Digitaal gedicht

Omdat computers ook uit mijn werk en uit mijn leven niet meer weg te denken zijn : In dit gedicht neemt Bas Belleman, als een verre nazaat van Achterberg, het moderne dichterschap met de nodige ironie op de digitale korrel:

INKTALLERGIE

zachte nagels, de allerzachtste nagels
zachte tanden, de allerzachtste tanden

ik ben een mens maar dat zijn er wel
meer en het zijn er te veel
ik heb nauwelijks recht van spreken

verwacht niet mijn teksten met een beitel
in de muur ik heb een ergonomisch toetsenbord
anti-RSI de allerzachtste geruisloze toetsen

ik heb een inktallergie en een laserprinter


Bas Belleman
(Alkmaar, april 1978)

Profetisch gedicht

In het laatste kwartaal van 2005 verscheen het debuut van Robin Block. Hij ontving al meteen de Publieksprijs voor de beste poëziebundel 2005, ingesteld in een gezamenlijk initiatief door Rottend Staal en de Contrabas. In zijn bundel Bestialen viel, al maanden voor de recente cartooncrisis, het volgende te lezen.

EXPANSIEDRIFT

Geen woord over de oorlog
wij zwijgen in gebed

want kan een huisvrouw medeplichtig zijn
aan, zeg, 30 doden

er druipt een landkaart van de inktpest
er woedt een plaag van zwarte tranen
men spreekt van zilverglans in oliehaar

je kunt het anders doen
handenschuddend in je pak meneren
– met vrouwlief op de knik toe –

dubbelloops vingers aan de klapsigaar:
een glimlach blijft een krachtig wapen

 

Dat maakt zijn gedichten behalve betrokken en bij de tijd ook haast nog profetisch. En mij maakt het benieuwd naar zijn volgende bundel.

Robin Block (Heemskerk, 8 februari 1980)

Tenebrae

Nu we sinds gisteren toch in een meditatieve stemming verkeren: ook de Gedichten van  Paul Celan passen daar uitstekend bij. Neem dit:


Tenebrae

Nah sind wir, Herr,
nahe und greifbar.

Gegriffen schon, Herr,
ineinander verkrallt, als wär
der Leib eines jeden von uns
dein Leib, Herr.

Bete, Herr,
bete zu uns,
wir sind nah.

Windschief gingen wir hin,
gingen wir hin, uns zu bücken
nach Mulde und Maar.

Zur Tränke gingen wir, Herr.

Es war Blut, es war,
was du vergossen, Herr.

Es glänzte.

Es warf uns dein Bild in die Augen, Herr
Augen und Mund stehn so offen und leer, Herr.
Wir haben getrunken, Herr.
Das Blut und das Bild, das im Blut war, Herr.

Bete, Herr.
Wir sind nah.

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

‘Tenebrae’  verwijst naar de missen in de schemeringsuren, vlak voor Pasen opgedragen en naar de oudtestamentische profeet Jeremia. Celan was een kind van het Oost-Europese jodendom, in 1920 geboren aan de buitenste flank van de Karpaten, in Czernowitz in de Boekovina. Zijn cultuur, zijn volk, zijn familie, ze zijn allemaal uitgewist door het Duitse fascisme. Daar heeft Celan de rest van zijn leven over geschreven, in het Duits. Daar gaat zijn hele poëtische oeuvre over, in de taal van de moordenaars, gebruikt als de taal van de dichters. De hevige depressies en spanningen die zulks met zich meebracht, leidden er uiteindelijk toe dat hij op vermoedelijk 20 april 1970 zijn leven zelf beëindigde door in de Seine te springen.

 

Thomas Kirchoff fotografeerde deze onheilsplek bij de Pont Mirabeau.

 

Gedichten voor de vastentijd

Twee gedichten in het kader van de vastentijd, tenslotte zitten we al weer op de helft. Zo nodig geschikt voor een meditatie.

Simon Vestdijk, ooit genoemd voor de Nobelprijs, maar nu steeds minder gelezen en als dichter ten onrechte verwaarloosd.

Gethsemane

Waakt met mij, éen nacht, éen uur, éen oogwenk,
Opdat ik de plek voel waar gij zijt.
Kunt gij waken, strijdend tegen lijfsdwang,
Kunt ge ook troosten met aanwezigheid.

Zóo zijn goden vaak op ’t eind vereenzaamd,
Menschonwaardig, haav’loos en verkild,
Dat zij need’rig smeeken om de bijstand
Van een vriend die ’t zelfde heeft gewild.

En zij gaan ongaarne in de doodsstrijd
Waar geen spiegel zelfs hen gadeslaat,
En zij huiv’ren voor de bleeke nanacht,
Als de haan kraait en de vriend verraadt.

