Gródek, Georg Trakl

Vandaag vond ik een bijzonder expressieve internetweergave van het gedicht Gródek van Georg Trakl. In de herfst van 1914 had de dichter in Gródek (in het oosten van Polen) de leiding over de verzorging van zo’n negentig ernstig verwonde soldaten. Hij bezweek onder de druk en deed een poging tot zelfmoord die echter werd verhinderd. Nadat hij was opgenomen in een ziekenhuis in Krakau, zwaar depressief, overleed hij op 4 november aan een overdosis cocaïne. Het is niet geheel duidelijk of dit zelfmoord of een ongeluk was.

Gródek

Am Abend tönen die herbstlichen Wälder
Von tödlichen Waffen, die goldnen Ebenen
Und blauen Seen, darüber die Sonne
Düstrer hinrollt; umfängt die Nacht
Sterbende Krieger, die wilde Klage
Ihrer zerbrochenen Münder.
Doch stille sammelt im Weidengrund
Rotes Gewölk, darin ein zürnender Gott wohnt
Das vergoßne Blut sich, mondne Kühle;
Alle Straßen münden in schwarze Verwesung.
Unter goldnem Gezweig der Nacht und Sternen
Es schwankt der Schwester Schatten durch den schweigenden Hain,
Zu grüßen die Geister der Helden, die blutenden Häupter;
Und leise tönen im Rohr die dunkeln Flöten des Herbstes.
O stolzere Trauer! ihr ehernen Altäre
Die heiße Flamme des Geistes nährt heute ein gewaltiger Schmerz,
Die ungebornen Enkel.

 

Verder nog twee afbeeldingen van de dichter die je niet vaak ziet. De dichter op een postzegel én op het strand.

 

 

In memoriam Gerard Reve 3

Bij dit derde in memoriam zal ik het laten, al zou het bij Gerard Reve passen om een heel octaaf aan hem te wijden, van Palmzondag tot en met Pasen. Acht was zijn geluksgetal ook. Ik hoop maar dat hij, eenmaal hier boven, deze drie ook niet erg vindt, immers: ‘En nu blijven Hermans, Mulisch en Reve, deze drie; doch het meeste van deze is Reve.’ ,om de apostel Paulus te parafraseren. (1 Cor. 13:13).

Reve lees ik al sinds begin jaren 70 en heeft van alle Nederlandse prozaschrijvers tot nu toe mij het meeste leesplezier verschaft, troost ook vaak en bemoediging en inspiratie. Zaken die ik normaal gesproken meer in poëzie zoek dan in proza. Overigens wees Kees Fens er gisteren in het radioprogramma “Met het oog op morgen” terecht op dat zijn gedichten niet onderschat mogen worden.

Ook kenschetste hij Reves proza als lyrisch van aard, waarbij we dan toch weer terug zijn bij de poëzie. Angst en wanhoop worden in heel Reves werk voortdurend bezworen, zoals in de eerste twee gedichten, maar als laatste kies ik hier toch maar “De blijde boodschap”:

 

Op mijn ouderdom

 

Indien ik nog geruime tijd leef, word ik een oud man.

De wanhoop is nog groter geworden, maar veelvuldiger dan ooit

word ik aangezocht inleidingen, lezingen, hallo,

voordrachten uit eigen werk 

te komen houden voor inrichtingen van onderwijs.

Om mijn geitestrot hangt de te wijde boord

van het smetteloze overhemd,

waarop de das met streepjes.

Soms, als de samenkomst, wegens fraai weder,

in de tuin van de campus wordt gehouden,

ben ik de enige die het koud krijgt

en huivert in zijn boers nieuw, duur donkerblauw en aangemeten pak:

het vuur in mij brandt nog maar laag.

Een meisje schrijft alles op, en als ik zeg:

Die en die, die vind ik wel een groot dichter,

dan schrijft ze neer, in groot en leesbaar schrift:

“Die en die is een groot dichter”.

Als ik mijn eigen door de Dood naar mij teruggevoerde stem hoor,

wil ik schreeuwen dat het geen zin heeft nu allen dood zijn,

en dat ik naar huis wil.

