik al heel vroeg liep …
en kende de weg niet
en ken hem nog niet
en ken het kind niet waarvan de schaduw voor me uit rent
en weet niets van de zon, die haar rode goud
in het gebladerte brandt.
En weet niets meer van de herfst
die ernstig achter mijn rug liep en van wie ik schaduw
was: de steeds opnieuw ontworpen schaduw van talloze herfsten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2019 en ook  mijn blog van 31 augustus 2018 en ook mijn blog van 31 augustus 2017.

Dolce far niente, William Saroyan, Sander Kok, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig

 

Dolce far niente

 


The End of Summer door Marjorie Laird, 1984

 

End of Summer

An agitation of the air,
A perturbation of the light
Admonished me the unloved year
Would turn on its hinge that night.

I stood in the disenchanted field
Amid the stubble and the stones,
Amazed, while a small worm lisped to me
The song of my marrow-bones.

Blue poured into summer blue,
A hawk broke from his cloudless tower,
The roof of the silo blazed, and I knew
That part of my life was over.

Already the iron door of the north
Clangs open: birds, leaves, snows
Order their populations forth,
And a cruel wind blows.

 
Stanley Kunitz (29 juli 1905 – 14 mei 2006)
Worcester, Massachusetts, de geboorteplaats van Stanley Kunitz

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Saroyan werdgeboren op 31 augustus 1908 in Fresno, Californië. Zie ook alle tags voor William Saroyan op dit blog.

Uit: Madness in the Family

“Going mad was a specialty of the family. Until a man had gone mad, it was understood that he was still a boy. If he never did, he was not the equal of those who had. Only a few reached the age of thirty unseized, and, over a period of a cen-tury, only two or three members of the family went the whole distance unseized. More than a few took the trip several times, after which they were considered wise men, or perhaps even holy men, as if they had made the pilgrimage to Jerusalem, as, in a sense, they had. With the women it was another matter, although most of them took the trip too; but with the help of the other women in the family, their journeying was fairly well con-cealed. Women on the trip tended to reject their children, their brothers and sisters, their parents, their parents’ parents, and themselves. Their madness was justified and reasonable, which may have made its concealment a relatively simple mat-ter. The demands on women for diplomatic behavior were so severe and so taken for granted by the men that madness was upon the women practically all of the time. With the men the madness took several traditional forms, including a repudiation of God, or rather of Jesus and Christianity, since nothing but trouble had come of the Father, the Son, the Holy Ghost, and the Church. Another com-mon form of the madness was a total rejection of the human race, based upon ancient and contemporary evidence that the human race was criminal and contemptible. Oddly. however, this rejection stopped at the threshold of the madman himself, who, during the seizure, whether brief or prolonged, consid-ered himself alone to be the only hope of the human race. His wife was a stranger—some crazy man’s daughter. His kids were tricks played on him by shabby genetics. His brothers and sisters were simpletons, his parents sleepwalkers. Yet another form of the madness was a conviction that all was in vain. all was corrupt, all was useless, all was hopeless. In Bitlis my father. Manak, was considered wise and worthy because he had made the trip to madness before he was twelve, which was uncommon. During the year of his rage. he went about his life and work pretty much the same a.5 (NM except that people avoided him, because anybody who looked him full in the face saw that he was on his way. and not receptive to small talk. But once the trip was over, there wasn’t an easier man to have around. Difficult questions were put to him by the oldest men, which he answered immediately, with unmistakable appropriateness. In the most complicated dis-putes, he was called upon to pass judgment, and his decisions were instantly accepted by both sides. When the tribe packed up and came to America, first to New York, and then to California, the family madness con-tinued, but the form changed. Of course, this was to be ex-pected. since America was another kind of place entirely. The whole family hadn’t one member buried here.”

 


William Saroyan (31 augustus 1908 – 18 mei 1981)

 

De Nederlandse schrijver Sander Kok (ook bekend fotomodel) werd geboren in Arnhem op 31 augustus 1981. Zie ook alle tags voor Sander Kok op dit blog.

