De Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hofmannsthal werd geboren op 1 februari 1874 in Wenen. Von Hofmannsthal was de zoon van een bankdirecteur in Wenen. Tijdens zijn jeugd kreeg hij privéles als voorbereiding op het Akademisches Gymnasium van Wenen, dat hij tussen 1884 en 1892 bezocht. Hij leerde er onder andere Frans, Engels en Italiaans. Hij ontmoette Arthur Schnitzler in 1890, en in 1891 Stefan George en Henrik Ibsen. Reeds als scholier publiceerde hij gedichten, wat toentertijd verboden was; deswege gebruikte hij het pseudoniem Loris. Hij oogstte zeer snel succes en werd op zijn zeventiende in de schrijverskring van Griensteidl opgenomen; daarmee werd hij een van de vertegenwoordigers van het zogenaamde Jonge Wenen. hij publiceerde tevens in Georges Blätter für die Kunst. Met George had hij een ambigue relatie — in feite heeft hij George afgewezen —, en hij werd door hem tot een duel uitgedaagd, dat evenwel nooit plaatsgreep. In zijn vroege periode was Hofmannsthal nog, zoals George, een estheticist, die niets dan de schoonheid en de harmonie wenste te cultiveren, zonder zich om de maatschappij te bekommeren. Von Hofmannsthal was sterk aangedaan door het verval van de Habsburgse monarchie. Tijdens WO Ikreeg hij van het Ministerie van Cultuur de opdracht voor cultuur te zorgen: het resultaat was de oprichting van de Salzburger Festspiele, samen met Max Reinhardt en Richard Strauss. Met Strauss werkte hij in de daaropvolgende jaren nog vaker samen: hij leverde libretti voor onder andere Der Rosenkavalier en Ariadne auf Naxos. Hofmannsthal begon ook komedies te schrijven en oefende geleidelijk aan een steeds sterkere invloed uit op het Oostenrijkse culturele leven. Hij bewerkte, zoals Grillparzer, La vida es sueño van Calderón de la Barca: dit werd bij hem Das Salzburger Große Welttheater. Op deze manier speelde hij in op de gevestigde traditie van het Baroktheater, dat in Oostenrijk nog levendig was. Ook zijn bewerking van het middeleeuwse Jedermann is een klassieker geworden.
Die beiden
Sie trug den Becher in der Hand
– Ihr Kinn und Mund glich seinem Rand -,
So leicht und sicher war ihr Gang,
Kein Tropfen aus dem Becher sprang.
So leicht und fest war seine Hand:
Er ritt auf einem jungen Pferde,
Und mit nachlässiger Gebärde
Erzwang er, daß es zitternd stand.
Jedoch, wenn er aus ihrer Hand
Den leichten Becher nehmen sollte,
So war es beiden allzu schwer:
Denn beide bebten sie so sehr,
Daß keine Hand die andre fand
Und dunkler Wein am Boden rollte.
Ballade des äußeren Lebens
Und Kinder wachsen auf mit tiefen Augen,
die von nichts wissen, wachsen auf und sterben,
und alle Menschen gehen ihre Wege.
Und süße Früchte werden aus den herben
und fallen nachts wie tote Vögel nieder
und liegen wenig Tage und verderben.
Und immer weht der Wind, und immer wieder
vernehmen wir und reden viele Worte
und spüren Lust und Müdigkeit der Glieder.
Und Straßen laufen durch das Gras, und Orte
sind da und dort, voll Fackeln, Bäumen, Teichen,
und drohende, und totenhaft verdorrte…
Wozu sind diese aufgebaut? Und gleichen
einander nie ? Und sind unzählig viele ?
Was wechselt Lachen, Weinen und Erbleichen?
Was frommt das alles uns und diese Spiele,
die wir doch groß und ewig einsam sind
und wandernd nimmer suchen irgend Ziele ?
Was frommt’s, dergleichen viel gesehen haben?
Und dennoch sagt der viel, der “Abend sagt,
ein Wort, daraus Tiefsinn und Trauer rinnt
wie schwerer Honig aus den hohlen Waben.