Maar wie begrijpt dat.

Plotseling staat de wind stil, en is er een schaduw over alles,

en hijg ik van angst, maar voor wie of wat dan toch, in godsnaam?

 

 

DAGSLUITING

Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in dezelfde wanhoop, Gij mij zoekt
zoals ik U

 

De Blijde Boodschap

 

Ik zat met kloppend hart voor de kleurentelevisie,

en dacht: “Zijne Heiligheid zal toch wel gewag maken

van het toenemend verval der zeden?”

En ja hoor, nauwlijks was hij begonnen, of ik hoorde al:

decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;

influenza filmi i cinema bestiale

contra sacrissima matrimoniacale

criminale atheistarum rerum novarum, 

(et cum spiritu tuo), cortomo:

nix aan de handa.

Het was jammer, dat het zo kort duurde.

Maar toen het uit was, was er fijne muziek van het leger.

Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog

het eeuwig leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af:

“Waar hebben wij het aan verdiend?”

 

Gerard Reve

 

Vorfrühling

Hugo von Hofmannsthal (eigenlijk Hugo Hofmann Edler von Hofmannsthal), * 1 februari 1874 Wenen, † 15 juli 1929 Rodaun. Een van de belangrijkste Oostenrijkse dichters en schrijvers van zijn tijd. Zoon van een bankier. Publiceerde als gymnasiast al, onder pseudoniem, gedichten die een enorme respons vonden. In de jaren 90 van de negentiende eeuw schreef hij de gedichten en lyrische drama’s die zijn roem als esthetisch stylist vestigden. Een hoogtepunt van zijn vroege scheppingsperiode vormde in 1902 “Ein Brief” (bekend als “Brief des Lord Chandos”), waarin von Hofmannnsthal  zijn radicale scepsis ten aanzien van de taal verwoordde. Later richtte hij zich op het toneel, o.a. door een vernieuwing van het middeleeuwse mysteriespel, en op het schrijven van libretto’s bij de muziek van R. Strauss.

Vorfrühling

Es läuft der Frühlingswind
Durch kahle Alleen,
Seltsame Dinge sind
In seinem Wehn.

Er hat sich gewiegt,
Wo Weinen war,
Und hat sich geschmiegt
In zerrüttetes Haar.

Er schüttelte nieder
Akazienblüten
Und kühlte die Glieder,
Die atmend glühten.

Lippen im Lachen
Hat er berührt,
Die weichen und wachen
Fluren durchspürt.

Er glitt durch die Flöte,
Als schluchzender Schrei,
An dämmernder Röte
Flog er vorbei.

Er flog mit Schweigen
Durch flüsternde Zimmer
Und löschte im Neigen
Der Ampel Schimmer.

Es läuft der Frühlingswind
Durch kahle Alleen,
Seltsame Dinge sind
In seinem Wehn.

Durch die glatten
Kahlen Alleen
Treibt sein Wehn
Blasse Schatten

Und den Duft,
Den er gebracht,
Von wo er gekommen
Seit gestern Nacht.

Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929)

 

 

 

April is the cruellest month

De eerste verzen speelden bij het zonnige voorjaarsweer van vandaag traditiegetrouw door mijn hoofd. Voor wie veel meer over speciaal dit werk van T.S Eliot wil weten, het staat op deze Website, geannoteerd als ware het de wetenschappelijke uitgave van een boek.