Uit: Smeltende vrouw

“De relatie tussen hemzelf en zijn vrouw was gelijkwaardiger. Elke zaterdag zag hij vanuit het raam van zijn werkkamer de buurman naast diens blauwe sportwagen staan en hem liefdevol wassen en opwrijven. De auto blonk als een gepoetst sieraad, in het dak scheen de zon. Soms moest hij het schouwspel een keer missen, omdat hij een afspraak had en een enkele keer omdat hij zelf bezig was zijn Neeltje te wassen. Dat deed hij dagelijks op niet-vaststaande tijden, dus het kwam voor dat het toevallig samenviel met het tijdstip waarop Andriessen zijn sportwagen waste. Ieder het zijne, dacht hij dan. Andriessens lijf was breed en lang als van een basketballer. Heel anders dan zijn eigen lijf, dat je gerust ondermaats kon noemen. De man liep elke zaterdag op dezelfde wijze rond zijn auto: peinzend, soms met een vinger de lak bestrijkend, tot hem iets in het oog sprong en hij daarop zijn volle aandacht richtte. De neuroot. Altijd stond dat rood-zwart gestippelde emmertje sop aan de voorkant van de auto en lag de groen-geel gestreepte tuinslang als een krul er voorlangs. Altijd de blauwe overall. Soms, zoals nu, was het koud en droeg de buurman er een fleecetrui onder en wanten aan zijn handen. Het vroor en het warme water dampte van de auto, alsof deze gevuld was met geesten die door het dak ontsnapten. Het was bijna aandoenlijk hoe liefdevol zijn buurman wekelijks met grote en kleine halen zijn auto waste en opwreef en nooit te hard leek te willen drukken; en hoe hij steeds hetzelfde patroon volgde. Eerst waste hij de velgen en de lampen, dan de ruiten en de lak, waarna hij zijn emmertje sop over het dak kieperde en over de licht gebolde motorkap, waarvan Reukens vermoedde dat het Andriessens lievelingsonderdeel was, omdat hij er extra aandacht aan besteedde. Daarna spoelde hij hem langdurig af met water uit de tuinslang en wreef hij hem nog langduriger op met een geel of blauw vezeldoekje, dat soms tijdens de beurt vervanging nodig had omdat het niet meer voldeed. Hij kuste hem niet en talkpoeder liet hij achterwege. Reukens liep naar de badkamer om de emmer te halen. De mens kan andermans geluk zien, maar niet begrijpen, dacht hij.
Voor de klas is geen dag hetzelfde, had een collega beweerd op Reukens’ eerste werkdag. Op het grijze gezicht van de man lag een prikkelbaar soort trots dat geen tegenspraak duldde. Reukens had niets gezegd. De man zijn trots duidde op angst dat zijn geloof aan het wankelen werd gebracht. Angst en trots liggen vlak naast elkaar, wist Reukens. Trots is een defensiemechanisme tegen angst, zoals angst misschien een defensiemechanisme is tegen een overdaad aan trots. Voor de klas staan was vermoeiend. Vijf dagen per week staarde hij in dezelfde dode ogen en bevocht de gedachte dat hij de wereld misschien beter van dienst kon zijn vanachter de glazen toonbank van een ijssalon of snackbar.”

 

 
Sander Kok (Arnhem, 31 augustus 1981)

 

De Franse schrijver en journalist Éric Zemmour werd geboren op 31 augustus 1958 in Montreuil-sous-Bois, vlakbij Parijs. Zie ook alle tags voor Éric Zemmour op dit blog.