Über Vergänglichkeit I
Noch spür ich ihren Atem auf den Wangen:
Wie kann das sein, dass diese nahen Tage
Fort sind, für immer fort, und ganz vergangen?
Dies ist ein Ding, das keiner voll aussinnt,
Und viel zu grauenvoll, als dass man klage:
Dass alles gleitet und vorüberrinnt.
Und dass mein eignes Ich, durch nichts gehemmt,
Herüberglitt aus einem kleinen Kind
Mir wie ein Hund unheimlich stumm und fremd.
Dann: dass ich auch vor hundert Jahren war
Und meine Ahnen, die im Totenhemd,
Mit mir verwandt sind wie mein eignes Haar,
So eins mit mir als wie mein eignes Haar.
Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929)
De Duitse dichter en schrijver Günter Eich werd geboren op 1 februari 1907 in Lebus an der Oder. Eich studeerde na zijn Brandenburgse schoolperiode rechten en Oosterse talen in Parijs, Berlijn en Leipzig. Al vroeg begon hij als zelfstandig auteur. In de oorlog werd hij als soldaat ingezet in de Duitse troepenmacht, en kwam zo als Krijgsgevangene in Engelse handen. In 47 richtte hij met enkele andere auteurs (o.a.Wolfdietrich Schnurre, und Ilse Aichinger, waarmee hij later zou trouwen) een literaire club; ‘Gruppe 47’ op.
Erster Januar
Nur ein Kalender spricht morgens vom neuen Jahre,
die Wände wissen, daß nichts Neues beginnt.
Draussen die Wolken flattern wie immer so leicht wie Haare,
und an die Fenster greift mit denselben Händen der Wind.
März und April wird kommen, und später
füllt dich ein Tag mit ewigen Stunden aus,
fällt mit Himmel und mit geblähter
Wolke in deine Hände und in dein Haus.
Manchmal erblickst du dich nachts in einem Spiegel,
das Gesicht undeutlich von Altern erfüllt,
wie ein verblichener Brief mit nie geöffnetem Siegel,
der immer die gleiche Schrift verhüllt.
Alle Tage sind neu und sind Jubiläen,
aber der Schmerz ist fern,
und du hast von den ewigen Trophäen
nur noch den Abendstern.
Günter Eich (1 februari 1907 – 20 december 1972)
De Nederlandse schrijver Frits Bernard Hotz werd geboren op 1 februari 1922 in Leiden. Hotz wilde als jongen al schrijver worden en schreef vanaf de jaren vijftig verhalen, geïnspireerd door Van Oudshoorn, maar hij stuurde die pas in 1974 naar een uitgever. Nog datzelfde jaar debuteerde hij in Maatstaf met het verhaal ‘De tramrace’. Zijn debuutbundel Dood weermiddel werd enthousiast ontvangen, en voor de tweede bundel – Ernstvuurwerk – kreeg hij in 1978 de Ferdinand Bordewijkprijs. In 1998 werd hem de P.C. Hooftprijs toegekend voor zijn totale oeuvre.
Uit: De vertegenwoordigers (Verhalen en beschouwingen)
‘Theodicee’
“We hebben Gods best mogelijke van alle werelden teruggehaald, riep men. En het was feest. (. . .) De stad kreeg zijn vereiste aantal invaliden (. . .). In een park werd de eerste exhibitionist gesignaleerd en opgepakt. Een vrouw adverteerde met haar lijf in een regionaal dagblad. Kunst, zo lang voor overbodig gehouden, ontstond in een schuur, in het geniep, waar een man een pijpje houtskool vond en een vergeeld maar nog bijna leeg schetsboek. God glimlachte en zag dat het goed was.”
F. B. Hotz (1 februari 1922 – 5 december 2000)
De Amerikaanse schrijver van romans, korte verhalen, gedichten en toneelstukken (James Mercer) Langston Hughes werd geboren op 1 februari 1902 in Joplin, Missouri. Zijn moeder was lerares en zijn vader verdiende de kost als magazijnbediende. Na zijn eindexamen van de middelbare school maakte Langston Hughes een reis naar Mexico. Na terugkomst studeerde hij een jaar aan de Columbia Universiteit. Na zijn studietijd had Langston Hughes allerlei baantjes. Zo was hij matroos op de vaart naar Europa, werkte hij in een nachtclub in Parijs en een hotel in Washington. Hij was een belangrijk figuur in de beweging, die men de “Harlem Renaissance” is gaan noemen. Vanaf de jaren dertig gebruikte hij zijn dichtkunst om sociale misstanden aan de kaak te stellen.
