Yvonne Keuls, Hendrik Carette, Gatien Lapointe

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Gemmetje Victoria

“Hé jij, jij daar, die lange met die lange poten, jij kan wel es wat voor mij doen. Want daar zit je hier toch voor, je zit hier toch niet om uitje neus te pulleke, nou dan.” Ik keek op van mijn werktafel, die nog vol stond met ingepakte dozen, want ons opvanghuis was pas een paar dagen open. Ik zag tot mijn verbazing een tenger meisje met een sproetenkop, brutale, groenbruine ogen die alles in de gaten houden, en een opvallend mondje, gemaakt voor nietsontziend commentaar. Haar natuurlijke schoonheid overrompelde me. Ze had woeste, rossige krullen waar ze met beide handen in wroette zodat haar haren, als ze niet voor haar ogen hingen, stug overeind bleven staan. Ze lag nonchalant in een stoel en observeerde mij. Eén been had ze over de leuning geslagen. Als iemand lange poten had, was zij het wel.
“Maakes een kop koffie, man, ik heb de hele dag rondgelopen, sta niet zo stom te kijken, jij. Ik heb het tegen jou.“
We keken elkaar een poosje doordringend aan. Zwijgend. Toen zei ze “Beetje Haagse kakmadam jij, hè? Goeie familie, studie mogen doen, een beetje vrijwillig voor de maatschappij lopen klooien, beetje rondkijken inde arme wijken, altijd goed voor je naam.”
Waar kwam dat kind vandaan? Zat ze er al lang? Was ze naar binnen geslopen? De deur stond overdag open, ik had daar al eerder bezwaar tegen gemaakt, maar mijn collega-vrijwilligers in de hulpverlening vonden dat een open deur ons handelsmerk moest zijn. Iemand zonder onderdak moest bij ons ongehinderd naar binnen kunnen lopen. Ze had een wit bontjasje aan, daaroverheen een ruimvallende rode, wollen sjaal, twee rokken, één halfhoge, één korte eroverheen, een schots geruite maillot en witte sneakers. Naast haar stond een vuilniszak, volgepropt met kleren – dat nam ik aan tenminste, want ik zag er een mouw uit hangen. Ineens herinnerde ik me dat ik even tevoren iets met een smak had horen vallen. Dat moest die vuilniszak geweest zijn die ze naast haar stoel op de grond had gegooid. Omdat ik aan het telefoneren was en aantekeningen maakte, drong dat niet tot me door. Voor de zekerheid keek ik om me heen. Niemand. Niemand die kon doorgaan voor die lange met die lange poten. Ik moest degene zijn tegen wie ze sprak. Of schreeuwde, in dit geval
“Hoe heet je?” vroeg ik haar.
Ze trok een schoen van haar voet en smeet hem naar mijn hoofd. Ik kon hem nog maar net ontwijken. Hij sloeg met een klap tegen de muur achter mij. Ik sprong geschrokken op. Ze lachte had om mijn reactie..
‘Schijterd”, zei ze. Ze keek een poosje om zich heet
“Hé, dit is toch zo’n huis voor mensen die ergens uit gemieterd zijn? Soort Leger des Heils, maar dan zonder Jezus? Ik kreeg jullie adres op een briefje. Niet te vinden natuurlijk. Wie gaat er nou in de duinen zitten, waar geen tram je kan bereiken? Ik heb ten slotte maar een taxi genomen. Betaald van het geld van de sociale dienst. Haha. Lening, zelden ze. Nou, zie maar terug te krijgen.”
“Hoe heet je?”, vroeg ik weer.
“Je kan toch lezen? Staat in die stapel rapporten die daar naast die dozen ligt. Die hebben ze vooruitgestuurd. Het is de bedoeling dat je die leest.”
Ik legde mijn hand op de stapel, maar bleef haar aankijken.”

 

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Hendrik Carette werd geboren in Brugge op 17 december 1946. Zie ook alle tags voor Hendrik Carette op dit blog.

 

Kleine litanie voor een groot dichter

Poëzie fluistert met de smekende mond
van het kuise maagdelijke knaapje dat
je éénmaal éénmaal bent geweest en
dat met knikkende knieën in de portieken
en latrines van een metrostad of achter
hooizolders en broeikassen over verstorven
velden naar de polders vlucht.

Poëzie is die jeuk aan het houten been,
de zachte drift die zwelt in de te wijde
broek van de verarmde dichter die je bent
en die dagenlang brast en slempt als een
verbannen poolse graaf die de hand van
oude zeer oude hoeren kust.

Poëzie wordt het gif onder je tong
achter die niet meer zo glanzende tanden,
Poëzie schokt je elektries; trilt als een
sonore boor door het geopende dak van je
schedeltje. Poëzie zal je doden zoals een
giechelende gek zichzelf soms doodt.

 

Palimpsest

Schrijven kan ik alleen tijdens melkwitte nachten
wanneer de dagen duister zijn, de wind op wolken
jaagt en de bomen ruisen en ruisen; wanneer de geest
dus waaiende is en het water onder het kroos van
de vijvers verschaalt.

Wanneer, tijdens een lange winterherfst, een uil
de urn van zijn slaap verlaat en zware rode wijnen
plots zwart worden; zwarter dan de inkt die ik drink
aan het ondergrondse meer van de haat.

Schrijven kan ik alleen in hoekige letters met
een pen als een plumeau, languit liggend op mijn
zeer donzig bed: een gotisch ligmeubel van wat
pauweveren, champignons en mos boven een hoopje
schedels, holle beenderen en oude versteende stenen.