Waakt met mij, éen nacht, éen uur, éen oogwenk,
Slaap is maar een smalle overzij,
En wanneer de slaap u tóch vermeestert,
Breekt uit droomen los, en waakt met mij.

 

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)

 

Martinus Nijhoff, een van mijn favorieten, niet vergeten dankzij zijn moderniteit (Awater, Het Uur U),associeert men ook niet direkt met de hier verwoorde religieuze gevoeligheid.

De soldaat die Jezus kruisigde

Wij sloegen hem aan ’t kruis. Zijn vingers grepen
wild om den spijker toen ‘k den hamer hief –
Maar hij zei zacht mijn naam en: ‘Heb mij lief -‘
En ’t groot geheim had ik voorgoed begrepen.

Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten,
en werd een gek die bloed van liefde vroeg:
Ik had hem lief – en sloeg en sloeg en sloeg
den spijker door zijn hand in ’t hout dat barstte.

Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand,
trek ik een visch – zijn naam, zijn monogram –
in ied’ren muur, in ied’ren balk of stam,
of in mijn borst of, hurkend, in het zand,

En antwoord als de menschen mij wat vragen:
‘Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.’

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

Europa en de globalisering

Pim Huijnen levert op DuitslandWeb een samenvatting van een discussie tussen de politicus Frits Bolkestein en de Duitse filosoof Peter Sloterdijk

“Het debat was  maandag 17 maart in het Amsterdamse cultuurcentrum Felix Meritis georganiseerd ter ere van de verschijning van de Nederlandse editie. Sloterdijk besteedt in ‘Het Kristalpaleis’ ruim aandacht aan het eind van de geschiedenis, dat de basis vormt voor zijn analyse van de hedendaagse samenleving. Bolkestein kan er de relevantie niet van ontdekken.

Niets dan gegoochel met woorden!

Want welk nut heeft uw bewering, professor Sloterdijk, dat we voorbij het einde van de gechiedenis leven?” De vroegere Eurocommissaris voor Interne Markt krijgt in het debat als eerste het woord. Hij maakt daarbij onverbloemd duidelijk dat hij maar weinig enthousiasme kan opbrengen voor de beweringen die zijn opponent in zijn nieuwste boek ‘Het Kristalpaleis’ doet. 

Frits Bolkestein (Amsterdam, 4 april 1933)

………..

Sloterdijks Kristalpaleis is echter geen theorie, maar een metafoor. En als zodanig voldoet ze, verdedigt de Duitse filosoof zichzelf, want het beeld van een glazen paleis impliceert datgene wat als belangrijkste activiteit kan worden beschouwd van de kapitalistische wereldheerschappij: het creëren van “de illusie van een interieur”. Als in een broeikas wordt in deze geklimatiseerde binnenwereld het ideale en beschermende milieu geschapen voor de kasplant van het kapitaal: de consument.

De meest uitgesproken uitdrukking van dit systeem is het overdekte winkelcentrum, de shopping mall. Je kunt er de hele dag binnen doorbrengen (en er je geld uitgeven!), zonder je zorgen te hoeven maken over iets als het weer. Sterker: je wéét in de overdekte winkelparadijzen vaak niet eens wat voor weer het buiten is. Niet voor niets is het kapitalisme in de woorden van Sloterdijk “de revolte tegen de seizoenen, tegen de natuur”.

 

Meer van Peter Sloterdijk is te vinden op zijn eigen website. Je moet wel van een bepaald soort Duits houden om van zijn formuleerkunst te kunnen genieten. Bijvoorbeeld:

Europas tiefster Gedanke ist, dass man der Verachtung widerstehen muss, und heute schuldet sich die europäische Intelligenz ein Beispiel dafür, dass eine Politik im Großen jenseits des Imperiums und jenseits der imperialistischen Verachtung möglich ist. Die Unüberwindlichkeit dieses Gedankens liegt darin, dass er auch für müde und besiegte Menschen wahr bleibt.

Entscheidet sich die Brüssler Vorherrschaft jedoch für ein neues Imperium, verliert Europa die Reste seiner Seele und zieht sich den Untergang durch Verwahrlosung in den nächsten drei Generationen zu.

Mit der imperialen Allianz von Ambition und Zynismus alleine kommt keine moderne Kultur auch nur mehr 100 Jahre weit.

Es ist nicht zu leugnen, dass Europa, falls es erwacht, zu sich kommt am Vorabend eines Zeitalters der Stürme – Zeitgenossen, die in die Zukunft blicken, mag zumute sein, als blätterten sie in einem Katalog angekündigter Miseren.

Die neue Politik beginnt für uns mit der Kunst, Worte zu schaffen, die an Bord der Wirklichkeit den Horizont aufzeigen.

Peter Sloterdijk (Karlsruhe, 26 juni 1947)

 

Nog meer zorgen om Europa in Trouw. Ditmaal in de vorm van een artikel door Theodore Dalrymple  waarvan ik het slot wel aardig vind.

