De Amerikaanse schrijver Zane Grey werd geboren op 31 januari 1872 in Zanesville, Ohio. Hij volgde een opleiding tot tandarts en werkte ook in dat beroep. Nadat hij tijdens reizen het Amerikaanse westen had leren kennen begon hij zich voor deze regio en de geschiedenis ervan te interesseren. In 1910 verscheen zijn roman Heritage of the Desert die meteen een bestseller werd. Daarna volgde het ene succes op het andere. Grey schreef meer dan negentig boeken, waarvan ruim 27 miljoen exemplaren verkocht werden.
Uit: Riders of the Purple Sage
„A sharp clip-clop of iron-shod hoofs deadened and died away, and clouds of yellow dust drifted from under the cottonwoods out over the sage.
Jane Withersteen gazed down the wide purple slope with dreamy and troubled eyes. A rider had just left her and it was his message that held her thoughtful and almost sad, awaiting the churchmen who were coming to resent and attack her right to befriend a Gentile.
She wondered if the unrest and strife that had lately come to the little village of Cottonwoods was to involve her. And then she sighed, remembering that her father had founded this remotest border settlement of southern Utah and that he had left it to her. She owned all the ground and many of the cottages. Withersteen House was hers, and the great ranch, with its thousands of cattle, and the swiftest horses of the sage. To her belonged Amber Spring, the water which gave verdure and beauty to the village and made living possible on that wild purple upland waste. She could not escape being involved by whatever befell Cottonwoods.
That year, 1871, had marked a change which had been gradually coming in the lives of the peace-loving Mormons of the border. Glaze-Stone Bridge-Sterling, villages to the north, had risen against the invasion of Gentile settlers and the forays of rustlers. There had been opposition to the one and fighting with the other. And now Cottonwoods had begun to wake and bestir itself and grow hard.
Jane prayed that the tranquillity and sweetness of her life would not be permanently disrupted. She meant to do so much more for her people than she had done. She wanted the sleepy quiet pastoral days to last always. Trouble between the Mormons and the Gentiles of the community would make her unhappy. She was Mormon-born, and she was a friend to poor and unfortunate Gentiles. She wished only to go on doing good and being happy. And she thought of what that great ranch meant to her. She loved it all-the grove of cottonwoods, the old stone house, the amber-tinted water, and the droves of shaggy, dusty horses and mustangs, the sleek, clean-limbed, blooded racers, and the browsing herds of cattle and the lean, sun-browned riders of the sage.“
Zane Gray (31 januari 1872 – 23 oktober 1939)
Hier als student in 1895
De Nederlandse schrijver, dichter en dominee Anthony Winkler Prins werd geboren te Voorst op 31 januari 1817. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007 en ook mijn blog van 31 januari 2009.
Het veenkoloniaal volkslied
Wild en woest en ledig
Was het ruwe veen,
Slechts de heide vlocht er
Kransen overheen.
Boog zich over d’oevers
Van de bruine plas
En verborg de diepte
Van het zwart moeras.
Zie, daar nad’ren mannen
Met een ijz’ren wil.
Aan de zoom dier poelen
Staan zij peinz
end stil.
Broeders op ten strijde,
Op, de band geslaakt,
Die de schatten kluistert
Door ’t moeras bewaakt.
Ja zij hebben moedig
D’ eed’le strijd volbracht
En een schat verworven
Voor het nageslacht.
Hunne namen blinken
Met ondoofb’re glans
En wij vlechten juichend
hun een heidekrans.
Anthony Winkler Prins (31 januari 1817 – 4 januari 1908)
Standbeeld in Veendam
De Vlaamse dichteres en schrijfster Maria Elisa Belpaire werd geboren te Antwerpen op 31 januari 1853. Zie ook mijn blog van 31 januari 2007 en ook mijn blog van 31 januari 2009.