Uit: The Waste Land

  April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.
Summer surprised us, coming over the Starnbergersee
With a shower of rain; we stopped in the colonnade,
And went on in sunlight, into the Hofgarten,
And drank coffee, and talked for an hour.
Bin gar keine Russin, stamm’ aus Litauen, echt deutsch.
And when we were children, staying at the arch-duke’s,
My cousin’s, he took me out on a sled,
And I was frightened. He said, Marie,
Marie, hold on tight. And down we went.
In the mountains, there you feel free.
I read, much of the night, and go south in the winter.What are the roots that clutch, what branches grow
Out of this stony rubbish? Son of man,
You cannot say, or guess, for you know only
A heap of broken images, where the sun beats,
And the dead tree gives no shelter, the cricket no relief,
And the dry stone no sound of water. Only
There is shadow under this red rock,
(Come in under the shadow of this red rock),
And I will show you something different from either
Your shadow at morning striding behind you
Or your shadow at evening rising to meet you;
I will show you fear in a handful of dust.
Frisch weht der Wind
Der Heimat zu
Mein Irisch Kind,
Wo weilest du?
“You gave me hyacinths first a year ago;
“They called me the hyacinth girl.”
—Yet when we came back, late, from the Hyacinth garden,
Your arms full, and your hair wet, I could not
Speak, and my eyes failed, I was neither
Living nor dead, and I knew nothing,
Looking into the heart of light, the silence.
Oed’ und leer das Meer.

Madame Sosostris, famous clairvoyante,
Had a bad cold, nevertheless
Is known to be the wisest woman in Europe,
With a wicked pack of cards. Here, said she,
Is your card, the drowned Phoenician Sailor,
(Those are pearls that were his eyes. Look!)
Here is Belladonna, the Lady of the Rocks,
The lady of situations.
Here is the man with three staves, and here the Wheel,
And here is the one-eyed merchant, and this card,
Which is blank, is something he carries on his back,
Which I am forbidden to see. I do not find
The Hanged Man. Fear death by water.
I see crowds of people, walking round in a ring.
Thank you. If you see dear Mrs. Equitone,
Tell her I bring the horoscope myself:
One must be so careful these days.
Unreal City,
Under the brown fog of a winter dawn,
A crowd flowed over London Bridge, so many,
I had not thought death had undone so many.
Sighs, short and infrequent, were exhaled,
And each man fixed his eyes before his feet.
Flowed up the hill and down King William Street,
To where Saint Mary Woolnoth kept the hours
With a dead sound on the final stroke of nine.
There I saw one I knew, and stopped him, crying: “Stetson!
“You who were with me in the ships at Mylae!
“That corpse you planted last year in your garden,
“Has it begun to sprout? Will it bloom this year?
“Or has the sudden frost disturbed its bed?
“Oh keep the Dog far hence, that’s friend to men,
“Or with his nails he’ll dig it up again!
“You! hypocrite lecteur!—mon semblable,—mon frère!”

T. S. Eliot (26 september 1888 –4 januari 1965)

Herinneringen van Hadrianus

Vandaag is een van mijn beste vrienden vader geworden van een zoon. Hij kreeg de mooie naam Ardin, een oude Perzische c.q Iraanse naam die “trouw en eerlijk” betekent. Het Europese equivalent zou zijn Adrianus of Hadrianus. Over de laatste, de Romeinse keizer uit de tweede eeuw na Chr. Gaat een van de mooiste romans die ik ken: Mémoires d’Hadrien.

Hadrianus (24 januari 76 – 10 juli 138)

 

Marguerite de Crayencour werd op 8 juni 1903 geboren in Brussel. Zij werd later bekend onder haar pseudoniem Marguerite Yourcenar. Zij stelde deze naam samen uit de letters van haar familienaam, een anagram dus. Marguerite Yourcenar zou dit jaar honderd en drie jaar geworden zijn. Zij schreef een aanzienlijk oeuvre bestaande uit poëzie, romans, verhalen, essays, theaterstukken en redes. Marguerite Yourcenar werd in 1980 opgenomen in de Académie Française. Yourcenar was de eerste vrouw die hierin werd opgenomen. Voordien was ze als buitenlands lid opgenomen in de Académie Royale. Marguerite Yourcenar had in 1947 de Amerikaanse nationaliteit aangenomen. Haar bekendste werken zijn “Mémoires d’Hadrien” en “L’Oeuvre au noir”. De laatstgenoemde titel werd door André Delvaux gebruikt voor een film.