“De Europese Unie dient vele doeleinden die geen van alle veel te maken hebben met de echte uitdagingen waar het continent voor staat. De EU helpt de Duitsers vergeten dat ze Duitsers zijn, en geeft hun een andere identiteit die ze aangenamer vinden; de EU maakt het de Fransen mogelijk te vergeten dat zij tegenwoordig een van de vele middelgrote landen zijn, en verschaft hun de illusie van macht en gewichtigheid; de EU fungeert als een reusachtig pensioenfonds voor politici die niet meer succesvol willen of kunnen wedijveren in de jungle van de electorale politiek, en stelt hen in staat, nog lang nadat ze zijn afgewezen door de kiezers, te blijven vasthouden aan invloed en macht; en de EU fungeert als een potentiële vesting tegen de winden van de competitie die nu vanuit de hele wereld komen aanwaaien en die zeer verontrustend zijn voor mensen die niets liever willen dan zekerheid.

Apocalyptisch denken geeft een eigenaardig genoegen. ’Gedoemd tot de ondergang’ is volgens mij te sterk uitgedrukt; ik denk dat het preciezer zou zijn om te zeggen dat Europa slaapwandelt naar een verdergaand relatief verval. Maar we moeten ook in alle bescheidenheid blijven beseffen dat de toekomst uiteindelijk niet kenbaar is.”

Theodore Dalrymple (Londen 11 oktober 1949)

Nacht van de Poëzie

Vanavond in het Utrechtse Vredenburg de 26ste Nacht van de Poëzie. Een van de dichters die ik nog niet kende: Thomas Möhlmann (1975). Zijn debuutbundel De vloeibare jongen verscheen in september 2005 bij Uitgeverij Prometheus.

                                                           


Thomas Möhlmann (Baarn 18 november 1975)

De vloeibare jongen

I

Na zijn versleten tooi en kleed te hebben
afgelegd, heeft hij zich licht gebukt gehurkt
bij de rivier gevoegd. Terwijl de veren drogen


vouwt
hij
zijn
kleine
woorden


tot bootjes, worden goedgevormde zinnen
in liefdevolle stomheid nagestaard.

Opstaan, geleidelijk vaste vorm verliezen
nu en wachten tot hij zich tussen de dunne
wanden van zijn huid als in een aangestoten
vissenkom wiegen kan.


Aan de oppervlakte van zijn onderarm
plaatst hij het lijfje van een vogel
om vlak voordat hij wegspoelt
een zelfbedacht geheim in te bewaren.

 

Ook nieuw voor mij, besproken door Peter de Waard in de Volkskrant van vandaag, het tijdschrift voor kunst en cultuur in het Midden-Oosten: Bidoun. Een aanrader voor iedereen die bij die regio alleen maar associaties heeft met olie, oorlog, zand en kamelen.

Dagboek

Na een lange, vermoeiende dag van reizen en studie, kost het moeite de discipline voor het blog op te brengen. De eeuwige strijd ook van elke dagboek schrijver, terwijl ook dat als document juist zijn waarde verkrijgt door het consequente volhouden ervan. Wanneer je het geluk hebt het dagboek van iemand anders in huis te hebben kun je snel en eenvoudig een wonderlijke reis in de tijd maken. Met een beetje meer geluk is ook nog een datum terug te vinden die correspondeert met die van vandaag. Ineens is het 1945. Voor Hans Warren, dan 24,  zit de oorlog er blijkbaar al op.

“24 maart. –  Prachtige voorjaarsdag. ’s Middags met Thimoty naar het Zuid – Sloe. Gelopen via Groenedijk, Zanddijk-Zeedijk tot waar de grote kreek aan de oever komt. Verder konden we niet wegens gevaar voor landmijnen. Enorm veel vogels. Tim schoot een paar eenden. We zaten een hele tijd in de zon op de betonblokken, dronken hete thee en aten appels, brood met hartgekookt ei en chocola met rozijnen.”

De relatie met Thimoty (25), een Engelse luitenant, is gecompliceerder dan het hier lijkt, maar dat moet iedereen die meer wil weten zelf maar nalezen.

 


De jonge Hans Warren in Parijs

Een onverwacht weerzien

Vorige week de film Brokeback Mountain gezien. Prachtige acteurs en met zijn drie Oscars een opmerkelijke film voor Amerikaans begrip. Mijn gedachten gingen terug naar begin jaren zeventig en naar een film die, na de novelle van Thomas Mann, Der Tod in Venedig, wel de grootste impact ooit op mij heeft gehad: Luchino Visconti’s Death in Venice. Wat is internet toch een heerlijk medium, want na een paar minuten surfen was hij daar ineens weer: Tazio!


