Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Daar bezocht hij een protestantse lagere school, hoewel zijn ouders katholiek waren. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Hij stond te boek als een slecht scholier met onvoldoendes voor Wiskunde, Latijn en Grieks. Zijn interessen gingen veeleer uit naar drank, roken, opium en frequent prostitueebezoek en beëindigde zijn schoolperiode zonder eindexamen. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Na zijn tijd bij de apotheker verhuisde hij in 1908 naar Wenen om een tweejarige apothekersopleiding te volgen. Tevens kwam hij in deze tijd in contact met een groep bohémiens en kunstenaars die hem hielpen enkele van zijn gedichten te publiceren. Deze opleiding rondde hij, kort nadat zijn vader was overleden, in 1910 met de graad ‘Magister Pharmaciae’ af. Vervolgens trad hij voor de periode van één jaar in dienst van het leger. Zijn terugkeer in het burgerlijk leven was niet succesvol. Hij kon geen werk vinden als apotheker en trad weer in dienst van het leger. Hij werd in een ziekenhuis in Innsbruck geplaatst. Aldaar ontmoette hij ook de lokale kring van kunstenaars, die zijn ontkiemende talent herkenden. Ludwig von Ficker, de redacteur van het tijdschrift “Die Brenner” fungeerde als zijn patroon. Ficker bracht hem ook onder de aandacht van Ludwig Wittgenstein, die hem een genereuze beurs gaf, zodat hij zich aan zijn schrijven kon wijden.
Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. Tijdens een van de voorvallen in Gródek, leidde hij het herstel van zo’n negentig soldaten, die in de felle strijd tegen Russen gewond waren geraakt. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd. Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne. Het is niet geheel duidelijk of dit zelfmoord (gezien zijn gedichten niet onwaarschijnlijk) of een ongeluk was. Hij werd, op aansporing van Ludwig von Ficker, in Innsbruck begraven. Bij het ziekenhuis is een gedenksteen opgericht.
Grodek
Am Abend tönen die herbstlichen Wälder
Von tödlichen Waffen, die goldnen Ebenen
Und blauen Seen, darüber die Sonne
Düstrer hinrollt; umfängt die Nacht
Sterbende Krieger, die wilde Klage
Ihrer zerbrochenen Münder.
Doch stille sammelt im Weidengrund
Rotes Gewölk, darin ein zürnender Gott wohnt
Das vergoßne Blut sich, mondne Kühle;
Alle Straßen münden in schwarze Verwesung.
Unter goldnem Gezweig der Nacht und Sternen
Es schwankt der Schwester Schatten durch den schweigenden Hain,
Zu grüßen die Geister der Helden, die blutenden Häupter;
Und leise tönen im Rohr die dunkeln Flöten des Herbstes.
O stolzere Trauer! ihr ehernen Altäre
Die heiße Flamme des Geistes nährt heute ein gewaltiger Schmerz,
Die ungebornen Enkel.
Menschheit
Menschheit vor Feuerschlünden aufgestellt,
Ein Trommelwirbel, dunkler Krieger Stirnen,
Schritte durch Blutnebel; schwarzes Eisen schellt,
Verzweiflung, Nacht in traurigen Gehirnen:
Hier Evas Schatten, Jagd und rotes Geld.
Gewölk, das Licht durchbricht, das Abendmahl.
Es wohnt in Brot und Wein ein sanftes Schweigen
Und jene sind versammelt zwölf an Zahl.
Nachts schrein im Schlaf sie unter Ölbaumzweigen;
Sankt Thomas taucht die Hand ins Wundenmal.
Verval
Wanneer de klokken ’s avonds vrede luiden,
volg ik de wondermooie vogelscharen,
die, lang als pelgrimsstoeten vroeger waren,
verdwijnen in het helder herfstgetijde.
Ik wandel door de tuin vol schemerkleuren,
volg dromend er hun schitterender wegen,
voel haast de urenwijzer niet bewegen,
kan boven wolken nog hun tocht bespeuren.
Dan adem ik verval, begin te beven.
De merel klaagt in de ontloofde twijgen.
De wijn, om roestig traliewerk geweven,
zwaait heen en weer. Als dans vol ijzig zwijgen
lijkt kinderdood rondom de put te zweven,
waar blauwe asters in de vrieswind nijgen.