Cross
My old man’s a white old man
And my old mother’s black.
If ever I cursed my white old man
I take my curses back.
If ever I cursed my black old mother
And wished she were in hell,
I’m sorry for that evil wish
And now I wish her well
My old man died in a fine big house.
My ma died in a shack.
I wonder were I’m going to die,
Being neither white nor black?
Harlem
What happens to a dream deferred?
Does it dry up
like a raisin in the sun?
Or fester like a sore—
And then run?
Does it stink like rotten meat?
Or crust and sugar over—
like a syrupy sweet?
Maybe it just sags
like a heavy load.
Or does it explode?
Langston Hughes (1 februari 1902 – 22 mei 1967)
De Russische revolutionair en schrijver Jevgeni Zamjatin werd geboren op 1 februari 1884 in Lebedjan. Hij schreef vele boeken met novellen en korte verhalen (deze laatste vaak in sprookjesvorm), waaronder Wij. ‘Wij’ heeft bekendheid gekregen, met name door de invloed die dit boek heeft gehad op Orwell’s Nineteen Eighty-Four (dat bijna 25 jaar later werd geschreven) en Huxley’s Brave New World. Terugkerend thema in Zamjatins werk is de ontsnapping van over-ontwikkelde steden naar de vrijheid van de niet-stedelijke gebieden en de natuur. Zamjatin werd gearresteerd tijdens de revolutie van 1905 en kreeg in 1931, omdat hij verdacht werd van betrokkenheid bij de revolutie in 1917 (o.a. door zijn politieke schrijfwerk), toestemming om Rusland te verlaten. Van 1931 tot 1937 leefde hij in Parijs, waar hij stierf.
Uit: Wir
EINTRAGUNG NR. 1
Übersicht: Eine Zeitungsnotiz. Die weiseste aller Linien. Ein Poem.
„Ich schreibe hier genau ab, was ich in der heutigen Staatszeitung lese:
»In hundertzwanzig Tagen ist unser erstes Raketenflugzeug Integral vollendet. Es naht die große historische Stunde, da sich der Integral in den Weltraum aufschwingen wird. Vor einem Jahrtausend haben eure heroischen Vorfahren diesen Planeten dem Einzigen Staat Untertan gemacht. Ihr seid es, deren gläserner, elektrischer, Feuer speiender Integral die unendliche Gleichung des Alls integrieren wird. Eure Aufgabe ist es, jene unbekannten Wesen, die auf anderen Planeten — vielleicht noch in dem unzivilisierten Zustand der Freiheit — leben, unter das segensreiche Joch der Vernunft zu beugen. Sollten sie nicht begreifen, dass wir ihnen ein mathematisch-fehlerfreies Glück bringen, haben wir die Pflicht, sie zu einem glücklichen Leben zu zwingen. Doch bevor wir zu den Waffen greifen, wollen wir es mit dem Wort versuchen. Im Namen des Wohltäters wird sämtlichen Nummern des Einzigen Staates bekannt gegeben: jeder, der sich dazu befähigt glaubt, ist verpflichtet, Traktate, Poeme, Manifeste, Oden und andere die Schönheit und erhabene Größe des Einzigen Staates preisende Werke zu verfassen.
Diese Werke werden die erste Botschaft sein, die der Integral in den Weltraum trägt. Heil dem Einzigen Staat! Heil dem Wohltäter! Heil den Nummern!« Mit glühenden Wangen schreibe ich diese Worte nieder. Ja, wir werden diese herrliche, das ganze Weltall um-
fassende Gleichung integrieren! Wir werden die wilde, krumme Linie geradebiegen, sie zur Tangente, zur Asymptote machen. Denn die Linie des Einzigen Staates ist die Gerade. Die große, göttliche, weise Gerade, die weiseste aller Linien.
Jevgeni Zamjatin (1 februari 1884 – 10 maart 1937)