Uit: Het landleven in de letterkunde
„Conscience is de schrijver, de dichter van ’t volk, leeft en voelt met ’t Vlaamsche volk in ’t verleden en in ’t heden, zoekt het te veredelen, op te beuren, te begeesteren voor alle verhevene zaken – godsdienst, vaderlandsliefde, verkleefdheid aan den huiselijken haard. Gelijk alle Vlaamsche schrijvers, heeft hij bijna altijd een zedelijk doelwit in ’t oog.
Of Virginie Loveling eigenlijk een ideaal heeft, konden wij niet bepalen.
Waarin dan bestaat hare voortreffelijkheid, waarin haar meesterschap? – Dat zal blijken uit het verder vergelijken der door ons gekozen werken.
In den Loteling draagt de karakterteekening de gewone hoedanigheden van Conscience’s talent: zij is breed, eenvoudig; de schrijver werkt meer met algemeene trekken, dan met nauwkeurigheden. Jan is de gewone Kempische jongeling, braaf, godvruchtig, zuiver van zeden. Trien ook is het boerenmeisje, gelijk men er zoo vele treft, gezond van hart en van lichaam, blozend en sterk, gul van gemoed en krachtig van geest. Het is het algemeene type van den Vlaamschen buitenmensch, dat Conscience ons schetst.
Virginie Loveling treedt veel meer in bijzonderheden, ontwikkelt hare karakters, schept veel uitvoeriger typen. Daar wint zij het stellig over Conscience. Met vaste hand teekent zij hare personnaadjes; hare greep is krachtig, manhaftig; niets wordt in het nevelachtige gelaten; de omlijning is scherp, nauwkeurig, de zielontleding fijn en getrouw. Dit geldt vooral voor haar meesterwerk: Een dure Eed.“
Maria Elisa Belpaire (31 januari 1853 – 9 juni 1948)
De Amerikaanse schrijver (van Franse afkomst) Michel-Guillaume Jean de Crèvecoeur werd geboren op 31 januari 1735 in Caen. Michel-Guillaume Jean de Crèvecoeur toonde zich in zijn Letters of an American farmer (1782) een bewogen tegenstander van slavernij. Hij maakt niet zo zeer gebruik van redeneringen als wel van sfeertekeningen en anecdoten. Het werk, opgedragen aan abbé Raynal, verscheen in 1784 in een Nederlandse vertaling: Brieven van eenen Amerikaenschen landman van Carlisle in Pennsijlvaniën geschreven aen eenen zijner vrienden in Engeland. In de negende brief tekent hij het schril contrast tussen de vrolijke en rijke bewoners van de aangename stad Charles Town (d.i. Charleston in South Carolina) en de ellendige slavenbevolking in de omstreken van de stad. Het enig recht waarop slavernij en andere misstanden in de wereld berusten, noemt hij het recht van de sterkste.
Uit: Letters from an American Farmer
„Who would have thought that because I received you with hospitality and kindness, you should imagine me capable of writing with propriety and perspicuity? Your gratitude misleads your judgment. The knowledge which I acquired from your conversation has amply repaid me for your five weeks’ entertainment. I gave you nothing more than what common hospitality dictated; but could any other guest have instructed me as you did? You conducted me, on the map, from one European country to another; told me many extraordinary things of our famed mother-country, of which I knew very little; of its internal navigation, agriculture, arts, manufactures, and trade: you guided me through an extensive maze, and I abundantly profited by the journey; the contrast therefore proves the debt of gratitude to be on my side. The treatment you received at my house proceeded from the warmth of my heart, and from the corresponding sensibility of my wife; what you now desire must flow from a very limited power of mind: the task requires recollection, and a variety of talents which I do not possess. It is true I can describe our American modes of farming, our manners, and peculiar customs, with some degree of propriety, because I have ever attentively studied them; but my knowledge extends no farther. And is this local and unadorned information sufficient to answer all your expectations, and to satisfy your curiosity? I am surprised that in the course of your American travels you should not have found out persons more enlightened and better educated than I am; your predilection excites my wonder much more than my vanity; my share of the latter being confined merely to the neatness of my rural operations.“
Jean de Crèvecœur ( 31 januari 1735 – 2 november 1813)