Uit: Un quinquennat pour rien

« 17 novembre 2015
Bombarder Molenbeek
La guerre !, dit Hollande. La guerre !, dit Valls. La guerre dit Cazeneuve. Une guerre impitoyable, dit Hollande. Que nous allons gagner, dit Valls. Notre guerre, disent les médias. La guerre pour jouer au chef de guerre. La guerre pour appeler à l’unité nationale. La guerre pour remonter dans les sondages. La guerre. Quelques bombardements de plus ou de moins, dans une Syrie transformée en terrain vague. Une guerre française dans les fourgons de l’année américaine. Une guerre en Syrie qui s’ajoute à celle d’Irak et d’Afghanistan ou de Lybie qui ont aggravé le mal qu’elles étaient censées anni-hiler. Des guerres aux côtés de l’Arabie Saoudite, du Qatar, de la Turquie, qui ont fabriqué, équipé, financé la milice de Daech. Leur milice Comme ils avaient fabriqué, équipé, financé al-Qaida. Avec la bénédiction des services secrets de l’Oncle Sam. Nos alliés, nos amis, nos clients, qui partagent avec l’État islamique la même haine de l’Iran et la même conception rigoriste de l’islam. Daech applique le droit canonique du Moyen Âge, recon-nait l’imam de Bordeaux, Tareq Oubrou, grand ami d’Alain Juppé, et présenté comme l’incarnation d’un islam républicain en dépit de son appartenance à la confrérie des Frères musulmans. Mais l’islam, justement, n’a pas bougé depuis le Moyen Age. Il n’a pas été discuté, amendé, réformé, moder-nisé. Quand Daech cite des sourates du Coran pour légitimer ses actes sanglants, on peut dire que ce n’est pas le vrai islam. Mais c’est une vraie sourate dans le vrai Coran. La France est pour eux la quintessence du mal : à la fois pays des croisés, des blasphémateurs et des idolâtres. Comme au temps béni du califat où l’islam s’étendait de l’Inde à l’Espagne. Quand on prétend mener une guerre, il faut connaître l’ad-versaire pour le vaincre. François Hollande craint même de prononcer son nom I Parle de terroristes pour ne pas dire islamistes. Fustige Daech pour ne pas dire Etat islamique. Le gouvernement socialiste accepte de laisser en liberté sur notre territoire plus de dix mille terroristes potentiels, tous fichés par nos services de police sous la catégorie « S ». Ne pas les expul-ser. Ne pas les enfermer. Respect de l’État de droit. Pas d’amal-game. Le ministre de l’Intérieur Bernard Cazeneuve déclarait en 2014: « Ce n’est pas un délit de prôner le djihad. » Sa collègue de la place Vendôme prône une justice bienveillante évitant la prison qu’elle juge criminogène. Christiane Taubira a été entendue. lune’ Mostefai, l’un des tueurs du Bataclan, avait été condamné à huit reprises mais jamais emprisonné. Au moins, ce n’est pas en prison qu’il s’est radicalisé. Au lieu de bombarder Raqqa, la France devrait bombarder Molenbeek. Raqqa en Syrie, Molenbeek en Belgique, d’où sont venus les commandos du vendredi 13. Mais les frontières entre pays européens ne servent plus à rien depuis les accords de Schengen.”

 

 
Éric Zemmour (Montreuil-sous-Bois, 31 augustus 1958)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Hilbig werd geboren in Meuselwitz op 31 augustus 1941. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hilbich op dit blog.

 

Episode

im düstern kesselhaus im licht
rußiger lampen plötzlich auf dem brikettberg
saß ein grüner fasan
ein prächtiger clownsilbern und grün den leuchtend roten reif am hals mit
unverwandtem aug mit dem großen gelben schnabel aufmerksam
zielte er auf mich
so war er herrlicher und schöner
als ein surrealistischer regenschirm auf einer nähmaschine
wie er dort saß genau und furchtlos verirrt
auf seinem schwarzen gipfel

konversation fand nicht statt
ich bewegte mich und er flog davon durch die offene tür
doch von weit her den geruch der sonne den duft
seines farbigen gelächters ließ er hier in der nacht
und ich verwarf alle mühe das leben mythisch zu sehen

und als das kausale grinsen meines kopfes
von energie und frost gefressen in die nacht verschwand
glaubte ich nicht mehr an den untergang
der wahrnehmungen in der finsternis.