 

Hendrik Carette (Brugge, 17 december 1946)

 

De Canadese dichter en schrijver Gatien Lapointe werd geboren op 18 december 1931 in Québec. Zie ook alle tags voor Gathien Lapointe op dit blog.

 

Ik hoor toe aan de aarde

Wie heeft er weet van het zuivere begin
Ik ken alleen ’t naïeve wijsje van de aarde
Ik wil verstaan en ik wil zeggen met mijn lijf
Ik heb in mij de hoop van dieren

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Ik heb in mij de hoop van dieren
Ik vang in mijn hand het hart van de wereld
Er stromen vier rivieren uit de lucht
Ik houd in mijn arm de zevendaagse wereld

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Ik houd in mijn arm de zevendaagse wereld
Ik sta aan de voet van het eerste gebergte
Ik graaf naar een bron in de flank van de aarde
Er beeft een boom van duizend woorden

Wijs me degeen die je brood en olie delen zag
Het daglicht en al het gerei van alledag

Er beeft een boom van duizend woorden
Mijn oog is spiegeling van aarde
Ik vang in mijn hand het hart van de wereld
En o, ging alles maar niet voorbij

 

Vertaald door Judy Elfferich

 

Gatien Lapointe (18 décember 1931 – 15 september 1983)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2018 en eveneens mijn blog van 17 december 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Hendrik Carette

De Vlaamse dichter en schrijver Hendrik Carette werd geboren in Brugge op 17 december 1946. Carette is de jongste zoon van Antoine Carette en Magda Vrielynck. Hij heeft drie oudere broers, waarvan Antoon Carette, televisieproducer en schrijver de bekendste is. Antoine Carette sr. was ambtenaar en vanaf 1958 cineast en documentairemaker. Magda Vrielynck was een klassieke declamatrice en actrice. Hendrik Carette volgde de lagere school bij de Broeders van Liefde in Assebroek en de lager-middelbare school in het Sint-Lodewijkscollege (Latijns-Griekse humaniora). Hij vervolgde in het O.L.Vrouwecollege (Assebroek) zonder echter het einddiploma te behalen. Hij volgde daarop een jaar voordrachtkunst (met succes) aan het Koninklijk Conservatorium in Gent bij de regisseur en voordrachtkunstenaar Ast Fonteyne. Na enkele jaren zwerven door Frankrijk begin jaren zestig, kwam hij terug naar Brugge en publiceerde een eerste dichtbundel. Hij oefende diverse beroepen uit (barman, kelner, douanedeclarant, waterklerk, vertegenwoordiger, verkoper, kastelein, gerant). In 1983 werd hij kabinetsmedewerker bij minister Hugo Schiltz, als assistent van woordvoerder Henri-Floris Jespers. In 1993 werd hij kabinetsmedewerker van dr. Francis Duriau, burgemeester van Schaarbeek. Na 2000 werd hij ambtenaar bij de lokale politie (Brussel, zone Noord), tot hij in 2010 gepensioneerd werd. In 2013 werd Carette door het havenbestuur van Zeebrugge en de Vereniging Zeehaven Brugge aangesteld als havendichter. Hij kreeg de opdracht in 2014 driemaandelijks een gedicht te leveren, gewijd aan zee en haven. Zie ook alle tags voor Hendrik Carette op dit blog.

 

O, opnieuw daar te zijn

O, opnieuw daar te zijn
waar ik ooit
in de nevelen, in de nevel
van het jonge jongensjarenland.

O op dat strand, aan dat randland
tussen de onzichtbaar aanrollende golven
en het onzichtbare land, daar ieveranst
tussen Breskens en Cadzand.

En dan dat monotone. Dat zo monotone zich
bovenwinds herhalende van die misthoorn
in de nevelen, in de nevel
van mijn verloren en verboden jongensland.

 

Satraap van de zee

Na zijn zoveelste attaque van ataraxie
hoorde hij algauw de kreet van een pauw
gevolgd door het gillen van jonge kastraten.
Hij werd dan de leeuw van Varsenare.
Prins van Poperinge tot Poperinge. Koning
ook van Koekelare, de stad Oostende en
omstreken.

               Hij, de zachte bewaker van het
bijna heiligmakende water, werd dan een
wrede satraap van de zee.
De minnaar van verzilverde vrouwen en
verzilverde vestzakhorloges werd het bedbeest.
En de grote kale dichter veranderde zich
door middel van vele verderfelijke fluisteringen
in een voorzanger van zijn Perzische moskee.

 

 
Hendrik Carette (Brugge, 17 december 1946)

Over de grens

Aangezien dit blog gebruik maakt van een Belgische dienst en ik zodoende wat vaker “over de grens kijk” (want Romenu is Nederlander) doe ik vanzelf meer ontdekkingen. Vandaag  Hendrik Carette, toch niet bepaald een debutant, zoals Bernard Wesseling gisteren. Wel verschijnt nog deze maand een nieuwe bundel van Carette, Gestolen lucht, waarin ook dit gedicht dat toch zeker zuidelijk van karakter is:

Mijn gestorvenen

Hier in de kelder brouwen zij het verraderlijk bier
van hoge en soms ook triviale gisting
en bottelen zij de veel te zware zwarte wijn.

Hier vanuit dit uiterste vooronder, vanuit de kokers
en schachten van dit benedenruim, hoor ik de echo
van hun roepen als in een bergwoestijn.

En onder deze onderkelderde spinde, bij
borrelende en rokende retorten, blijven zij almaar
malen, mouten, stoken en vermalen.

Maar niet in deze zo bestofte en decadente salon
en zeker niet op zolder, want daar
slapen mijn levende lievelingen als muizen in het meel
.

Hendrik Carette (Brugge, 17 december 1946)