Vertaald door Frans Roumen
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
De Poolse schrijver Andrzej Szczypiorski werd geboren op 3 februari 1928 in Warschau. Hij was 15 jaar toen hij meemaakte dat de Duitsers zijn land bezetten. In deze tijd studeerde hij aan de ondergrondse universiteit die zijn vader, een socialistische historicus en wiskundige had mee georganiseerd. In 1944 deed hij mee aan de opstand van Warschau. Hij werd gearresteerd en vastgezet in KZ Sachsenhausen. Szczypiorski zette zich al vroeg in voor een verzoening tussen Duitsland en Polen. In 1995 kreeg hij daar voor het Bundesverdienstkreuz. Andrzej Szczypiorskis bekendste werk is de in 1986 onder de titel Poczatek gepubliceerde roman „De mooir mevrouw Seidenmann“. Het boek verscheen niet in het socialistische Polen. Het beschrijft de verschillende lotgevallen – van slachtoffers en daders – in de jaren 1941 – 1943 in Warschau in kleine, onafhankelijk van elkaar plaatsvindende, episoden.
Uit: “Die schöne Frau Seidenman”
„Die Welt log. Jeder Blick tückisch, jede Geste niederträchtig, jeder Schritt gemein. Gott hatte die schwerste Prüfung zurückgehalten, das Joch der Sprache. Noch hatte er die Meute der unermüdlichen, mit dem Schaum der Heuchelei bedeckten Wörter nicht von der Kette gelassen. Die Wörter kläfften hier und da, kraftlos an der Leine. Nicht die Wörter töteten damals, erst später sollte aus ihnen eine Mörderbande erwachsen. Das Joch der Wörter war noch nicht gekommen, als sich Bronek Blutman vor dem Angesicht Stucklers befand. Stuckler stand im hellen Fensterrechteck. Draußen vor dem Fenster bewegte sich ein frisch begrünter Zweig im Wind.
“Sie hat gelogen”, sagte Blutman. “Ich kenne sie aus der Zeit vor dem Krieg.”
Stuckler schüttelte den Kopf.
“Ein Jude darf die Worte eines Deutschen nicht in Zweifel ziehen”, sagte er ruhig. “Es geht nicht um den Irrtum, obwohl keiner passieren darf, sondern um den Trotz und die Selbstsicherheit.”
“Herr Sturmführer, mein Gedächtnis trügt nicht. Bevor wir hierher kamen, hat sie überhaupt nicht so getan, als ob…”
Stuckler schlug ihm ins Gesicht. Bronek Blutman trat zurück, ließ den Kopf sinken und verstummte. Die Welt log. Ihre Fundamente waren von Lüge, Hinterlist und Gemeinheit zerfressen. Die Doppeldeutigkeit der Lüge, ihre Vieldeutigkeit und Vielfalt machten ihn schwindlig. Eine Unmenge Verräterreien und Erniedrigungen. Die Unterschiedlichkeit der Verfahren, Methoden und Verkörperungen des Verrats. Ich habe diese Jüdin verraten, aber auch sie mich. Das hat nicht einmal Christus voraus- gesehen. Er war gradlinig. Zu Judas sagte er: “Mein Freund” und Petrus rief er zu “Hebe dich, Satan, von mir!” Vielleicht war das seine Art von Humor?“
Andrzej Szczypiorski (3 februari 1928 – 16 mei 2000)
De Oostenrijkse schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Hij studeerde geschiedenis, filosofie en germanistiek in Wenen. Van 1983 tot 1985 was hij lector voor Duitse taal en literatuur aan de Nihon universiteit in Tokio. Van 1985 tot 1987 docent moderne literatuur aan de universwiteit in Linz. Sinds 1988 had hij een leeropdracht kunst en poëtica aan de Universität für angewandte Kunst in Wenen. In 1999 ontving hij de Christine-Lavant-Preis, in 2001 de Förderungspreis zum Grossen Österreichischen Staatspreis für Literatur, in 2004 de Georg-Trakl-Preis, in 2004 de .C. Artmann-Preis.