                 Bjorn Andresen als Tadzio

 

Uit: Der Tod in Venedig

“und zwar ging sein Verlangen dahin , in Tadzio’s Gegenwart zu arbeiten , beim Schreiben den Wuchs des Knaben zum Muster zu nehmen , seinen Stil den Linien dieses Koerpers folgen zu lassen , der ihm goettlich schien , und seine Schoenheit ins Geistige zu tragen , wie der Adler einst den troischen Hirten zum Aether trug .”

 “…nie hatte er die Lust des Wortes suesser empfunden , nie so gewusst , dass Eros im Worte sei , wie waehrend der gefaehrlich koestlichen Stunden , in denen er , an seinem rohem Tische unter dem Schattentuch , im Angesicht des Idols und die Musik seiner Stimme im Ohr , nach Tadzio’s Schoenheit seine kleine Abhandlung , – jene anderthalb Seiten erlesener Prosa formte , deren Lauterkeit , Adel und schwingende Gefuehlsspannung binnen kurzem die Bewunderung vieler erregen sollte .”

 

In 1954, zo’n 14 maanden voor zijn dood op 12 augustus 1955, beschrijft Thomas Mann zichzelf in de woorden die ooit op de Aschenbach uit de novelle van toepassing waren. Hij is nog éénmaal verliefd geweest, op de jonge kelner Franzl.

“Kilchberg, Freitag den 11.6.54

Verwirrtes, zerfranstes, überfordertes, leidendes Dasein dieser Tage, gehetzt, überreizt, dekonzentriert, missbraucht. Bestellung einer gedruckten Dankeskarte zur Erledigung von hundert Anreden.

Verzweiflung und Todeswünsche. Begann nach Stockholm zu schreiben und hörte mittags zitternd und verzweifelt auf, weil es unmöglich ist, bis morgen oder übermorgen das Nötige zu komponieren.

Ich sollte aufhören, dies nutzlose, leere Tagebuch zu führen, aus Scham vor meiner gegenwärtigen elenden Existenz.

Wunderlich, wie ich gestern im Theater und Hotel selbst ganz wie eine Königliche Hoheit behandelt wurde und so reagierte. Wunderlicher Lebenstraum, der bald ausgeträumt sein wird. Kurios, kurios. Das habe ich früh gesagt und werde es zuletzt sagen. Völlig unfähig zu arbeiten. Den ganzen Tag krank. Nachmittags im Bett. Qualvolle Erregung statt Ruhe.”

 

J.C. Bloem: met andere ogen

In de column van Frits Abrahams in het NRC vanavond een opmerkelijke bespreking over de dichter J.C. Bloem. Neerlandicus Gretha Donker vertelt hoe de toen 32-jarige Bloem in 1932 betrapt is op homoseksuele contacten langs de openbare weg in Blaricum. Hij had een jongen betast en hem ervoor betaald (twee gulden). Er is een proces-verbaal  boven water gekomen waarin staat opgetekend „dat hij, beklaagde, tevoren homosexueele neigingen heeft gehad en homosexueel is aangelegd en ook wel tevoren aan die neigingen heeft toegegeven.”

En al keek ik altijd al graag via de ogen van de dichter naar de herfst, de tuinders in de bruine hoven krijgen er nu toch een dimensie bij.

 

Herfstdag

De tuinders werkten in de bruine hoven,
De wereld was verlaten van gerucht,
En het oneindig najaar spande erboven
De paarlen sfeer van een gelaten lucht.

Zo was het hier, zo moest het elders wezen:
Herfst, land en mensen in een stil verband,
Waarboven, in berusting uitgerezen,
Een overal gelijke hemel spant.

Wat dan te doen, grijs landschap, grijze luchten,
Uit de oudste dromen van de ziel gemaakt,
Wat met dit hart te doen, welks diepste zuchten
Al haast niet meer naar deze dingen haakt?

J. C. Boem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

Europa

De Beierse politicus Edmund Stoiber voert weer eena achterhoedegevecht door in plaats van constructief bij te dragen aan de opbouw van Europa aan de rem te gaan hangen. Dan grijp ik nog maar eens naar Friedrich Schiller, die toch ook voor hem een Klassiker zou moeten zijn:

ODE AN DIE FREUDE

FREUDE, schöner Götterfunken,
Tochter aus Elysium,
Wir betreten feuertrunken,
Himmlische, Dein Heiligtum!

Deine Zauber binden wieder,
Was die Mode streng geteilt;
Alle Menschen werden Brüder,
Wo Dein sanfter Flügel weilt.

Wem der große Wurf gelungen,
eines Freundes Freund zu sein,
Wer ein holdes Weib errungen,
mische seinen Jubel ein!

Ja, wer auch nur eine Seele
Sein nennt auf dem Erdenrund!
Und wer’s nie gekonnt, der stehle
Weinend sich aus diesem Bund.


Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)