 

Episode

in het sombere ketelhuis in het licht
van beroete lampen op de brikettenberg plotseling
zat een groene fazant
een prachtige clown
zilver en groen de lichtend rode ring om zijn hals met
onafgewend oog met de grote gele snavel opmerkzaam
had hij het op mij gemunt
zo was hij heerlijker en schoner
dan een surrealistische paraplu op een naaimachine
zoals hij daar zat nauwkeurig en vreesloos verdwaald
op zijn zwarte bergtop

gesprek vond niet plaats
ik bewoog mij en hij vloog weg door de open deur
maar van verre de reuk van de zon de geur
van zijn kleurrijk gelach liet hij hier in de nacht
en alle moeite het leven mythisch te zien verwierp ik

en toen de causale grijns van mijn hoofd
door energie en vorst weggevreten in de nacht verdween
geloofde ik niet meer aan de ondergang
der waarnemingen in de duisternis.

 

Vertaald door Ad den Besten

 

 
Wolfgang Hilbig (31 augustus 1941 – 2 juni 2007)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e augustus ook mijn blog van 31 augustus 2017.
 

William Saroyan, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig, Elizabeth von Arnim, Théophile Gautier, Raymond P. Hammond

De Amerikaanse dichter en schrijver William Saroyan werdgeboren op 31 augustus 1908 in Fresno, Californië. Zie ook alle tags voor William Saroyan op dit blog.

Uit: The Daring Young Man on the Flying Trapez

“He (the living) dressed and shaved, grinning at himself in the mirror. Very unhandsome, he said; where is my tie? (He had but one.) Coffee and a gray sky, Pacific Ocean fog, the drone of a passing street car, people going to the city, time again, the day, prose and poetry. He moved swiftly down the stairs to the street and began to walk, thinking suddenly. It is only in sleep that we may know we live. There only, in that living death, do we meet ourselves and the far earth, God and the saints, the names of our fathers, the substance of remote moments: it is there that the centuries merge in the moment, that the vast becomes the tiny, tangible atom of eternity.
He walked into the day as alertly as might be, making a definite noise with his heels, perceiving with his eyes the superficial truth of streets and structures, the trivial truth of reality. Helplessly his mind sang, He flies through the air with the greatest of ease, the daring young man on the flying trapeze, then laughed with all the might of his being. It was really a splendid morning: gray, cold, and cheerless, a morning for inward vigor; ah, Edgar Guest, he said, how I long for your music.
In the gutter he saw a coin which proved to be a penny dated 1923, and placing it in the palm of his hand he examined it closely, remembering that year and thinking of Lincoln, whose profile was stamped upon the coin. There was almost nothing a man could do with a penny. I will purchase a motor-car, he thought. I will dress myself in the fashion of a fop, visit the hotel strumpets, drink and dine, and then return to the quiet. Or I will drop the coin into a slot and weigh myself.
It was good to be poor, and the Communists-but it was dreadful to be hungry. What appetites they had, how fond they were of food! Empty stomachs. He remembered how greatly he needed food. Every meal was bread and coffee and cigarettes, and now he had no more bread. Coffee without bread could never honestly serve as supper, and there were no weeds in the park that could be cooked as spinach is cooked.
If the truth were known, he was half starved, and there was still no end of books he ought to read before he died. He remembered the young Italian in a Brooklyn hospital, a small sick clerk named Mollica, who had said desperately, I would like to see California once before I die. And he thought earnestly, I ought at least to read Hamlet once again; or perhaps Huckleberry Finn.”

 

 
William Saroyan (31 augustus 1908 – 18 mei 1981)
Standbeeld in Jerevan

Lees verder “William Saroyan, Éric Zemmour, Wolfgang Hilbig, Elizabeth von Arnim, Théophile Gautier, Raymond P. Hammond”