Uit: Portierisch
„- ah!, riecht das stark, entfährt es mir auf dem Hügel darüber, als ich auf ein Stück Baumrinder trete im Ohrwaschlgraben, wie gut doch geschnittenes Holz schmeckt, es tanzt mir auf der Zunge und treibt meine Empfindungen aus, dass sie weiterblühen – vom gut riechenden Holz zum knusprigen Braten und zum überschäumenden Bier, zu den sich zuprostenden Holzfällern, Jägern und Förstern an den sich biegenden, aus handwarmem Holz zusammengenagelten Tischen, in ihren Händen die übervollen Biergläser, vor denen die gar nicht so schamhaften Frauen aus dem ganzen Tal warteten, warteten auf das, was zu erwarten war, die hatten noch was zu tragen, – aber zu ertragen auch, wirft Courier ein, als ich ein wenig zu euphorisch das Hohelied der guten alten Zeit anstimme, in mein Innenohr, dennoch, noch einmal bitte, fordert er die Mutter der Friseuse von Rotten auf, im grösseren Einkaufsdorf einige Kilometer weiter unten im Tal Richtung Süden, wie war das früher, als es die Waldbahn noch gab, – ja, da war was los, viele Feste gab es damals bei denen im Graben drinnen, jede Woche wurde getanzt und getrunken, wir sind immer wieder hineingefahren mit der Waldbahn oder zu Fuss hingewandert, Kirtag für Kirtag, Lohntag für Lohntag, aufgeregt waren wir, schön hergemacht und so überhaupt“
Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)
De Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania) als jongste van de vijf kinderen van Daniel Stein en Amelia Keyser. Haar ouders zijn beiden van Duits-Joodse afkomst. Haar moeder, een ‘achtergrondfiguur’ die alleen bezig was met de huishouding, stierf aan kanker wanneer Gertrude veertien jaar oud is. Haar vader, altijd al een rusteloze natuur, was met de jaren dominanter en excentrieker geworden. Gertrude zal later schrijven dat ze vaders deprimerend vindt, maar zelf leek ze qua karakter meer op hem dan op haar moeder. In 1903 schreef ze een roman over haar romance met May Bookstaver, die maar na Gertrudes dood wordt uitgegeven onder de titel Things As They Are.
Samen met haar broer Leo vestigde ze zich in Parijs in de de Rue de Fleurus 27 waar de bijeenkomsten op zaterdagavond al snel zeer bekend waren bij kunstenaars, zowel Franse als Amerikaanse. Leo en Gertrude kochten ook schilderijen en hun appartement leek weldra op een museum voor moderne kunst met schilderijen van Picasso, Césanne, Matisse en anderen. In 1907 maakte Gertrude kennis met de drie jaar jongere Alice Babette Toklas, afkomstig uit eenzelfde soort milieu in Californië, en het werd liefde op het eerste zicht. Vanaf 1909 kreeg Gertrude stilaan een zekere bekendheid als schrijfster, tot groot ongenoegen van Leo. Dit leidde in 1914 tot een definitieve breuk tussen hen. Gertrude schreef niet alleen werken die werden uitgegeven in Engeland en de Verenigde Staten, maar ze gaf ook lezingen. Haar manier van schrijven hield niet altijd rekening met de geldende grammaticaregels, maar zij beweerde dat er behoefte was aan een shockeffect en onsamenhangendheid. De bekendheid van Gertrude als letterkundige was zo groot dat aankomende schrijvers haar vroegen om hun werk te lezen en haar oordeel te geven, zoals o.a.Ernest Hemingway in 1922.
Uit : Tender buttons
Rooms
“Act so that there is no use in a centre. A wide action is not a width. A preparation is given to the ones preparing. They do not eat who mention silver and sweet. There was an occupation.
A whole centre and a border make hanging a way of dressing. This which is not why there is a voice is the remains of an offering. There was no rental.
So the tune which is there has a little piece to play, and the exercise is all there is of a fast. The tender and true that makes no width to hew is the time that there is question to adopt.
To begin the placing there is no wagon. There is no change lighter. It was done. And then the spreading, that was not accomplishing that needed standing and yet the time was not so difficult as they were not all in place. They had no change. They were not respected. They were that, they did it so much in the matter and this showed that that settlement was not condensed. It was spread there. Any change was in the ends of the centre. A heap was heavy. There was no change.
Burnt and behind and lifting a temporary stone and lifting more than a drawer.
The instance of there being more is an instance of more. The shadow is not shining in the way there is a black line. The truth has come. There is a disturbance. Trusting to a baker’s boy meant that there would be very much exchanging and anyway what is the use of a covering to a door. There is a use, they are double.”
Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)
Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun werd geboren op 3 februari 1899. Hij was een van China’s meest prominente moderne schrijvers. Geboren in Beijing als zoon van een arme paleiswacht, die tijdens de bokseropstand in 1900 om het leven was gekomen. Van oorsprong was Lao She onderwijzer en leraar Engels, later universitair docent. Hij leefde in Engeland van 1924 tot 1929. Hij schreef een aantal korte verhalen, komische romans en toneelwerken. Tot zijn meest bekende werken behoort de roman “De riksjarenner” uit 1937 (Chinese titel: “Luotuo Xiangzi” =”Kameel Xiangzi“). Dit boek werd ook verfilmd. Lao She had linkse sympathieën, maar heeft zich nooit tot het marxisme bekeerd. Zoals vele linkse intellectuelen vestigde hij zich na 1949 in de Volksrepubliek.Lao She werd een van China’s eerste prominente slachtoffers van de uitwassen van de Culturele Revolutie. Naar verluid – de feiten staan nog niet vast – moest Lao She zich in 1966 verantwoorden tegenover Rode Gardisten tijdens een massabijeenkomst in Beijing. Thuisgekomen van deze vernedering vond hij zijn huisraad alsmede al zijn manuscripten vernield. Hierop pleegde Lao She zelfmoord door zich in een vijver van het park bij de Verboden Stad te verdrinken.
Uit Vier Generationen unter einem Dach
»Wenn der alte Herr sein Haus, seine Söhne und Enkel sowie die selbstgezüchteten Blumen und Gewächse betrachtete, hatte er das Gefühl, daß sich die Anstrengungen seines Lebens gelohnt hatten. Peking war eine unverwüstliche Stadt, und sein Haus war es ebenso. Er war wie ein alter Baum, der seine Äste über den ganzen Hof ausgebreitet und alle Blüten an den Zweigen selbst hervorgebracht hatte.«
Lao She (3 februari 1899 – 24 augustus 1966)
De Duitse dichter en schrijver Ernst von Wildenbruch werd op 3 februari 1845 geboren in Beiroet, waar zijn vader consul was. Deze vader, Louis von Wildenbruch, was een buitenechtelijk kind van prins Louis Ferdinand van Pruisen uit diens langdurige liaison met de Magdeburger ambtenaarsdochter Henriette Fromme. De kinderen uit deze liaison werden door koning Willen Frederik III in 1810 in de Pruisische adelstand verheven. Tot von Wildenbruchs oeuvre behoren talrijke balladen, toneelstukken, romans en verhalen. Hij is een vertegenwoordiger van het grote drama uit de Gründerzeit (jaren 1880) en van de nationalistische „Bismarcklyrik“ rond 1900.
Christkind im Walde
Christkind kam in den Winterwald,
der Schnee war weiß, der Schnee war kalt.
Doch als das heil’ge Kind erschien,
fing’s an, im Winterwald zu blühn.
Christkindlein trat zum Apfelbaum,
erweckt ihn aus dem Wintertraum.
“Schenk Äpfel süß, schenk Äpfel zart,
schenk Äpfel mir von aller Art!”
Der Apfelbaum, er rüttelt sich,
der Apfelbaum, er schüttelt sich.
Da regnet’s Äpfel ringsumher;
Christkindlein’s Taschen wurden schwer.
Die süßen Früchte alle nahm’s,
und so zu den Menschen kam’s.
Nun, holde Mäulchen, kommt, verzehrt,
was euch Christkindlein hat beschert!
Ernst von Wildenbruch (3 februari 1845 – 15 januari 1909)
De Amerikaanse schrijver James A. Michener werd geboren op 3 februari 1907 in New York. Zijn bekendste boek is waarschijnlijk Centennial, dat zich afspeelt in een fictief dorpje in Colorado. Het boek begint in ver-prehistorische tijden (ten tijde van het ontstaan van de aarde en dinosaurussen) en loopt tot 1973. Van dit boek – dat ruim 900 bladzijden telt – werd een bekroonde televisieserie gemaakt van 26 afleveringen. Hij ontving in 1948 de Pulitzer-prijs voor zijn roman Tales of the south Pacific (Verhalen van de Stille Zuidzee)in de categorie “Fictie.
Uit: This Noble Land
“Of all forms of goverment operating today, ours is the longest-lived. We are an outstanding success. In the next half century we can light new candles of excellence, we can protect the ones we already have, we can gain an extension. The next years are ones of decision as we face one crucial choice after another. I hope our genius for doing the right thing will guide us.”
James A. Michener (3 februari 1907 – 16 oktober 1997)