‘Romeinen schreven kasboeken, geen dagboeken,’ zei Marguerite Yourcenar ooit tegen een interviewer. Zelf maakte ze die omissie goed met Mémoires d’Hadrien, Herinneringen van Hadrianus, waarin ze de Romeinse keizer laat terugkijken op zijn leven. “‘Statig’ is voor dit boek een understatement. Yourcenars Hadrianus (Mémoires d’Hadrien) schrijft uitsluitend volzinnen die zich pagina na pagina ontrollen. Er zit in die zinnen een strak ritme verborgen, zo dwingend dat je onvermijdelijk raakt opgesloten in het hoofd van de keizer.”(Maartje Somers)

(8 juni 1903 – 17 december 1987)          

 

Wereldwijde mist

“Eenzaamheid, schuldgevoelens, angstgevoelens en verdriet zijn de vier gevoelens die je moet kennen om te rijpen. Iemand die zichzelf overwint is sterker dan hij die een stad overwint. Het lijden moet je bewust ervaren, pas dan kun je een echte Zorger worden.”  Een citaat van Steven Membrecht.

Over Steven Membrecht, die toch enkele van mijn favoriete gedichten geschreven heeft, is op internet slechts zeer weinig te vinden. Dat is jammer, want hij verdient een grotere bekendheid. Regelmatig een zoekmachine raadplegen levert soms wel eens een verrassing op. Zo vond ik een recensie in Meander, een site over literatuur die al sinds 1995 op internet verschijnt, van de hand van Yvonne Broekmans, en het volgende gedicht uit Wereldwijde mist, zijn 46e publicatie en 19e dichtbundel.

 

De angstige

Met veel angstigs om het lijf
Met een verbrande huid

Door ziekelijke halfdode boze
Maar ook al te trieste woorden

Wacht tevergeefs tot het wit
Van bergen oud papier

Tekenen vertoont
Van zekere betekenissen

Hoopt tevergeefs dat zijn ontzet gelaat
Op het papier dat nog bruikbaar is

Niet al te zeer vertekend wordt
Door zijn zwartgallig schrift

 

Steven Membrecht (Amersfoort, 13 juni 1937)

 

Over de grens

Aangezien dit blog gebruik maakt van een Belgische dienst en ik zodoende wat vaker “over de grens kijk” (want Romenu is Nederlander) doe ik vanzelf meer ontdekkingen. Vandaag  Hendrik Carette, toch niet bepaald een debutant, zoals Bernard Wesseling gisteren. Wel verschijnt nog deze maand een nieuwe bundel van Carette, Gestolen lucht, waarin ook dit gedicht dat toch zeker zuidelijk van karakter is:

Mijn gestorvenen

Hier in de kelder brouwen zij het verraderlijk bier
van hoge en soms ook triviale gisting
en bottelen zij de veel te zware zwarte wijn.

Hier vanuit dit uiterste vooronder, vanuit de kokers
en schachten van dit benedenruim, hoor ik de echo
van hun roepen als in een bergwoestijn.

En onder deze onderkelderde spinde, bij
borrelende en rokende retorten, blijven zij almaar
malen, mouten, stoken en vermalen.

Maar niet in deze zo bestofte en decadente salon
en zeker niet op zolder, want daar
slapen mijn levende lievelingen als muizen in het meel
.

Hendrik Carette (Brugge, 17 december 1946) 

Een nieuwe lente

Wellicht wat vroeg, maar onder het motto: een nieuwe lente en een nieuw geluid (Herman Gorter, Mei) Een gedicht uit de debuutbundel Focus van Bernard Wesseling:

 

Figuur

Wie soms denkt dat hij alle mensen is
hurkt als in hout onderaan een totempaal en torst
zich met de totems
waaruit anderen opmaken wat zij willen

Zo iemand kan overleven door in een figuur te
veranderen
die eerst bijzonder gevonden wordt, daarna typisch

kiest zichzelf uit als op een uiterlijk
dat hem beter staat en waarvan later alleen nog
een vale tattoo getuigt: de draak, een onmogelijk
beest

de macht van die gemaakte keuze moet hij blijven
demonstreren

vaak dwingt hij ze te raden wie hij nadoet en hij
doet zichzelf steeds beter tussen
telkens iemand anders

 

Bernard Wesseling (Amsterdam, 27 december 1978)